maandag 31 oktober 2022

UIT DE KAST.

Ik loop, met mijn vriend Henk,  naar het Metrostation Prinsenlaan.  We gaan naar de bios. De film, El Houb, van een Rotterdamse regisseur over een Marokkaanse homo, die wel uit de kast wil maar daar niet uit màg komen van zijn omgeving. Dat is wat we er van weten uit de beknopte recensie op de filmladder.

Voor het zebrapad  bij  Metrostation Prinsenlaan zijn wel acht duurzame huurscooters achtergelaten … neer gekwakt kan je het beter noemen. Henk en ik kunnen er al nauwelijks omheen of voorbij, laat  staan mensen met een handicap, kinderwagen, rollator of scootmobile. Het wordt steeds gekker met die scooters. Hier in de buurt zitten veel scholen en voor de oudere scholieren is dit duidelijk hèt favoriete vervoermiddel. Het lijkt wel alsof de voornamelijk jeugdige gebruikers van die scooters zelf het belang niet zien van het netjes parkeren van dat ding.  Ze parkeren de scooters alsof ze een leeg blikje bier in een afvalbak gooien. Zo pleuren ze die dingen kris kras overal in de stad neer en lopen er van weg alsof het ze verder geen moer  meer interesseert of die scooter in de weg staat of niet. Er zit blijkbaar ook geen boete op van het verhuurbedrijf, wanneer door slordigheid, die scooters beschadigd raken. Door heel Rotterdam worden die dingen achteloos achtergelaten. Ruim een half jaartje geleden las ik er iets over in de krant. De scooterverhuurbedrijven en de gemeente waren  in overleg om aan die overlast een einde te maken.  Overdekte en  duidelijk gemarkeerde plaatsen hadden ze het toen over. Sedertdien is er mediastilte over deze zaak. Het verhaal zal wel zijn dat toen opeens de Oekraïense oorlog en de energiecrisis veel aandacht nodig hadden. Hoe dan ook, nu loopt het gillend uit de hand. De oplossing  zal waarschijnlijk heel  erg moeilijk zijn. Misschien helpt het als we de Rotterdamse vlag omdraaien en enkele boeren per ongeluk met hun trekkers over al die eenzame scootertjes  laten rijden. Handhaven heeft onze nationale politie nog nooit gedaan noch tegen de scootersloddervossen noch tegen de boeren dus waarom zouden ze dat nu wel doen? Het kapitaal van de scooterverhuurders wordt zo wel vernietigd. Misschien dat ze er dan wel toe overgaan stringentere voorwaarden te stellen aan die scooterhuurder. 

 Als Henk en ik dan eindelijk die scooterzooi omzeild hebben en het stoplicht staat op groen dan kunnen we eindelijk oversteken. Maar dan worden we bijna, op hoge snelheid, van de sokken gereden door een vrouw op een bakfiets … roekeloos rijdt ze: met veel te hoge snelheid en nog telefonerend ook. Ik zou haar haast een ongeluk toewensen.

We moeten er bij Beurs uit om over te stappen op de metro naar de Wilhelminakade. De film is in Lantaren Venster. De film El Houb is heel beklemmend. Voor Nederlandse homo’s is het al moeilijk uit de kast te komen. Laat staan voor Marokkaanse. Homoseksualiteit wordt binnen Marokkaanse gemeenschap verafschuwd, totaal niet geaccepteerd door het ouderlijk gezin, de familie (ook die in Marokko), de straat, het geloof, de moskee. De film maakt het niet mooier dan het is … die is mooi van lelijkheid. 

 

zondag 30 oktober 2022

SUFGELULD

Op de markt zie ik in de verte mijn oud-collega Ruud lopen. Hij is lang. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85. Dus ook ik steek er een beetje boven uit. Ruud móét mij gezien hebben,  al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik gewoon niemand hoef te ontmoeten. Dat  ik het liefst helemaal bij mezelf kan blijven. Ik draai me om en loop terug. Af en toe kijk ik om. Ik zie Ruud niet meer. Zou hij dan van de markt af gegaan zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij  stapt net onder een kraampje vandaan, zal daar wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door. Terug naar waar ik mijn fiets aan een lantaarnpaal vat heb gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Nu herinner ik het me weer: iemand vertelt me dat Ruud getrouwd is met een vrouw, die zestien jaar ouder is dan hij. Ze móéten trouwen. Dat meisje dat bij hen loopt is natuurlijk hun kind. Ruud moet nu onderhand veertig zijn. Zo, dan is zijn vrouw dus zesenvijftig.  Op een afstandje is het nauwelijks te zien dat zij zoveel ouder is. Ze lopen nu in de richting van de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos plastic zakje met wat marktspul. Ruud en zijn dochter eten een banaan. Ruud móét me straks herkennen. Hij loopt vlak langs me heen. Bij mijn fiets, aan die lantaarnpaal. Maar nee, hij loopt gewoon door. Hij gooit nota bene vlak bij mijn voeten zijn bananenschil in een rioolput  en loopt rustig verder.

Nu hij zo dichtbij is, wil ik hem toch even spreken.

‘Hé Ruud, Ruud, ken je me niet meer?’

‘Neen, geen flauw idee,’ zegt hij ‘maar verras me eens, wie ben je dan wel?

‘Ik ben Ad, Ad van Spangen.’

‘Sorry, man maar ik ken geen Ad van Spangen.’

‘Nee, Ruud, ik heet ook geen Ad van Spangen, ik heet Ad, en mijn achternaam is Wander maar we hebben drie jaar lang met elkaar gewerkt in de wijk Spangen, weet je nog?’ zeg ik.

‘O ja, nou weet ik het weer! Jij bent Ad, die kale ouwe lul, die suf gelulde. Als ik daar aan de slag ga, zit je maar een beetje naar de toetsen van je typemachine te staren. Maar dat is gauw afgelopen, weet je nog?. Binnen twee weken heb ik je aan het werk gezet: het eerste wat we gaan doen is samen onze werkruimte een opknapbeurt geven. Was een uitstekend begin. Okee Ad, hoe is ’t met jou,  jongen?’

Ik weet  dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt heeft. Hooguit drie jaar. Hij is dan met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

Het is nu, van zo dichtbij, wel heel goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer de jongste is. Ze heeft al behoorlijk wat rimpeltjes in haar gezicht. Maar …  eerlijk is eerlijk: hun dochter is een schoonheid. Moeder en dochter lopen alvast zachtjes verder.

‘Met mij gaat het goed, hoor,’ zeg ik ,’ en jij? … lekker dagje uit in Rotterdam met je schoonmoedertje en je dochter?’

 ‘Ja, ik ben wel lekker een dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dat is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, dat weet ik toch wel, … geintje. Kan je toch wel tegen, hé Ruud?’

 

 

zaterdag 29 oktober 2022

ONDER DE DOUCHE SPRINGEN.

 

Als ik in de loop van de ochtend, na een fikse wandeling  met mijn hond Router, de woonkamer binnenstap, zie ik tot mijn grote verbazing een man op de bank zitten, die ik niet ken.  Router slaat meteen aan en gaat afwisselend staan blaffen en grommen naar hem. De man voelt zich duidelijk wat ongemakkelijk  door de reactie van Router maar echt in de war raakt hij er ook niet van.

‘Af Router, af,’ roep ik, en Router kruipt braaf onder de bank, precies onder de plek waar de man zit. Hij zit aan de koffie en mijn eerste gedachte is: dat is vast de meteropnemer voor het waterverbruik. Mijn vrouw heeft hem, voor de gezelligheid, een bakkie koffie gegeven. Het vreemde alleen is dat mijn vrouw in geen velden of wegen te bekennen is. Ik roep nog: ‘Mirjam, Mirjam,’ want zo heet ze. Maar er komt geen reactie.

Ik stel me maar even aan die kerel voor: ‘Hans de Raaf’. Hij stelt zich aan mij voor als Nico Jaspers. Router gromt en ligt vlak naast Jaspers zijn voeten te kwijlen. ‘Af, Router, ga af!’

‘Laat me eens raden: U komt zeker voor mijn vrouw, meneer Jaspers?’

‘Ja, inderdaad, ik kom voor uw vrouw.’

‘Had u misschien iets afgesproken?’ vraag  ik.

‘Ja, om tien uur vanochtend’ zegt Jaspers, ‘we hebben elkaar ook al gezíén maar ze moet  eerst  even een boodschap doen. Ze denkt binnen een half uurtje  weer terug te zijn. Ik mag hier wel even wachten.’  

‘Als mijn man komt’, zegt uw vrouw nog, ‘zeg hem dan maar dat ik even naar het Kruidvat ben.’

‘Wat komt u hier eigenlijk doen, heer Jaspers?’

‘Tja, ik kom hier om uw douche te repareren. Volgens uw vrouw is de douche onbetrouwbaar: nu eens geeft ie een lekkere warme straal, dàn weer een ijskoude en dàn is ie ineens weer kokend heet. Zij moet dus steeds weer snel onder de douche vandaan springen. Het is volgens haar om gek van te worden.’

Router blijft onrustig. Zachtjes jankend ligt hij onder de bank; onder Jaspers. ‘Stil Router!’ zeg ik.

‘En nu geniet u van een lekker bakkie koffie, alvorens u uw gereedschapstas pakt en in de douche aan de slag gaat,’ zeg ik.

‘Nee, ik … o, nu denk ik er pas aan dat uw vrouw mij ook vaagt u te zeggen, dat er ook voor ù ook nog een bakkie koffie in de keuken staat  … en een rose koek … die zijn echt lekker!’ zegt Jaspers, ‘Maar u zegt, dat ik aan de slag kan gaan in de douche …   dat is nu niet meer nodig.’

‘Niet meer nodig??’ vraag ik … ik ga naar de keuken en pak een rose koek. Koffie heb ik geen trek meer in.

‘Nee, dat is niet meer nodig, voorlopig niet althans, want ik ben al klaar met het klusje,’ zegt Jaspers.

‘Okee,  u zit hier gewoon nog even rustig uw koffie op te drinken en dan ….

‘Nee,’ zegt Jaspers,’ als uw vrouw straks terug is, ga ik nog even controleren of de temperatuur van de warmwaterstraal nu constante blijft en of er geen rare schommelingen zijn van ijskoud naar kokend heet.

U vrouw durft  het, gezien haar slechte ervaringen met de douche, niet aan om het zelf te controleren. Ik doe dat graag, voor u beiden.  Als ze straks terug is van het Kruidvat, met mijn anti-allergie douchegel, dan spring ik hier lekker even  onder de douche. 

vrijdag 28 oktober 2022

Proost!

 

Op het terras van café ‘de Witte Aap’ op de Witte de Withstraat, bestel ik een pilsje. De barman blijkt geen Nederlands te verstaan: ik krijg een halve liter bier. Daar moet ik natuurlijk ook voor betalen: zeven euro; niet te weinig ….  maar goed … het is feest vandaag op de Witte de With … dus redeneren de biertappers hier waarschijnlijk: we maken er ook gelijk feestprijzen bij.

‘Is deze stoel nog vrij, meneer?’ vraagt een dame van pakweg vijfenzeventig.

Ze wijst naar dat ene stoeltje bij mijn tafel.

‘Ja, die is vrij, mevrouw, kom er  maar gezellig bij zitten.’  Aan elke hand heeft ze een goed gevulde king-size Wibra tas.

‘Goed, ik ga eerst even een biertje halen.’ Ze zet haar tassen op de stoel. ‘Past u even op mijn spullen?’ … dan ziet ze me de laatste slokken van mijn biertje wegklokken.

‘ Eh, wilt u ook een biertje … zal ik gelijk voor u meenemen?’

‘Nou … lekker, alleen eh,  niet nog es zo’n grote als deze … doe maar een kleintje pils.’

Gezellig vandaag op de Witte de Withstraat en omgeving … een dichter op een zeepkist … een kerk op de Schiedamse Vest met prachtige gemozaïekte muurtjes, open ateliers en een blue grass bandje.

‘Alstublieft, één voor u en één voor mij,’ ze gaat zitten, ‘proost (ze drinkt haar pilsje bijna in een teug leeg) sorry hoor maar  ik hád me toch een dorst. Weet u wat dit is hier … dit gedoe allemaal … ’

 ‘Ja,’ zeg ik, ‘allemaal moderne kunst.’ ‘Ik ben net naar een toneelstuk geweest van Samuel Becket, ‘Wachten op Godot’ heet het. Het wordt gespeeld door mensen die bij de GGZ lopen, oudere  psychiatrische patiënten. Was erg goed.’

Joh, was dat hier dat stuk? Als ik dàt geweten had … een man op de afdeling van mijn vader, speelde daarin mee. Zo’n heel lange man … bijna twee meter  … en … deed hij het goed?

 ‘Ja, beide acteurs deden het goed.’

‘Tja,’ zegt ze, ‘ik zou hier nooit gezeten hebben als pa niet wat nieuw ondergoed nodig had, want  wat hij nog in zijn kast heeft liggen is niet toonbaar meer. Zit vol met gaten en vlekken, die er ook al blijf je er een uur op boenen, nog niet uitgaan. Ik ga nu een ruime voorraad  ondergoed kopen voor hem. Bij de Wibra. Daar is dat spul het voordeligst. Ga ik op zondag, dan is het hier het rustigst. Dat valt me nu toch een beetje tegen. Ik kom uit Metro Beurs en loop naar de Wibra, als ik opeens leuke muziek hoor. Veel drukte hier in de straat. Straks, als ik die hempies en broekies voor pa  heb gekocht,  ga ik daar toch es even kijken  .. .  vooral van die Afrikaanse dans daarnet heb ik echt zitten genieten. Ik ben gek op dansen …. rumba, chachacha, jaaa de tango ook … houdt u ook van dansen?’

‘Ja, ik hou wel van dansen …. maar zonder al die verplichte pasjes …  een beetje wild … eh… vrij dansen …’

‘O,’ zegt ze. Ze kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan.

‘Ga zo naar pa toe, òm de dag een uurtje. Ik ben tegenwoordig zijn mantelzorger. Thuiszorg doet geen kl… oh, sorry    doet niet veel meer voor die ouwe mensen.

‘ Het is helaas niet anders. Kom, ik ga er maar weer eens vandoor. Nog een fijne dag, meneer.’

‘Dag mevrouw, u ook … en vergeet niet uw geld mee te nemen?

‘Geld? Van mij?

‘Ja, voor dat pilsje dat u net voor me meenam.’

‘Joh, schei nou effe gauw uit … neem er nog maar lekker een van mij. Proost!’

 

 

donderdag 27 oktober 2022

OLALA!

 Met een banaan en een uitgeperste sinaasappel achter de kiezen, stap ik de deur uit richting sportschool. Tja, maandag-, woensdag- en vrijdagochtend is het vaste prik: sportschool.  Het is kwart voor negen als ik daar incheck; om die tijd wordt het er weer rustig. Daar houd ik van: sporten in alle rust. Hé, Keith is er ook nog. Normaal gesproken begint hij  al om 6 uur ’s ochtends en is hij tegen acht uur al weer pleite.  Keith is een excentrieke Engelsman (een fanatieke Liverpool fan), die al een aantal jaren op deze sportschool rondloopt. Hij sport altijd geheel in het zwart; hij heeft ook  zwarte muts op, waar een grijs paardenstaartje onderuit komt. Keith en ik hebben elkaar leren kennen op de sportschool een jaar of vier geleden. Zo af en toe maken we een praatje, drinken koffie en als een van ons een paar keer niet geweest is, gaan we even bij elkaar langs of we bellen even om te horen, hoe het gaat.

Toevallig ben ik van plan om vanmiddag bij hem langs te gaan, omdat ik hem drie weken niet gezien heb. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat ik hem misloop, omdat ik wat láter sport dan hij. Maar neen, het klopt, hij is twee weken in de lappenmand geweest … heeft zelfs vijf dagen op krukken gelopen … geen gevoel meer in zijn rechter onderbeen …

‘Maar in dat been had je de laatste jaren tóch al geen gevoel meer, Keith?’

‘Nee, man, in mijn linkerbeen heb ik al jaren geen gevoel meer, nu komt mijn rechter er verdomme ook nog eens bij …’

Keith vindt het een prima idee om vanmiddag  bij hem thuis een ‘cup of tea’ te doen.

Keith woont in het Oude Noorden, langs de Rotte. Op weg naar zijn huis loop ik langs  ‘Olala Chocola’, ambachtelijke chocolademakers. Wat daar allemaal voor lekkers in de étalage ligt! Het water loopt me in de mond. Het lijkt me een goed idee om een paar superbonbons te scoren, voor  bij dat koppie thee straks.  Ze zijn goed aan de prijs, dat wel: tien bonbons voor tien euro maar daar heb je ook wel wat voor. 

Om kwart over vier tik ik  tegen Keith’s raam  (hij woont op de begane grond)  …. geen reactie …. nog es tikken … ja hoor daar komt hij aanschuifelen … dàt kan hij in ieder geval nog  …schuifelen … scheerschuim zit nog op zijn gezicht. Met het scheermes nog in zijn hand, laat hij me binnen. Veel te gehaast  scheert hij verder. Op verschillende plekken ligt zijn gezicht open.

Ik moet zelf de waterkoker aanzetten voor de thee en voor ons allebei een theetje uitzoeken. Hem maakt het niet uit wat voor thee. Ik schenk het water in de theekopjes. Keith is blij verrast door de bonbons. Met zijn bloedende hoofd zit hij zijn vingers af te likken van die handgemaakte cocosbonbon. Normaal ben ik helemaal niet zo van die zoetigheid … maar déze handgemaakte kersenbonbon:

Olala!

woensdag 26 oktober 2022

IEDER ZIJN MEUG.

 Loop maar even mee naar mijn slaapkamer’ zeg ik tegen, Kees mijn buurman. Daar staat mijn pc. Ik wil hem even laten zien hoe hij, bij de belastingdienst, zijn zorgtoeslag aan kan vragen, vandaar.

Terwijl ik de pc opstart, hoor ik Kees vol verbazing achter me zeggen:

‘Wat heb jij daar nou in die kast staan?’

‘Mijn pc, dat zie je toch!’

‘Neen, ik bedoel  dat daar’ en ik zie dat hij met open mond naar Peggy staat te staren.

Peggy is een barbiepop, niet zo maar een barbiepop maar een bijzonder sexy model. Misschien heeft ze in de Barbie-reeks wel een andere officiële naam maar die ken ik niet.  Deze pop is superslank, heeft lang blond haar, pronte borstjes, lange slanke benen, hoge zwarte pumps, een zwart mini jurkje en een goudkleurig ceintuurtje om haar taille.  Verder heeft ze zwaar opgemaakte ogen en zwoele, volle, roodgestifte lippen.

‘Wat bedoel je nou precies, Kees?’

‘Wat moet jij nou met dat seksbommetje daar in je kast?’

‘Oh dat,’ zeg ik gekscherend, ‘de één heeft pin-ups hangen in zijn slaapkamer, een ander, zoals ik, heeft een sexy barbiepoppetje in zijn kast staan, ieder zijn meug toch?’

Peggy zit daar nu al een jaar of drie. Op een van mijn fietstochten langs de Rotte, zie ik op de heenweg iets liggen op het fietspad, dat vaag op een pop lijkt. Ik besteed er verder geen aandacht aan. Als ik, op de terugweg, ruim een uur later, wèèr langs die plek fiets, ligt die pop er nog steeds. Eerst rijd ik er gedachteloos langs maar ik ga toch even terug om het goed te bekijken. Het blijkt dus dit gave schattige poppetje te zijn. Omdat het daar al zeker anderhalf uur ligt, besluit ik om het mee naar huis te nemen.

‘Ik kan er vast wel iemand blij mee maken,’ denk ik, ‘ is het vandaag niet dan is het morgen wel.  Maar tot op de dag van vandaag heb ik nog geen geschikte kandidaat kunnen vinden en in afwachting van haar verhuizing, zit Peggy, jou vanuit mijn kast liefdevol aan te staren.’

‘Je kan me nou wel zo smalend aan staan te kijken, Kees, toch is het werkelijk zo gegaan  … en het valt nog niet mee om van haar af te komen … ja de vuilniszak in … maar dat vind ik weer zonde van zo’n gave pop.

‘Heb jij belangstelling, Kees of ken je misschien iemand die je daar een plezier mee zou kunnen doen?’

‘Ja, ik heb wel een nichtje van zes, die heeft ook barbiepoppen maar ik vind dit model te seksueel getint voor klein meisje.  Daar wacht ik liever nog even mee.

‘Je zou er mee op een rommelmarkt kunnen gaan staan; dan ben je Peggy, denk ik, zo kwijt. Je kan er nog best vijf euro voor vangen.’

 

‘Ja, dat is een goed idee, Kees … het zal alleen nog wel even duren voordat ik voldoende andere spullen heb om op een rommelmarkt te gaan staan … en dat doe ik dan eigenlijk alleen voor Peggy, want ik hou helemaal niet van rommelmarkten. Weet je wat ik wou: dat ik die pop destijds gewoon op dat fietspad had laten liggen.’

‘Hé Kees, moet je nou nog zien, hoe dat met die zorgtoeslag van je zit, want daar kwam je tenslotte voor?‘

‘Ja, da’s waar ook.’

‘Nou, láát Peggy dan maar even en  kom naast me zitten!’

 

dinsdag 25 oktober 2022

DOORWEEKT.

 Met een doffe blik in zijn ogen loopt hij het metroperron op. Ik sta daar als enige op dat kille, donkere station Prinsenlaan. Ik heb de vorige metro gemist.

Hij loopt met gebogen hoofd maar ik zie dat hij, voor hij op het bankje gaat zitten, even schielijk naar mij kijkt.  Hij heeft lang vettig haar tot op zijn schouders. Dat accentueert nog eens zijn bleke junk-bekkie.  Een plastic winkeltasje vol gaten heeft hij in zijn hand. Er flapt een stuk uit van iets dat best eens een dekentje zou kunnen zijn. Een blauw zwart  gestreept dekentje. We zijn nu zo’n vijfminuten als enigen op het perron. Ik sta drie keer vallen bij hem vandaan. Dan vraagt hij : ’Meneer, mag ik u beleefd wat vragen?’

Ik antwoord niet en reageer à la minute: ’Ik heb geen geld bij me, hoor!  Alleen maar een betaalpasje.’

‘Ja, dat krijg ik steeds mee te horen de laatste tijd.’ Hij kijkt me niet aan … zijn vriendelijke, rustige stem verrast me.

‘Dan zal je daar wat op moeten verzinnen, hé?’ zeg ik. Ik moet gelijk denken aan de Roparun-collecte.  Ik ben aan het winkelen in het Alexandrium. Komt er een collectant naar me toe met een collectebus die hij flink laat rammelen vlak voor mijn neus.  Ik zou best wat willen geven voor dit goede doel maar ook hier moet ik zeggen dat ik alleen maar een pasje bij me heb. En in een handomdraai tovert de collectant lachend een betaal apparaatje uit zijn linker binnenzak. ‘Bij mij kunt u ook pinnen’ Ik ben daar blij mee. Twee euro pin ik voor het goede doel. 

Zegt die junk: ’Ik ken ook mensen die zo’n ding hebben. Ik heb ik er geen moer aan, want je moet ook een smartphone hebben. Die heb ik dus niet’.

 ‘Heb je geen uitkering of zo?

‘Neen, voor een uitkering moet je een vast adres hebben en dat krijgt je pas als je zeven  nachten achterelkaar op het zelfde adres geslapen  hebt … en dat lukt me nooit … hooguit drie nachten en dan is die nachtopvang al vol voordat ik me daar heb kunnen aanmelden.   

Hoe red je het zonder geld?’

‘ Moeilijk, moeilijk is het’.

‘Tja, lijkt me niet makkelijk om zoals jij te moeten leven. Ik zou het absoluut niet kunnen. Doe je het al lang zo?’

 ‘Ja, behoorlijk lang’... hoe lang wil hij blijkbaar niet zeggen.

‘Heb je al een slaapplek voor vannacht?’

‘Neen, ik hoop dat dat nog gaat lukken, het begint vanavond al aardig af te koelen … slaap nu liever niet buiten.

Ik heb wel met hem te doen ….stom eigenlijk, daarnet nog was ik blij, dat ik geen cash bij me had, terwijl ik hem nu best een paar euro’s had gegund.

Mijn metro komt er aan. Hij blijft op zijn bankje  zitten. Misschien  is dit perron voor hem een plek om even tot rust te komen en dan weer verder te gaan … op zoek naar de slaapopvang.

Die heeft hij niet gevonden, want als ik de volgende morgen naar de sportschool loop, zie ik, in de hoek van de voetbalkooi, een blauw-zwart  dekentje liggen, helemaal doorweekt.

 

 

maandag 24 oktober 2022

BORIS DE KATER

 Boris is mijn kater. Hij is nu waarschijnlijk twaalf; als ik hem krijg wordt me verteld dat hij zes jaar is en dat is nu zes jaar geleden dus vandaar: twaalf. Het is een rode cyperse kater, met tamelijk lange haren, die je overal in ons huis en op al onze kleren tegenkomt. Heel bijzonder zijn de pluimpjes op zijn oren. Hij is tamelijk kort, gedrongen en heeft een goede conditie. Dat laatste laat hij vooral zien wanneer hij in gevecht is met zijn muis, zijn namaakmuis, die hij wild aanvalt, omhoog gooit, naspringt, weg zwiept en weer achterna rent. Hij draait zich op zijn rug, houdt hem tussen zijn voorpoten vast, trapt hem met zijn achterpoten en bijt hem af en toe in zijn kop. Dan laat hij zijn muis weer achteloos liggen, wacht nog even om te controleren of  de muis echt niet meer beweegt, loopt dan naar zijn voederbakje en eet wat brokjes. Iets anders dan droogvoer eet hij niet. Alle andere katten, die ik had kregen brokjes alleen als bijvoeding. Hun hoofdgerecht bestond altijd uit vers vlees of vlees uit een blikje. Een heel enkele keer bedelt Boris wel eens om een stukje verse kip als dat op het aanrecht gesneden wordt. Meer dan een klein fliedertje kip hoeft ie nooit, hij is gauw tevreden.

Boris is een gecastreerde kater met lange rode en witte haren. Hij moet echt elke dag geborsteld worden anders raken zijn haren in de klit. Hij is zo slim om me ook dagelijks aan die borstelbeurt te herinneren: luidkeels gaat hij staan te mauwen voor de deur waar zijn borstels liggen.

Over het algemeen moet hij niet zo veel van mannen hebben. Als er mannen op bezoek zijn, ook mijn zonen, laat hij zich pas weer zien als het bezoek weg is. Maar aan elke vrouw die langs op bezoek komt moet meneer even snuffelen.

Als ik thuis ben verstopt hij zich níét constant. Hij komt wel eens te voorschijn maar altijd wat schrikkerig … als ik naar hem toeloop, zoekt hij zo snel mogelijk een veilig plekje op, alsof hij bang is dat ik hem ga slaan of zo … misschien ben ik wel te groot, beweeg ik te snel of praat ik te hard ….. ik weet het niet.

Een oud-collega raad me eens aan om me klein te maken, op mijn hurken te gaan zitten of zo, en dan met een zachte stem iets tegen hem te zeggen ….. en ja, verdomd dat hielp.

‘Pspspsppspsss,’ deed ik, lief en zacht, ‘hallo Borissie, hallo … ja, wat raar hè, dat ik nou ineens zo’n klein mannetje ben, ja, en wat raar, en vreemd ook dat ik nu zo zachtjes en zo lief tegen je praat, ja, het lijkt wel of ik kierewiet geworden ben,  hè? Ja!’

 Boris kijkt me inderdaad even aan als of tie echt denkt dat ik niet helemaal in orde ben. Hij aarzelt even maar dan besluit hij toch om langzaam mijn kant op te komen en zowaar: hij snuffelt aan de door mij uitgestoken hand, laat zich aaien, draait een rondje om zijn as en laat zich zowaar nòg eens door mij aaien. Goeie tip van mijn oud-collega.  Het werkt!

Gisteravond zit ik naar het voetballen op tv te kijken; springt Boris zomaar ineens op mijn schoot … voor het eerst in die zes jaar …. hij bleef nog zitten ook. Het moet niet gekker worden.

 

zondag 23 oktober 2022

LEEDVERMAAK

In Rusland staan ze te juichen, dat er geen stroom is in Oekraïense huizen. Ze hebben het niet meer over de ‘denazificering’ en ‘demilitarisering’. Dat zijn toch de officiële doelen van de invasie in Oekraïne. In de talkshows op de Russische televisie, die worden gedicteerd door Poetin, hopen ze nù op massaal menselijk lijden in Oekraïne.

Een Russisch parlementariër, zegt afgelopen woensdag, in een talkshow, zich te verheugen op uitval van de riolering in Kiëv.  Inwoners van die stad zullen dan in de poep moeten zwemmen en getroffen worden door een epidemie. De presentator van de talkshow sluit zich hierbij aan: ‘We houden van iedereen, maar we worden hiertoe gedwongen. We hebben geen andere keus.’

Wat schiet Poetin op met lijdende Oekraïense burgers? Poetin wil zó waarschijnlijk Oekraïne tot onderhandelen dwingen. Hij kan een gevechtspauze goed  gebruiken. Het gaat hem op het slagveld immers niet meer zo voor de wind. Hij heeft wapens tekort.

De laatste weken is  dat tekort aangevuld. Ali Khamenei, de religieuze leider van Iran, vriend van Poetin, heeft duizenden drones geleverd. Drones als vernietigingswapen. Zelf hàd Poetin dus niks meer om in Oekraïne wat te vernielen of slachtoffers te maken. Ali Khamenei heeft er geen enkele moeite mee om Poetin ter wille te zijn bij het aanrichten van verwoestingen en veroorzaken van menselijke ellende.

Even terzijde: Ali Khamenei  heeft in  zijn eigen land helemaal geen drones nodig. Hij laat in Iran gewoon een jonge vrouw in een politiewagen doodslaan,  als van onder haar hoofddoek een piepklein stukje haar te zien is.

Het is heel verleidelijk om àlle Russen te gaan haten. Niet doen. Er zijn vanzelfsprekend ook goede Russen. Dat zijn zij, die zich niet gek laten maken door de leugens die Poetin via de media het land in stuurt of laat sturen.

Vooral oude Russen, communisten vaak, weten niet beter dan dat ze hun leider trouw moeten volgen. De angst zit bij hen nog heel diep. De straffen, die de toenmalige Sovjet- dictators zoals Lenin, Stalin, Chroetshov en Brezjnev, uitdelen aan politieke tegenstanders, zijn afschrikwekkend.

De voormalige Sovjet- dictators hebben een  comité voor landsveiligheid.  Dat is de KGB.  Veel Russen zijn als de dood voor die KGB. Daar werken opsporingsagenten.  Ze speuren burgers op die tegen het regiem zijn … burgers die het gezag omver willen werpen. Die burgers worden opgepakt en zonder enige vorm van proces voor lange tijd verbannen naar werk- of strafkampen in Siberië.

Poetin heeft in de vorige eeuw een belangrijke positie binnen die KGB. Daar heeft hij veel opgestoken.  Die gewetenloosheid bijvoorbeeld. Hij zaait dood en verderf in Oekraïne. Scholen, kinderdagverblijven, speeltuintjes, ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, woongebouwen, electriciteitscentrales laat hij rücksichtslos bombarderen, met alle gevolgen van dien.  Kinderen verliezen hun ouders, ouders verliezen hun kinderen. Velen raken gewond.  Zo zwaar gewond, dat mensen, kinderen ook,  één of meerdere ledematen moeten missen. Wat een onbeschrijfelijk leed!

Ze hoeven van mij niet direct doodgeslagen te worden. Die dochters van Poetin. Maar hij moet die angst eens voelen, die mensen in het oorlogsgebied hebben. Gijzel om te beginnen zijn dochters. Benieuwd hoe hij reageert. Daarna kunnen we verder zien. Laat hem maar flink lijden.

 

zaterdag 22 oktober 2022

DE HAL

 De hal van de flat waar ik woon, leent zich uitstekend voor openbaar vuilnisvat, toilet of hangplek voor jongeren. Het gekke is alleen, dat daarvan nooit iets merk, wanneer ik in die hal ben. Een heel enkele keer zie ik wel eens een vrijend tienerstelletje. Dat schrikt van me, als ik laat thuiskom. Ze hadden duidelijk niemand meer verwacht.

Toch zijn er tekenen, die wijzen op een druk gebruik van deze hal. Platgetrapte plakken kauwgom, peuken, lege bierblikjes en plastic bekertjes tref ik aan. Uit de penetrante pisgeur die er hangt maak ik op, dat wat hier gedronken wordt, ook weer ter plekke geloosd wordt. Ik vraag me alleen af wannéér dat allemaal gebeurt. Zelden ben ik hele dagen weg. Ik ben met pensioen. Loop dus regelmatig op verschillende tijden naar binnen en naar buiten.

Er is de laatste tijd iemand, een buurtbewoner (?), die onze hal als een voorstation gebruikt voor grofvuil. Nu eens staat er een kapot kinderzitje voor op de fiets, dan weer een afgedankte salontafel of een defecte koelkast. Het vervelende is dat die buurtbewoner niet meer langskomt om zijn grofvuil werkelijk aan de stoeprand te zetten, zodat de ROTEB het kan mee kan nemen.  Dat doe ik dan maar. Ik heb wel eens het idee, dat ik hier de enige ben die dat doet. Er moet hier ook een fietsendief actief zijn, want ik heb al een paar keer een geheel afgekloven fietsframe  uit de hal moeten wegslepen.

Waar ik me ook over verbaas zijn de misselijk makende, vaak ongelooflijk grote groenige slijmklodders, die ik aantref. Op een keer zie ik, dat een van de buren, een grote klodder op de vloer van de hal deponeert. Ik kan het niet laten om daar wat van te zeggen .

‘Zo, lekker zeg buurman, als ik daar in trap, dan loop  ik dat slijm van jou, wel mooi  mijn huis in.’ Hij reageert gelijk: ‘Dat je daar een punt van maakt, man ….. maar eh … je hebt daar geen last van als je, net als ik, je schoenen uit doet, voordat je naar binnen gaat.’ ’ Wat een brutaliteit!’, denk ik!

Een enkele keer tref ik een gebruikte condoom aan. Dàt vind ik nou weer te onsmakelijk om met mijn blote handen op te pakken en in de afvalbak te gooien. Daarom koop ik zo’n grijper waar de ROTEB ook mee werkt. Dat gaat prima.

Al met al heb ik nu zo het idee dat de meeste rotzooi gemaakt wordt in de avond of de nacht.

Toevallig kom ik van de week een beetje laat thuis, uit de bios, ’t is tegen twaalven … in de hal hangt een stel jongens tegen een muur  aan. Eigenlijk zouden ze al lang op bed moeten liggen. Ze hebben allemaal wat te eten. Verpakkingen liggen in proppen op de grond, net als de platgetrapte bierblikjes.

‘Zo, eet smakelijk  heren! Jullie gaan die troep hier straks toch wel opruimen, hè?’

‘Ja, natuurlijk meneer, wij zijn nette jongens, hoor’ lachen ze.

‘Oké, dan is het goed.’

Een half uurtje later ga ik even in de hal kijken. Het ziet er perfect uit. Aan hen ligt het dus niet.

vrijdag 21 oktober 2022

FOEBELE IN QATAR.

Van 20 november tot en met 18 december aanstaande is in Qatar (Q) het wereldkampioenschap voetbal (WK). Een lelijk toernooi dat daar nooit had mogen komen. Het ligt me al jaren zwaar op de maag. Al sinds 2010, toen de FIFA (de wereldvoetbalbond) het WK aan Q toewees. Corrupte FIFA-mannen, met dollartekens in hun ogen, konden de miljoenen van de emirs niet afslaan.

Het is natuurlijk absurd. Een WK in november, in die regio. Totaal ongeschikt is het daar voor voetbal. Veertig graden is het dan.  Voor spelers en publiek worden stadions gekoeld. Niet alleen geldverslindend maar nog milieuonvriendelijk ook. Nog nooit was er een WK  in november.  ’t is altijd ’s zomers. Nú liggen, heel irritant en onnodig, wereldwijd de voetbalcompetities stil.

Q heeft geen voetbalcultuur. Grasveldjes voor de jeugd bestaan niet; alleen zandbakken. Daar in vallen de ballen dood en zakken voetballertjes weg. Geen clubs  daar, dus ook geen competitie. Wereldwijd schraapt de voetbalbond van Q een team bijeen van zakkenvullers (ex-topvoetballers).  Mondiale topclubs komen (tegen een gigantische vergoeding) zo af en toe in Q langs om te sparren met het Qatarese vreemdelingenlegioen. Zo snuffelt Q wat aan topvoetbal. Altijd in dat ene, matig bezette, armoedige stadionnetje van het emiraat.

Frank de Boer, oud Ajax-voetballer  is één van de in Q woonachtige zakkenvullers . Tevens is hij Q-lobbyist en influencer. Sinds 2010 veel gevraagd in Nederlandse talkshows  om de loftrompet te steken over het puike woonklimaat en fijne mensenrechtensituatie aldaar. Hij leeft als Allah in Q.

De nodige grote stadions zijn inmiddels gebouwd. Niet door bouwvakkers uit Q. Welnee, de mannen met baarden en lange gewaden gaan toch niet met ontbloot bovenlijf zwoegen in de verzengende hitte.  Daarvoor worden duizenden arbeidsmigranten uit arme Aziatische landen gecharterd. De projectontwikkelaar is niet geïnteresseerd in de veiligheid en welzijn van de bouwvakkers. Door bedrijfsongevallen en oververhitting , komen volgens Amnesty International in acht jaar tijd 6.500 arbeiders om,  … Frank de Boer wordt door de emir rijkelijk beloond als hij zegt dat het er maar drie waren. Hoe dan ook , voor elke honderd dode migranten staan er in Azië toch altijd weer 100 nieuwe klaar. Een stadion wordt duur betaald.

Vrouwenemancipatie bestaat niet in Q. Zonder toestemming van een man(vader, broer, partner) mag een vrouw niks. Op straffe van slaag. Seks met een ander dan je partner? Is strafbaar. Evenals elke andere geaardheid dan heteroseksueel. Lekker landje toch?

Ik associeer dit WK met bloed, zweet, dood en repressie.  Daarom ga ik het niet volgen. Hoe zeer het me ook aan mijn hart gaat. Voor een goede voetbalwedstrijd mag je me altijd midden in de nacht wakker maken. Maar van de combinatie Q en voetbal wordt ik misselijk.

Ik heb nog een paar goeie boeken liggen en een duizend stukjes puzzel van ‘Het Nederlands elftal Europees Kampioen 1988’. Beetje meer naar de bios, beetje meer porno kijken, beetje meer wandelen, beetje meer fietsen, dan kom ik dat WK wel door.

Een meerderheid van de Nederlanders zit niet te wachten op dit WK. Desondanks stuurt ons onbekwame en oliedomme kabinet ongewenst een vertegenwoordiging naar Q. Als Oranje het goed doet, gaat zelfs Willem Alexander daar nog even heen om de geur van bloed te snuiven. 

donderdag 20 oktober 2022

DE HOGE DUIK.

Van mezelf zou ik absoluut niet durven zeggen dat ik een durfal ben.  Integendeel. Zo af en toe kies ik voor een moedige actie en dan opeens durf ik niet meer door te zetten.

Zo heb ik eens de moed opgevat van de hoge duikplank te duiken. Halverwege de trap naar de ‘hoge duik’ bedenk ik me: volgende keer duik ik … nu ga ik springen. Op het randje van de sterk verende duikplank lijkt ook dat niet zo’n goed idee. Ik spring toch ook maar niet. Er is wel flink wat moed voor nodig om me, blauwbekkend en  bibberend van de kou, langs de lange rij spottende, stoere jongelui naar beneden te wurmen.  Op deze laatste moedige daad kan ik allerminst trots zijn.

Vrij risicoloos spring ik daarna vanaf startnummer een, zo ver mogelijk bij de hoge duik vandaan, in het zwembad om twintig baantjes schoolslag te zwemmen.  Twintig baantjes van vijfentwintig meter. Baantjes die ik nodig heb om de onrust in mijn lijf kwijt te raken van mijn ondoordachte hoge duik avontuur. Over die twintig risicoloze baantjes doe ik gemiddeld tussen de dertig en vijfendertig minuten. Voldoende tijd om na te gaan hoe het toch komt dat ik ineens zo lafhartig besluit om niet te springen …..waar ben ik ineens zo  bang voor…… wat is het ergste dat me kan gebeuren?

Ik ben bang dat me onderweg de adem wordt benomen door de snelheid waarmee ik van de hoge duik in het water plons. Of dat ik te lang onder water blijf, dat ik verdrink. Misschien knal ik bovenop iemand, die toevallig net op de plek zwemt waar ik het water terecht kom, waardoor ik en die andere zwemmer gewond raken. Ook kan ik hard met mijn kop op de bodem van het zwembad terecht kunnen komen waardoor ik buiten westen raak of mijn nek breek. Ik wil er niet aan denken dat ik me mijn leven lang in een rolstoel moet voortbewegen.

Zo rustig en tevreden min baantjes zwemmend, krijg ik er een steeds beter gevoel over dat ik toch maar besloten heb om noch te springen noch te duiken van de hoge duik. Waarom is het eigenlijk nodig om van drie meter hoogte in dat water te springen?  Het water spat er alleen maar hoog van op. Er ontstaat een irritant hogere golfslag en iedere zwemmer moet met een boog om de plek heen waar duikers of springers in het water plonzen. Afschaffen die hoge-duik, dat onding….bedenk ik me als ik met baantje dertien bezig ben. Vlakbij me springt, luid lachend, een kind van de rand van het zwembad … boven op mijn rug. Hij wilde een bommetje maken, zegt hij later. Hij excuseert zich, dat hij niet goed heeft uitgekeken.

Met moeite hijs ik me uit het water …..gekneusde ribben, voel ik. Tja,  in een zwembad zit een ongeluk in een klein hoekje.    

woensdag 19 oktober 2022

DE BAL.

Meneer! Meneer!! Die bal. Meneer houd die bal tegen! Die bal!!... Meneer …  De bal rolt met een behoorlijke vaart de Rotte in.

Een wat oudere heer staat langs de kant van het water. Hij fotografeert de zwanenfamilie. Vader en moeder zwaan zoeken hun voedsel op de bodem van het riviertje. De twee met bruine en witte veren getooide jongen, trachten hun ouders om beurten na te doen. 

Twee ventjes van zo’n jaar of acht komen achter de bal aangerend. Ze houden halt aan weerskanten hem. Hij stopt zijn fototoestel in de binnenzak van zijn regenjas.

‘Hoorde u ons niet, meneer?’  vragen ze en ze kijken beteuterd hun bal na. Die drijft steeds verder van de kant af.

Vader en moeder zwaan zijn nu extra alert. Met hun vleugels maken pa en ma zwaan zich groot en breed. Ze houden de bewegingen van zowel de mensen op de kant als de bal in het water scherp in de gaten.

Nee, hij had de jongens niet horen roepen.

Het water is hier te koud en te diep, om de bal zwemmend of wadend te pakken. Bovendien kan je maar beter uit de buurt van zwanen met jongen blijven, zegt hij tegen de voetballertjes. Zwanen verdedigen hun jongen zeer agressief. Hij heeft wel eens gehoord dat  een grote boze zwaan met één van zijn vleugels de arm van een jongeman gebroken heeft.

Terwijl de zwanen zich ogenschijnlijk relaxed naar een rustiger plekje op het water bewegen, vertelt hij, dat het hem vroeger lukte om een bal weer op het droge te krijgen door stenen of bonken klei vlak achter de bal te gooien. Door de golfslag werd dan de bal weer naar de kant gedreven.

Dat lijkt die jongens een goed idee. Ze gaan gelijk op zoek naar stenen.  Het mikken gaat hen niet zo goed af. Nu eens gooien ze precies òp de bal, dan weer er vlak vòòr of er ver óverheen. Al  met al is de bal na vijf minuten nog verder weg gedreven dan toen ze begonnen met gooien.

‘Geef mij eens een paar stenen,’ zegt hij en trekt zijn jas uit. Gooien kan hij, zeg!  Want binnen een paar minuten ligt de bal tegen de kademuur aan. Nog steeds wel in het water. Bijna  één meter onder het voetpad langs de kade. Veel te diep voor de korte armen van de jongens.’ Hij zet zijn hoed af, trekt zijn colbertje uit en stroopt zijn mouwen op. Hij gaat op de kade liggen en rolt met één hand de bal langs de kademuur omhoog.  

‘Bedankt meneer, ….hé meneer, voetbalt u even met ons mee?’ ‘Nee, die tijd is jammer genoeg geweest. ’

De jongens vinden het goed dat hij een foto van ze maakt als ze een balletje trappen. Ook schiet hij nog een plaatje van de zwanen,  die Inmiddels weer terug zijn op het plekje in de Rotte, waarvan ze door de bal verdreven werden. Onverstoorbaar grazen ze daar nu weer.

dinsdag 18 oktober 2022

EEN LEKKER GEURTJE.

Met een min of meer bevriend stel, Rieks en zijn vrouw Beppie, doe ik ergens in mei 1983 mee aan een geheel verzorgd meditatieweekend in een gehucht boven de stad Groningen. Carola, mijn vrouw heeft geen zin in ‘die flauwekul’ zoals ze het noemt en het lijkt mij eerlijk gezegd ook drie maal niks maar Rieks heeft net zo lang aan mijn kop lopen zeuren, tot ik ‘oké’ zeg: ´Schrijf me dan maar in joh, zeikerd´.

Twee nachten blijven we slapen op een tot meditatiecentrum omgebouwde boerderij. Het is zo’n 'tachtiger-jaren-weekend' met volop wierook, veganistisch eten, allerlei soorten kruidenthee en surrogaat koffie. Enigszins van slag door de alternatieve sfeer, loop ik aarzelend wat rond te neuzen.

Opeens komt Beppie enthousiast op me afgerend, vliegt me om me nek en drukt zich stevig tegen me aan; haar benen klemt ze om mijn bovenbenen: ´O, Jee, ik vind je toch zo´n lieverd!´.

Ik ben er  helemaal beduusd van. Terwijl zij aan mijn lijf hangt, zie ik Rieks even verderop surrogaat koffie proeven. Ik weet niets beter te doen dan haar maar een beetje vast te houden, een beetje onbenullig, een beetje knullig. Ze zoent me op beide wangen, vol op mijn mond, springt van me af en samen lopen we naar Rieks, die duidelijk staat te genieten van zijn bakkie slootwater.

Beppie heeft een lekker lijf:  volslank, stevige ronde borsten, dito billen, slanke benen maar een uitgesproken lelijke kop met ultra dunne lippen en een brilletje. Ze heeft halflang blond haar; dat dan weer wel. Haar stem is zwoel, rustgevend en contrasteert met de  bijna hysterische blik in haar spleetoogjes. Een spontaan type.  Ze is kleuterleidster. Ik had haar één keer eerder gezien. Op ons werk. Ze kwam Rieks ophalen. ‘Hoe is het mogelijk dat zo’n leuke vent als Rieks op zo´n lelijk wijf valt’.

Om een lang verhaal wat korter te maken: midden in de nacht kruipt Beppie (ik herken haar stem) bij mij in mijn slaapzak. Ze heeft een lekker geurtje op (Chanel nr5?). Haar lichaam voelt zacht en warm. Zo in het donker slaagt ze er in een handomdraai in, me op te winden. Beppie is ook razendsnel op temperatuur en dat maakt dat we een kort maar krachtig  feestje vieren op die zolder. Even snel als ze bij me is, verdwijnt ze ook weer: ´Ik ga weer naar Rieks, bye, bye, Jee.´

Ik ben zelf niet zo´n ervaren overspeler. Ik hou eigenlijk helemaal niet zo van dat spelletje, dat vrijwel altijd alleen maar verliezers kent. Maar Rieks en ik gaan op het werk zoals gewoonlijk met elkaar om. Alsof er niks gebeurd is. Hij wéét waarschijnlijk ook van niks … of wel …en voert hij onverhoopt iets in zijn schild … om mij terug te pakken. Dat kan ik haast niet geloven.

Een week of zes later op het werk, we zitten aan de koffie, zegt Rieks, dat sinds het meditatieweekend zijn relatie met Beppie sterk verbeterd is. ‘Het klinkt misschien raar, Jee,’ zegt hij tegen mij, ‘maar ik wil jou daar toch even voor bedanken, want mede dankzij jou is dat weekend zo’n succes geworden voor ons.’

Een opgewekte Rieks komt op de zaak met een doos tompoezen: ‘Beppie is zwanger, Jee … eindelijk … ik heb het er hier nooit over gehad … we waren al drie jaar bezig … tevergeefs …  maar nu … in februari is ze uitgerekend. ‘Geweldig Rieks van harte! Feliciteer Beppie óók van me!´ 

Op 23 februari  komt hun dochter Chantal ter wereld.

´Wat een lekker mollig poppetje,’  zegt mijn Carola, als  we op kraamvisite zijn.  ‘Ik kan alleen echt niet zeggen op wie van jullie ze lijkt’.. en in een flits kijkt mijn vrouw me héél indringend aan: ’Wat vind jij, Jee?’ 

’Sprekend de melkboer’, zeg ik gekscherend. En daar moeten we alle drie hartelijk om lachen.

maandag 17 oktober 2022

IK BEN ME ER EEN.

 

Op die fiets!

Gisteren sprak ik op deze plaats nog mijn afschuw uit over misdragingen van e-bikers  maar ik moet er eerlijkheidshalve  aan toevoegen, dat ik er zelf, als doodgewone fietser ook wat van kan. Ik ben me er een!

Ik overtreed alle mogelijk verkeersregels.

Ik steek mijn hand niet uit als ik de hoek om ga.

Ik trek me geen bal aan van verkeerslichten.

Ik rijd op fietspaden en autowegen in de verboden richting.

Ik fiets op het trottoir.

Ik heb géén of wazig licht op mijn  fiets.

Mijn remmen zijn slecht.

Ik heb geen bel op mijn fiets.

Is mijn fiets gejat, jat ik er een terug of koop voorvijf euro een gejatte fiets bij een junk.

 

En dan ben ik niet eens de enige die zich zo misdraagt. Ik stel me erg kwetsbaar op als weggebruiker. Het is beslist niet zo dat ik er op wacht om overhoop gereden te worden. Het is me telkens weer te doen om dat piepkleine adrenalinestootje.

 

Een supergrote stroopwafel.

Ik koop  een stroopwafel in de kraam op de Hoogstraat … zo’n supergrote … gulzig neem ik een hap, te gulzig want er breekt een stuk stroopwafel af en  valt op straat … een vrij groot stuk …  op de natte straat … gatver … dan ben ik echwel heel stom bezig als ik dat stuk stroopwafel opraap en nog opeet  ook? Toch doe ik dat: inhalig gris ik dat stuk van het trottoir … vlak voor de kwijlende bek van een boxer, die er blijkbaar ook wel zin in heeft.

Ik kan er ziek van worden. Erg ziek misschien wel. Enfin, dat zie ik morgen wel weer … als ik niet ziek word, denk ik maar zo: dan heb ik mijn weerstand er mee verhoogd. Als  al die straatschooiers wèl tegen eten en drinken uit de afvalbakken opgewassen zijn, waarom moet ik  dan een groot stuk op de grond gevallen stroopwafel  laten liggen? Kom nou, ik laat me niet kennen.

 

Een passend medicijn.

Ik weet dat het slecht voor me is en toch doe ik het. Tegen iedereen houd ik mijn mond. Ook tegen mijn psych en mijn vrouw. Geheel op eigen houtje besluit ik te stoppen met lithium, hèt medicijn dat al meer dan tien jaar uitstekend werkt tegen mijn bipolaire stoornis. Lithiumgebruik heeft enkele vervelende bijverschijnselen, onder andere dat mijn gevoelens (zowel de ups als de downs) nogal pittig worden afgetopt. Daar wil ik van af.  Heel langzaam bouw ik dat medicijn af: in drie maanden tijd. Ik riskeer zo een psychose. Door het oog van de naald kruip ik. Ben een paar dagen manisch. Van mijn psych: (‘nooit meer zoiets op eigen houtje doen , hè!!)  krijg ik een ander medicijn voorgeschreven: zyprexa; dat slaat goed aan. Ik vóél tenminste weer eens wat.

 Mijn experiment was eigenlijk te  riskant. Het resultaat uiteindelijk positief:  een passen medicijn. Was ik maar eerder gaan experimenteren.

zondag 16 oktober 2022

ONGELUKJE.

Het zit me niet echt mee de laatste tijd. Ik loop in de richting van mijn fiets, géén e-bike, een doodgewone fiets. Die heb ik met een kabelslot vastgezet aan een lantarenpaal, aan de overkant van het fietspad. Ik kijk keurig naar links of er geen fietser aankomt. Er komt inderdaad niks aan. Dus ik steek over naar mijn fietsje.  Het is immers een éénrichtingsverkeersfietspad. Knalt er van rechts met gierende remmen,  een fietser, een e-biker, met een onbeschoft hoge snelheid tegen me aan. Het is een tamelijk oude vrouw, een jaar of zestig schat ik. Geschrokken slaakt dat schofterig-hard rijdende oude wijf een iel kreetje: ‘Ooooooooooo.’ En racet alsof er niks gebeurd is verder. Ik kom, denk ik, met de schrik vrij en loop door naar mijn fietsje. Die staat daar gelukkig nog steeds lekker en op zijn gemak.

Nu vóél ik wel wat, merk ik, als ik mijn fiets van slot haal. Zo bij mijn ribbenkast, daar dreunde ze tegenaan.  Thuis gekomen zie ik dat mijn jas en mijn trui beschadigd zijn. Een of twee ribben lijken gekneusd. De huid op mijn ribbenkast bloedt. Ik kan me wel voor mijn kop slaan dat ik niet gelijk even  heb nagegaan of er schade of letsel was. Dat wijf was ook zó snel weg. Wat kan ik er nú nog aan doen?

Mijn  fiets mankeert natuurlijk niks. Die stond aan de ketting aan een lantarenpaal. Die heeft het van een afstandje allemaal zien gebeuren en was niet zo bijdehand om me even te waarschuwen. Ik hoef echt geen e-bike, maar een robot achtige fietst, die een beetje meedenkt en oplet, zo’n fiets is welkom bij mij. 

Zo’n zichzelf controlerende, oplettende  fiets, die een lekke band, een vastlopende ketting, een kapot achter- en voorlichtje ziet aankomen … glas op en kuilen in de weg signaleert en mij dat meldt. Prima zo’n p-fiets, een preventieve fiets. Nooit meer ellende onderweg. Heb je van Rotterdam naar Abbenbroek gefietst krijg je daar, in dat gehucht, een lekke band, heb je natuurlijk niet alle plakspullen bij je of geen pompje. Terwijl die p-fiets, voordat je weggaat meldt: jij gaat lek rijden … neem je plakspullen mee.

Al de brokkenpiloten op die e-bikes, gaat het zo te zien alleen maar om vaak onverantwoord snel te rijden.. De kinderen, een twee,  ja zelfs soms drie (en af en toe ook nog de hond) in de bagagebak  van de e-bike-driewieler zijn hun leven niet zeker! Met een rotvaart racet pa of moe (af en toe zelfs ook nog druk in de weer met de smartphone), richting school of winkelcentrum. Scherpe bochten worden genomen en bijna ongelukken voorkomen. De e-biker realiseert zich niet wat een risico hij neemt. Zelf riskeert hij weinig maar het lijkt wel of het hem geen bal kan schelen aan welke gevaren hij zijn of andermans kinderen en zijn hond blootstelt.

Vandaag ben ik dus de lul, door die vrouw op die klote e-bike, die veel te hard, op de verkeerde kant van het fietspad, me bijna het ziekenhuis in heeft gereden. Gelukkig worden e-bikers vaak het slachtoffer van hun eigen onveilige gedrag.  Was ik verdomme bijna als eerste voetganger de dupe van een e-bike.

zaterdag 15 oktober 2022

EEN PLOFBUIK, EEN DIKKE SIGAAR EN EEN BORREL>

‘Ieder mens heeft een beetje behoefte aan zelfdestructie’. Het klinkt raar, dit citaat van de schrijver Arnon Grünberg.

Hoe zou dat nou bij mij zitten? Hoe ben ik zelf bezig met me stukje bij beetje  te vernietigen. Eigenlijk door na elke inademing, weer uit te ademen. Zo doende zal mijn lichaam op de (heel) lange duur wel uitgewerkt raken … als een kaars opbranden … dood gaan dus … van leven ga je nu eenmaal dood; zo simpel is dat … niks bijzonders, toch?.

Wanneer Grünberg zegt, dat we allemaal wel behoefte hebben aan een beetje zelfdestructie, bedoelt hij, denk ik, dat we het allemaal een beet je nodig hebben om dingen te doen, waarvan we  wel weten, dat ze slecht zijn voor onze gezondheid … maar we doen het toch.

Zo heb ik mijn opa, de vader van mijn moeder,  nooit anders gezien dan met een enorme plofbuik, een sigaar in zijn mond en een jonge borrel in zijn hand. Zowel veel eten, roken, als alcohol drinken worden vrij algemeen beschouwd als  een gevaar voor de gezondheid, ‘een beetje destructief’ dus. Die ouwe viespeuk is daarmee nog 97 jaar geworden! Is het dan misschien zo, dat toegeven aan slechte gewoontes, meer weerstand geeft tegen kwetsbaarheid in het algemeen en tegen het met de jaren achteruit gaan in het bijzonder? Dat zo'n leven dan bijna nog kan reiken tot de honderd, zoals dat van mijn opa!

Hierboven noem ik mijn opa een ouwe viespeuk, omdat hij niet met zijn poten van zijn kleinkinderen af kon blijven. Geen jongetje of meisje in de familie was veilig. Wie hij te pakken kon krijgen, misbruikte hij. Hij riskeerde een flinke straf. Helaas is er  nooit aangifte tegen hem gedaan. Zijn vijf dochters hebben hun vader dat niet willen of durven aandoen. Misschien waren ze zelf ook slachtoffer, wat me niks zou verbazen. Hij had het verdiend om aan de schandpaal genageld te worden … maar mijn moeder en vier tantes zwegen.

Op zich was opa’s behoefte aan dit voor hemzèlf destructieve gedrag eerder vernietigend voor de kleinkinderen die hij dit allemaal aandeed. Kinderen (ik was negen toen hij mij aanrandde) schijnen er later veel last van te kunnen krijgen. Ik ben me er tot op de dag van vandaag overigens niet van bewust dat ik door dat misbruik erg beschadigd ben. Met mijn neven en nichten heb ik het er nooit over gehad. Bij mijn broers en zussen (ik ben de oudste) heeft opa de kans niet gekregen. Mijn moeder heeft ze consequent ver bij hem weg gehouden.

Soms denk ik, een beetje zelfdestructief wel, aan die opa terug ... met verachting. Hij is er veel te makkelijk mee weggekomen, met zijn vieze, korte, dikke, harige worstvingertjes.

 (uit: ‘Ja Zuster Nee Zuster’: Mijn opa, mijn opa, mijn opa …  wàt een vieze  pedo is hìj! )

 

vrijdag 14 oktober 2022

EEN SLAPELOZE NACHT

Ik ben mijn bed aan het verschonen. Hoor ik plots een scherp geluid. Komt misschien van een van mijn buren. Even later hoor ik het weer … ’t is een piep. Een minuut later nog eens … het zou een vogelgeluid kunnen zijn ... daar is het alwèèr! Nog geen minuut later. ’t Klinkt tamelijk dichtbij. Maar ’t is zeker niet hier in de slaapkamer. Overal in huis ga ik kijken en luisteren. Onder de bank, de salontafel, de mooie boekenkast. Niks te zien. Niks te horen en terwijl ik zoek: ‘piep’ … elke minuut weer ‘piep’.

Leg mijn oor te luisteren op de tv, het modem … dan is het heel dichtbij. Het doet pijn aan mijn oren.  Van bovenaf komt het. Geen beest te zien op het plafond, op een paar vliegen na. Die piepen niet. 

Vlak boven mijn hoofd nu … mijn schedel vibreert er van. Kut. Het is de rookmelder! ‘Harde Piep’ en ‘rookmelder’ google ik: ‘batterijen leeg’ en ‘graspieper’ krijg ik als rectie’.

Ik ga gelijk zoeken naar vogelgeluiden op You Tube en ja hoor, mijn geluid is ook het geluid van de graspieper. Alleen …  die maakt dat geluid staccato en drie keer vlug achter elkaar. Dan heb ik nog geluk …

De batterijen van mijn rookmelder zijn dus leeg en moeten vervangen worden. Dat doe ik wel even, denk ik … er is alleen geen beweging in dat ding te krijgen. Dan moet de huisbaas het maar doen. Ik bel hem op donderdagmiddag om drie uur. Het gepiep gaat ondertussen met dezelfde irritante regelmaat door. De telefoniste zet me in de wacht. ‘U bent dit niet van ons gewend …  bla, bla, bla … wij verzoeken u het later nog eens te proberen.’ Om vier uur en om half vijf doe ik dat met als reactie hetzelfde bla,bla, bla-verhaal.

Het kan niet anders: dit wordt een slapeloze nacht. Trek desondanks mijn pyjama aan, poets mijn tanden, ga in bed liggen en probeer te slapen … tevergeefs. Het geluid blijft hinderen. Na anderhalf uur slaap ik nog niet. Ga porno zitten kijken. Blijf klaarwakker en krijg de hik.  Ga weer naar bed. Lig op mijn rechterzij, linkerzij, rug, buik en moet dan plassen. Om half drie ga ik er weer uit. Een boek gepakt ‘Platform’ van Michel Houellebecq’. Mijn oren worden nog steeds geterroriseerd. Mijn  pyjama is niet warm genoeg. Ik pak er een deken bij. Half vijf ga ik ‘uitzending gemist kijken’: Arjen Lubach. Lang zo leuk niet als ’s avonds.

Tot half acht lig ik in mijn bed te draaien, te woelen ... ga dan ontbijten en bellen naar de huisbaas. Ik ben de eerste. De telefoniste deelt me doodleuk mee dat de onderhoudsman pas over vijf dagen komt .. . piep,piep,piep. Nog vijf hele dagen met dat hinderlijke geluid leven wordt mijn dood (overdreven).

Ik, de man met de linker handen, ga op zoek naar een buur die mij wil helpen. Mijn handige buurvrouw Hilde komt gelijk, maar ze krijgt ook geen beweging in dat ding. Knutselaar Frans, ligt ziek op bed, zegt zijn vrouw. Dries, ex-buschauffeur, heeft me al een paar keer geholpen, is niet thuis. Bij Rob kan ik altijd aankloppen, zei hij me, toen ik hier kwam wonen. Hij houdt woord. Binnen een kwartier staat hij voor de deur, in een half uur heeft hij de rookmelder gedemonteerd en die rotpiep  geëlimineerd. Wat een rust.

donderdag 13 oktober 2022

JE LACHT WEL MAAR JE BEN NIET BLIJ.

 ‘Je lacht wel maar je bent niet blij’. Iemand zei dat eens tegen mij en dat was ook echt zo.

Normaal gesproken heb ik er nóóit zo’n moeite mee om mijn vrólijke kant te laten zien, als ik het naar mijn zin heb, op wat voor manier dan ook. Het komt echter ook nogal eens voor dat ik het helemaal niet naar mijn zin heb,  zelfs geïrriteerd en bang ben en dan tóch alleen maar die vrolijke kant laat zien. Boosheid en angst slik ik vaak weg, lach ik vaak weg met een vriendelijke smile, met een geforceerd grapje of een gelaten stilzwijgen.  Dat is een tweede natuur van me geworden … op de automatische piloot reageer ik zo … in trance doe ik dat. Ik moet wel heel moeilijk peilbaar zijn voor mijn omgeving.

Die vaak zwijgzame ‘in-trance-reactie’ is  een soort dichtklappen … een niet bij machte zijn om adequaat te reageren op een vraag, opmerking of situatie. Mijn primaire reactie is dan blanco. Ik kan dan vrijwel nooit direct reageren. De werkelijke betekenis van woorden en gebeurtenissen dringt langzaam tot mij door. Dolgraag zou ik direct mijn reactie geven maar ik weet niet waarop, omdat de woorden, de gebeurtenissen dan nog niet bij mij aangekomen zijn. Ik ben blijkbaar een secundaire reageerder of trage ontvanger maar ook dat is niet altíjd zo. Soms weet ik zelfs in tweede of derde instantie geen reactie te verwoorden, een mening te geven, een oordeel te vellen. Ik vind het soms gewoon niet. En dat is niet omdat ik er niet voor durf uit te komen, dat ik het ergens niet mee eens ben maar vààk heb ik er gewoon de woorden niet voor.

Daar geneer ik me wel voor … als ik eerlijk ben zou ik steeds moeten zeggen: ‘Ik weet het niet of nog niet. Misschien weet ik het straks, morgen of later maar dan waarschijnlijk óók nog niet.’

Zelfs ten aanzien van zaken waar ik wèl redelijk wat vanaf weet, treedt het ‘in trance gebeuren’ op. Ik ben bijna mijn hele arbeidzame leven acteur geweest en vanaf mijn twintigste gemotiveerd lid van linkse politieke partijen en tòch kost het me razend veel moeite om primair te reageren op theater- of politieke ontwikkelingen.

Als kind van een jaar of 9, loop ik een beetje te dromen, op weg van school naar huis. Tot mijn schrik zie ik dat er een grote winkelruit aan diggelen ligt. Ik sta de schade en de etalage even rustig te bekijken, totdat de eigenaar van die zaak (een handelaar in  beha’s, nylonkousen, jarretels en korsetten) naar buiten gestormd komt en me ruw vastgrijpt: ‘Jij hebt die ruit ingeschoten, vuile rotaap! Je gaat hem mooi betalen ook,’ zijn gezicht loopt zowat paars aan.

Dat vind ik zo onrechtvaardig, dat ik dan ineens wèl adequaat en zeer primair weet te reageren: ‘Dat hèb ik niet gedaan,  stommeling’, zeg ik driftig en ik schop de man zo hard tegen zijn scheenbeen, dat hij me van de pijn los moet laten, waarna ik als een speer weg ren, naar huis, een eindje verderop in de straat.

In dit geval reageer ik impulsief … ik ben er zeker van … het gaat vanzelf. Maar zelfs als ik iets zeker weet, dan is mijn reactie niet altijd zo impulsief.  Tja … ’t is om gek van te worden!.

Ik ben echt een moeilijke man … 't is waar, wat mijn ex tegen iedereen zegt.

woensdag 12 oktober 2022

VOORPIEPEN.

Vrijdags is de buurtmarkt. Ik ga daar eigenlijk alleen naar toe voor kaas en vis. Met name voor de boerenkaas,  Stolwijker met name, daar lust ik wel pap van. Jonge Goudse kaas bijvoorbeeld vind ik geen bal aan.

Bij de viskraam koop ik anderhalf ons kibbeling (warm), om nog bij die kraan op te eten.  Da’s mijn vrijdagse ontbijtje.  ’t Is dezer dagen wel een wagenwijd openstaande deur, maar het moet me toch even van het hart: in één maand tijd is dat beet je kibbeling van 3,20 naar maar liefst 4.50 euro gegaan. En zo gaat het niet alleen met de kibbeling maar met alles. Behalve met de bananen. Is dat niet krom? ’t Is nu al haast niet meer te doen: aan het eind van mijn geld heb ik nog een flink stuk maand over.

Vandaag heb ik nog andere dingen nodig: vijgen, dadels, gedroogde pruimen, zure abrikozen  en pompoenpitten. Helaas, mijn kraam, die er altijd staat, is er vandaag niet.  Ik moet een eindje omlopen naar die andere duurdere kraam. Meestal is die voor mijn portemonnee te duur.  Nu zeker.

Vlakbij die andere kraam loopt een donkere man mij in hoog tempo voorbij. Hij heeft gespierde armen en draagt met de tekst: Sparta Kampioen 1958. Zoiets mag ik, als fervent Sparta Piet, graag zien. Die man is wat eerder bij de zuidvruchtenkraam dan ik. Ik sluit aan in de rij. Wacht op mijn beurt.

Ik knik en lach een vrouw uit de buurt  toe. Ik ken haar vaag. Ze komt ook vaak bij die andere kraam, die er vandaag niet is. Van horen zeggen, heeft zij, dat die kraam ‘wegens omstandigheden’ vandaag gesloten is.  Niemand weet het naadje van de kous. Er wordt hier gezegd dat de marktkooplui hun vrachtautootje met daarin de zuidvruchten in de prak hebben gereden.  Ze zouden met de schrik zijn vrij gekomen. De donkere man is inmiddels aan de beurt. Daarna ben ik.

‘Nou dat vind ik zwaar klote zeg!!’ De Sparta-man vòòr mij draait zich naar mij om. Reageert als door een slang gebeten. Alsof ik hem van voorpiepen beticht:  ‘Waarom moet jij zo moeilijk doen, man?’ zegt hij tegen mij … stoom komt uit zijn oren ...’ik word hier zo moe van …. Ik sta hier godverdomme toch eerder in de rij dan jij, klootzak!’. Zijn gezicht staat op onweer.

Ik heb geen flauw idee wat ik fout gedaan heb. Wat ik zei, iets met ‘klote’, sloeg op dat ongeluk, niet op hem. Ik ben met stomheid geslagen. Beetje bang ook wel, want hij is een beer van een vent. Tot mijn opluchting weet een andere klant: ‘type zwaargewicht worstelen’,  de boze man wat tot kalmte te manen.

Enigszins onthutst verlaat ik de markt met m’n kaas, vis en zuidvruchten. Met een boogje loop ik om die twee kleerkasten heen. Ogenschijnlijk relaxed staan ze daar na te praten.

dinsdag 11 oktober 2022

OP DE BOERDERIJ.

Rond mijn tiende jaar vermager ik plotseling ernstig. Ik krijg zo’n bleek bekkie, dat ik door het maatschappelijk werk naar een boer in  Nieuw-Heeten (Overijssel)  word gestuurd, om aan te sterken. De boer heet Frans. Hij heeft een motor met zijspan, een DKW. Daarmee haalt hij me op van het station in Deventer. Het is dan nog bijna een uur rijden (in die zijspan!) naar zijn boerderij. De boerin heet Betsie.   Frans en Betsie zijn reuzen. Althans in mijn beleving. Zo groot en zo dik ook zijn ze.  Kinderen hebben ze niet.

Misschien komt het wel daardoor dat ze zo vaak lachen om mij: omdat ze  geen kinderen gewend zijn.  Ik snap echt niet wat er om mij te lachen valt. Want volgens mij  bèn ik helemaal niet leuk. In Rotterdam lacht er echt nóóit iemand om mij. 

Ik denk nu, dat Frans en Betsie lachen, omdat ik anders praat. Zij praten Sallands. Ik Rotterdams.  Elke ‘ij’ klinkt bij hun als een ‘ie’.  Elke ‘ui’ klinkt als een ‘uu’ en de ‘korte a’ wordt een soort ‘korte o’. De woorden die in Rotterdam gewoon  eindigen op ‘en’ eindigen in Salland alleen op een ‘n’. Dat hoef ik toch zeker niet verder uit te leggen?  Nou, vooruit één voorbeeldje dan: ‘mijn pruimen’ wordt in Salland: ‘mien pruum’n’. Probeer voor de grap zelf maar eens wat meer uit. Lachen is dat!

Ze eten daar ‘kruutmoes’ wij zouden zeggen ‘kruidmoes’…niet te vreten dat spul … echnie … karnemelksepap met bruine bonen …  klapstuk erbij en nog wat onduidelijke ingrediënten.

Waar ik van sta te kijken is dat huisdieren, als kat en hond niet in het  woongedeelte van de boerderij mogen komen. De kat moet buiten op muizenjacht en de taak van de hond is ongewenste bezoekers op afstand houden.  In de woonkamer zit wel een parkiet in een kooitje. Betsie gaat een paar keer per dag met haar neus tegen het kooitje staan, trommelt met haar vingers tegen het hekwerkje en zegt dan op hoge toon: ‘pietepietepietepietepiet,’ en vervolgens gaat ze weer verder met haar werk. De parkiet, die Rosa heet,  haalt dan haar schoudertjes op, pikt wat zaadjes uit haar etensbakje en gaat verder met haar wasbeurt.

Voor alle vier de grote ramen in de woonkamer zijn ‘insectenvanger-plakstrips’ uitgerold. Met een punaise is de plakstrip bovenin het raamkozijn gepind. Bij één raam is de strip nog helemaal schoon. Bij de andere ramen zitten er al veel insecten aan de plakstrip gekleefd. Muggen, bijen, wespen, vlinders, nachtuiltjes en vliegen in alle soorten en maten zoals: de roodwangbromvlieg, de dambordvlieg, de groene vleesvlieg en de ook bij ons in Rotterdam veel voorkomende strontvlieg. Als ik eens een middagje niks te doen heb tel ik de insecten op de strip. Ik tel maar liefst dertien strontvliegen op één strip.

Elke donderdag haalt Frans de strippen met de meeste vliegen weg. Dan rolt hij weer schone uit. Die blijven een kleine maand hangen. Dan zijn ze weer volgeplakt.

‘Wat doen jullie dan met die oude strips?’ vraag ik nieuwsgierig.

‘Die wordt door Betsie uut'etrokk'n in de kruutmoes. Dà’s noe pas lekker eet’n  jong’n.'

‘Gatver!’

 

maandag 10 oktober 2022

SEKS MET DIEREN

 Van de Algemene Bond ter Bescherming van Dieren krijg ik de vraag een  enquête in te vullen.  Op alle vragen kan ik resoluut antwoorden behalve op vraag 22,  die gaat over seks met dieren. Daar heb ik wel even over zitten piekeren. Er zijn  nogal wat mogelijkheden en ik wil me er ook weer niet met een Jantje van Leyden vanaf maken.

Die vraag 22 luidt:

De meeste mensen zullen ‘seks met dieren’ niet als iets een normaals beschouwen. Op dit moment is seks met dieren in Nederland zelfs strafbaar. Wat vindt u?

A.         Ieder diertje zijn pleziertje. Er worden dagelijks honderdduizenden dieren geslacht om             opgegeten te worden en dat wordt ook nog eens met landbouwsubsidies  aangemoedigd. Seks met dieren strafbaar stellen is daarom onnodig geldverslindend en hypocriet.

B.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig. Daarom is het verbod terecht.

C.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig, maar een privé-aangelegenheid waar    de overheid zich niet mee moet bemoeien.

D.        Seks met dieren is heerlijk. Als het hier verboden blijft zal ik daarvoor naar Duitsland, België of Colombia moeten.

E.         Weet niet/geen mening

In eerste instantie denk ik: ik doe lekker makkelijk: ik kies ’E.  Weet niet/geen mening.’

Weet ik veel of het lekker is. Ik heb nog nooit seks gehad met een dier dus … ook nog nooit gedachten of gevoelens gehad die me drijven tot sodomie … ook niet als ik in levende lijve, op foto of film prachtige dieren zie staan, lopen, rennen, vliegen of zwemmen.

Persoonlijk ben ik nog nooit in Duitsland of Columbia geweest. Nooit geweten dat het daar toegestaan is. In België blijkbaar ook … nou, daar ben ik vaak genoeg geweest maar nog nooit heeft iemand mij er op attent gemaakt dat het daar mag. Zou het daar dan met alle mogelijke dieren zomaar mogen? Ik wil er eigenlijk niet eens lang over nadenken. De meeste dieren zullen ook niet erg opgewonden raken van ons mensen.

Hoewel, een krolse kat kan soms knap irritant met haar vochtige poesje tegen mijn scheenbeen aan staan te rijen. Dan kan je zo’n poes wel tien keer van je afduwen, ze volhardt in haar krolse gedrag. Wat te denken van de hond, zowel de reu als de teef, die al naar gelang de grootte van het dier, tegen je onderlijf, bovenlijf of heupbeen staat aan te schurken. Ik weet geen raad met dat gedrag, vind het alleen maar afstotelijk. Vooral als het een grote hond is en hij behalve dat hij schuurt tegen mijn broekspijp, ook nog eens in mijn nek hijgt en met zijn natte neus of tong mijn gezicht een grote beurt geeft. Ik kan er met de beste wil van de wereld niet opgewonden van raken.

Ik heb in die enquête  op vraag 22 dan ook het antwoord ‘B’ gekozen maar of seks met dieren ook werkelijk smerig is weet ik niet en dat wil ik niet weten ook.

Onze kater Thijs wilde die enquête ook wel eens zien. ‘Okay,’ zeg ik, ‘ik  help je wel even.’ Thijs heeft , ergens wel begrijpelijk, over  geen enkele vraag een uitgesproken mening. Behalve dan over vraag 22. Zijn antwoord daarop is klip en klaar:

D.       Seks met dieren is heerlijk. 

zondag 9 oktober 2022

PAS GOED OP JEZELF

Een vrouw met een niet alledaags, propperig lijf en een Elisabeth Taylor-achtig gezicht zit opeens naast me te spinnen. Voor het eerst, want ík heb haar hier nooit eerder gezien. Bovendien kan ze nog maar net bij het stuur met die korte armpjes van haar doordat het zadel te ver naar achteren staat. Jean, de spincoach ziet dat het zo niet goed gaat. Hij helpt haar met het instellen van de fiets op haar afmetingen. Angst voor lichamelijk contact heeft  hij niet. Kan natuurlijk ook niet in zijn functie.  Met wat zachte druk van zijn hand op haar rug beweegt Jean haar bovenlichaam iets naar voren, hij strekt haar linkerarm een beetje en stelt de hoogte van haar stuur in, swingend en ‘smilend’.

Ongetwijfeld geïnspireerd door Jean, begint ‘Proppie’ naast me dansbewegingen te maken op haar fiets. Onze blikken kruisen elkaar als ik lach om dit ‘geïmproviseerd sportballet’.

Ze is echt omgekeerd evenredig aan de meeste andere spinsters hier. Die hebben  aerodynamische kleding en bijbehorende lijven. Strakke sportkleding over slanke afgetrainde lijven. Met haar slobbertrui, haar veel  te kort afgeknipte, verwaste broek en haar afgetrapte gympen is ze hier duidelijk een dissonant. Toch zie ik niemand, die net zo opgewekt op de pedalen staat als zij.

‘We gaan bergopwaarts,’ zegt Jean, ’draai weerstand bij. Je moet nu pijn in je bovenbenen gaan voelen. Kom op! Nog steiler. Hop! Hop! Hop! We zijn bijna op de top! Twee minuten en dan bergafwaarts.’

Ik werp even een vluchtige blik naast me en zie dat ‘Proppie’ nog net zo fris op haar fietsje zit  als aan het begin van de training. Haar grote bruine ogen kijken mij lachend (of is het spottend?) aan.

Na de training staan we aan de bar. Ondanks haar geringe inspanning heeft ze een gezonde blos op haar wangen. We drinken thee en praten wat. In Zuid woont ze, al zeven jaar. Mina heet ze. Ze is  48. Ik zeg niks maar ik schat haar zeker tien jaar jonger.

‘Hard trainen is wel goed,’ zegt ze,’ maar ik doe niet alles wat Jean zegt. Ik luister goed naar mijn lichaam. Na de training wil ik ook nog kunnen bewegen.’

Ze is openhartig. Mina gaat drie weken naar Iran, Teheran. Ze gaat haar oogappel bezoeken, haar jongste broer Heydar. Hij is 7 jaar jonger dan zij. Mina is als een moeder voor hem. Hij woont in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten.

Het zal voor haar geen prettige vakantie worden daar.  Woedend is ze over de dood  van de 22-jarige studente Mahsa Amin . Zij overlijdt ten gevolge van haar gewelddadige arrestatie. Haar hoofddoekje zit niet zoals het hoort. Mina gaat daar meedoen aan de  protesten tegen het vrouwvijandige regeringsbeleid. Ze is van plan demonstratief haar hoofddoek te verbranden en een stuk van haar haar af te knippen. Bang is ze absoluut niet voor die religieuze trollen.

Succes! Maar pas goed op jezelf, Mina!.

Zal ik haar ooit nog eens terugzien op de sportschool?