vrijdag 18 mei 2012

Niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt.


In november 2011 kreeg buurman Joop de zak. Ik maak zo af en toe een praatje met hem bij de bushalte. Augustus sprak ik hem voor het laatst. Toen vertelde hij me, dat het niet zo goed ging op zijn werk. Vanaf april 2011 kreeg het drukkerijtje waar Joop zijn geld verdient nog maar weinig orders. Toch was dat geen reden voor Joop om zich zorgen over te maken. Dat deed hij nooit en waarom nou wel? Altijd optimistisch, altijd lachen, altijd vriendelijk. Volgens Joop komt alles altijd wel weer goed.

Joop is licht gehandicapt. Tegenwoordig noemen we dat: ´hij heeft een vlekje.´
Loopt beetje moeilijk: als hij loopt, schuren zijn bovenbenen en klutsen zijn knieën tegen elkaar. Sjokkend beweegt hij zich voort, hij lijkt wel een telganger en wanneer hij wat zegt zou je denken: ‘die heeft te veel gezopen’.
Hij is om de donder niet dom. Wel secundair en ook behoorlijk naïef . Tekort aan zuurstof zou hij hebben gehad toen zijn moeder van hem beviel. Althans  dat zeggen 'ze' over hem.…..en dat zou best nog wel eens waar kunnen zijn ook.
Joop zit in de WAO en er zal dus een geschikte werkplek voor hem gevonden moeten worden: dat is dus die drukkerij geworden Hij werkt er al meer dan tien jaar. Manusje van alles is hij daar. Alle niet geautomatiseerde processen en alle niet zo ingewikkelde storingen krijgt hij daar op zijn bordje. Met z’n tienen werken ze daar. Allemaal WAO´ers, uitgezonderd de  meewerkend voorman, directeur-eigenaar is van die zaak.

27 oktober 2011 kreeg het voltallige personeel van de directeur te horen, dat de drukkerij failliet was. 28 oktober kon iedereen al thuisblijven. De jongere collega´s van Joop, vonden al snel weer ander werk. Niet zo onlogisch want de in lichte mate verstandelijk of geestelijk gehandicapte wao-er is doorgaans een goede en goedkope arbeidkracht is. Bovendien keert de uitkeringsinstantie, het  UWV,  ook nog eens een lucratieve premie uit, aan de werkgever, die een werkloze WAO´er, beneden de 40, voor een jaar in dienst neemt. Deze premie komt neer op de helft van het bruto loon gedurende het eerste jaar van het dienstverband! Joop echter was en bleef ´de lul´: hij is 58, dus hij zal van ze lang zal ze leven nooit meer aan de slag komen. Dat weet hij zelf ook wel, want ook al heeft hij dat vlekje, achterlijk is hij beslist niet. Flegmatiek eerder. Druk kan hij zich er niet om maken, dat hij wordt uitgesloten van zo´n premie, alleen maar omdat hij ouder is dan 40 jaar.

Tegen beter weten in houdt het UWV  Joop  scherp, middels de sollicitatieplicht. Elke week vier sollicitatiebrieven schrijven; verplicht! Voor veel baantjes is Joop niet of niet meer geschikt. Hij solliciteert naar functies als  autowasser, reinigingsmedewerker, schoonmaker, hoveniersassistent, behanger, lijstenmaker en  tramrailreiniger. De meeste bedrijven vinden Joop echter te oud en zonder die UWV-premie kan hij het helemaal wel vergeten.

In de  maand november is het gedwongen niets doen wel overkomelijk voor Joop. Zijn vrouw, Halina, laat hem allerlei klusjes opknappen, die al jarenlang liggen te wachten. Ze doen samen de boodschappen en om beurten koken ze wat lekkers voor elkaar. Toen Joop nog werkte, zorgde Halina er altijd voor dat het avondeten voor hem klaar stond als hij thuis kwam.  Niet meer dan normaal wanneer je zelf niet buitenshuis werkt, vindt ze. Ze doet het huishouden en voor iemand als zij is dat een giga-klus. Ze heeft uitgerekte longen. Wat inhoudt, dat ze van een wandelingetje van hun balkon vòòr naar hun  balkon àchter, enige tijd buiten adem is. Hulp wil ze niet. Hoewel….. wil ze niet….als de eigen bijdrage voor de thuishulp wat lager zou zijn……misschien zouden Jopie en zij  het dan in overweging nemen. Bruintje kan dat echt niet meer trekken nu hun zorgkosten hoger zijn opgelopen dan  alle woonlasten bij elkaar.  Maar wat voor Halina ook meespeelt om geen thuishulp te nemen is het besef dat het beter is om zelf actief te blijven, ondanks benauwdheid, traagheid en pijn. De gedachte geheel afhankelijk te worden van anderen is haar een gruwel.

In de feestmaand december verveelt Joop zich geen moment. Net als in bijna elk ander gezinnetje is het in die decembermaand een drukte van belang. Halina kon zich niet voorstellen dat ze het de voorgaande jaren in december zonder Joop had afgekund. Voorheen werkte Joop immers en was hij slechts een luttel aantal uurtjes beschikbaar voor haar als huishoudelijke hulp.

Na het hollen in december kwam was er de stilstand in januari en de lol om thuis te zitten ging er voor Joop al snel af. Daarom ging hij eens praten bij ‘De Zonsverduistering’, een verpleeg- en verzorgingshuis bij hem in de buurt en daar bleken ze al enige tijd op zoek te zijn naar een vriendelijk, geduldig, behulpzaam persoon, die ook nog eens een beetje handig was. Ze haalden hem daar maar wat graag binnen en Joop ging enthousiast als vrijwilliger aan de slag in een job, die met het voortschrijden van de tijd steeds gevarieerder werd. Zo moest hij nu eens een dementerende dame naar de kapper brengen, alwaar ze werd voorzien van het inmiddels  gepatendeerde blauwgrijze oude-dametjes-permanent. Dan weer wordt hij ingezet om schilderijen of gordijnen op te hangen. Zelfs is hij  gevraagd om op de woensdagavonden mee te doen aan het diner-dansant: aan heren is momenteel immers in elk verpleeg- en verzorgingshuis een nijpend gebrek.

Vanaf half januari 2011 is Joop is een populaire vrijwilliger in ‘De Zonsverduistering’.   Zowel werkers als bewoners lopen met hem weg. Hijzelf is ook bijzonder in zijn nopjes. Net als bij de drukkerij is hij dagelijks van acht tot vijf in touw. Vijf dagen in de week. Tot half april gaat dat allemaal goed.  

Dan ontvangt Joop, ofwel de heer J. Dekerse , want zo heet Joop nu eenmaal officieel,  een brief van het UWV:

1.Het UWV ontvangt sedert 15 januari 2011 uw verplichte sollicitatiebrieven niet meer.

2.Uw vaste telefoon wordt steevast opgenomen door mevróúw Dekerse,  die slechts weet te melden, dan u de hond uitlaat. Altijd net als het UWV u wil spreken.

3.Van een anonieme informant verneemt het UWV,  dat u sedert half januari 2011 vrijwilligerswerk verricht in ‘De Zonsverduistering’.

4.Het UWV verwijt u ten eerste, dat u geen permissie heeft  om dit werk te doen en ten tweede dat u, tot op heden, nog nooit op een urenverantwoordingsformulieren melding heeft gemaakt van dit vrijwilligerswerk.

5.Ook al is dat werk zinvol, is er veel behoefte aan en staat er voor u geen beloning tegenover, feitelijk, zo betoogt het UWV, bent u daardoor niet beschikbaar geweest voor de arbeidsmarkt in de periode half januari tot half april 2011.

6.Daarom daagt het UWV u voor het gerecht en eist van u de restitutie van drie duizend euro, zijnde drie maanden aan hem betaalde WW-uitkering.

Uiteindelijk bleek het UWV toch nog enige clementie te hebben betracht met Joop, zo bleek bij de rechtszitting: door niet het werkelijke totaal van drie maanden maar slechts twee maanden uitkering terug te eisen. Dit gezien Joops persoonlijke omstandigheden.

Afgelopen woensdagmiddag 16 mei kwam de zaak voor.  Die middag kwam ik Joop tegen bij het hondenpoepveldje. De zitting was nog maar net achter de rug. Toen hoorde ik eigenlijk voor het eerst dit hele verhaal.
De adrenaline gierde al snel door mijn lijf: wat een bureaucratische klootzakken,  mierenneukers. Wat een tenenkrommende onrechtvaardigheid en dat alles omdat Joop,  een eenvoudige, bijzonder sociale man, onvrijwillig werkloos, zich geheel op eigen initiatief nuttig maakt voor de samenleving en hoeft er helemaal niks voor te hebben. Die kut-informant en die UWV-klootzak zou ik, met het grootst mogelijke plezier, tergend  langzaam willen wurgen.

En Joop? Hoe reageert Joop hierop?   Ogenschijnlijk relaxed vertelt hij zijn verhaal. Lachend, schaapachtig lijkt het haast wel. Apathisch.
´Misschien heb ik wel wat fout gedaan. Precies snap ik het allemaal ook niet, hoor.  Ja, het is wel heel jammer, dat wel, want ik vond het werk erg leuk in ‘De Zonsverduistering.’ zei hij schouderophalend. 
´Maar stel je nou eens voor dat je de zaak verliest, man,´ zei ik, ´ je kan toch niet zomaar in één klap tweeduizend euro missen.´
´Neen, dat kan ik zeker niet, was het maar waar, dan was ik een rijk man. Ach, ik maak me niet druk, hoor, want in dit land kan je bij zo veel instanties aankloppen, als je niks meer te besteden hebt. Je wordt altijd wel weer gered,´ aldus Joop, ´want de overheid wil het liefst voorkómen dat je uit stelen gaat.’

Op 9 juni a.s. doet de rechtbank uitspraak.  Ik beloof hem dat ik dan met hem mee zal gaan. ‘Ga eens langs bij de  ‘De Zonsverduistering’ en doe daar je verhaal. Er zullen best wel ex-collegae zijn die er de 9e juni ook bij willen zijn en stampij willen komen maken als de uitspraak slecht voor je uitvalt.
Jij moet in dat geval zeker hoger beroep aantekenen,’ zei ik hem.

‘Bruuuuuutus!. Hier!’ zijn hond rende braaf naar hem toe. Joop deed Brutus aan de lijn; knikte hij me glimlachend toe, knipoogde zelfs naar me en zei:   
‘Ach, ja. Wie dàn leeft, wie dàn zorgt.’

Brutus heeft schoon genoeg van zijn uitje. De bouvier heeft haast, het beest ruikt zijn gevulde voederbak al thuis. Joop moet nu echt naar een hogere versnelling overschakelen om zijn hongerige viervoeter te kunnen bijbenen.

woensdag 9 mei 2012

Proppie


Een vrouw met een niet alledaags, propperig lijf en een Elisabeth Taylor-achtig gezichtje zit opeens op de spinningfiets naast me. Ze komt dus ook mee fietsen. Voor het eerst, dat moet haast wel, want ík heb haar hier nooit eerder gezien; bovendien gaat ze zitten raggen op een fiets, waarvan het stuur veel te laag staat en het zadel voor haar korte beentjes veel te hoog. Bovendien kan ze nog maar net bij het stuur met die korte armpjes van haar doordat het zadel te ver naar achteren is geschoven. Jean, de charmante spintrainer ziet gelijk dat het zo niet goed kan gaan en helpt haar met het instellen van de fiets op haar bijzondere afmetingen. Angst voor lichamelijk contact heeft die Jean niet. Kan hij natuurlijk ook niet gebruiken ook in dit werk.  Jean pakt haar routineus bij haar middel; strekt haar linkerbeen wat,  zet haar linkervoet op het pedaal en stelt dan het zadel in, op  hoogte van de bovenkant van haar linkerheupbeen. Dit alles doet hij swingend op de hard dreunende  technomuziek, die uit de krachtige boxen van de spinningruimte knalt. Met wat zachte druk van zijn hand op haar rug beweegt Jean haar bovenlichaam iets naar voren, hij strekt haar linkerarm een weinig en stelt de stand van het stuur in. En maar swingen en maar lachen en maar zingen (onhoorbaar overigens). 
Ongetwijfeld geïnspireerd door Jean, begint ‘proppie’ naast me  onverwacht-soepele dansbewegingen te maken op haar spinfiets. Onze blikken kruisen elkaar als ik geamuseerd lach om dit ‘geïmproviseerd sportballet’. 
Ik merk, dat ik niet meer zo fanatiek als normaal met mijn spinning-warming-up bezig ben. Ook ik zit nu zelfs een beetje te swingen op mijn fiets.

Ze is echt omgekeerd evenredig aan de meeste andere spinsters hier. Die hebben  vrijwel allemaal aerodynamische kleding en  dito lijven; strakke sportkleding over slanke afgetrainde lijven.
Met haar slobbertrui (dat soort truien ligt bij Bristol in de aanbieding voor  4,95 euro), haar veel te kort afgeknipte  pyjamabroek  (met Brabants bontje motief) en haar blauwe low budget gympen is ze duidelijk een dissonant in het mini-sportglamourwereldje hier, dat Sportschool Fit & Fun heet. Toch zie ik, eerlijk is eerlijk,  op dit moment geen spinster, die net zo opgewekt en fris  als zij op de pedalen staat.

Iedereen in de zaal laat zich opzwepen door trainer Jean:
‘We gaan nu steil de berg op,’ zegt hij, ’draai weerstand bij. Je moet nu pijn in je bovenbenen voelen. Kom op! Nog wat steiler. Hop! Hop! Hop! Nog even en we zijn op de top! Twee minuten en dan gaat het bergafwaarts.’ 
Net als de andere spinners, laat ik me helemaal gek maken door Jean. Mijn hele lijf mijn kleren ……  zeiknat en op het marmoleum heeft zich, rond mijn fiets, een flinke plas zweet gevormd. Buiten adem en met een knalrode kop arriveer ik op de top van die fictieve berg.

Ik werp even een vluchtige blik naast me en zie dat ‘proppie’ nog net zo monter en energiek op haar fietsje zit te stralen als aan het begin van de training. Haar grote bruine ogen kijken mij lachend (of is het spottend?) aan. Het lijkt wel alsof ze op een zonnige lentedag, over een vlak, geasfalteerd fietspad fietst in een rustige landelijke omgeving en een heel klein beetje de wind mee heeft.  Zie ik haar nu naar me zwaaien? Of verbeeld ik me dat?

Na de training komt ze bij me staan aan de bar. Ondanks haar geringe trainingsinzet heeft ze een gezonde blos op haar wangen. We drinken thee en praten wat. In Zuid woont ze, al zeven jaar. Mina is haar naam; ze is  48. Ik zeg er niks van maar ik had haar zeker tien jaar jonger ingeschat. 
‘Hard trainen is wel goed voor je lijf,’ zegt ze,’ maar je moet niet alles doen wat die trainer zegt. Doe ik ook niet. Ik ben niet gek. Ik luister naar mijn lichaam. Doe wat ik kan. Na de training moet ik ook nog een beetje kunnen bewegen.’
Ik raak gefascineerd door haar mooie bruine heldere kijkers; een fascinatie, die al snel weer wegebt bij het aanschouwen van de nu zo duidelijk zichtbare zwarte haarstoppeltjes op haar bovenlip. 
Ze is opmerkelijk openhartig. Mina gaat de komende drie weken op familiebezoek. Naar Iran, Teheran om precies te zijn. Ze gaat niet op visite bij haar acht zussen, want die wonen dezer dagen verdeeld over heel West-Europa. In Teheran woont nog een klein aantal familieleden van haar: haar vader van 81, die volgens Mina tegenwoordig alleen nog maar met seks bezig is en twee (oude, chagrijnige) tantes. Maar eigenlijk gaat ze alleen maar naar Iran voor haar oogappel,  jongste broer Heydar. Zeven jaar jonger dan zij. Heydar, zijn naam staat voor: leeuw. Mina is als een tweede moeder voor hem. Hij woont nu in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten.
Het zal voor haar niet echt een prettige vakantie worden daar, denk ik. Desalniettemin wenst ik haar dat toch van harte toe. Zal ze nog eens komen spinnen?