woensdag 31 augustus 2022

CORRIGEREND ONDERGOED

 Mijn zwager Ron is zestig geworden. Hij viert het samen met Karel, een vriend van hem,  die ook net zestig geworden is. Ron en Karel kennen elkaar al vijfenvijftig jaar, van de kleuterschool. Het feest is in een garagebox voor  vrachtwagens. In werkelijkheid heeft er nooit een vrachtwagen in gestaan. Het is gewoon een illegale feesttent.

Vanaf acht uur die zaterdagavond zijn  alle vrienden en familieleden welkom. De opkomst lijkt wat gering maar dat kan komen door het grote oppervlak van de feesttent. Er zijn er toch zeker al  twintig. Op het hoogtepunt van de avond, zo rond half elf zijn er 150 à 200 feestgangers.

Koffie wordt vanavond niet geschonken. Dat staat ook in de uitnodiging. Voor mij betekent dit: een avondje bier drinken, babbelen, knabbelen en swingen op  lekkere muziek.

Carolien, mijn vrouw,  zegt zo in het voorbijgaan tegen me: ‘Weinig leuke mannen, zeg!’

‘Ja, kom nou zeg, had je misschien de stille hoop vanavond aanbeden te worden door jonge godenzonen. Het is een feestje van twee mannen die de zestig gepasseerd zijn. Hun vrienden en naaste familie zijn ook allemaal tussen de vijftig en zeventig. Daarbij denk ik, dat de meeste kinderen van die mensen, niet veel trek hebben in  zo’n ouwelullenfeestje als dit. Dansen op muziek van de Stones, Beatles, CCR, Aretha Franklin, Deep Purple, The Eagles.  Ze zullen toch zeker wel wat beters te doen hebben.’

‘Trouwens,’ zeg ik tegen Carolien: ‘op een heel enkele uitzondering na zijn de dames ook niet van een oogverblindende schoonheid. Maar ik moet zeggen: de meeste dames hebben kosten nog moeite gespaard hun oude, doorgaans iets te zware lichamen een frivoler aan zien te geven. Corrigerend ondergoed verhult al veel en een jeugdig aandoend,  fleurig  M&S-jurkje,  doet de rest. Met zo hoog mogelijke pumps tonen borsten en bibs  wat pikanter; allerlei make-upjes maken de gerimpelde koppies weer frisser en jeugdiger  … gewekte illusies  … waar vanavond maar weinig heren in zullen trappen … denk ik … zelfs niet die onooglijke mannetjes van vanavond hier op het feest.

De eerlijkheid gebiedt  te zeggen, dat de meeste aanwezige heren een veel te dikke pens hebben.

‘En jij dan, Jee?’

‘Nee, te zwaar ben ik niet. Ik ben 78 kilo bij 1.85 m. Dat is toch prima?! Niet dat ik daar over wil opscheppen. Allerminst.  Hooguit onderscheid ik me daarin enigszins van de andere aanwezigen.’

Carolien valt het op dat al die feestvierende mannen zo op elkaar lijken. Het zijn er een stuk of tachtig. Net broers van elkaar … net kabouters zijn het : kleine lelijke mannetjes. Allemaal zo rond de 1.73m. Ringbaardje. Sikje. Of een sikje met snor, een zogenaamde ‘pratende kut’. Stuk voor stuk zijn ze kaal of hebben nauwelijks haar. Een puntmutsje ontbreekt er alleen nog aan … maar wat een opgewonden standjes, zeg … luid pratende en luid lachende kabouters … en dàn was het nog een avond zònder Sneeuwwitje … want vertoont zij zich aan dat stel dan heb je de poppetjes helemáál aan het dansen.

Dansen doen deze kabouters nu níét … er wordt luidkeels gezongen, terwijl ze hun handen boven hun hoofd van links naar rechts zwaaien.

 

‘De dames kan het nu feest ten einde loopt niet meer zo veel schelen hoe ze er bij lopen.  De mascara is doorgelopen; het ondergoed kan door het vele eten en drinken zijn corrigerende werk niet meer aan en die pumps zijn leuk voor hooguit een uurtje. Dat fleurige jurkje is eigenlijk wat aan de krappe kant voor dit uur … dit uitbuikmoment … maar een kniesoor die daar op let. De dames en heren zingen en zwaaien nu samen; ook Carolien en Jee doen enthousiast mee:

‘Een beetje verliefd …’

Nog vele jaren Ron en Karel!

dinsdag 30 augustus 2022

DUTCH TAAL MAKES ME CRAZY, MIJ.

 Twee weken geleden ontmoet ik Ali in de sportschool. We zijn  aan het crossen. Naast elkaar. Onze blikken, vriendelijk, kruisen elkaar. Voor de grap zeg ik, dat hij me toch niet meer kan inhalen.

‘Sorry? don’t understand ... English  please’.

‘It's a joke.’: ‘You will never pass me.’

Het is blijkbaar niet zijn humor en ik moet ook toegeven: ik ben wel eens lolliger geweest. Maar goed.

We stappen zo’n beetje tegelijkertijd van het cross-toestel af. Allebei flink bezweet. We stellen ons aan elkaar voor. Ali is hier voor het eerst. Ik sport hier al jaren bij Life Line.  We nemen wat te drinken:  hij koffie, ik thee.  We praten wat.

Ali blijkt een zesentwintig jarige asielzoeker uit Irak. Hij, zijn vrouw en zoontje van vier zijn gevlucht. Voor grove gewelddadigheden. Ali kwam op zijn vlucht, in april 2021,  eerst in Kenia en daarna in Duitsland terecht. Zijn vrouw en zoontje  zijn blijven hangen in Kenia, waar heel veel Irakese vluchtelingen zitten.

Voorlopig zit Ali veilig in Nederland. Per 1 januari jl krijgt hij een voorlopige verblijfsvergunning voor de duur van een jaar. Zorgeloos kan hij onmogelijk zijn zolang zijn vrouw en zijn zoontje nog niet bij hem zijn.  

Hij zit werkloos in een tweekamerflatje, om de hoek bij de sportschool. 'Dutch taal’ leren en een beetje sporten is eigenlijk het enige wat hij te doen heeft. Werk heeft hij niet.

‘Work, difficult, very difficult.’

‘ Je zou ook vrijwilligerswerk kunnen doen.’

‘Yes, but also very, very difficult. I talk Dutch taal very bad ... only English a bit ... so not kan  doen volunteerwork!’

Ali en ik spreken af om elkaar geregeld te gaan zien. In principe een uurtje per week. Gaan we alleen Nederlands praten.

‘Dutch taal makes me crazy, mij.’

Het resultaat van zijn jaartje worstelen met de taal is nul komma nul. Terwijl hij toch echt niet dom is. Hij heeft een soort hbo-opleiding ICT gedaan; hij is superslim met de laptop. Maar: ‘Dutch taal torture is for Ali'

Hij werkt zich om de andere dag twee a drie uurtjes in het zweet op de sportschool. Ondanks het sporten en zijn wekelijkse  uurtje Nederlands, verveelt hij zich stierlijk. Vrienden of familie in de buurt heeft hij niet Hij staart wat uit het raam van zijn flatje,  met uitzicht op een saaie straat. Af en toe rijdt een fietser voorbij; af en toe ruisen de bladeren van die ene boom. Alleen als de basisschool uit gaat bruist het straatje; op die momenten is het daar vrolijk en levendig. Het moment waar Ali volop van geniet. Het stemt hem enerzijds vrolijk, anderzijds voelt hij dan extra het gemist van zijn zoontje en zijn vrouw. Op deze basisschool had die kleine Memmed kunnen zitten. In groep één. En wie weet, zou hij dan, na schooltijd, moe maar opgewekt naar zijn vader rennen en hem in zijn armen springen.

maandag 29 augustus 2022

DE SLIMSTE MENS

Het duurt meer dan een jaar voordat ik Linda weer zie. Ik pik het niet als ze haar avondeten laat staan. Nee, het gaat anders. Als ze me zegt dat ze haar eten niet meer lust, sta ik beledigd op, zeg helemaal niets, pak haar bord van tafel en sodemieter alles wat daar nog op ligt in de vuilnisbak. Het is toch zo’n heerlijke paella, al zeg ik het zelf. Ik heb er nog wel zo mijn best op gedaan. ’Je hebt je vanmiddag zeker weer vol zitten vreten aan de chocola?’ Die laatste opmerking van mij maakt haar woedend. Ze pakt haar jas, haar tas en stapt de deur uit. ‘Ik ben een volwassen vrouw, hoor Jee. Geen kind meer.’ Roept ze me na.

Die zie ik morgen wel met hangende pootjes terug komen of ze belt, of mailt, denk ik. Geen probleem. We hebben een latrelatie. Veel  spullen van haar liggen nog bij mij:  tandenborstel, huidcrème, onderbroeken, pyjama, lippenstift, eyeliner,  kam, spiegel, opmaakspullen, shampoo en nog  zo wat. Maar mailen of bellen doet ze niet. Ze komt ook niet terug. Zelfs niet op hangende pootjes. Ook de volgende drie dagen verneem ik niks van haar. Dan, denk ik, stuur ik haar maar een mailtje. Ongelezen krijg ik het retour. Het mailadres zou niet bestaan. Nou ja …  ik heb er wel duizend naar dit adres gestuurd. Allemaal aangekomen. Direct nadat ik het mailtje terug krijg bel ik naar  haar mobiel. Ik krijg haar voice mail niet eens; alleen maar de ‘in gesprekstoon’. 

We hebben  wel eens meer, héél wat meer, ruzie gehad en tot nog toe is het altijd met een sisser afgelopen. Die keer dat ik het haar kwalijk neem dat ze als een hooligan op de bank zit te springen en te juichen, omdat ze een vraag van ‘de slimste mens’ goed heeft geantwoord. ‘Ik ben de slimste! Ik ben de slimste van allemaal!’ Kraait ze uit. Ik denk dat ze gek geworden is en zeg dat ook. ‘Ik houd helemaal niet van die uitzinnige flauwekul.’

Jezus, wat is ze dan kwaad! ‘Het is maar een grapje hoor, Jee. Jij hebt geen gewoon gevoel voor humor.’   Ze heeft daarna vier dagen lang geen woord met me gewisseld. Om weer vrede te sluiten, zeg ik haar maar dat ik niet begreep, dat het een grapje was. Ik zeg er niet bij, dat ik het een infantiel grapje vind.

Ik informeer naar Linda bij haar vriendinnen, buren en bij winkeliers in de buurt. Slechts één winkelier heeft haar met een grote rolkoffer richting het metrostation zien lopen. Van niemand hoor ik dat ze met die rolkoffer weer thuis is gekomen. Ik moet dus aannemen dat ze nog steeds weg is. Onbekend waarheen.

Als ik bijna een jaar niks van Linda gehoord heb, maak ik kennis met een andere, aardige vrouw. Annemarie heet ze. Ze woont in de buurt, is tien jaar jonger dan ik, dat wel,  maar daar heb ik helemaal geen probleem mee. Voorlopig willen Annemarie en ik nog niet aan een latrelatie; vriendschap doen we voorlopig.

Annemarie en ik zitten op een bankje in het  park. Daar komt een vrouw aangelopen, achter een maxi cosi. Het is Linda. Ze geven elkaar een warme hug en kusjes. Ik stel haar voor aan mijn vriendin. Linda showt ons haar mooie dochter. Diana. Drie maanden oud. Haar vader heeft duidelijk een kleurtje. Linda is een poos met hem samen in de USA. Zij krijgt heimwee naar Rotterdam ... vertrekt … en hij blijft alleen achter in the States.    

zondag 28 augustus 2022

EEN HOOG PROMILLAGE

Met collega’s  Hans en Ineke,  ga ik wat drinken. Bij Dudok op de Meent. Dat is vlak om de hoek bij de zaak.  Het is kil, 11 graden,  guur windje en het  miezert.  We duiken zo snel mogelijk de ‘kroeg’ in.  Blijkbaar hebben we alle drie wat weg te werken want we ‘duiken’ op de alcohol. Hans, en ik  nemen een Westmalle Triple, Ineke neemt een rood wijntje.   Proost! We hebben vanmiddag te horen gekregen van de directie, dat  ons werk blijft bestaan maar dat we met z’n allen overgaan naar een nieuwe werkgever.  We hebben het er bij Dudok nog even over en we vertrouwen het zakie wel. De ondernemingsraad is immers akkoord. Dat hoor ik graag, want ik zit zelf in de OR.

‘Ik geef een rondje, jongens (ook Ineke spreek ik per abuis zo aan); zeg het maar. Ik neem nog een  Westmalle Triple.  Hans en Ineke nemen ook nog eens hetzelfde, hoewel hun glas nog half vol (of half leeg).

Hans, kan het niet laten de ondernemingsraad nog eens een veer in de kont te steken. Beetje overdreven … hij zit nu zelfs al een beetje te lallen. Hans gooit daarna hals over kop zijn anderhalf biertje achterover en geeft zijn collega’s nòg ‘n rondje. Dat gaat wel erg snel allemaal.

‘Zal ik een portie bitterballetjes bestellen,’ vraagt Ineke, ‘we zijn zo aan het hijsen, dan kan een bodempje geen kwaad.’ Die derde Westmalle komt bij mij flink aan. D’r zit gauw zo’n 10% alcohol in dat bier. Ik voel het goed zitten. Moet stoppen. ‘Jongens en meisje’ zeg ik nu braaf: ‘ik ga er vandoor.  Ik ben op de fiets. Als ik nòg meer drink gaat het niet goed meer .’

Ik stap op m’n fiets en …  ja, hoor … al binnen de 100 meter word ik door een politiewagen tot stoppen gedwongen. 

‘Heeft u gedronken meneer? U bent noga aan het slingeren.’

‘Ja, ik heb wel iets gedronken. Maar niet zo veel.’

Die agenten willen overduidelijk naar binnen. Ze vinden het met dit weer niet leuk om buiten te moeten werken. Ik ben hun excuus om naar binnen te gaan.

’Blaast u hier maar even, meneer.’ 

Shit, het was 0.75 promille! Mijn fiets wordt gelijk in de politiewagen gezet. Ik moet ook mee: ik word opgesloten in de arrestantencel. Voor één nachtje.  Mag nog wel mijn vrouw even bellen.  Boos is ze niet.. Ze moet er ook wel een beetje om lachen; vindt me een beetje dom.

Maar het  lachen vergaat haar als ze een maand later de uitspraak van de rechter hoort, enige maanden later. Honderdtachtig gulden boete of één dag gevangenisstraf. Ik heb geen zin om zoveel geld uit te geven voor die stommiteit van me. Ik ga wel een dagje zitten.

Enige weken later staan er geheel onverwachts twee politieagenten voor mijn deur om me mee te nemen naar de gevangenis. Ik moet gelijk mee. Uitstel is niet mogelijk. Maar ik kan deze dag helemaal niet weg. Deze dag is mijn huishouddag … mijn vrouw is in Utrecht op haar werk … ik moet vandaag  voor de kinderen zorgen.

De agenten kijken me meewarig aan: ’Tsja, dan zult u de boete voor het rijden onder invloed contant met ons moeten afrekenen: 230 gulden. Dat is inclusief de toeslag van 50 gulden voor onze bemoeienis in dezen.’

Dan moet ik maar betalen; kan niet anders. Geen rooie cent heb ik in huis. De heren agenten bieden vriendelijk aan om mij naar het dichtstbijzijnde postkantoor te brengen met de arrestantenwagen. (Schaam me rot voor de buren.) Ik geef de agenten het geld. Tijd om me weer terug naar huis te brengen hebben de heren niet.

zaterdag 27 augustus 2022

ZELFKASTIJDING.

Vanaf het moment dat ik weer klaarwakker ben, snap ik mijn eigen gedrag niet zo goed meer. Zoals  gewoonlijk ga ik om een uur ’s nachts naar bed. Doe eerst nog de hele riedel met mijn tanden: stoken,  ragen, poetsen.  Pillen slikken natuurlijk en omdat het nog zo warm is in de slaapkamer ga ik in een sportbroekje onder  een laken liggen. Ik val onmiddellijk in slaap. Doch binnen het uur ben ik alweer klaarwakker … letterlijk klaar wakker: zo fris als een hoentje. Alsof het acht uur in de ochtend is. Zo stap ik ook mijn bed uit.  Door mijn hoofd spoken nog fragmenten van twee dromen. In de ene droom heb ik ruzie met een duivelse jong ventje dat me van mijn balkon wil gooien. In de andere droom probeert  een leuke man, van mijn eigen leeftijd, mij te verleiden.

De jonge duivelse man heeft me al naar mijn balkon op de 16e étage gesleurd en probeert me op te tillen om me over de balustrade te kieperen. Ik worstel me los en sla hem met het wasdroogrek, dat om zijn nek vast blijft zitten. Zo kan hij het balkon niet af. Ik wel en ren de keuken in en pak kopjes, borden en glazen om naar zijn kop te smijten. Het gekke is dat dit alles in alle stilte gebeurt. Geen gerinkel, geen gekerm, geen gescheld. Ik sluit hem nu buiten op het balkon op.  Hij doet verwoede pogingen om los te komen van het droogrek. Tot mijn schrik probeert hij nu op de rand van het balkon te klauteren. Hij zal toch niet gaan springen?  Dat is wel het laatste wat ik wil. Ik doe de balkondeur open en zeg hem dat hij daar mee moet stoppen, dat ik dat niet wil (maar dat hoor ik mezelf niet zeggen). Hij doet (met lachend gezicht) zijn eigen zin en springt met het wasrek nog om, over het balkon. Vallen doet hij niet! Als een grote prehistorische vogel verdwijnt hij zwevend in de richting van het meer. Terwijl ik hem nakijk sta ik in de scherven. Ik voel er niks van. Bloed aan mijn voeten. Bloed op het balkon. Schuldbewust om het verdwijnen van de duivelse jongen kastijd ik me. Maar pijn heb ik niet.

Wat zie ik nu? Een paar handen aan de buitenrand van het balkon. De handen trekken iemand op. Een mooie man. Ik blijf mezelf kastijden, stomp als een bokser tegen mijn eigen gezicht. Mijn hoofd wordt bloederig en blauw.  De mooie man springt op het balkon. Hij houdt mijn vuisten vast, zodat ik mezelf niet meer kan slaan. Gelukkig heeft hij schoenen aan zodat hij geen last heeft van de scherven hier. Aan het bewegen van zijn lippen zie ik dat hij me iets zegt. Zijn lieve, blauwe ogen kalmeren. Met een gulle, uitnodigende lach brengt hij mijn handen naar zijn reeds hard geworden plasser ... ‘Neen,’ schud ik, ’neen, doe maar niet’. Vanaf dat moment snap ik mijn eigen gedrag weer wat beter. In slaap.

vrijdag 26 augustus 2022

EEN RESORT VAN RUST

De verhuizing naar mijn nieuwe woning, gaat gemakkelijk. Ik neem het ameublement  en de (ronde) eethoek  van de volkstuin mee, en abonneer me weer op de Volkskrant. Ik wil per se trouw blijven aan die krant, trouw tot in den dood.  Vijfenzestig ben ik dan en ik heb de Volkskrant nu al vanaf mijn negentiende.  Een prima krant, artikelen op niveau over sport, literatuur, politiek, nou ja eigenlijk alles wat er in een krant moet staan en dan staat het er voor mij ook nog eens in goed en prettig Nederlands. Er is eigenlijk maar één ding aan te merken op de Volkskrant en dat is dat die krant zich nauwelijks bezig houdt met Rotterdam, Feyenoord, Sparta, Excelsior, Crooswijk en het Oude Noorden. Het is duidelijk een 020 krant. Voor Rotterdams nieuws zou ik eigenlijk het AD moeten nemen maar die krant vind ik alleen al op een afstandje niet zo lekker ruiken. Ik kan voor het 010 nieuws natuurlijk ook naar Radio Rijnmond gaan zitten luisteren. Ik heb dat toen ik hier pas woonde wel geprobeerd. Hier ben ik pas begonnen met radio luisteren. Vermoeiend vind ik Radio Rijnmond. Die lui, die daar programma’s maken,  geven mij de indruk dat ze dorpsverslaggevertjes zijn. Ze overschreeuwen zich ook te veel naar mijn zin. Voor wat de actualiteitenprogramma’s betreft dan. De culturele programma’s zijn wat relekster en voor mij beter te verteren. Irritant is dat er een hoog ‘de leukste thuis’- gehalte bij de programmamakers doorklinkt.     

Met een gehuurd verhuisbusje en de hulp van Suwak verplaatsen we al mijn spulletjes  van het Oude Noorden naar Prinsenland. Ik hoef maar weinig aan dat nieuwe huis te doen. De oude huurders laten veel liggen. Het meeste mag ik zo maar voor niks hebben. Voor een paar spullen moet ik wat betalen, alles bij elkaar niet meer dan 400 euro voor een koelkast, een kookplaat, een deurmat,  een rolgordijn in de keuken en  een douchegordijn (in de douche).  Behangen hoef ik niet en door het hele huis ligt nog gave vloerbedekking. De grootste uitgaven zijn mijn nieuwe aankopen: een prachtige door Suwak handgemaakt kast in de vorm van een contra bas; kost me  600 euro. Dat lijkt erg duur maar deze schoonheid van een kast is het dubbel en dwars waard. Ik koop ook een lekkere luie stoel (zo eentje die je in verschillende standen kan zetten) van ex-Oude Noorden buurman Hans. Daar moest hij 400 euro voor hebben. Die 400 vind  ik aanvankelijk nogal duur. Maar ik zit er nu al meer dan zeven jaar op, de ene dag wat langer dan de andere maar  altijd even relaxed, dus hij is het geld zeker waard geweest.

In vergelijking met de buurt waar ik zeven jaar geleden  nog woonde is dit Prinsenland een hemels oord van rust en regelmaat. Het is dat ik beter weet maar anders zou ik denken dat ik hier alleen op de wereld was. Medemensen kom ik nauwelijks tegen, noch op koude noch op de warme dagen. Desalniettemin heb ik mijn ogen wijd open.  Voor sociaal contact met mijn mede-wijkbewoners sluit ik me aan bij een koor, een sportschool, een kaartclub en een bridgevereniging.  In het woelige, drukbevolkte Oude Noorden zou ik nooit op het idee gekomen zijn om dergelijke gezelligheid te ondernemen. De verhuizing ging makkelijk en nu is er de verrukking over Prinsenland, dit weldadige resort van rust.

donderdag 25 augustus 2022

SCHRIJVEN IS NIET ECHT LEUK

 schrijven is niet echt leuk

 

het drijft me naar de donkerste  plekjes van mijn onderbewustzijn

mijn grootste angsten mijn diepste verlangens

lang ben ik in trance

bibber en huiver

gevangen in herinneringen aan achtervolgen pesten dwalen slaag

ik mag er niet zíjn - gevoel dat overheerst

 

ik weet

ik wil

met je

spannende lijf

mooi bruin

sierlijke lange benen

strakke volle billen

puik figuur

bovenal lekkere tietjes

jammer alleen van je lelijke kop

waar geen zinnig woord uit komt

 

mijn psychiater zegt me

schrijf zulke woorden liever niet op

 

het gevoel iets gedaan te hebben

dat niet door de beugel kon

houdt me in een wurgende greep

grom grimmig om het grove dat ik schreef

eens geschreven blijft geschreven

woensdag 24 augustus 2022

EEN LIEVE HOND

’Verraaiers zijn het! Hoe weet nu iemand uit een andere buurt dat dit mijn hond is? Het moeten wel bekenden zijn.  Kan niet anders. Als ik er achter kom wie, dan vil ik ze!'

‘Goedemorgen, bent u mevrouw Meesterse? vraagt de politieagent.

‘Ja, hoezo?’

‘Is dat uw hond, die  daar achter u staat en met ontblote tanden tegen mij staat te grommen?

‘Ja, dat is Wodan, hè lieverd … mijn hond.’

‘Zou u Wodan even naar een ander vertrek willen brengen, zodat wij even rustig kunnen praten?’

‘Kom, Wodan, kom, met vrouwtje mee, ga maar even hier in de keuken zitten, hè schat. Vrouwtje komt zo weer, hoor.’

‘We hebben ernstige klachten over uw hond, mevrouw. Hij heeft vanmorgen om 10.09 uur een aangelijnde hond, een Lancashire Heeler, een nogal duur rashondje, aangevallen in de  Ridder de Gyonstraat. Wodan heeft dit hondje verschillende malen gebeten en het diertje is uiteindelijk om 10.43 uur  aan zijn verwondingen overleden.’

De Anatolische herdershond van Debbie Meesterse, maakt, als hij naast zijn baasje loopt een rustige, ontspannen indruk. Als hij eens kans ziet om uit de tuin van zijn baasje te ontsnappen, jaagt hij  duiven, meeuwen en poesjes op. Die zijn hem tot op heden altijd te snel af. Dat deert hem niet want hij gaat onverdroten voort met andere noodzakelijke bezigheden: snuffelen hier, snuffelen daar, plasje hier, plasje daar en dat liefst zo hoog mogelijk.  Ja, Wodan is een grote met zijn flankhoogte van vijfentachtig centimeter en dan weegt hij ook nog eens vijfenzestig kilo.

Eigenlijk is ons binnenterrein verboden voor honden. Dat weet Debbie ook wel ‘maar’ zegt ze, ’ik kan er toch ook niks aan doen als Wodan de tuin uitglipt. ‘Trouwens,’ zegt ze ‘wees maar niet bang dat ie op het binnenterrein poept; Wodan poept alleen maar in de hondenuitlaatzone, daar loop ik elke ochtend voor zevenen met hem naar toe.’  Dat laatste liegt ze, want meerdere bewoners zien Debbie regelmatig, 's ochtends vroeg in haar peignoir het  tuinhekje openzetten: ’Kom, Wodan, kom, ga maar  lekker  jongen, toe maar,’ spoort ze het beest aan.

‘U krijgt een boete van tweehonderd euro voor het, los laten lopen van uw hond en honderdtwintig euro omdat uw hond in de RDG-straat die Lancahire Heeler heeft doodgebeten.

Dat kan ik niet betalen. Ik heb alleen maar bijstand.’ jammert Debbie.

‘Doe Wodan dan voortaan een muilkorf om, mevrouw Meesterse.’ zegt de agent.

‘Geen denken aan … muilkorven … over mijn lijk! Dat wordt Wodan zijn dood. Hij is zo lief. Stelletje verraaiers … rondbazuinen, dat Wodan een moordenaar is … er is voor mij geen lievere hond op de hele wereld.’

‘Er zijn getuigen. Die hebben verklaringen afgelegd.  Ze hebben van begin tot eind gezien hoe Wodan het kleine hondje toetakelde … ze konden niets doen … het was in een halve minuut bekeken.' Vanuit een tuin zijn nog foto's gemaakt van de afslachting.

 

Spelende kinderen op ons binnenterrein hoeven niet bang te zijn voor Wodan en dat zijn ze ook niet.  Hij doet op zijn manier enthousiast mee met een stel voetballende jongens en staat soms een tijdje onnozel te kijken bij knikkerende kinderen. Ruikt hij dat er ergens  iets gegeten wordt, dat hij ook lekker vindt, dan maakt hij heel duidelijk dat ie ook wel wat lust … als hij niks krijgt druipt hij teleurgesteld af … maar meestal heeft hij wel succes met zijn gebedel.  Als het lekker warm weer is  zoals vandaag zoekt hij een grotere kastanjeboom op en gaat hij  lekker in de schaduw liggen pitten.

Plotseling is de rust van het nazomerende, loom dommelende binnenterrein veranderd in een kakofonie van  angstgeluiden:  opgewonden geblaf, kattengekrijs,  kindergeschreeuw en  –gegil; schrille geluiden van vogels, die geschrokken een goed heenkomen zoeken. In het centrum van alle rumoer staat Wodan met zijn kop boven een klein, kronkelend, bebloed zwart wit lapjeskatje. Nog mee geblaf en gekrijs.

‘Wat doe je, Wodan, wat doe je godverdomme….’, Debbie is ook wakker.

Wodan pakt het poesje in zijn bek en maakt met zijn kop snelle wilde krachtige bewegingen; zo breekt Wodan het nekje van het kleine beestje.

De harde geluiden verstommen. Met tranen in hun ogen kijken enkele buurtbewoners, die dit zwerfkatje de laatste jaren onder hun hoede hadden genomen naar de gruwelijk aanblik van wat rest van het beestje. Kinderen gaan spontaan in een kringetje rondom het poesje zitten.

Debbie loop schuldbewust, huilend naar huis; de verwijtende blikken priemen in haar rug. Wodan ligt een paar meter verwijderd van het kinderkringetje, zachte piep-jankgeluiden te maken. Als Debbie haar tuin in verdwijnt staat hij op en volgt haar spoor.  

dinsdag 23 augustus 2022

LIEGBEEST

 Gaat het nou een beetje, jongen?

‘Ik zit in een dal. Nergens zin in. Dus ook niet in zaken die ik normaal tussen neus en lippen door afhandel. Zoals het boren van een gaatje in een betonmuur, voor een plugje, voor een haakje,  voor een schilderijtje. Daar zie ik nu huizenhoog tegenop …  gek,hè? …tegen zoiets simpels. Als ik lekker in mijn vel zit is ‘t zo gepiept en nu wordt zo’n gaatje een obsessie … en maar lopen dubben  of ik het beter morgen dan vandaag kan doen …  ook in verband met het weer en of ik het eerst met mijn eigen middeleeuwse boormachine moet proberen of dat ik maar gelijk die supersonische betonboor (Hilti) van buurman Otto moet  gaan vragen. Om kort te gaan, zaagde hij zijn benen af … (neen niet echt) …  dit karweitje wordt op de lange baan geschoven. Het gaat in deze treurnis natuurlijk niet alléén maar over het boren van gaatjes! Daar heb je per slot van rekening ook nog de tandarts voor.

Ha, buurman, hoe maakt u het?

'Eigenlijk zit ik met al mijn sociale activiteiten in een diep dal. Nooit last mee gehad. Nu kan ik haast niks meer áán. Klaverjassen, ballet, politiek, wandelen, verjaardagsvisite … alleen al bij het horen van die woorden sla ik op tilt.

Is het dan alleen maar kommer en kwel?

‘Met een wandeling, in mijn eentje door het park, heb ik geen enkel probleem.' Ik hoop alleen geen bekenden tegen het lijf te lopen, die vragen, hoe ik het maak. Heel goed bedoeld natuurlijk maar een waarheidsgetrouw antwoord krijgen ze niet van mij. Het is namelijk noch zus noch zo met mij. Hoe ik het echt maak houd ik voor me.  Na zo’n vraag zuig ik het antwoord uit mijn duim. Zo ontmoette ik gisteren in het park m’n oude oud squash-maatje Reinier. Hij vraagt hoe het gaat, waarop ik ter plekke een antwoord verzin:

‘Geweldig, kom net terug uit Gelderland.  Heerlijk gewandeld op de Veluwe bij Epe. Gebivakkeerd in een Nivonhuis. Er is daar ook een zangkoor. Heel gezellig. Elke avond zingen. Kan ik helemaal niet! Maar toch meegezongen. Socialistische strijdliederen zoals ‘Morgenrood’, ‘de Internationale’.‘

Nou,’ onderbreekt  Reinier mijn verhaal, ’leuk je weer eens gezien te hebben, goser. Hé, eh, Ik moet gaan … tot gauw … k’ep  zo een afspraak.’

Kijk, wat ik dan zo vertel, zou best eens waar kunnen zijn, daar niet van. Het klinkt dan uit mijn mond ook best aannemelijk. Alleen: het is gelogen.  Niet dat ik daar nou zo op kick, maar onwillekeurig neemt mijn liegbeest in me het van mij over.

En dan is, wat ik Reinier op de mouw speldt, nog maar peanuts. Tegen ex-buurvrouw Beb, die ik in het bos tegenkom, huil ik krokodillentranen, omdat mijn vrouw  me heeft laten zitten. Mijn vrouw is hoteldebotel van de student, die bij ons op de trap woont. Vijftien jaar jonger dan zij, die knul!

Beb heeft met me te doen. Ze neemt me mee naar haar knusse stulpje.  We eten een boterhammetje en drinken kopjes groene thee. Liefdevol troost ze me:’ Kom maar een paar nachtjes bij mij slapen’.  ‘Nou, dat zou Bep wel willen.’

Maar nu heb ik toch echt mezelf bedot.

maandag 22 augustus 2022

TE GOEDER TROUW.

Tinus:

Ben jij eigenlijk wel te goeder trouw, hè?  Eerlijk gezegd betwijfel ik dat sterk.

Rinus:

Neen heus, beste man, heus, dáár hoeft u echt niet aan te twijfelen. Als er hier werkelijk  iemand te goeder trouw is, dan  ben ìk dat wel.

Tinus:

Ha! Hahahaha! Dat kan iedereen wel zeggen van zichzelf. Maar dat heeft natuurlijk geen enkele bewijskracht. Toch?

Rinus:

Als ik bij mijn oma op bezoek ben en zij gaat, helaas, noodgedwongen naar de toilet, dan neem ìk niet stiekem wat speculaasjes uit haar koektrommel, oh nee, ik zou het waarachtig niet durven en als ik het wel zou durven: dan zou ik het dus gewoon niet doen. Zo ben ik niet! Ik ben immers te goeder trouw!

Tinus:

Bewijs?? Jaaahaaaa, bewijs het maar eens; dat ken je  niet, hè? Dus ik mag aannemen, beste man,  dat, ook al sta  je moederziel alleen in een juwelierszaak … geen verkoper te zien … geen camerabeveiliging … nog steeds te goeder trouw dan zeker, hè?

Rinus:

Nog steeds te goeder trouw. Ik zweer het. Het komt niet in me op mijn zakken hier te vullen. Zo zit ik niet in mekaar, hoort u, zo zit ik absoluut niet in mekaar. Het zou me wel heel bijzonder van ú tegenvallen als ú in deze kwestie niet te goeder trouw zou blijken te zijn en er bijvoorbeeld zomaar vandoor zou gaan met een flinke hand kostbaarheden. Zou u dat werkelijk doen of maak ik hier een fatale denkfout ten aanzien van uw mogelijke gedragingen in een onbemande, onbeveiligde juwelierszaak.

Tinus:

Wel zeker dubbel en dwars, wel zeker zou ik dat doen. En niet slechts één maar wel twee van deze grote handen vol zou ik meenemen.

Rinus:

Ohhh, wat valt me dàt vreselijk van u tegen, meneer. Weet u, weet u? U stònd alleen in die winkel. Maar … als bijvoorbeeld iemand als ik ook in die winkel zou staan, zou ik u zonder enig pardon bij de lurven vatten grijpen en bij het politiebureau afleveren. Zo! Kom nu even!. Ik laat toch niet zo’n noest arbeidende juwelier van zijn handel  beroven en al helemaal niet door zo’n te kwader trouw mens als u willens en wetens bent. Neemt u me niet kwalijk, zeg.

Tinus:

Niet kwalijk … niet kwalijk … ik neem dit je honderd procent kwalijk! Je trekt nu wel heel halsstarrig van leer. Waarom heb je mij niet uit laten spreken in dezen. De juwelier krijgt binnen het uur van mijzelf, in hoogsteigen persoon, te horen dat ik twee handen juwelen heb kunnen meenemen, door ‘s mans eigen nalatigheid. Meneer is namelijk zelf niet in zijn zaak aanwezig.

‘Houd de politie er buiten, juwelier,’ zeg ik hem, ’dan kom ik u vandaag nog al de juwelen weer terugbezorgen, meneer de slordige, onvoorzichtige, ondoordachte juwelier. Een gewaarschuwd man telt immers voor twee. U dacht misschien met een dief te maken hebben gehad, meneer de juwelier. Maar die gedachte was dus niet juist. Hoewel misschien  toch ook weer wel. U zult mij uw hele leven blijven herinneren als de dief, die te goeder trouw was, beter nog:  te beter trouw!' 

Rinus: 

Maar vertel me nu eens oprecht, beste man,  die juwelen, die ik laatst voor heel veel  geld en, jawel, te goeder trouw van u kocht, om mijn lieve vrouwtje mee te verblijden. Zegt u mij eens eerlijk, hè … dat waren toch zeker te goeder trouw gestolen sieraden?

Tinus:

Ik zou haast zeggen……nee, ik zeg het je gewoon: ‘Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.  Zo, steek die maar in je zak. Als je  die tenminste hebt.'

zondag 21 augustus 2022

TRIMMEN

Haar. Veel , vooral oudere mannen, zoals ik, hebben er veel te veel van. Behalve dan op hun hoofd, omdat op hersens geen haar groeit. Mijn oorhaar groeit bijvoorbeeld zo snel als bamboe mijn oren uit. Dagelijks moet ik er met een oortrimmer doorheen rauzen om te voorkomen, dat de oorwurm toeslaat. De oorwurm, die zo goed blijkt te gedijen in een ruimbehaarde warme gehoorgang.

Het is nog niet eens zo simpel, dit ontharen. Ik zie niet goed wat ik aan het doen ben en het gevaar dreigt dat ik te veel haartjes wegtrim. Dat kan oorsuizingen, evenwichtsstoornissen en op den duur  algehele doofheid tot gevolg hebben.

Ik heb nooit echt het gevoel dat ik helemaal goed heb gedaan en daarbij komt dat ik het geen karweitje voor mijn vriendin vind om het door haar te laten controleren. Misschien zou ze het wel voor me willen doen, die lieve schat, als tegenprestatie voor het wekelijks terugkerende ritueel van het afknippen van haar kleine zwarte baardhaartjes. Maar eigenlijk wil ik haar gewoon niet met dat gekoekeloer in mijn oren belasten. Zij heeft vast wel wat beters te doen, zeg!

Eén paar keer heb ik mijn oorharen laten verwijderen door een Turkse kapper. Die brandt met de grote vlam van zijn aansteker alle haartjes rigoureus uit mijn oren. Toen reageerde mijn vrouw razend enthousiast: ‘Geweldig! Eindelijk heb je de slag van het trimmen te pakken, jongen!’. In de buurt waar ik nu woon hebben ze helaas geen kapper die met vuur werkt.

Mijn neus is bijna het zelfde verhaal. Alleen groeit dat haar daar niet zo vreselijk snel. Een keer per week moet ik mijn neus een beurt geven met de neustrimmer. De neustrimmer is exact  het zelfde apparaat als de eerder genoemde oortrimmer maar omdat ik nu die oortrimmer voor de neus gebruik noem ik hem nu voor het gemak: de neustrimmer. Simpel toch? Ik zelf houd die neushaargroei al jarenlang netjes bij. Maar er zijn mannen zat, die er een zooitje van maken en het zijn vooral de dames, die daarover vernietigend kunnen uithalen. Helaas vooral in de achterklap. Als de dames het over ‘s mans lange neusharen hebben, zie ik ze niet alleen een vies gezicht trekken  maar ook hoor ik nogal eens de woorden ‘onsmakelijk’ en ‘misselijkmakend’ vallen. En eerlijk is eerlijk: het is toch ook te smerig om aan te zien.  Het is net alsof er tientallen angstige, hulpeloze, vliegenpootjes uit de mannenneusgaten bungelen.

Ook bij het trimmen van de neus mag niet te rigoureus te werk worden gegaan. Maar de neus zit godzijdank op een heel andere plek dan de oren, dus kan je ook veel beter zien, wat je aan het doen bent.

In de jaren zestig van de vorige eeuw schreef Leo de Vos, een dichter en ongetwijfeld een fervent neustrimmer al eens lovend over de plek van de neus:

Ik ben zo blij, zo blij,

dat mijn neus van voren zit

en niet opzij.

zaterdag 20 augustus 2022

EEN ZWARE BEVALLING

 

De jongen heeft geen idee waarom zijn moeder hem op de wereld heeft gezet. Hij vraagt zich af of ze het wel zo bewust heeft gedaan. Zijn moeder ontmoet op de dansschool een vent en heeft ergens, god mag weten waar,  een fijn vrijpartijtje met hem.  Een one-nightstand.  In hetzelfde weekend ontmoet zijn moeder Daan. Een mooie, rustige verlegen jongen. Zijn moeder is gelijk weg van hem.  Geen one-nightstand dit keer. Vrijen doen ze wel. Niet te weinig. Zijn moeder neemt verkering met hem. In haar buik gebeurt al wat. Zo'n dag of tien later is zijn moeder af en toe kotsmisselijk, haar tepels zwellen op, haar buikje wordt wat dikker en de rest gaat zoals gewoonlijk allemaal vanzelf. Zijn moeder trouwt, zes maanden zwanger, met Daan. Zijn moeder en Daan kunnen het niet weten maar de jongen is geen zoon van Daan. Wel van zijn moeder natuurlijk en van die gast van de dansschool, dat is zijn vader. Dat zou je niet zeggen. De jongen heeft niks van hem weg.  Van Daan natuurlijk ook niet: de jongen is precies zijn moeder. Net zulke donkerbruine haren, bruine huid, blauwe ogen, een klein neusje en een zachtaardige uitstraling. Later blijkt de jongen ook nog zijn moeders slechte ogen te hebben.  Zijn moeder en de jongen zijn de enigen, in het uiteindelijk zeer grote gezin, die een bril nodig hebben.

Zijn moeder kan, als ze net zwanger is, natuurlijk abortus plegen. In die tijd, eind veertiger, begin vijftiger jaren leeft dat nog helemaal niet. Zijn moeder is daar ook de vrouw niet naar.  In de beleving van zijn moeder, zit er al vanaf dag één, een levend wezentje in haar buik. Abortus in die periode staat gelijk aan moord.  Zijn moeder heeft absoluut geen angst  voor het moederschap. Integendeel ze kijkt vol verlangen uit naar het moment dat ze haar baby aan de borst kan leggen. Het is wel grappig, dat zijn moeder weet dat de jongen in haar buik groeit maar dat ze niet weet dat ik een jongen bèn. Dat is echt  iets van de laatste tientallen jaren, dat medici het geslacht van de foetus kunnen bepalen. Zijn moeder beleeft haar eerste zwangerschap als het toppunt van haar nog zo jonge leven. Zijn moeder zit heel lekker  in haar vel. Het voelt voor haar alsof ze vederlicht dansend door het leven gaat. Dan al neemt zijn moeder zich voor om het niet bij één kindje te laten. Ze gaat het niemand vertellen. Niemand, niemand heeft er ook maar iets mee te maken. Ze besluit kort voor de bevalling van de jongen, dat ze daarna nog eens negen kinderen wil baren. In totaal tien kinderen wil ze hebben. Het leven lijkt zijn moeder een uitbundig festijn met een gezin van tien kinderen.  

De jongen is haar eersteling … en wat voor een. Wat een loodzware bevalling! De jongen is groot (53 cm), en zwaar (8,5 pond); zijn moeder is niet zo groot geschapen. Vooral met het  grote hoofd van de jongen heeft  zijn moeder veel moeite. Zij is ingescheurd; maar liefst dertig hechtingen moeten zijn moeder weer helpen helen.

Deze eerste bevalling brengt zijn moeder aan het twijfelen of ze dat megagezin echt wel wil. De jongen, die nu gezoogd wordt door zijn moeder, voelt haar twijfel niettemin langzamerhand wegebben.

vrijdag 19 augustus 2022

DE KLEINE BAARD.

Het kleine mannetje met de baard laat zijn handen droogblazen in dat lawaaierige apparaat dat tegenwoordig bijna in elke toilet te vinden is. Ik heb mijn gulp inmiddels dichtgeritst. Met opzet  heb ik mijn piemel zo lang mogelijk laten uitdruppelen om dat baardmannetje vòòr mij naar buiten te laten gaan.  Persoonlijk gebruik ik het luidruchtige handendroogapparaat nooit … ik ben als de dood dat dat ding mij de handen afrukt.

Maar goed, mijn plannetje slaagt. Het baardje heeft niks in de gaten. Hij loopt linea recta naar buiten, het terras op. Terwijl ik mijn hand er voor in het vuur durf te steken, dat hij nog moet afrekenen.  Hoe dan ook, ik schuifel voorzichtig achter hem aan. In het voorbijgaan zie ik in het restaurant de drie dames waarmee hij hier is, nog zitten lachen, drinken  en babbelen.

Vanuit mijn positie in het restaurant zie ik probleemloos wat zich aan het tafeltje van de kleine baardmans  afspeelt.  Het kleine mannetjes-vraagstuk is aan die tafel hoogst urgent. Dit soort man  moet zijn geringe afmeting compenseren met lengte, in allerlei opzichten.  Alle drie de vrouwen zijn stuk voor stuk groot, groter dan hij.  Degene aan tafel, die het langst aan het woord is, is de kleine man.  Wie confisceert het grootste stuk stokbrood? Jawel: hij. De dames maken er geen punt van. Ze kennen hem al langer als vandaag. Periodiek, ja, eens per maand,  heeft hij de dames nodig. Het lijkt haast wel een soort van ongesteldheidscyclus.     

Hij gaat er niet zonder te betalen van door. Neemt plaats op het terras met de nog natte tafels en stoelen van de zomerse regenbui van zojuist. Het blijkt toch precies zo te zijn als ik dacht: die baard is nep. Hij kijkt schichtig in het rond, waant zich onbespied en trekt dan de baard van zijn kin. Hij smeert iets van een zalfje over zijn  kin en kaken.  Dan zie ik opeen dat het een bekende Nederlander is … het is … het is Jort Kelder!

Plotseling gaat hij op zijn terrasstoel staan, steekt zijn armen in de lucht en slaakt een  luide, langdurige kreet, zeg maar gerust een oerkreet. In de natuur, die om deze tijd al in diepe rust is, wordt  op deze wijze de rust wreed verstoord. Van uit alle richtingen klinkt verschrikt hondengeblaf. Vogels zijn meteen op hun hoede, alarmeren elkaar en vliegen kortstondig op. Enkele konijntjes spurten onzichtbaar uit hun holen en zoeken een nieuw veilig heenkomen voor de nacht.   

‘De kleine baard’ is nu natuurlijk niet meer ‘de kleine baard’ maar gewoon ‘de kleine’. Hij staat nog steeds op zijn terrasstoel en trekt zijn portefeuille. ‘Meisjes!’ roept hij dwingend ,’meisjes, kom!’ Kom snel hier! En met gespeelde onderdanigheid lopen de drie grote meiden naar die kleine toe.

‘Ik geef jullie driehonderd euro  mee om af te rekenen, meisjes. Het geld dat over is, is voor jullie. Het is niet veel maar onthoud: wie het kleine niet eert is het grote niet weerd.  Tot de volgende maand maar weer.’

‘Oké, wij rekenen af. Tot de volgende maand meneer Kelder,’ zeggen zij in koor.

 

 

donderdag 18 augustus 2022

ONTBOEZEMINGEN

Een prachtig boekje van ene Jhumpa Lahiri (een Indiase, woonachtig in de States) ben ik aan het lezen. Het zijn korte verhalen; de titel van het boekje is: ‘Een tijdelijk ongemak’.

In één van de verhalen, spreekt een stel, dat al geruime tijd samenwoont (én een doodgeboren kindje heeft), met elkaar af, om elke avond iets tegen elkaar te zeggen, wat  ze nog nooit eerder tegen elkaar hebben durven zeggen. Ze doen dat in het donker, zodat ze elkaar niet in de ogen hoeven te kijken. Dat gaat de eerste avonden  vrij vlak; met vrij onbenullige onthullingen.

De man:              ‘Ik heb  gefrauduleerd  tijdens mijn eindexamen.’

De vrouw:          ‘Ik heb je altijd wel gezegd, dat je mijn eerste en enige ’vlam’ was maar vòòr jou heb ik toch ook nog  een vriend gehad.’

De man:              ‘Toen je uit het ziekenhuis kwam, zei ik je, dat ik de keuken had opgeknapt. Dat loog ik. Ik huurde er een aannemer voor in.

De vrouw:          ‘Ik moest niet overwerken toen ik destijds afbelde voor dat etentje met jou en je moeder maar ik ben met een vriendin een glas wijn gaan drinken, daar had ik meer zin in.’

De vijfde avond leidt er zelfs toe, dat het stel voor het eerst sinds lange tijd weer eens de liefde met elkaar bedrijft.

De zesde avond wil de vrouw, dat het licht aanblijft: ze wil haar vriend weer aankijken bij wat ze gaat zeggen. Ze zegt hem, dat ze een appartement gevonden heeft elders in de stad en dat ze daar morgen intrekt. Ze moet een tijdje alleen zijn.

Dan op de zevende avond,  zegt hij, ook bij het volle licht, dat het doodgeboren kindje  een jongetje was. Een ontboezeming, zo zwaar, zo diep tragisch als deze is vrijwel ondragelijk  voor hun beiden. Ze zijn ontroostbaar.

Dat spel lijkt mij voor elk stel wel goed, uitdagend prikkelend, spannend maar  tegelijk ook gevaarlijk. Hoeveel ruimte krijgt de eerlijkheid en ìs dat dan ook eerlijkheid of misschien doelbewust choqueren?

Als ik dit spel speel met Carola, de vrouw met wie ik al meer dan veertig jaar samen ben; wat zeg ik haar dan? Wat heb ik haar in al die jaren nog nooit durven vertellen?

Ik:                 ‘In de zelfde week dat ik jòù in Rotterdam leer kennen, Carola, ontmoet ik in Utrecht, de stad waar ik dan studeer,  Hetty op een feestje.  Hetty en ik zijn gelijk smoorverliefd op elkaar. Een week lang hebben Hetty en ik van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat geweldige  seks gehad.  Na die zinderende week is Hetty voor mij compleet in rook op gegaan. Nooit hebben we elkaar meer gezien.

Carola:                        ’ Luister, Jee, ik denk, dat het voor òns beiden, veel beter zou zijn geweest  als jij toen voor Hetty gekozen had.  Het koppel  Hetty en Jee, zinderend en waanzinnig opgewonden . Zou dat niet prachtig geweest zijn voor jullie, Jee!?’

 

woensdag 17 augustus 2022

PICO BELLO

Ik begin op te schrijven dat het inmiddels een stuk beter met mij gaat. Waarschijnlijk doe ik dat, omdat niet overal bekend is, dat ik een beetje in de put heb gezeten. Ik heb het op deze plaats niet zo graag over vervelende kleine dingetjes. ‘De tijd heelt alle wonden,’ zegt men wel eens … een cliché, zeker, dat desalniettemin naadloos past op mijn leven. Verwacht nu niet van mij dat ik uitgebreid over mijn ‘wonden’ ga zitten schrijven. O, jasses nee! Zowel u als ik zouden daar misselijk van worden. Menigeen zou zo’n schrijfsel al na drie regels wegklikken. Het is leuker om te horen en te schrijven over het zonnetje dat weer schijnt in mijn leven. Of niet soms? Jaaaa!

Welnu, het is pico bello met mij, op alle fronten. Het voornaamste vind ik wel dat ik me happy voel. Elke ochtend word ik helemaal uit mezelf wakker, spring uit mijn bed en ga een paar oefeningen doen van de fysio voor mijn knie. Dat doe ik nu al drie weken en sinds een week is de pijn weg! Zalig. Ik blijf die oefeningen doen, want ze zijn gewoon te leuk om te laten.

Na die oefeningen ga ik lekker douchen. Da’s een nieuw dingetje voor mij. Ik durf het haast niet te bekennen maar minstens vijf jaar lang ben ik hooguit eens in de twee maanden onder de douche gaan staan. Ik had he-le-maal geen zin in die nattigheid op mijn lijf. Ik besefte toen alleen niet, dat ik zo ging stinken, … ja, stinken! Bluhhhh! Mijn ex vertelt op straat uitgebreid aan iedereen die het maar horen wil, dat ik stink en dat ik mezelf verwaarloos, met stinksokken in bed lig en dat ik ‘ruik’ (kotskots) ... vooral onder de dekens en de oksels. Mijn buurvrouwen, waar ik heel goed mee ben, hadden mij nog nooit eerder geroken, anders hadden ze het wel tegen me gezegd.  Maar toen ze dat verhaal van mijn ex eenmaal gehoord hadden, kregen ze ook wel lucht van vreemd geurtje. Dus ben ik me toen gelijk twee keer per week, twee minuten gaan poedelen en … ik vind het weldadig … ik zou niet meer zonder die twee keer twee minuten kunnen. Het is wel minimaal maar dat mòèt toch?! Water en gas zijn immers schaars. Ik ben nu zo blij dat er zo onbeschoft over me  geroddeld is maar … eerlijk is eerlijk, ze had een punt.  

Met frisse schone kleren aan, duik ik de keuken in om een heel smakelijk ontbijtje te maken. Als ik zo bezig ben mijn muesli te maken, loopt het water me in de mond … op dàt water hoef ik  gelukkig niet te bezuinigen. Ik denk dat ik het lekkerste ontbijtje van wereld maak. Liters water lopen er in de monden van hen die zien wat er allemaal in mijn muesli gaat:

geprakte banaan, muesli, pompoenpitten, rozijnen, vloeibare zoetstof. Dadels, gedroogde pruimen, abrikozen, vijgen; in kleine stukjes gesneden. Yoghurt erover, roeren en smullen maar .

Daar kan een mens toch alleen maar vrolijk van worden.

dinsdag 16 augustus 2022

DE REDDENDE ENGEL.

Het thema, dat het gezin waarin ik opgroei, het op zijn zachtst gezegd, niet zo breed heeft, is in dit blog al meer dan eens langs gekomen. Een van de gevolgen van die armoede is dat zich regelmatig, al dan niet professionele redders aandienen. Zo is daar de katholieke kerk. Mam stuurt me soms naar de pastorie, het woonhuis van de pastoor en zijn trouwe hulpen, de kapelaans. Met een zorgelijk gezicht  zegt ze tegen me:

‘Paultje, ga es even naar kapelaan de Groot en vraag hem tien gulden. Zeg hem  maar dat mamma geen geld heeft voor het eten. Zeg hem maar dat mamma het geld terug komt brengen zodra pappa weer terug is uit Canada.’

Een oude mevrouw met een zuinig gezicht, opgestoken haar en een rode bloemetjesjurk, doet de deur van de pastorie  open. Ze luistert naar mijn vraag en zegt dat ik even moet wachten. Buiten.  Dat maakt mij niet uit, want het is lekker weer. Het duurt niet  zo lang of de kapelaan komt zelf aan de deur.

Hij is heel aardig. Ik ken hem. Hij geeft ook les over Jezus en zijn apostelen bij ons op school. Ook over Maria, de Moeder van God,  vertelt hij wel eens. Kapelaan de Groot heeft een bijzonder vriendelijke uitstraling; een man met een grappig, rond hoofd, zachtaardige ogen en een rustige sympathieke glimlach. Het enige dat ik afstotend vind aan hem, zijn z’n kleine, roze, vlezige handjes, met korte dikke worstvingertjes.  Die doen me akelig veel denken aan de handjes van mijn ene opa, de vader van mijn moeder, die zijn handjes niet thuis kan houden. Aan menig kleinkind heeft hij zich vergrepen. Aan mij dus ook. Over kapelaan de Groot heb ik trouwens helemaal niks te klagen!

Mam is dol op de kapelaan en dat is duidelijk wederzijds. Ze steken dat ook niet onder stoelen of banken. Als kleuter is hij veel  ons thuis. Mam en hij  drinken thee, snoepen chocolaatjes en lachen samen veel. Ik krijg dan ook chocolaatjes, net als mijn zusjes, natuurlijk!

‘Ha Paul,’ zegt de kapelaan en verder niets ... hij glimlacht.  Hij pakt zijn portefeuille, trekt er zo’n blauw briefje van tien gulden uit (nog  gloednieuw, zonder kreuken) en geeft het aan mij.

‘ Stop het maar goed weg jongen en zeg maar tegen mamma, dat ze het me niet terug hoef te geven, hoor.’

‘Aardig,‘ denk ik.

Ik weet niet of kapelaan de Groot iets terug verwacht van mam voor zijn gulheid. De katholieke geestelijken schijnen veel meer  behoefte aan seks te hebben dan mag  van het celibaat. Als kapelaan de Groot mam zou proberen te verleiden, zou ze dan toehappen, denk ik wel eens? Ik heb me zoiets eigenlijk nooit van mam kunnen voorstellen. Tot het moment dat ze me toevertrouwde, dat een broer en zus van mij, verwekt zijn door andere mannen dan pappa.  Welke zus of welke broer wilde ze me niet zeggen. Zou ze haar drempel, met betrekking tot seks, verlegd hebben, om daardoor wat ruimere financiële armslag te krijgen??

Hoe het ook zij: kapelaan de Groot is er altijd voor mam. Door zijn giften redt ze het soms net. Mam noemt kapelaan de Groot niet voor niets haar 'reddende engel'.

 

maandag 15 augustus 2022

DIT IS PRIVÉ.

 De laatste twee jaar kon Ria (55) het niet meer. Ze kon het haast niet meer opbrengen. Met ‘lieverd’, ‘schatje’, ‘lieveling’, lieve schat spreekt ze haar vriendje Lau (57) de eerste paar jaar aan. Dan komt het ook echt uit haar hart. Ze voelt  dat ze in hem ‘de ware Jacob’ heeft gevonden.  Ze kennen elkaar  nu zeven jaar.

Met alles wat ze kwijt wil, kan ze bij hem terecht. Hij heeft zelf nog wel eens dingetjes waarvan hij zeg: ‘Nou, dat houd ik toch liever onder de pet..’ Zoals bijvoorbeeld de  kortstondige periode in de zeventiger jaren, waarin hij smoorverliefd is op Mijndert, een leuke knul, die hij leert kennen op de bridgeclub. Daar hoort ze wel van op. Homoseksualiteit heeft ze nooit met Lau in verband gebracht. Hij is weliswaar in bed niet het meest fanatieke vriendje dat ze ooit heeft gehad, maar een relatie met homoseksualiteit heeft ze eerlijk gezegd nooit gelegd.

Zij zelf is honderd procent hetero, altijd geweest, dat wil ze wel even gezegd hebben. En … ze is ook zo eerlijk om toe te geven dat ze niet meer precies weet met hoeveel mannen ze het bed heeft gedeeld. … ‘het zullen er zeker meer dan tweehonderd geweest zijn,’ zegt ze een beetje lacherig, trots ook wel ‘en … geloof me, ik heb me er nooit voor laten betalen, hoor’.

Ze gaan elke dag samen uit eten; elke dag weer wat anders. Om beurten kiezen ze een restaurant ergens in Rotterdam. Ze gaan altijd met de taxi. Voor het geld hoeven ze het niet te laten. Hij heeft door enkele huizen met flinke winst te verkopen een aardig vermogen opgebouwd.  

Meestal zijn ze ’s avonds zo tegen negenen weer thuis. Nu eens bij hem, dan weer bij haar. Het is ’s avonds, al zeven jaar lang hun meest geliefde spelletje: ‘Dit is privé’: om beurten stellen ze elkaar een onbeschaamde vraag.  De laatste twee jaar moet ze Lau er steeds weer aan herinneren, dat hij eerlijk moet spelen. Want hij is een echt ‘liegbeest’, hij zuigt van alles uit zijn duim. Op de toneelschool, daar heeft hij zo goed leren fantaseren. ‘Nou,’ zegt Ria, ‘ik hoef niet zo nodig naar een toneelschool om te leren liegen … daar ben ik gewoon van mezelf al goed genoeg in.’

Vanavond Lau als eerste: of ze ooit wel eens geslachtsziekte gehad heeft en hoe dat kwam?’

Jazeker, ze heeft op haar achttiende op een vakantie in IJsland een schimmeltje opgelopen. Ze slaapt onder een viaduct ... lift in die tijd veel. Het is koud in IJsland, de naam zegt het al en om het een beetje warm te krijgen, stopt ze ik een leuke blonde jongen bij zich in haar slaapzak  … die jongen heeft het dan ook minder koud op die manier. Het kan haast niet anders maar toen moet ze dat schimmeltje opgelopen hebben.

Dan vraagt Ria of hij ooit wel eens bij een prostituee is geweest?

Nee! Dat is niks voor mij, die viezigheid.

Ria, door wie ben jij ontmaagd?

Door een neef uit Den Haag. Een zoon van een zus van haar moeder. Hij is 37, zij net 15. Ze heeft er echt enorm van genoten. Een beetje bang is ze wel even want hij heeft een enorme grote lul en zij is zelf niet zo groot geschapen.

En Lauj? Door wie is hij ontmaagd.

Door een prostituee met blanke hangtieten, rooie krullen en veel sproeten op d’r rug; zij was 50, hij 17.

Nou zit hij verdomme toch weer te liegen!  Dat doet hij de laatste twee jaar onophoudelijk. Ze kan het niet meer opbrengen. Nu is het klaar. Maar helaas is ze afhankelijk van zijn geld.

zondag 14 augustus 2022

HET VOELT GOED

Het voelt goed. Ik had niet gedacht dat het zo goed zou voelen. Ik twijfelde er even aan of ik Maarten wel aan zou kunnen. Hij is en stuk kleiner dan ik maar ziet er wel sterk uit. Desondanks kan ik het niet uitstellen.  Ik ben helemaal klaar met Maarten.

Die avond maakt mijn vrouw Isabel een tortilla. Zoals gewoonlijk is die weer bijzonder smakelijk .  Nog voor het toetje wil ze iets met mij en onze zonen bespreken.  Ik heb werkelijk geen flauw idee waar ze het over wil hebben … de kinderen kijken mij enigszins verbaasd aan.

‘Oké’ zegt de oudste, ‘als het ijs maar niet smelt.’

Enfin, ze vertelt over Maarten. Hij is een collega van Isabel. Zij heeft met hem te doen. Zijn vrouw  is onlangs bij hem weggelopen. Sindsdien verzorgt hij zich niet zo best. Hij vereenzaamt  en is depri. ‘Wat is depri?’ vraagt de oudste.

‘Hij vindt het leven vaak niet leuk meer,’ antwoordt Isabel.

Ook verwaarloost hij zijn werk. Isabel wil hem graag helpen. Ze denkt dat het goed voor hem is om hem een tijdje een meer huiselijke omgeving te bieden. Aangezien wij toch een kamer over hebben, vraagt ze ons drietjes of wij het zien zitten om Maarten een tijdje in huis te nemen.

Ik voel gelijk al weerstand. Maarten heb ik nog nooit ontmoet. Alleen dat zielige verhaal ken ik nu. Ik kijk de kinderen aan. De jongste vraagt hoeveel jaar Maarten is en of hij kan voetballen. Maarten is 23 … of hij kan voetballen weet Isabel niet … hij heeft wel een Feyenoord-vignet op zijn jack. Onze oudste, zelf heel muzikaal, wil weten of hij een muziekinstrument bespeelt en of hij zelf ook kinderen heeft.  Maarten heeft Isabel wel eens verteld dat hij violist is in het Rotterdams Filharmonisch orkest … hij heeft twee heel jonge  kinderen, een vanéén jaar en een van drie jaar, twee meisjes. Die zijn nu bij hun moeder.

Ik zou zelf wel eens willen weten, ik kan mijn weerstand nauwelijks verhullen, waarom zijn vrouw bij hem weg is gegaan. ‘Dat is nogal simpel,’ zegt Isabel, ‘ze is verliefd geworden op een andere man en gelijk bij hem ingetrokken.’

‘Wat is ingetrokken,’ vraagt de jongste. ‘Ze zijn gaan wonen in het huis van de man op wie ze verliefd is geworden,’ antwoordt Isabel.

De jongens lijken niet zo’n probleem van Maartens komst te maken. Ik ben achterdochtig en heb het vermoeden dat er meer aan de hand is … een vrouw loopt niet zo maar halsoverkop bij haar man weg. Na enig aandringen vertelt Isabel, dat er ooit op de zaak over Maarten geroddeld is. Hij zou alcoholist zijn. ‘Dan géén Maarten hier! No way,’ zeg ik, ’eens een alcoholist altijd een alcoholist!’

Maar … ik was in ons democratische gezinnetje in de minderheid. De andere drie willen het wel proberen met Maarten.

Hij is nu zo’n week  of acht onze huisgenoot. Ik kom thuis van voetbaltraining. ’t Is een beetje laat geworden. Op de salontafel staat een heel regiment lege wijn- en bierflessen. In ‘onze’ slaapkamer, in ‘ons’ echtelijk bed, tref ik Maarten, in een zeer gepassioneerde houding  aan met mijn echtgenote Isabel. Ik zeg niks … impulsief spring ik bovenop Maarten … klem mijn duimen om zijn nek, mijn vingers om zijn hals en wurg hem. 

Het voelt goed. Ik had niet gedacht dat het zo goed zou voelen.

 

zaterdag 13 augustus 2022

RUK.

Overal in het land wappert de blauw-wit-rode ‘wappie protestvlag’; symbool van het boerenprotest. Wee degene die de vlag weg durft te halen, die is nog niet jarig. Het rommelt tussen de actieboeren en een groot deel van de Nederlanders.

‘Ruk,’ zegt Rutte in duidelijke taal. Is dat de taal van de nieuwe bestuurscultuur? Hij bedoelt te zeggen: ’Niet zo best.’ Rutte heeft het over het stikstofkaartje. Een mogelijke aanpak van het stikstofprobleem. Zijn Landbouwminister van der Wal maakte dat kaartje.

Wat er met betrekking tot de boerenproblematiek alleen maar op zo’n kaartje hoeft te staan is heel simpel:

-          Krimp de intensieve veehouderij stevig in.

-          Compenseer ruimhartiig.

-          Beloon toekomstbestendige boeren.

Ondanks de schijnbare simpelheid van dat lijstje is er nog geen sprake van het naderen van overeenstemming. De acties van de boeren worden feller, agressiever.  Een snelweg wordt met trekkers geblokkeerd en vervolgens gaan ze spookrijden. Tsja, je moet wat als Den Haag niet naar je pijpen danst.

Dit gedrag van de boeren bleef onbestraft. Terwijl, als het achterlichtje van mijn fiets ’s avonds niet brandt, ik gelijk een prent krijg van 50 euro. Of als ik wildplas: een boete 80 euro. Mij durft de politie wel aan te pakken. Nee, nu komt de politie met het smoesje  dat de prioriteit was om ’de gevaarlijke situatie te beëindigen’.

 Op zo’n manier beloont de politie dit onwettige actie voeren als normaal gedrag. Het ligt dan voor de hand dat de boerenprotesten grotesker zullen worden. Het lijkt wel of het officiële gezag bang is voor die boeren. Al jarenlang komen ze weg met intimidatie en terreur. Voor een sterk ingrijpen van de overheid hoeven ze niet bang te zijn. De teringzooi die ze op snelwegen hebben neergekwakt: onder andere brandend afval, asbest, koelkasten, mag niet opgeruimd worden. De opruimers worden door de boeren schaamteloos bedreigd en weggejaagd.

‘De hardste acties ooit,’ kondigt opper-actievoerder Mark van de Oever  (Farmers Defence  Force) aan als reactie op het vruchteloos Remkes-overleg, waaraan van de Oever zelf niet heeft willen meedoen.

Het is te hopen dat onze wetshandhavers eens gaan nadenken over maatregelen waarmee ‘die hardste acties ooit’ gepareerd kunnen worden.

Enigszins geruststellend zou het voor de burger zijn

-          als de Farmers Defence Force als terroristische organisatie zou worden bestempeld

-          als de inzet van militair materieel tegen trekkers mogelijk gemaakt wordt.

-          of als de aanjagers van dit geweld er serieus rekening mee moeten gaan houden dat ook zij ’s nachts van hun bed kunnen worden gelicht.

Een overheid die niet bereid is krachtig tegen zijn vijand op te treden, gaat verliezen en laat de meerderheid van de burgers in de steek. Optreden tegen de radicale boeren is een dure plicht. De uitkomst van de strijd tussen de vijanden en de verdedigers van de rechtsstaat, wordt niet alleen bepaald door de kracht (of het fanatisme) van de ene partij, maar ook door de zwakte van de andere. Of door het aarzelen om ter verdediging van de rechtsstaat tot het uiterste te gaan. Het is de hoogste tijd voor de overheid om zich te herpakken. Want de eerste hakenkruisvlag is al op het strijdtoneel gesignaleerd, langs de A1. Boze boeren ontkennen hier iets mee te maken te hebben.  Van de dynamiek die boze boeren hebben ontketend is die hakenkruisvlag  een onderdeel.

Deze week maakt Mark van den Oever bekend dat de boerenacties voorlopig worden opgeschort. Ze binden dus in. De Rotterdamse vlag hangt onveranderd  ondersteboven.

 

(Met dank aan de Volkskrant)

vrijdag 12 augustus 2022

EEN KLEIN DINGETJE

Laat in de middag, tien voor half vier, heb ik  een afspraak met mijn huisarts. Voor een klein dingetje. Ik ben drie jaar bij haar. Ze heeft net zo’n chagrijnige kop als Sanne Wallis de Vries. Ze is te onzeker om vriendelijk te kunnen zijn. Om vijf over half vier, een kwartier te laat dus, zie ik haar komen aanlopen over het gangetje tussen de spreek- en wachtkamer. Geen doktersjas aan vandaag maar een spijkerbroek  en een vrolijke zomerse bloes.  Ze is nu nog maar een stap verwijderd van de wachtkamer. Precies hèt moment voor haar namaaksmile: ‘Goedemiddag, meneer Jee, komt u maar mee?.’

‘Dat rijmt,’ lach ik … natuurlijk reageert ze daar niet op.  Ik doe in haar spreekkamer mijn oortjes uit. ‘Verjaardagscadeautje van mijn zoon’, wijs ik naar die oortjes. ‘Leuk’, zegt ze.

‘Alleen niet zo goed voor mijn oren zeker?’

‘Inderdaad.’

‘Daarom ben ik hier ook … voor mijn oren of liever gezegd, voor mijn linkeroor, dat zit potdicht. Ik denk dat het uitgespoten moet worden.’

Met een valse glimlach zegt ze op haar belerende doktersmaniertje: ‘U weet toch zeker wel, meneer Jee, dat u, als uw oor moet worden uitgespoten, eerst een paar nachten met een watje, ingedruppeld met olie, in uw oor moet slapen.’

‘Nee, dokter, dat weet meneer Jee niet en dat is ook nog nooit door een arts tegen me gezegd.’

‘Tsja, op deze manier zal het niet meevallen, hoor.’   

Haar valse lachje van zojuist is nu ver te zoeken. Met haar tong tussen haar tanden spuit ze warm water in mijn oor, met haar medicinale waterpistool. Onder mijn oor houdt ze een metalen schaaltje,  zo een, waaruit wij thuis rundvlees met vette jus serveren. In dit schaaltje moeten brokjes oorsmeer met het warme water terecht komen. Het gaat niet zoals ze wil. De godvers spetteren uit haar ogen en omdat het alsmaar niet lukken wil, spuit ze steeds warmer water mijn oor in, tot het zo heet is dat ik spontaan begin te fluiten. Dit is het signaal voor haar om de pijp aan Maarten te geven. ‘Het gaat zo niet, meneer Jee. Er zit nog veel meer smeer in uw oor maar ik krijg het er nu niet uit. Voor de volgende behandeling adviseer ik u dringend om een paar nachten met een oliewatje in uw oor slapen. Dan is het voor mij fluitje van een cent om u te verlossen van uw doofheid. Maakt u op het secretariaat maar een afspraak voor over twee weken.’

Goed, dag dokter.

Dag meneer Jee.

donderdag 11 augustus 2022

MEEZINGEN

 

Donker schaamrood zou ik op de kaken krijgen als bekenden mij het lied: ‘Ik krijg een heel apart gevoel van binnen’ van Corrie Konings zouden zien meebrullen. Mijn vrouw, Carola,zingt graag dus vanavond is het smullen voor haar. In de Havenloods staat dat deze zaterdagavond ‘Rotterdam zingt mee’ gehouden wordt.

 ‘Waarom ga je niet lekker mee, Jee?’ vraagt ze me aan het eind van de zaterdagmiddag, ‘er is niks lekkerder als uit volle borst zingen en zeker als je dat doet met een stel mensen tegelijk.’ ‘Is er echt helemaal niks lekkerder, Carool?’ ‘Ha ha ha, wat kinderachtig zeg ... nee, even serieus, ga je nou wel of niet mee? Zo'n avond als deze kan eenvoudig niet stuk. Bovendien is het ook nog eens heerlijk weer, zwoel.'

Tsja, om nu de hele avond in dit benauwde huis blijven hangen, daar heb ik ook weer geen trek in, bedenk ik me. Ik denk dat er niet veel anders op zit dan mee te gaan zingen of zal ik toch maar gewoon thuis blijven … oooooo …  ik word gek van mezelf. ‘Ik weet nog niet wat ik doe, Carola, laten we eerst maar gaan eten.'

Ik besluit toch maar te gaan zingen. Hoe stom ik dat zingen ook vind, ik ben dan tenminste onder de mensen. Daar sta ik dan … aan de voet van de Laurenskerk … een gigantisch scherm  toont beelden van ons, het grote koor en de tekst van de liedjes … een soort karaoke dus. Als we aan komen lopen, horen we Willy Alberti met ‘de glimlach van een kind’. Carola zingt het lied gelijk uit volle borst mee … ze geeft me een por: ’kom op, ik hoor je niet’ Schielijk kijk ik om me heen en als de kust veilig is, neurie ik het lied mee. Vrolijk hossen vind ik gênant, laat staan uitbundig zwaaien.

Ik word op mijn schouder getikt door Frits, een collega, ‘Ha, die Jee, jij hier? Jij bent wel de laatste, die ik hier zou verwachten.  Zo’n doorgewinterd dead metal figuur. Geen grotere smartlappenvermijder als jij, toch? En niet te vergeten Willy Alberti-hater. Hij is nu al jaren dood. Maar ik heb je wel eens horen zeggen, dat als hij nog zou leven, dat je hem dan……' ’Genoeg, Frits, zo kan die wel weer’

‘Nu zie ik je hier staan, Jee: deinend, wuivend en zingend. Ik sta er echt versteld van. Je collega’s ook denk ik. Ik heb foto’s van je gemaakt. Die laat ik maandag op de zaak zien. Kunnen ze ook eens lachen. Tot volgende week.’

Carola en ik lopen naar huis. ‘Ik had gewoon niet naar je moeten luisteren. Sta nu echt mooi voor lul voor de hele zaak.....reken maar dat die klootzak van een Frits die foto’s naar alle afdelingen mailt. Waarom bleef je eigenlijk alsmaar aan me kop zeiken, dat ik mee moest gaan en dat het zo leuk zou zijn. Ik meld me ziek maandag.’

‘Maak je toch niet zo druk over die foto’s, Jee. Probeer er zelf ook een beetje de lol van in te zien. Trouwens  ik heb vanavond  lekker gezongen en jij volgens mij ook. Totdat dat achterlijke gebakkie ineens voor je neus stond.’

woensdag 10 augustus 2022

PAP

Van Rachel krijg ik een mooie en lieve kaart voor mijn verjaardag.  Rachel, die ook bij Claude in Avignon  logeert, is een Amerikaanse uit de staat Florida; ze is 23 en weegt schat ik 125 kilo bij een lengte van 1.68. In de Amerikaanse Jerry Springer-show figureren nogal eens dergelijke types. Rachel is overigens een vriendelijke dame. Ze heeft een stralende glimlach, is een beetje verlegen, erg zachtaardig en vraagt me honderduit over wat er in Holland speelt. Ze is een paar maanden in Avignon; ze combineert een baantje op de Amerikaanse ambassade met een cursus Frans. Ze wil op den duur lerares Frans worden in de Verenigde Staten. Rachel ligt in het kamertje naast mij. Ze blijft soms hele dagen (in de hitte; gemiddeld 28 graden) op haar kamer. Het valt natuurlijk niet mee met dat zware lijf….in die hitte. Ze zegt dat ze van regen houdt. Heerlijk, regen en het klopt: want, gedurende 2 dagen van mijn verblijf in Avignon was het echt noodweer en toen zag ik een bijzonder actieve Rachel. Merkwaardig genoeg, heb ik Rachel nooit veel zien eten; ze verklapt me eens dat ze het eten van Claude niet lekker vind. Ze laat ook meestal meer dan een half bord eten staan. Eigenlijk heb ik haar maar één keer veel zien eten. Dat was de keer dat ik voor alle gasten bij Claude kookte: witlofsalade met kaaspuree en een balletje gehakt … ongelooflijk … ze breken de tent af….zo lekker vinden ze het. ‘Delicious, delicious,’ zegt Rachel alsmaar … en zó veel van de Engelse taal weet ik nou ook weer wel, dat delicious ‘lekker, ’ betekent. Toch is ze geen grammetje afgevallen tijdens haar verblijf. Dus zal de plaatselijke Mac Donald wel een goeie aan haar hebben gehad. Na het ‘witlof-succes’ gaan we met z’n allen naar de grote markt, langs de Rhône. Het is rond elf uur ’s avonds. Honderden mensen vergapen zich aan allerlei, in vele kraampjes uitgestalde snuisterijen uit de hele wereld. Enkele van de vele aanwezige Afrikanen maken muziek op door henzelf vervaardigde muziekinstrumenten. Het doet denken aan het aanbod van marktkraampjes op het voormalige Rotterdamse Dunya maar dan veel grootschaliger. Ik koop een reusachtige bruine snijboon, die gebruikt kan worden als percussie-instrument. Cadeautje voor mijn muzikale jongste zoon.

Op die markt brengt Claude me in contact met een alleraardigste man, Hendry, een Belg, die me in contact zal brengen met de fietsverhuurder. Die Hendry, ziet er trouwens niet uit, zijn gezicht is bont en blauw geslagen.

‘Mijn vrouw……’, zegt hij. ‘Uw vrouw? Wat is er gebeurd dan?’ vraag ik bezorgd en nieuwsgierig tegelijk.  ‘Ja, ik zie mijn vrouw zo voorover staan, met haar kont verleidelijk naar achteren. Ze is iets aan het zoeken in de vriezer. Ik heb geen idee wat …  kan me dan niet  beheersen. Ik ga op haar toe, til haar rok omhoog, schuif haar slipje opzij en net als ik hem er bij haar in wil  hangen, komt ze omhoog uit de bukhouding, draait zich om en slaat me verschillende keren met een zak ijskoude, keiharde frites tegen mijn hoofd. Ik dacht dat ik doodging.’

‘Is dat nou niet een beetje overdreven reactie, meneer? U bent toch man en vrouw? Ik bedoel … u bent toch met elkaar getrouwd, neem ik aan?’ ‘Ja, normaalgesproken lust ze er wel pap van maar gisteren beslist niet … in die supermarkt!’

Na het bezoek aan de grote markt duik ik,nog net voor middernacht, mijn bed in. Morgen vroeg op: om half acht Rachel uitzwaaien. Ze gaat met de Thalys naar Marseille en daarvandaan vliegt ze naar Florida.