Posts tonen met het label haver. Alle posts tonen
Posts tonen met het label haver. Alle posts tonen

donderdag 24 november 2022

NEGEN KITTENS.

 De ratten en muizen hebben dezer dagen vrij spel in de boerderij. Poes Mies is niet tot jagen in staat. Ze ligt in een hoek van de schuur; ultra dik. Normaal is ze al te dik maar nu helemaal want ze krijgt jonkies. Volgens oom Frans zitten er zes, misschien wel zeven jonge poesjes in haar buik.

‘Ze heeft er wel eens een keer tien had,’ zegt hij. Ome Frans denkt, dat ze heel gauw geboren gaan worden. Hij denkt deze nacht zelfs al.

‘Moederpoez’n hebb’n geen help nodig bie de bevalling,’ zegt ome Frans, ’ze biet’n de naelstring ewoon zelf door en as de hiele bevalling achte de rug is, vreet’n ze de moederkoek op.’

Hij vertelt verder nog dat de moederpoes  feilloos weet of een katje 100% in orde is of niet. Is zo’n jonkie niet goed dan bijt mams het kleintje meedogenloos de strot af. Ze houdt er toch genoeg over om de soort in stand te houden. 

Ik ben nu tien en logeer op de boerderij bij oom Frans en tante Betsie in Salland, Overijssel. Ik ben behoorlijk onder de indruk van wat oom Frans me zo maar even onder het werk vertelt. Ja, want ik ben met hem de haver aan het binden.

Het is hard werken hier. Tante Betsie komt rond etenstijd met een pan kruutmoes en een mandje appelen en peren.

‘Jullie zull’n wel trek hebb’n,’ zegt ze.

‘Heerlijk tante Betsie,’ zeg ik, ’geef mij maar een appel en een peer.’

‘Oh nee’ zegt Bets, ‘je eet eerst een bord kruutmoes! Appels en per’n voed’n niet. Kruutmoes wel, daar zit zo viel ezondheid in, mien jong, das het best wa er is.’

Frans en Betsie gaan altijd vroeg naar bed. Ze moeten ook zo onwijs vroeg op: vijf uur ofzo. We gaan altijd allemaal tegelijk slapen. Voor we naar bed gaan eten we nog een hard gekookt ei en drinken we een kop warme chocolademelk

’t Is al half augustus. Nog één nachtje slapen dan is het uit met de pret. Volgende week weer, naar school. Morgen naar station Deventer. Weer in het zijspan. Betsie gaat ook mee uitzwaaien. Zij gaat achterop de DKW.

Op de ochtend van mijn vertrek hoor ik Betsie tegen Frans zeggen dat er negen kittens geboren zijn. Negen!

‘Ik kom zo.’ zegt Frans.

Ik ben klaar om te gaan. Met mijn minikoffer in mijn hand loop ik de schuur in en zie Frans zich bukken over poes Mies. Hij pakt de kleine poesjes weg bij haar. Mies laat het gebeuren. Frans loopt met zijn hand vol poesjes naar buiten en op anderhalve meter afstand van de muur,  smakt hij krachtig een kittentegen de muur … morsdood … en zo gaat dat nog zes keer achterelkaar. Nog twee zijn er over.

‘Hier jong, pak es aon’ zegt hij, ‘doe jij de laoste, ’t is hiel’maol nie moelijk, ewoon je aorm naor achter’n zwaoi’nen en daon kraohtig naor vor’n bewe’en ….en ut biestje op et juuste moment loslao’n, je kaon het jong’n, je kaon het!’

Ja, natuurlijk kan ik het … en ik ben zo gek, dat ik het nog doe ook! Zo’n lieve kattenbaby.

Waarom laat ik me dat nou opdringen? Het beestje is gelijk dood. 

Alleen nummer negen zal ooit eens muizen vangen.

In de trein naar Rotterdam moet ik nog wel even huilen om dat ene katje dat ik moest doodgooien.