woensdag 30 november 2022

CIRCUS VAN DE TOEKOMST

 

Tot mijn grote vreugde zijn optredens van wilde dieren in het circus al geruime tijd 'not done'. Enthousiaste circusliefhebbers, dierenliefhebbers ook, uit het hele land vatten het plan op om met hun dieren een circus van nieuwe dieren te beginnen. Een vermogende particulier heeft geïnvesteerd in een speciale circusopleiding. Daar zullen de nieuwe dieren gedresseerd worden. Het accent zal volgens de directie komen te liggen op humor en acrobatiek. Trainers en oppassers zijn al gecontracteerd. Nu is er alleen nog het opleidingsinstituut in Utrecht. Het is de bedoeling om binnen drie jaar in elke provincie zo’n school te vestigen. Ook wordt met de gedachte gespeeld om op de Veluwe een permanente landelijk verblijf voor het nieuwe circusdier te bouwen. Uit onderzoek van de Rijksoverheid is namelijk gebleken dat zo’n vaste thuishaven bijdraagt aan het gevoel van welzijn van de dieren.

Utrecht is nu al meer dan volgeboekt; de opleiding dan. Maar omdat het op dit moment nog de enige school in Nederland is, heeft de onderwijsinspectie een oogje dicht geknepen. De circusliefhebber uit Utrecht en omgeving komt  al flink aan zijn  trekken, omdat alle lessen openbaar zijn. Een groot deel van het publiek bestaat uit de diereigenaren zelf en hun familie. Ook komen veel scholieren kijken. Het is momenteel helaas nog niet zo dat de dieren intern op de school kunnen zijn. Ze moeten elke ochtend en avond weer gebracht en gehaald worden. Voor de eigenaar van de groep konijnen, die op de achterbank van de auto zitten,  is dat een stuk minder arbeidsintensief dan voor het baasje van een koppel giraffen dat in een aanhanger staat.

Na de nieuwste wetgeving wordt in versneld tempo gewerkt aan de ontwikkeling van het nieuwe circusdier. Ook het probleem van het dierenvervoer wordt dan aangepakt.

In samenwerking met diverse genetische laboratoria wordt al enige tijd druk geëxperimenteerd. Het doel van deze experimenten is mini-kopie-exemplaren te ontwikkelen van verboden wilde circusdieren: giraffes, olifanten en tijgers. Er is in dit experiment ook nauw samengewerkt met mensen van de KNVVKM: de Koninklijk Nederlandse Vereniging Voor Kleine Mensen. Deze mensen is ook een belangrijke rol toegedacht in het circus van de toekomst.

De experimenten met de dieren zijn in eerste instantie hilarisch. Zo wordt er eerst een klein giraffetje geboren met een normale lange nek en een over de grond slepende staart. Even zo koddig is een mini-giraffe met een ultra kort nekje. Godzijdank is het allemaal goed gekomen Er is  nu een giraffe gerealiseerd ter grootte van een herdershond met een leuk daarbij passend nekje. Heel teleurstellend voor de experimentgroep is dat die het op één na laatste giraffetje nog heeft moeten laten inslapen, omdat het beestje onbedaarlijk blijft blaffen.

De mini-tijger komt er eigenlijk  vrij simpel door de kruising van een volwassen leeuw met een huiskat. De huiskat is niet echt blij met de gang van zaken maar het nieuwe tijgertje mag er wezen.

Met de olifant lukt het eerst van geen kanten. Het dier wordt wel kleiner, maar toch niet klein genoeg. Totdat bekend wordt dat  er nog één levend exemplaar rondloopt van de in Nederland wereldberoemde ‘Ollie’. Ollie is gekruist met de kleinste olifant uit onze collectie. Het resultaat mag er zijn: wat een prachtige mini-ollie staat er in de  circus-piste!

 

dinsdag 29 november 2022

FISHER-Z WAS GREAT

 

Met vrouw en zonen (dertigers) reis  ik gisteren naar Tilburg; met de NS 60 Plus Voordeelkaart naar de Poptempel 013. Op 6 april 2011 om half negen ’s avonds begint het spektakel. Een optreden van de rond 1985 ‘beroemde’ New Wave popgroep Fisher-Z.  Ze hebben enkele hits gehad. ‘The Worker’ en Marlise’  waren onder andere twee tophits. Iedereen móét eens in zijn leven wat muziek van die band gehoord hebben. Overigens: ik was 35 jaar, toen Fisher-Z op zijn top was. De meeste fans van toen zouden toen, qua leeftijd althans, mijn kinderen kunnen zijn. 

Dat is trouwens typisch ‘Jee’. Voor mij geldt ook wat singersongwriter  John Mayor zingt in een van zijn songs:

‘I am so scared of getting older ‘cause i’m so good in being young.

Dat was dus toen ook al zo,.Heel 013 (1000 mensen)  vol met veertigers. Twee dertigers, mijn zonen en twee zestigers, mijn vrouw en ik.                                               

Trouwens eerst even een welgemeend advies aan mensen, die de muziek van Fisher-Z misschien leuk gaan vinden:  ‘ga nooooooooooooooooooooooooooooot, nooooooooooooit maar dan ook noooooooooooooooooit naar een optreden van John Watts en consorten’. Want: op de affiche staat dat Fisher-Z zal aantreden. In de zaal, wordt dan pas duidelijk, dat alleen John Watts,  de voormalige leadzanger optreedt. Op de aankondiging in de zaal staat: John Watts en ‘the Fisher-Z show’.  

John Watts, in de tachtiger jaren, een grandioze zanger met een groot bereik (heel hoog en heel laag kunnen zingen. Toen en ook nu nog is hij de geweldig strakke gitarist. De originele Fisher-Z muzikanten zijn pure klasse pure klasse: Steve Liddle, een oneconomische drummer: elk drumstel ramt hij veel te snel aan gort. Bassist David Graham, die soms wat al te veel van zijn gitaar lijkt te eisen en dan tsja, de keyboardman Steve Skolnik: doet wat ie moet doen; geen tierelantijnen.

Tien voor negen gaan John Watts en zijn nieuwe, voor het publiek, onbekende vrienden ‘al’ van start. Watts zegt de zaal,  dat hij begint wat met nieuwe eigen werk.

‘Dus niet gaan schreeuwen om ouwe hits van Fisher-Z.’ zegt Watts tegen de zaal.

Hij gaat ze zingen, dat belooft hij maar eerst zeven nieuwe nummers van Watts himself.  

John Watts is een aimabele presentator van deze ‘show’ en uit zijn nieuwe teksten blijkt dat hij nog steeds dezelfde maatschappelijk betrokken man is. Hij zingt over ‘de tsunami’ en hij roept mensen in zijn songs op, te ageren tegen de ‘graaiers’. Vroeger in de Fisher-Z glorietijd toonde hij in zijn songs ook zijn engagement met zijn over psychiatrie,  Berlijn, Rusland en kruisraketten.

Het gitaarspel van Watts is nog steeds van de uiterst strakke. Maar zijn handelsmerk van de vorige eeuw, die stem, waar ik soms kippenvel van kon krijgen, dat geweldige stemgeluid  is er vijfentwintig jaar later, helaas niet meer. Begrijpelijk ook wel  Hij heeft nog maar tien procent van het bereik van destijds over. Jammer, jammer, jammer.   Hij zingt nu noch hoog noch laag. Het is allemaal vlak. Watt het allerergste is, is de futloosheid van de muziek! Die eerste 7 nummer, Watts nieuwe nummers zijn regelrechte Wattjes!

Tijdens de uitvoering van de dertien voormalige Fisher-Z knallers signaleer ik bij mezelf slechts twee keer de neiging om voorzichtig, ritmisch, op mijn voeten mee te gaan staan wippen. Een keer bij ‘In England’ en een keer bij ‘Marlise’.. Twee gouwe ouwe. Alle twee van de CD ‘Red Skies Over Paradise’. Deze wipbeweging is voor mij echt het uiterste. Elders in de zaal zie ik wat publiek zwaaibewegingen maken in de lucht. Een enkeling krijgt het voor elkaar om op de maat van de muziek mee te springen met Watts en zijn bandje.

Een avond om gauw te vergeten.   

Vandaag, een dag na het concert, heb ik, echwaar, de hele dag van die drie prachtige cd’s, met het oude repertoire van Fisher-Z genotenj. 

-          Wordsalad.

-          Going deaf for a Living

-          Red skies over paradise

 Kippenvel van die grandioze John Watts van toen.    

 

 20221130 Voor MI

 

 Eerder gepubliceerd op 7 april 2011

maandag 28 november 2022

EEN SNEL GROEIENDE KNOBBEL.

 Een héél ondeugend type ben ik nooit geweest. Natuurlijk, net als ieder ander jochie heb ik wel eens kattenkwaad uitgehaald. Maar om nu te zeggen dat ik stoute dingen doe, alleen maar ‘voor de kick’. Neen, ik geloof dat ik daar een  te grote bangerik voor ben. Als ik al eens iets doe wat als ‘ondeugend’ wordt beschouwd, doe ik dat vanuit de stellige overtuiging, dat er niks aan de hand is. Òf omdat mijn ondeugendheid prettige gevolgen heeft voor mij.  De ondeugende Jee is in feite een heel braaf Jeetje. Zeg maar een Jeetje Mina!

 Stelen, doe ik  dan wel eens. Met een vriend jat ik, onder de sta-tribune bij de voetbalclub Sparta lege bierflesjes. We leveren de flesjes in bij Gerrit de groenteboer en van het statiegeld kopen we fruit bij hem. We zijn nooit gesnapt. Ik ben wèl gestraft, destijds. Door God persoonlijk, denk ik dan. Geniaal idee van Hem om mij met mijn bovenbeen aan een tien centimeter lange, scherpe uit-stekende punt van het hek rond het Spartastadion te spietsen. Nooit meer lege bierflesjes gejat.

 God is in mijn buurt als voornaamste Wijkagent. Over de meeste dingetjes zeurt Hij niet.  Ik heb geen zin in omlopen. Wie wel trouwens? Wanneer ik de weg kan afsnijden door over het gras te lopen, ga ik echt niet omlopen. Een enkele keer straft God me dan met een plark stront onder een schoen maar meestal ziet Hij het door de vingers, als Hij die tenminste heeft.

 De kleine Jee, is een fervent voetballertje. De enige twee autobezitters in onze straat,  Hennie van Dijk, de kapper en Gustaaf de Waal, de kruidenier zijn niet erg blij met mij. De heren middenstanders zijn zó kleinzielig bang, dat mijn voetbal hun kostbare autobezit beschadigen zal. Alsof mijn bal van hout is en er roestige spijkers uitsteken, tsja … dan zou die angst volkomen terecht zijn.

 Nu eens komt de Waal, dan weer  eens van Dijk zijn winkel uit om mij en mijn vriendje Arie te verjagen. We trekken ons er niet zo veel van aan. Meestal stoppen we enkele minuten; tot de Waal weer een onsje kaas snijdt en van Dijk weer aan het knippen is. Dan ballen we weer lekker door. Voor deze ongehoorzaamheid heeft God òns nooit bestraft. De middenstanders daarentegen krijgen voor hun benepenheid jegens ons, sportieve jongelui, wèl Gods torn over zich heen.

 Bij de kruidenier begint in die periode, als  hij zich zo vreselijk druk maakt over zijn autootje, een vetknobbel uit zijn voorhoofd te groeien. Een knobbel zo breed als een bolknak. Steeds als de knobbel drieëneenhalf à vier centimeter lang is, laat de kruidenier hem weghalen. Daarna staat hij  met een groot wit verband om zijn hoofd in de winkel. De knobbel groeit echter steeds sneller aan en op het laatst moet hij, net als hij weer thuis is, weer terug naar het ziekenhuis. Dat schiet natuurlijk niet op. Al spoedig kan hij het ziekenhuis zal niet meer verlaten. Tegen zo’n snelgroeiende knobbel is geen kruid gewassen. Langer dan twee en een halve week heeft het niet geduurd.

 Nu de Waal er toch niet meer is gebruiken wij zijn Renaultje als trapmuurtje, als doel en tegelijk als een soort materiaalhok (voor de ballen, pompjes, pijpen krijt, voetbalschoenen, doelnetten en scheidsrechtersfluiten).

 De straf voor Kapper Hennie is helemaal niet mals. God heeft de vader van een kleine jongen aangespoord om Hennie aan te geven bij de politie. Hennie zou dat kleine manneke na een knipbeurt seksueel misbruikt hebben. Begerige kappershanden verlustigen zich aan klein jongenspiemeltje!  

We hebben Henny nooit meer terug gezien in de buurt en het is allemaal  nog door God bij elkaar gelogen ook! Maar ja, die vader gelooft Hem, de politie gelooft Hem en de rechter  trapt er ook in.

 Op den duur hebben wij de auto’s niet meer nodig. We gaan op gras voetballen met echte doelen. Inmiddels verandert de buurt. Er wordt flink gedeald en er slapen geregeld junkies in de auto’s van van Dijk en de Waal. Hun auto’s zijn op den duur naar de sloop gesleept. De straat is nu constant helemaal vol geparkeerd. Er is te veel verkeer om te voetballen.

zondag 27 november 2022

SCHOON EN FRIS.

 Alleen op donderdagmiddag kan je bij ons thuis van de grond eten. Voor de rest van de week kan ik je dat niet aanbevelen. Niet dat het nou een onhygiënisch rotzootje is, nee, dat nou ook weer niet. Ik ben zelf degene die altijd (één keer per week op donderdagochtend) loopt te stofzuigen en te dweilen. Mijn vriendin vindt dat te weinig. Twee keer per week is echt het minimum, vindt zij. Toch is mijn vriendin niet eens zo’n heel fervente poetster. Op dinsdagochtend gaat ze zich irriteren aan de ontelbare witte en lichtrode kattenharen op ons donkerblauwe vloerkleed. Mij deert het niet, althans niet zodanig ik persé moet gaan stofzuigen. Zij slaat dan meestal gelijk die dinsdagochtend al aan het zuigen. Heb ik een makkie die donderdag.

Als huisman met speciale zuig- en dweiltaken, weet ik, dat onze onophoudelijk verharende kater, vervuiler nummer één is in huis. Rondom zijn bak is het constant een zooitje van jewelste door zijn driftige gedoe met die kattenbaksteentjes. Onze kater stinkt. Ik doe er van alles aan maar hij blijft stinken! Geen enkel probleem: voor hem hóéft ons huis ook helemaal niet schoon en fris te ruiken. 

Een goede tweede op de vervuilersranglijst in ons huis is mijn vriendin. Overal waar ze komt ligt as. De hoeveelheid as op een willekeurige plaats in huis is recht evenredig met de duur van haar verblijf daar.

Op de keukenvloer vòòr het aanrecht is ze nogal eens te vinden. Altijd met een peukie tussen d’r lippen. De as wordt op de vloer vermengd met spatwater uit de wasbak en vandaar uitgelopen in de keuken, naar de huiskamer en zo verder. Wat een dweilwerk heb ik daar steeds weer aan!!

Op en rond de driezitsbank, waar ze de krant leest, telefoongesprekken voert en televisie kijkt, zuig ik me de rambam.

De sinds jaar en dag in huis hangende rooklucht: is dat dat dan clean? Blijkbaar toch niet, want van een vriendin heeft ze een spuitbus anti rookgeur aangepakt. Hij staat nog wel onaangeroerd naast de telefoon. 

Op de ranglijst van vervuilers sta ik dus op de derde plaats. Mijn vergrijp tegen de hygiëne is: staand plassen. 

Al vele jaren vraagt zij  aan mij, voortaan ‘zittend te plassen’.

‘Okee,’ zegt ze nog, ‘jullie doen al de bril omhoog; prima, dus de dames zitten droog. Maar ben je je er van bewust, dat de spetters van jullie plas, vanuit de toiletpot alle kanten op gaan? Op de rand van de pot, tegen de muren achter en naast de wc, tegen de wc-deur en op de vloer. Dat is onhygiënisch. Dat gaat stinken Het moet daar vaker schoongemaakt worden en op de lange duur blijft het daar toch stinken. De urine trekt in de voegen van de tegelwand en –vloer.’ 

Ze heeft gelijk  maar om nou voor elk plasje met mijn broek op mijn knieën te gaan zitten? Neen. Ik vind het zo’n gedoe: riem los, gulp open, broek en onderbroek laten zakken. Oké, vrouwen zijn niet anders gewend dan zittend en mannen zijn weer niet anders gewend dan staand. 

Sinds kort ben ik mijn vriendin toch iets tegemoet gekomen. Ik plas doe het zittend als ik in een broek loop die heel makkelijk naar beneden te roetsjen is: een pyjama-,  trainings- of korte broek. Vanmiddag voelde ik aan den lijve wat mijn vriendin precies bedoelt:

Ik kom thuis na een fietstochtje en klap haast. Ren naar de wc. En plas een heeeeeele grote plas …  staand. Door een pijp van mijn korte broek. Vergeet helemaal te gaan zitten. Met een lange broek aan zou ik niets van het gespetter gevoeld hebben.

zaterdag 26 november 2022

IN DE SAUNA

 In de sauna.

 Een aantal weken terug is de afspraak al gemaakt met Iris om eens naar de sauna te gaan.  Ruim veertig jaar terug kwam ik  wel eens in de sauna. Dan is een sauna nog een omgebouwd woonhuis of middelgroot winkelpand met een saunacabine, een dompeltobbe met onmenselijk koud water en een douche. Een lees- annex  praathoekje en een zonnebank completeerden het geheel.  

Ik was nooit naar de sauna gegaan als een zus van me, die tien rittenkaart niet cadeau had gedaan. Dertig werd ik. Het is een heel nette gezellige sauna. Veel homo’s komen er. Misschien omdat de eigenaars zo zijn. Het is mijn ‘geaardheid’ niet maar ik heb er niks op tegen. Niemand heeft daar ooit, per ongeluk expres, aan me kont gezeten. Die tien saunaritten waren te gek. Toch heb ik  ‘sauna’ nooit in mijn systeem opgenomen. 

De sauna’s van nu zijn complete recreatieparken. Wat eens een zwembad was  is nu een saunaparadijs. Gisteren was ik op de plek waar ik ruim dertig jaar terug op een zeer zomerse dag, met mijn gezin een dagje ging spelen en spetteren. Zwembad ‘de Plons’ heette dat toen. Nu heet de gelegenheid ter plekke: Thermen Deljoya’.

En in plaats van een vijftig meterbad met hoge en lage duik, een kikkerbadje en een ruim speelveld met gelegenheid tot het bedrijven allerlei sport en spel staan er nu een stuk of tien saunahutten, van groot tot klein, verschillende bubbelbaden, afkoelvijvers, een dodezeebad, een Turks bad, een hammam, een zonnebankcentrum en zelfs schijnt er een ‘leessauna’ te zijn. 

Voor 30 euro biedt Deljoya waterpret maar geheel anders dan ‘de Plons’. Op vele manieren kan van water genoten worden. Van opgewarmd, gekoeld, bevroren,  gezouten, tot stomen toe verhit water en van krachtige bubbels voorzien water.   

Ik ben blij dat het deze dag behoorlijk koel is. Boven de twintig 20  graden ga ik niet naar de sauna. Dan fiets ik naar Hoek van Holland, ga lekker in de zon liggen bakken en als ik dan bijna kook, duik ik de zee in. Bijna koken in de sauna vind ik ook heerlijk. Mijn vriendin Iris eist dan van mij dat ik in ijswater spring maar dat verdom ik ten enen male.

‘Bekijk het maar; doe het zelf maar!’ Zegt dit angsthaasje stoer.

 ‘Doe je het niet,’ zegt Iris dreigend, ‘dan zit je vanavond gezellig  thuis met een knallende koppijn!’

Stoer loopt Iris het ijswater door, na de verhitting in de sauna, ze gaat demonstratief nog even kopje onder en komt lachend weer boven. Eerlijk is eerlijk, ze gaat er hier met de minuut leuker uit zien. Toe we ‘Deljoya’ binnen kwamen zag ze nog lijkbleek. Nu heeft ze wat kleur op haar wangen en haar ogen stralen. Als ik zeker zou weten dat ik van dat koude water zo zou opknappen, zou ik ook gaan.

Nu maak  ik,  na de saunagang, een kleine wandeling door het kille park (vijf  à acht graden), daarna ben ik weer voldoende afgekoeld voor het volgende verhittingsmoment, denk ik……Iris zwijgt in alle talen. Ze werpt me een verwijtende blik toe, waar  de woorden ‘eigenwijze lul’ goed bij zouden passen.

Het is een doordeweekse dag en de sauna is afgeladen. Volgens Iris is het is elke dag zo.  Met honderd mensen is de grote saunaruimte stampvol. De  Meester van de Handdoek komt zijn kunstje vertonen: ‘loyly’: met een handdoek hete lucht rondzwaaien door de saunaruimte. Hete lucht waaraan eucalyptus is toegevoegd. Een vuurvast lichaam is hier vereist! Ik ben blij toe dat ik op een veilig, redelijk koel plekje onderaan zit. Iris zit stoer bovenin. Heter dan daar kan het niet.

Mannen en vrouwen tussen veertig plus en tachtig min nemen, net als ik, deze dag ruime porties wellness tot zich. Ze vertonen ‘sans gêne’ hun ontblote, goddelijke lichamen. Elk lichaam heeft zijn uniek schoonheid, toch!? Dat lijkt iedereen ook te beseffen. Heel mooi. 

Iris kreeg wel gelijk. Pas na zes paracetamols minderde die avond mijn koppijn pas.

 

** Dit stukje is eerder gepubliceerd in 2015.

vrijdag 25 november 2022

ZUIPEN.

 

Mijn man Koos gaat, zoals elk jaar, een paar dagen snowboarden met vrienden. Als ik zie hoe hij na zo’n tripje thuis afgeleverd wordt, dan moeten ze daar in de Ardennen flink hebben ‘afgezien’. Volgens mij hebben ze een dag lekker gesnowboard en zich drie dagen lang lam gezopen. 

Het gaat er hier soms ruig aan toe, kan ik wel verklappen.  Na zijn ‘kaartavondjes’ komt hij tegenwoordig steevast om drie uur  ’s nachts aanzetten. Prijsklaverjassen doet ie. Is ie echt goed in. Hij heeft al menig prijsje gewonnen. Met de laatste kerst: een konijn. Met de pasen: veertig eieren. Jammer genoeg was hij onderweg naar huis op zijn snufferd gevallen … d’r waren nog twee hele eieren over. Maar … wint  Koos een liter cognac of jonge jenever,  dan kan ik er donder op zeggen, dat het nog  ‘wel een ietsje later kan worden’.

 Eerlijk gezegd komt dat gedrag van Koos mijn keel uit. Ik heb al een paar keer geprobeerd om er met Koos over te praten maar hij wil er geen woord aan vuil maken.  Bij mijn ouders  zaliger,  kon ik altijd terecht met dit soort zaken. Nu heb ik niemand meer.

 Het duurt wel erg lang, voordat het hem lukt de voordeur van het slot te krijgen. Ik ga hem maar een handje helpen. Verdient hij eigenlijk niet, die gore zuiplap. Ik sluip stilletjes naar de voordeur en met een felle ruk trek ik de deur open. Dat hij naar binnen zou tuimelen, had ik wel verwacht en dat hij een lege fles jonge jenever in zijn hand zou hebben, ook. Maar Ik val zowat achterover van verbazing als ik zie dat zijn spijkerbroek en zijn boxershort bijna op zijn knieën hangen.

’Je hebt toch zeker niet in de tuin zitten poepen, Koos?

‘Mewflghubbbbbkebiest ,‘ zegt ie.

 Nu hij toch voorover in het gangetje ligt, controleer ik gelijk zijn kont maar even. Die is schoon. Dus hij zal niet in de tuin gepoept hebben. Koddig gezicht wel die bolle witte kadetten, van elkaar gescheiden door zijn donkere behaarde snee, precies tussen zijn zwarte t-shirt en zijn grijze boxershort. Het valt niet mee om die man om te draaien. Hij geeft geen millimeter mee. Nu het me gelukt is hem om te draaien, zie ik dat hij in zijn spijkerbroek heeft gepiest.  Hij slaapt half. Ik trek zijn bovenlijf naar me toe en er komt gelijk een golf kots over mijn handen, mijn polsen. Getverdegetver.

Mannen … nog erger dan kleine kinderen. Ik ben zo blij dat we alleen maar dochters hebben. Daar zullen we, wat zuipen betreft, niet zo veel mee te stellen krijgen, hoop ik.

‘Koos, ik ga weer naar bed, hoor! Voor je naar boven komt, ruim je eerst  je rotzooi hier op. Dan ga je douchen en pas dan mag je naast me komen liggen. Hoor je me?’

Een luide snurk is zijn antwoord.

donderdag 24 november 2022

NEGEN KITTENS.

 De ratten en muizen hebben dezer dagen vrij spel in de boerderij. Poes Mies is niet tot jagen in staat. Ze ligt in een hoek van de schuur; ultra dik. Normaal is ze al te dik maar nu helemaal want ze krijgt jonkies. Volgens oom Frans zitten er zes, misschien wel zeven jonge poesjes in haar buik.

‘Ze heeft er wel eens een keer tien had,’ zegt hij. Ome Frans denkt, dat ze heel gauw geboren gaan worden. Hij denkt deze nacht zelfs al.

‘Moederpoez’n hebb’n geen help nodig bie de bevalling,’ zegt ome Frans, ’ze biet’n de naelstring ewoon zelf door en as de hiele bevalling achte de rug is, vreet’n ze de moederkoek op.’

Hij vertelt verder nog dat de moederpoes  feilloos weet of een katje 100% in orde is of niet. Is zo’n jonkie niet goed dan bijt mams het kleintje meedogenloos de strot af. Ze houdt er toch genoeg over om de soort in stand te houden. 

Ik ben nu tien en logeer op de boerderij bij oom Frans en tante Betsie in Salland, Overijssel. Ik ben behoorlijk onder de indruk van wat oom Frans me zo maar even onder het werk vertelt. Ja, want ik ben met hem de haver aan het binden.

Het is hard werken hier. Tante Betsie komt rond etenstijd met een pan kruutmoes en een mandje appelen en peren.

‘Jullie zull’n wel trek hebb’n,’ zegt ze.

‘Heerlijk tante Betsie,’ zeg ik, ’geef mij maar een appel en een peer.’

‘Oh nee’ zegt Bets, ‘je eet eerst een bord kruutmoes! Appels en per’n voed’n niet. Kruutmoes wel, daar zit zo viel ezondheid in, mien jong, das het best wa er is.’

Frans en Betsie gaan altijd vroeg naar bed. Ze moeten ook zo onwijs vroeg op: vijf uur ofzo. We gaan altijd allemaal tegelijk slapen. Voor we naar bed gaan eten we nog een hard gekookt ei en drinken we een kop warme chocolademelk

’t Is al half augustus. Nog één nachtje slapen dan is het uit met de pret. Volgende week weer, naar school. Morgen naar station Deventer. Weer in het zijspan. Betsie gaat ook mee uitzwaaien. Zij gaat achterop de DKW.

Op de ochtend van mijn vertrek hoor ik Betsie tegen Frans zeggen dat er negen kittens geboren zijn. Negen!

‘Ik kom zo.’ zegt Frans.

Ik ben klaar om te gaan. Met mijn minikoffer in mijn hand loop ik de schuur in en zie Frans zich bukken over poes Mies. Hij pakt de kleine poesjes weg bij haar. Mies laat het gebeuren. Frans loopt met zijn hand vol poesjes naar buiten en op anderhalve meter afstand van de muur,  smakt hij krachtig een kittentegen de muur … morsdood … en zo gaat dat nog zes keer achterelkaar. Nog twee zijn er over.

‘Hier jong, pak es aon’ zegt hij, ‘doe jij de laoste, ’t is hiel’maol nie moelijk, ewoon je aorm naor achter’n zwaoi’nen en daon kraohtig naor vor’n bewe’en ….en ut biestje op et juuste moment loslao’n, je kaon het jong’n, je kaon het!’

Ja, natuurlijk kan ik het … en ik ben zo gek, dat ik het nog doe ook! Zo’n lieve kattenbaby.

Waarom laat ik me dat nou opdringen? Het beestje is gelijk dood. 

Alleen nummer negen zal ooit eens muizen vangen.

In de trein naar Rotterdam moet ik nog wel even huilen om dat ene katje dat ik moest doodgooien.

woensdag 23 november 2022

DIE SPOORT NIET!

 Met zijn tweetjes zijn we  vanmiddag in het Utrechtse eetcafé Calor. Ik, bestellingen opnemen, doorgeven aan Lenie in de keuken, uitserveren, afrekenen, afwassen en gezellig wezen … godzijdank is het vandaag niet zo druk. 

Er moet echt iemand bij komen. Maar ja, die krappe arbeidsmarkt, hè.  Ach ja, er komen er wel es sollicitanten maar dan blijken ze zo traag als dikke stront òf ze willen, omdat ze wat ervaring hebben,  directeurssalarissen. Gaat de zaak in een mum van tijd op de fles.

Aan tafel zeven gaat iets niet goed, zo te zien. Gezellig stel, lijkt  me, bij het binnen stappen. Leuke vent, vriendelijke kop. Komt me bekend voor. Weet zo gauw niet waarvan. Telkens als hij van zijn tafeltje op wil staan, trekt zij hem weer terug. Uiteindelijk slaagt hij er toch in bij haar weg te komen. Met een vies, ontevreden gezicht komt hij op me afgestevend. Hij heeft half lang haar, peper en zout kleur. Stoppelbaard. Hij gaat gelijk los: ‘Wat is dat godverdomme daar bij die tafel vier?! Dáár ….  die hond onder die tafel. Jezus Christus. Dat beest stinkt een uur in de wind, man! Denk je dat ik zo een hap door mijn keel kan krijgen, klootzak!?  Restaurants zijn verboden voor honden, lul!’

Met een scherp blafje reageert het hondje van tafel vier, op ’s mans geraas en getier. Zijn baasje heeft hem kort aan de lijn.  

‘Kop dicht, vlooientheater!’ Het beestje schrikt van de opgeheven arm en duikt angstig verder onder de tafel. Zijn baasje geniet onverstoorbaar van zijn borrel. Hij leest de Telegraaf en morrelt wat aan zijn gehoorapparaat.   

‘Alstublieft, meneer, een beetje rustig  … alstublieft’. 

Daar aan tafel vier zit Karel met zijn hondje  Wodan, een vuilnisbakkie. Zij komen hier al jaren. Zo tegen het eind van de middag, drinkt ie hier zijn dagelijkse glaasje jonge jenever  en Wodan zijn schaaltje water ... altijd een kwartiertje aan tafel vier … dan stappen ze weer op ... de hond mag eigenlijk niet binnen, dat weet ik,  maar voor een vaste klant … ’

Hij toetert gewoon door mijn woorden heen: ‘JA JA JA! Dit soort dingen maakt me zò woest! Nou, je lost het maar mooi voor mij op!’ Stuiterend van woede loopt hij naar zijn vriendin terug.

Ik stel hem voor of hij tafel veertien wil verderop. Als door een slang gebeten, vliegt hij op van zijn stoeltje. Hij drukt zijn voorhoofd tegen het mijne aan, vuurspugende ogen, trillende lippen, dan brult hij: ‘Nooit, paardenlul!! Nooit.’ Spuugspetters op mijn gezicht. ’Ik blijf op zeven zitten …’ Hij geeft me flinke zet ... kan me net staande houden. ‘Zeven heb ik gereserveerd … hoor je dat: zeven!’

‘Rustig, meneer, alstublieft.’

Bijna knock-out sta ik weer  achter de bar. Karel en Wodan gaan er vandoor, een klantje bestelt drie bier: ’Grote bek zeg, die goser daar, die spoort niet, hoor.  Maar eh,  Jo,… hij heeft wel een punt. Honden horen niet thuis in een eetcafé als dit.’

‘Ik weet het. Voor een vaste klant als Karel knijp ik graag een oogje toe.

 ‘Mij zit dat stel niet in de weg, hoor Jo. Geen punt. Wat krijg je van me?’

‘Tien vijftig.’

‘Die schreeuwlelijk komt me zo bekend voor, hé. Kèn jij hem, Jo?’

‘Nooit eerder gezien hier. Maar ik dacht óók gelijk: ’Die kèn ik ergens van.’

‘Tuurlijk Jo, kijk nou eens goed: Matthijs van Nieuwkerk!’.

dinsdag 22 november 2022

IN HET RAAM VAN DE OVERBUREN.

Ook ik heb familie op Zuid. Op de Dalweg, vlakbij de Kuip: Tante Maud, oom Wout, nicht Lies (13)  en neef Cees (11).

Honderd procent in orde kan Cees niet zijn. Cees, hij is twee keer blijven zitten op de lagere school: in de eerste en in de derde klas. Hij is niet zo vlot. Hoe het komt weet ik niet. Bij zijn geboorte is alles goed gegaan, voor zo ver ik weet. Hij is niet erg ziek geweest. Geen ongeluk gehad, onder een auto gekomen of hard tegen een muur aangelopen, neen niets van dat al. Zijn ouders zijn ook schatten van mensen.  Van zijn moeder, de veel te dikke tante Maud, een zus van mijn vader, ja, van haar kan ik me nog wel voorstellen, dat ze af en toe eens een mep uitdeelt. Maar ook weer niet zo heel erg hard. Ik heb wel eens gelogeerd bij hen. Ze is heel aardig. Oom Wout ook. Leuk hé, eigenlijk: tante Maud en oom Wout. Dat verzin je toch niet. Wel leuk als ooms en tantes op elkaar rijmen. 

Oom Wout praat  niet alleen langzaam, hij doet in feite alles traag. Eigenlijk moet ik zeggen 'rustig' …  alles op zijn dooie akkertje. In de tijd dat Oom Wout een shagje draait heb ik er al drie opgerookt, zoiets. Een ontspannen mens, dat dan weer wel. Ik heb die man ook nooit boos gezien.

Hij, tante Maud, Cees en Trees (de oudste, hun dochter), hebben de gewoonte om zondags fietstochtjes te maken. Nu eens naar opa en oma, dan eens naar tante Riek of oom Koos, dan weer naar ons. Of liever gezegd , naar mijn moeder, want mijn vader vaart, die is toch nooit thuis … ’piep’ zei de muis……

Omdat we arm zijn, hebben we  zelf al zowat niks te drinken (ja … water!) of te eten (ja … droog brood) … laat staan wat voor de visite. Natuurlijk komen ze maar met één doel: eten, drinken en dan weer terug fietsen naar de Dalweg. Daar hebben ze volop te eten liggen, want oom Wout verdient goed in de haven.

Als we de deur voor ze open doen, dan horen we, neef Cees voorop: ‘Hallo tante Da (mijn moeder),  ik heb zo’n honger tante Da.’

‘Hallo tante Da,  ik heb zo’n dorst, zegt nathals, nicht Trees.  

‘Ja, ik heb óók dorst tante Da,’ zegt Cees er dan vlug achteraan.

0om Wout en tante Maud, zeggen helemaal niks maar ik kan aan hun ogen goed zien dat ze geen nee zullen zeggen, als hun iets drink- of eetbaars wordt aangeboden. Als ze dan weer ophoepelen is al ons eten en drinken op.

En dan zegt Cees ook nog: ‘Tanta Da …’ hij wrijft over zijn slappe buik … ‘ik heb nog steeds een beetje honger…’

Ik heb het er later nog wel eens met mijn moeder over. Ze vertelde me dat ze op zo’n moment heel veel zin had om Cees de trap af te schoppen … zoiets zal ze in het echt natuurlijk nooit doen. 

Toevallig ontdekken we, dat het woonkamerraam van de overburen onze voordeur weerspiegelt. Zo kunnen we, vanuit mijn slaapkamer, altijd precies zien wie er bij ons aanbelt. Sindsdien hebben we nooit meer voor hen open gedaan.

maandag 21 november 2022

DAT WIL IK HE-LE-MAAL NIET WETEN!

 

Ik zit met  ‘Wandelen met Sonja’ in de metro. We zijn op weg naar Spangen. Waar ik woonde van mijn derde tot mijn dertiende. We gaan het wooncomplex Justus van Effen bezoeken.  Een bewoonster, onze gids, gaat ons er van alles over vertellen.

Vandaag is de eerste dag dat ik ‘bewust niet kijk’.  Niet naar het foebele. Ik weet dat het Nederlands elftal tegen Senegal speelt en ik weet ook dat het bij rust nog 0 – 0 is. Heb net naar het  journaal van 18.00 uur zitten kijken. Eigenlijk wil ik er he-le-maal niks van weten. Van dit WK in het dictatoriale Qatar. Maar ik ontkom er niet aan.  Ik ben niet gek … ga natuurlijk niet mijn vingers in mijn oren stoppen en mijn handen voor mijn ogen houden …  dat kan ook helemaal niet.  Op datzelfde NPS-journaal hoor ik dat de corrupte FiFA (de wereld voetbalbond) de ‘one love band’ tegen discriminatie van LHBTI’ers heeft verboden.  De aanvoerders van alle teams zouden hem oorspronkelijk dragen. Maar de FIFA vindt het nodig om de deelnemende landen te chanteren. De team-aanvoerders die de band toch dragen krijgen meteen een gele kaart, met een grotere kans op een schorsing. En wat is de reactie van de KNVB, de Nederlandse voetbalbond hierop? Die slikt dat als zoete koek. De altijd zo assertieve coach Louis van Gaal, weet niets beters te zeggen, dan dat ze wel mòèten gehoorzamen, omdat ze wereldkampioen willen worden. Wat een slap gelul. De enige juiste reactie hierop is: stoppen! Inpakken en wegwezen uit dat emiraat .. . en andere landen proberen mee te krijgen. Dan wordt het WK in dit slavenland een grandioze financiële flop.

In de metro, met de wandelclub, op weg naar het wereldberoemde wooncomplex Justus van Effen, dringen toch voetbalsignalen tot mij door. Ik zie uit ramen de Nederlandse driekleur wapperen … hebben ze nu dan al gespeeld? … zouden ze gewonnen hebben? denk ik …maar als ik goed kijk zie ik, dat het die omgekeerde  wappievlaggen zijn. Op een afstandje hoor ik scholieren druk praten over een verrassende keeperskeus … ‘een onervaren keeper’ ... Ik wil het allemaal niet horen. Ook in de krant van vanmorgen, ik kan er niet omheen, op de voorpagina, de prachtige aanhef: ‘Qatar kon wel het WK kopen maar niet de zege. Het verloor met 2 – 0 van Ecuador.’

Ik ben voetballiefhebber; een verslaafde. Elke zondagavond om zeven uur zit ik met het  bord op schoot naar Studio Voetbal te kijken en nu, nu heb ik mezelf opgelegd om het WK te negeren. Het is nu pas de eerste dag. Er komen er nog zesentwintig. Alle Qatarese wandaden komen weer bij me boven. Om te beginnen die duizenden omgekomen gastarbeiders, die acht in bloed gedrenkte stadions bouwden, het verbod op LHBTI’ers, homoseksuele en lesbiennes worden in gevangenis gegooid, vrouwen mogen daar niks zonder de uitdrukkelijk toestemming van een man (broer, vader of echtgenoot).

Waar Qatar niks aan kan doen, is dat het daar zo bloed verziekend heet is. Tussen de dertig en veertig graden. Er moet daarom gevoetbald worden onder een stadion-overkoepelende reuzenairco. Het zal mij niet verbazen als er door die extreme omstandigheden daar voetballers dood op het gras neervallen.

Gelukkig is er in het Justus van Effen complex geen voetbalnieuws te horen. ’t Is wel een beetje koud maar lekker rustig. We genieten van het gave verhaal van onze ‘gids’ over dit meesterwerk van architect Michiel Brinkman.  Méér van dit soort bezienswaardigheden en ik kom die vier voetballoze weken wel door : op een slof en een oude voetbalschoen.

 

zondag 20 november 2022

BOERENKOOL

Gisteren was het echt weer voor boerenkool met worst en spekjes. Een simpele maaltijd, waar je je  geen buil aan kunt vallen. Op mijn bord blijkt het uiteindelijk een klein piepklein beetje  te zijn. Te weinig voor ons beiden. Ik heb vier ons boerenkool en een pond aardappelen gekookt en dat gestampt tot ‘pot’.  Gelukkig is het, aangevuld met een halve rookworst  en wat spekjes, toch vullend genoeg.

Aan het toetje hoef ik zowat niks te doen:  grapefruits. Helaas is een van de grapefruits keihard en zuur. Het lijkt wel een reuzencitroen. Ze perst hem als een citroen uit en drinkt de sap aangelengd met tonic op … ‘poeh’, doet ze met een zuur gezicht.  Zij is de pechvogel met die vieze grapefruit. Ik ben zo nobel om de helft van mijn verrukkelijk stuk fruit met haar te delen. Daarmee is de maaltijd gedaan.

Liza (zij woont twee deuren verder, we hebben een lat-relatie) ze steekt een shaggie op en praat ‘in trance’. Ondertussen ga ik rustig zitten pim-pam-petten:

-              ‘Ze zeggen dat, dat Aadje, die hier pas is komen wonen een meerdere malen veroordeelde pedofiel is. Actie willen ze om die pedo de buurt uit te krijgen onder het motto ‘hier geen asiel voor een pedofiel’ en ’Rot hier maar op Aadje, jij past niet in ons straatje’ …..  daar moet je bij mij niet mee aankomen: ’Aadje  is daarvoor veroordeeld. Hij heeft daarvoor een paar jaar in de bak gezeten en bovendien is hij ervoor behandeld dus voor mij hoeft dat niet zo’n actie. Dat gebeurt niet!’

En als zij het niet wil, dan komt er ook geen actie. Zo gaat dat hier. Ze kan heel diep wegzakken in haar trance. Zeer vermoeiend. Het pim-pam-petten helpt me er doorheen. 

-              ‘Sinterklaas is er weer  … ook zijn zwarte piet, die maakt mij bang. Laat die stoomboot maar wegblijven, geen geklop meer op de deur, ook niet zacht, helemaal niet! En die makkers moeten nu eindelijk hun geraas eens staken. Die zwarte zwarte piet liet me alsmaar schrikken. Wat ben ik blij dat die zwarte pieten verboden zijn.

-              ‘Voordelig thermo-ondergoed heb ik gezien bij Dirck. Lekker  voor je, als je straks in de kou met je wandelclubje op stap bent.’

Haar woordenstroom droogt langzaamaan op. Haar trance stopt aan het eind van haar shagje. Zou het door de nicotine komen? Ik ga de eettafel afruimen.

Ook vandáág heeft het pim-pam-petten me er lekker doorgesleept. Vogels met een ‘M’. Ja … mus … dat is een makkie … probeer er maar eens vijf te vinden … dat valt niet mee!

Eigenlijk is het niet mijn bedoeling dat Liza mee pim-pam-pet. Dit is geen moeilijke vraag voor haar. Meestal schrijft ze zo tien namen op.  Ze weet veel van vogels.  Ze heeft er nu pas drie: mus, meeuw, merel … nog maar twee. ‘Ik weet het, Liza: de maalscholver en de marekiet … die leggen in de meimaand niet.’ 

zaterdag 19 november 2022

NUMMER 13.

 

Om  tien uur ’s avonds gaat de telefoon. Ton heeft ‘stand-by’dienst dus het zou wel eens een klant kunnen zijn. Hij moet inderdaad op pad. De riolering van een woonhuis aan de andere kant van de stad is verstopt dus Ton mag komen opdraven om het euvel te verhelpen. Sinds Ton bij het rioleringsbedrijf zit, werkt hij emiddeld 18 uur per dag. Als het enigszins mogelijk is pikt hij behalve de stand-by diensten, ook nog de weekenddiensten mee. Kan hij doen als vrijgezel. Misschien komt hij zo ooit nog eens uit de schulden. Ton heeft altijd prima baantjes gehad en ook verdiende hij goed; al is het alleen maar omdat hij vrijwel altijd bereid is tot overwerk en weekenddiensten.  Hij houdt het jammer genoeg meestal niet zo lang uit bij een baas … òf Ton vindt het  baantje saai … òf zijn baas gooit hem er uit. Nu is dat laatste niet zo erg vreemd want Ton is gek op geld, of dat nu van hemzelf of van zijn baas is. Als postbode steekt hij de ontvangen gelden van de rembours in zijn eigen zak en als ijscoman in loondienst, weet hij voor een flink deel van de dagopbrengst een betere bestemming. Een bijzonder vrolijk mens, Ton, altijd kwinkslagen en woordgrappen.Hulpvaardiger als hij, is er niet een. Nooit het hoogste woord in grote gezelschappen, een beetje teruggetrokken zelfs. Maar ben je alleen samen met hem dan kan je lekker met hem kletsen en lol hebben. Hij stottert dan nog even hard als hij al doet vanaf zijn kleutertijd, maar het lijkt alsof hij het dan zelf niet zo in de gaten heeft.

In de twintig jaar dat hij nu werkt is Ton nog geen dag werkloos geweest. Is hij ontslagen of heeft hij ontslag genomen, de andere dag had hij alweer iets anders. Dat moest ook wel want als er iets is dat hij verafschuwt, dan is dat stilzitten, niets doen. Familie en vrienden weten hem in de weekenden dan ook steevast te strikken voor allerhande karweitjes. Hij doet het  doorgaans met plezier.

 Ton is erg mager. Altijd al geweest.  Maar de laatste weken vermagert hij wel heel erg. Hij gaat met de dag meer gelijkenis vertonen met het benige masker van een heroïnejunk, terwijl ik er van overtuigd ben dat Tons enige verslavingen zijn  het roken van zware Van Nelle en gokken. Hij werkt gewoon te hard bij dat rioleringsbedrijf en zorgt niet goed voor zichzelf. Hij eet niet goed. Voor het bereiden van een goede maaltijd gunt hij zich de tijd niet. 

Ton zit veel te veel in dat Casino. Daar eet hij ook. Hij moet er niet aan denken, een fractie te laat te komen bij de roulettetafel … dat de ‘dertien’, die hij altijd speelt, net valt voordat hij kan inzetten. Hij hapslikt de kroketten weg en gaat jachtig richting goktafel. Geen oog voor zijn omgeving. Het zit tegen. De ‘dertien’ valt nooit. In nauwelijks een uur  is zijn dagloon verdampt. Blut … maar straks … na die nieuwe  klus kan hij weer fiches kopen … weliswaar van het geld van zijn baas … dat wel … maar nu gaat hij winnen … zeker weten; dan krijgt zijn baas zijn geld gewoon weer terug

Straks,  na middernacht is hij stand-by, … duurt nog wel even. Hij  zoekt onrustig in al zijn zakken. Misschien heeft hij nog wat … maar nee, helaas ….gelukkig heeft hij nog wel wat shag….genoeg te roken in ieder geval tot straks.

vrijdag 18 november 2022

VIJF MINUTEN

De Rotte ligt er zonnig bij op deze novembermiddag. Het kleine stukje tussen de Noorderbrug en het Pompenburg is een toonbeeld van rust. Geen blad meer te zien aan de kastanjes, aan weerszijde van dit riviertje, waar Rotterdam zijn naam aan ontleent. De weinige nog resterende kastanjes, zullen na het eerstvolgende stormpje ,niet meer in de bomen hangen. Langgerekte  ‘kroos- tapijten’  verhullen deels de weerspiegeling van de flatgebouwen aan de overkant.  Een politiewagen met zwaailicht komt aangesjeesd; stopt naast de flat. Twee agenten springen uit de wagen en rennen naar de flat.

Langs de kade ligt een slordig in elkaar geflanst meerkoetjesnest. Takjes van verschillende afmetingen, plastic zakken, tie-raps, stukken kleding, injectienaalden, zweetbandjes, lege bierblikjes, bladen,  kroos: kortom een vreselijk zooitje. Desondanks  komt mevrouw koet luid kwetterend én met hoge snelheid op me af, als ik het nest van dichtbij wil bekijken.

Nog vele malen onooglijker dan het koetjesnest is de verwaarloosde woonboot die langs de Rechter Rottekade ligt. Om onduidelijke redenen mag dit wrak niet gesloopt worden. Het is velen een doorn in het oog.  Alle ruiten zijn ingegooid.  De laatste verfbeurt was minimaal twintig jaar geleden. Af en toe rijdt er een auto voor die er nog krakkemikkiger uitziet dan die boot. Een zeer zware jonge man stapt daar uit, die er op zijn beurt nòg weer veel slechter uitziet dan die auto van hem.  Awel, hij stapt die  boot op met in iedere hand een boodschappentas van de dierenwinkel. De zwerfkatten hier verzorgt hij goed.

Achter dat wrak passeert een roeiboot met vier zwoegende zeventigers, in de richting van het groene, landelijke deel van Rotterdam. Met grote slagen verstoren ze de rust van een stel kroos-grazende eenden, waarvan er een nog net opzij kan zwemmen voor hij een klap met een roeispaan op zijn kop krijgt. De roeier kan er niks aan doen … die zit met zijn rug naar die vogel toe.

Behalve eenden, zwemmen er ook drie zwanen, twee futen, vier meerkoetjes. Een tiental lawaaierige meeuwen  zorgt voor flink wat onrust. Nu eens vliegen de vogels op dan duiken ze het water weer in.

De roeiers komen dichtbij het zwanennest, tè dichtbij. De zwanen komen in beweging.

Het gekrijs van meeuwen klinkt tegelijk op met  het klappen van zwanenvleugels op het water.  De zwanen zijn furieus. Verschrikt klampen de roeiers zich vast aan de zijkanten van hun heftig schommelende boot. De twee statige zwanen van voorheen zijn getransformeerd tot twee vervaarlijke vechtmachines.  Hun halzen nu dikker en korter. Laag over het water vliegen de beesten. Ze blijken het niet gemunt te hebben op de vreedzame roeiers maar op de  meeuwen, die door hun grotere wendbaarheid keer op keer de aanvallen  kunnen afslaan. De zwanen blijven jagen. Als het vliegend niet lukt dan zwemmend. Nu verbreden ze ook  hun verentooi . Razendsnel  zwemmend gaan de zwanen nu de meeuwen te lijf. Treiterend schieten de meeuwen kris kras over het water.  Ze blijven ongrijpbaar. Toch boeken de zwanen boeken resultaat. Tegelijk met de nu wat fanatieker roeiende ouderen, vliegen de meeuwen de Noorderbrug onderdoor. Daar, op die fictieve grens blijven de zwanen als grenswachten nog even surveilleren.

Uit de flat aan de overkant komen twee politieagenten met een geboeide witte man tussen hen in. De man wordt de  auto ingekwakt. Terwijl hij zo mak als een lammetje lijkt. Vol gas rijdt de  politiewagen weg.

In vijf minuten is de rust is weer terug op(en langs) dit kleine stukje Rotte tussen de Noorderbrug en het Pompenburg.

donderdag 17 november 2022

AFSTAND HOUDEN.

Het lijkt met Irma weer dezelfde kant op te gaan als met al die andere verliefdheden. Ze is niet de mooiste in de reeks maar ze heeft een leuk koppie en een geweldige kont … ’t is een kittig type.

Het zal wel weer ordinaire opwinding zijn, vreest Ad. Niets meer dan haar willen hebben. Haar ruiken, proeven, drinken, alles van haar weten, gezien hebben … overal met haar naar toe gaan, overal plezier, nog nooit zo hard gelachen … en dan, tsja, wat dan. Dan zal het wel steeds een klein beetje minder worden, zoals gewoonlijk.

Wist Ad nou maar of zij ook een beetje valt op hèm? Hoe komt hij daar nou in godsnaam achter?

Zij is 31; hij al 55! ‘Zet haar uit je hoofd! Dat kan toch nooit wat worden!’

‘Wees een beetje aardig voor haar … geniet van haar in stilte … houd afstand … droom van haar’, zegt hij tegen zichzelf.

Haar vader, die jonger is dan Ad, ziet hem al aankomen. Haar moeder en haar zussen gaan haar hard uitlachen. Haar partner en kinderen; ze heeft er drie (kinderen dan); haar man gaat hem afmaken. Logisch.….zou Ad zelf ook doen. .

Doe maar nou maar niet, joh, hou het maar lekker binnen … haal verder niks overhoop … ook al vliegt ze je om je nek en drukt ze je tegen haar borst. Laat los!

Verliefdheid is zo dwingend, niet te sturen, niet te stoppen. Als de vonk eenmaal is overslagen is er  geen redden meer aan. Liefde is het enige wat we hebben. Liefde is veel beter dan een fitnessprogramma. Beter dan sport.

Af en toe is Ad nog wat ‘closer’ met een vrouw. Natuurlijk met Fernanda. Zij is al jarenlang zijn geliefde, zijn muze.

Lygia, de vrouw van zijn broer Bram; ‘hallo stuk’ … ze knuffelt hem even.

Petra, wil van hem leren foto’s af te drukken; onderweg naar de donkere kamer maakt ze alvast knoopjes van haar bloesje los.

Met andere dames gaat Ad er aanvankelijk te heftig in … geef zich aan hen over, met welllust die vaak om onduidelijke redenen snel wegebt. Tot op de dag van vandaag zijn Bettina,  Annemiek, Denise, en Ayca zo af en toe nog steeds  in beeld.

Het zijn  trouwens meestal de dames geweest die hèm verleidden. Ze zijn doortastender vaak. Ads eerste stapje is vaak een beetje te makkelijk: koffie drinken … bioscopie … etentje …theatertje.

Één keer is Ad zomaar ineens heel stoer: ’Zullen we neuken, Brenda?’ flapt hij er uit. Hij is dan vijftien. ‘Neeeeeeeeeeee!’ Brenda gilt het uit. Ze kijkt Ad aan alsof hij haar wat wil aandoen. Alle leuke (en niet leuke) meisjes in de buurt en wat nog veel erger is: ook hun moeders, weten het diezelfde dag nog. ’Ad is een heel aardige jongen,’ zeggen ze,’ maar hij wil alleen maar neuken.’ Met als gevolg dat alle meisjes hem voorlopig mijden als de pest.

 

Aardig zijn, in stilte genieten, afstand houden en dromen, dat zat er bij Ad, op zijn vijftiende nog niet in.

woensdag 16 november 2022

Mondhygiëne.

Ik ben thuis. Heb het koud. Stijve vingers. Vooral aan mijn zwakke rechterhand. Moet zo naar de mondhygiënist. Heb om vier uur een afspraak. Ben ‘un peu nerveux’. Ik heb bloedend tandvlees na het ragen en poetsen. Doet wat pijn. Misschien poets ik wel te hard. Poets nu toch niet anders als anders en ik had nooit last. Ik stop nu maar even met schrijven. Moet mijn hele mond nog uitbaggeren. Met tanden poetsen en ragen alleen, kom je er tegenwoordig niet meer. Het gehemelte en de tong moeten ook een beurt. Om drie uur spring ik op de fiets. Het zal tot zes uur droog blijven. Op naar de Westblaak. Vlak naast bioscoop Cinerama zit de altijd goedlachse mondhygiëniste. Mijn tandarts zit ook in die  praktijk.

 Ik ga eigenlijk liever naar de film. Er draait er een die ik graag wil zien: ‘The son’. De film gaat over ‘depressie’, las ik, daar word je niet vrolijk van. Niet als je het zelf hebt, en niet als iemand in je nabijheid eraan lijdt. Je brein mist een stofje dat je in staat stelt te relativeren, maar je voelt je diep ongelukkig zonder goed te weten waarom. Klinkt nou niet bepaald vrolijk. Desalniettemin is mijn nieuwgierigheid gewekt.  

Al fietsend besluit ik naar de bios te gaan, een kaartje te halen en de mondhygiëniste af te bellen. Ik bekijk de poster van ‘The Son’ in de hal van Cinerama : een vrolijk, opgewekt gezinnetje, vader moeder, leuke zoon in een gezellige woonkamer. Daarvan krijg ik nog meer zin om die film te gaan zien. Ik ga naar de kassa bestel een kaartje en merk dan dat ik mijn Cinevillepas niet bij me heb. Die ligt thuis naast de mandarijnen op de fruitschaal. Niet zo slim. (Met een Cinevillepas kan je voor twintig euro per maand net zo veel films in een maand bekijken als je maar wil. Als je weet dat één bioscoopkaartje al gauw elf euro is, reken dan maar uit.) Maar ik moet dat kaartje dus weer annuleren.

Toch maar naar mondhygiëniste dan. Ben daar tòch nog een kwartier te vroeg. Wel net op tijd om mijn tandarts, met een vreugdevolle tred, uit zijn werkruimte te zien komen, op weg naar de lift. Hij heeft zijn arm om zijn jonge blonde assistente geslagen. Het is vreemd om je tandarts, die je niet anders kent dan in een witte stofjas, opeens te zien in een sportief groen sportjack. En dan zeker nog met dat mooie jonge ding aan zijn zijde. In de schoolvakanties was Ronald, want zo wordt mijn tandarts graag genoemd, naast zijn drukke mondklussen, in zijn praktijk, volop in de weer met zijn kinderen, die hij dan altijd meenam. Drie waren het er, dacht ik. Ze moeten nu rond de tien jaar zijn. Een hele tijd geleden alweer dat ik ze gezien heb.

Claudia, zo heet mijn mondhygiëniste, gaat ogenblikkelijk op zoek naar de oorzaak van mijn pijntje. Eerst vindt ze tussen twee kiezen geklemd, een bloeddoorlopen rijstkorreltje. Op haar minuscule spiegeltje toont ze me de dader. Heb ik een week last van gehad. Dan ziet ze op die plek ook nog een gaatje. Dat moet Ronald zo snel mogelijk vullen. Voor de rest is alles oké.

Ik ben hier klaar. Het is vijf uur en het giet. Nu al. In plaats van zes uur, wat voorspeld was. Drie kwartier fietsen in de zeikregen.  Volkomen ruk.

 

dinsdag 15 november 2022

ER ZAT HEM IETS NIET LEKKER.

Boris heeft zijn pillen ingenomen,  genoeg geslapen, geen alcohol gedronken, het is niet druk geweest vandaag, maar  toch is hij gespannen. Er is zit iets niet lekker op zijn werk.

Zó bóós kan hij worden om niks. Zo vrolijk, zo verdrietig, zo opgewonden, zo jachtig, zo trots, zo nederig, zo hooghartig, zo lief, zo stout, zo langzaam, zo snel, zo rood, zo wit, zo blauw, zo zwart, zo wit, zo belegen, zo geil, zo jong, zo oud belegen, zo komijn, zo begerig, zo goedgeefs, zo goedgelovig,  zo inhalig, zo schrokkerig, zo hatelijk, zo pesterig, zo knullig, zo knuffelig, zo flauw, zo pikant, zo gepeperd,  zo hebberig kan hij worden om helemaal niks.

Boris z’n vrouw, Bep, een fris type, werkt fulltime als datatypiste bij dezelfde frisdrankenfabriek als Boris. Hij werkt er twintig uur per week. De rest van de tijd moet hij zijn veertien jarige dochter Priscilla opvoeden, boodschappen doen en koken. Klote vindt hij dat! Dat huwelijk met Bep is ronduit waardeloos. Ze blijven alleen nog bij elkaar voor de kinderen (hoewel ze er maar één hebben). Priscilla, hun mooie dochter (ook fris … ) ze doet  de opleiding ‘nagelstyliste’ op MBO-niveau.

Boris valt zo maar ineens dood neer als hij hoort dan van Gaal, keeper  Jasper Cillessen niet geselecteerd heeft voor Qatar. Hartstilstand.  Hij is altijd in hart en nieren een Nijmegenaar en NEC-supporter gebleven.

’t Was niet in de auto. Niet op het werk. Niet tijdens het stofzuigen of een ruzie met Bep of zijn dochter. Nee Boris valt dood neer bij Hang-Low, die Chinees in Bleiswijk.  De tv staat daar (altijd) aan en van Gaal maakt de oranjeselectie voor Qatar bekend. Op Boris zijn verjaardag, want ze gaan altijd Chinezen op zijn verjaardag. Zo  zal zijn sterfdag onvergetelijk blijven. Ook de Chinees houden Bep en Priscilla er in.

Overigens het hele verhaal over die hartstilstand is gelul. Boris pleegt gewoon zelfmoord op zijn verjaardag. Hij heeft genoeg van zijn eigen leven en van het samenleven met zijn vrouw en in mindere mate met zijn dochter. Hij kan het hun alleen niet uitleggen. Ook zijn hele lol in foebele is door die corrupte UEFA verkloot. Dat heeft er ook mee te maken.  Kijken? O nee. Hij wordt alleen  al niet goed van het idee. Wedstrijden in die in airco-stadions, doordrenkt met bloed van duizenden arbeidsmigranten en dat Cillessen ineens niet mee mocht, hè,  dat deed de deur helemaal dicht.  

Boris heeft de beschikking over voldoende pillen om er een eind aan te maken. Voordat hij met z’n gezinnetje naar de Chinees gaat heeft  ie ze in één keer ingenomen. Leegpompen van zijn maag helpt niet. Bep kon het echt niet geloven toen ze hoorde van de overdosis. Dat komen hun kennissen niet te weten, besluit Bep. ’t Was een hartstilstand, klaar.  Ze heeft wel eens horen zeggen, dat er bij elke zelfmoord een dader is. Bep heeft geen trek in dat soort verhalen.

Priscilla en Bep begraven hem op Rustoord  in zijn geboorteplaats Nijmegen. Op Boris z’n kist liggen de handschoenen van NEC-keeper Jasper Cillessen. Die droeg hij in zijn laatste officiële interland.  Hij heeft ze nu toch niet meer nodig.

maandag 14 november 2022

WANDELEN MET SONJA.

Ik ben in het Kralingse Bos met 'Wandelen met Sonja', de wandelclub. ’t Is één uur. Elke maandagmiddag, als het ten minste niet hard regent, wandelen we. We lopen niet alleen maar door het Kralingse Bos. Soms verzinnen we met elkaar ook wel eens andere bestemmingen. Zo zijn we al eens naar Maassluis, Schiedam, Vlaardingen en Gouda geweest.  Nee, we zijn daar niet heen gelópen natuurlijk. We namen dan eerst de metro of de trein om daar te komen.

Op deze maandagmiddag  ‘zitten’ we dus in het Kralingse Bos. We treffen het in alle opzichten.  De lucht is strak blauw. Het is dus zonnig. Wind is er niet. Zowel  áán de bomen als tùssen de bomen en op de paden liggen de meest kleurrijke bladeren. Verscholen tussen die bladeren staat een pracht aan paddestoelen:  vliegenzwam, elfenbankjes, rodekoolzwammen, eekhoorntjesbrood en nog veel meer.

Vandaag zijn we met zijn zevenen. Drie wandelaars zijn er vandaag niet bij. Ze hebben wat anders te doen. Het is ook niet verplicht om elke maandag mee te lopen.  De  ‘small talks’ vieren hoogtij. Het gaat vanmiddag in mijnomgeving over cabaret, bioscoopfilms, medicijnen en stoornissen.

Vorige week ben ik naar de cabaretgroep ‘Rundfunk’  geweest. Daar vertel ik over aan Marianne. Het was grandioos. Absurdistische humor: een  sadistische cipier, die een ter dood veroordeelde treitert:  ‘Sorry, de elektrische stoel is defect.’ De ter dood veroordeelde  is dolblij. Zegt de cipier: ‘De executie gaat wel gewoon door. Het duurt alleen zes uur langer eer je dood bent.

Ik vertel ook nog over een andere act van Rundexecutiefunk: twee op de bus wachtende  mannetjes hebben het tien minuten over het weer. Het ene cliché volgt na het andere. Heel hilarisch:

‘ik ben te warm gekleed.’

‘Ja, het is inderdaad niet zo koud als voorspeld.’’

‘Volgens het Journaal zou het gaan regenen.’’

‘Ja, daarom heb ik mijn plu maar meegenomen,

‘Maar volgens mij is er nog geen druppel gevallen.’

‘Zo aan de lucht te zien blijft het voorlopig gewoon droog.’ En zo gaat het tien minuten door.

Tussen de bladeren en de paddestoelen in het bos detoneren de tientallen verfrommelde papierenzakdoekjes. Echt last hebben we er niet van. We realiseren ons dat het verschijnsel ‘homo-afwerkplaats ‘ nog steeds actueel is.  Vroeger hoorde ik geregeld dat er stoere mannen met honkbalknuppels  zich hier verzamelden om homo’s in elkaar te slaan. Gelukkig is dat niet meer aan de orde, naar ik hoop.

Irene en ik praten over films. Ik ben een liefhebber van filmhuisfilms, vaak een beetje psychologiserend, somber, schokkend spannend. ‘Zee van tijd’ is zo’n film. Irene houdt meer van vrolijke, amusementsfilms romcoms zoals ‘Ticket to Paradise’. In die filmhuisfilms leeft ze te zich te veel in, wil ze ingrijpen, wordt ze boos. Wordt haar te vermoeiend.

We genieten vlakbij het hertenkamp nog even van de mooie volière met schattige kleurrijke (voor mij onbekende) vogeltjes.  

Sonja verklapt me, dat ze zo min mogelijk medicijnen slikt. Al die medicijnen vindt ze maar slecht voor haar nieren. Tegen corona neemt ze ook niet àlle prikken. Ik wel, heb ze alle vijf al  op. Ik vertel Sonja ook over de pillen die ik elke dag wel móét slikken. Ik ben namelijk bipolair; die pillen moeten me in balans houden.

’t Is bij drieën. Wat frisser inmiddels. We zijn aan het eind van de prachtige boswandeling. Bij de Nagtegaal drinken we nog wat. Ik neem een pilsje, de anderen doen wat warms. 

EEN MUZIKAAL DAGJE.

 

Ik heb een beetje te veel gezopen gisteravond. Paar biertjes, glaasje wodka. Dat moet ik nu bezuren. Koppijn, superduf, beetje de kluts kwijt, doe stomme dingen. Niet zo erg. Maar toch stom! Ik pak de melk om over de müesli te gooien, helemaal fout, moet yoghurt zijn.  Ik draai de dop van het yoghurtpak af en ga dat pak flink staan schudden. Overal yoghurt: op mijn gezicht, mijn pyjama, het aanrecht en de keukenvloer. Ik had die dop er natuurlijk ná het schudden pas af moeten halen. Een lekker stevig muziekje kan wel eens helpen om zo’n kater weg te jagen. De cd ‘Word Salad’ van Fisher-Z  helpt me uit de nood. Het is kwart voor tien en ik sta in de keuken met Fisher-Z  mee te brullen en dirigeer als een dolle. Ik hoor getik op het keukenraam. Daar staat mijn naaste buurvrouw Frieda me zoals elke ochtend vriendelijk goeiemorgen te wensen. Ze staat nog wat meer te zeggen … ik moet goed naar haar mond kijken, pas  dan heb ik door wat ze zegt : ‘Gaat het wel goed met je?’. Ja, ja, goed, knik ik op de maat van de muziek … daaag, zwaait ik.  Langzamerhand verdwijnt de lamlendigheid uit mijn lijf en kan ik weer verder met mijn ontbijt.

Ik ben ’s middags weer zover opgeknapt, dat ik naar het koor kan gaan. Daar had ik het nog niet over geschreven. Met het uitbreken van  corona is ons wijkkoor gestopt.  Er is nu, twee weken geleden, een nieuw koor gestart op een andere locatie. Ik hoorde er donderdag  pas van. Ga daar vanmiddag voor het eerst zingen. Het is elke vrijdagmiddag van twee tot vier. Het zou hetzelfde repertoire zijn als van voor de corona: oubolligheid troef dus met liederen van Vader Abraham (RIP), André Hazes, Jantje Smit, Anneke Grönloh, Abba. Ik hoop dat de lezer niet aan de grote klok gaat hangen dat ik hier met plezier meezing.

Over anderhalf uur begint het pas dus ik kan nu uit volle borst thuis nog een paar van die liedjes oefenen. Ik zet Spotify aan en vraag ‘het kleine café aan de haven’ op en zing mee. Klinkt schitterend in mijn kleine slaapkamer, al zeg ik het zelf. Had niet gedacht dat de akoestiek hier zo goed zou zijn. Ook ‘Brandend zand,’ gaat helemaal te gek.

We zijn met zijn zestienen,  inclusief de dirigent. De locatie van het koor is vlak naast een dagopvang voor mensen met een beperking. Die mogen, als uitje, bij ons komen luisteren. Blijkt een heel enthousiast en dankbaar publiek te zijn.

Het is weer net als altijd met dit soort activiteiten: de mannen zijn veruit in de minderheid: drie mannen en twaalf vrouwen! Bij de mensen met een beperking is het net weer anders om: tien mannen en drie vrouwen. 

Nog voor de pauze is mijn deodorant al uitgewerkt; zó intensief zit ik te zingen.

Het is me het muziekdagje wel. Kom ik thuis staat er op Facebook een uitnodiging van vriendin Anny (spreek uit Ennie) om vanavond met haar naar de Doelen te gaan. Daar speelt het Rotterdams Philharmonisch Orkest de muziek van: ‘Harry Potter and the half blood prince’. Lijkt me wel wat. Om kwart voor zeven staan Anny en ik in een schier eindeloze rij voor de Doelen te wachten. Tot half acht … dan gaat het als een lopend vuurtje  door de ellenlange rij dat het concert is afgelast. Stroomstoring.

Helaas pindakaas; dan maar naar de bios.  

DE MAN HEEFT EEN PANTY AAN.

Het is ochtend. De man is in diepe slaap. Hij schrikt wakker van de bel. Draait zich om en slaapt door. Na een tijdje gaat de bel weer. Hij schrikt nu erger, slaakt een kreet, schudt zijn kussen wat op en draait zich weer om. Wéér klinkt die bel. Hij is nou klaarwakker. Zit rechtop in zijn bed. Hij wrijft in zijn gezicht. Kijkt op zijn horloge. Het is nog geen negen uur. Hij staat op en loopt naar de deur. Doet de deur open en kijkt het trapgat in. Eerst ziet hij niemand maar hij hoort wel voetstappen. Onder aan de trap staat een oude dame. Grijs haar. Ze is in het zwart gekleed en heeft een plastic tasje bij zich. Heel traag komt ze naar boven.

Plotseling krijgt de man een idee. Hij gaat naar zijn slaapkamer, pakt zijn kussen, duwt het tegen de deurpost, houdt zijn hoofd tegen dat kussen en doet net of hij slaapt.

Het duurt nog even eer de vrouw op de tweede verdieping is. Ze ziet er moe uit. Ze moet even stoppen.  ‘Hoeveel trappen moet ik op om de boodschap van God te brengen? Hier ben ik dichter bij God. Die man daar boven is nòg dichter bij God. Inderdaad. Dat wil nog niet zeggen dat hij Hem kan horen. God verspreidt zijn boodschap wel maar niet iedereen hoort die. Waarom hoort niet iedereen de boodschap van God?’ Ze gaat verder naar boven.  Vanaf de eerste traptrede ziet ze zijn blote voeten.“ O God is hij zó enthousiast om mij te zien. Hij staat daar blootvoets op mij te wachten. ’Iets hogerop ziet de vrouw dat hij een panty aan heeft.

“Oh God, mag ik Uw boodschap wel brengen bij een man in een panty?’ Ze draait zich om en kijkt vol twijfel naar beneden. Zal daar iets over in de bijbel staan? In welk boek dan? Neen, dat zal toch niet? “ Ze kijkt een voor een naar de boeken in haar tasje. Deze  in  het Arabisch: nee. Deze in het Chinees, nee. Ik moet  natuurlijk een Nederlandstalige bijbel hebben.” Ze zoekt wat in dat boek maar vindt niks.

“Oh ja,  nu weet ik hoe ik het ga aanpakken’. Ze  sluit haar ogen en gaat verder de trap op. Als ze bij op zijn étage is aangekomen, begint ze met het verkondigen van Gods boodschap. Met haar ogen dicht zegt de vrouw: ”Dag meneer, ik breng u een blijde boodschap. De boodschap van God. Mijn Heer … uw Heer. Luister goed naar Zijn woorden. U zult leven in vrede. Ellende komt in uw leven niet meer voor.”

Terwijl de vrouw praat doet de man nog steeds alsof hij slaapt. Omdat hij niks zegt, denkt de vrouw dat hij doof is of zich misschien schaamt om te praten, zo in die panty. Ze gaat weer naar beneden maar op de derde tree schrikt ze: ‘Oh mijn God, ik ben vergeten hem Het boek te geven’. Ze` pakt Het boek uit haar tasje, kijkt om, maar zijn deur is dicht. Er is geen man meer te zien.

 

vrijdag 11 november 2022

DAT MIJN NEUS VAN VOREN ZIT ...

Mijn bovenbuurman is jarig. Hij krijgt een karaokespeler cadeau. Het apparaat moet ongeveer zeven uur vanavond uitgepakt zijn. Zo rond half acht vult een mega basdreun mijn woning. Alles wat kan trillen trilt.   

‘Zou er vanavond misschien een leuke film draaien in Lantaren Venster?’

Snel o zoek naar de bioscoopladder van de week, Staat meestal in de woensdagkrant. Er zit niks bij voor mij. Dan blijf ik maar thuis, misschien valt het wel mee. 

Buurman is jarig. Dus dat betekent een huis vol visite. Alle leeftijden zijn vertegenwoordigd, zie ik als ik tegelijk met zijn visite naar boven loop. De buurman is helemaal geen talentvol zanger. Zeker tegenwoordig niet. Twee jaar terug is keelkanker bij hem geconstateerd. De bestraling is gelukkig voor hem goed uitgepakt. Alleen droogt zijn keel  ten gevolge van die bestraling snel uit. Daardoor gaan zijn stembanden vreemd trillen. Hij maakt dan piepende kraak- of krakende piepgeluiden. Hoe dan ook, zingen kan hij vergeten. Door op een speciaal soort kauwgum te kauwen, kan hij zijn stembanden in conditie houden. Eventjes want er zit een soort anti-viagra spul in de kauwgum. Dus buurmannetje moet telkens weer de keus maken of lekker praten of lekker neuken. Ja, het valt niet mee voor hem. Fijn wel dat hij flink wat verjaardagsvisite heeft. Hun lachen, zingen en springen maakt, in combinatie met het luidruchtige karaoke-ding, het verblijf in mijn woning ondraaglijk. 

De geluidskwaliteit is abominabel. Vrijwel alle muziekstukken vallen als doffe dreunkussens op mijn plafond. Een enkele keer herken ik iets als ‘Satisfaction’ van de Stones of ‘Help’ van de Beatles en ja ook dat lied  van André Hazes … ’een beet je verliefd.’ Jezus Christus, wat wordt dat meegebruld zeg … mijn vingerplant gaat er spontaan van vingeren. Het lezen van een goed boek of alvast schrijven van Sinterklaasgedichten (volgende week is hij er al weer!) kan ik wel vergeten. Als het gebrul van het Smurfenlied losbarst, druk ik die herriestoppers in mijn oren.

'lalalalalalalalala lalalalalala. Waar komen Smurfen toch vandaan??'

Alsof ik in de Kuip zit: ‘Hand in hand de kameraden, hand in hand voor Feyenoord één………’ vreselijk en…….onverteerbaar is dit voor een fervente Sparta-fan als ik, zeker nu ze er ook nog bij gaan hossen en wel tien keer achter elkaar het woordje ‘Feyenoord’  scanderen.

De schemerlampen kunnen zich nog net staande houden. De hanglampen zwiepen heen en weer. Mijn katertje Fidel weet niet hoe hij heeft. Zelfs bij de, in dit geval, werkelijk lieflijk klinkende uitvoering van ‘Poessie mauw,’ van het kleindochterje van buurman, komt Fidel niet tevoorschijn. Hij zoekt al direct bij de eerste karaoke-dreiging een veilig heenkomen onder mijn bed, achter nog niet uitgepakte verhuisdozen.

Die lui van hier boven weten van geen ophouden. Zowaar komt er nog wat geinigs uit de oude doos langs: Marina, Coma Prima, Jailhouse Rock, That'll Be The Day, Bye Bye Love, Spiegelbeeld …

Tsja en nu zit ik in mijn luie stoel met een jonge borrel in mijn hand, zowaar die oude tophit van Johnnie en Rijk nog mee te zingen ook. Zingen, ja! Niet karaoken. Het refrein ken ik uit mijn hoofd.

Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij
Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij


Langzamerhand wordt het boven rustig. Zelfs Fidel durft, ondanks mijn matige gezang toch weer tevoorschijn te komen.