Posts tonen met het label klaarwakker. Alle posts tonen
Posts tonen met het label klaarwakker. Alle posts tonen

zaterdag 6 januari 2024

VERSLAAFD.

Al meer dan twintig jaar slik ik slaappillen. Lorazepam. In de volksmond temesta. Als ik ze niet inneem lig ik een hele nacht wakker. Althans, daar ben ik bang voor. Ik probeer het wel eens zonder. Als ik dan om pakweg tien over vier in de nacht nog wakker lig, ga ik er uit, kijk vijf minuten naar ‘De slimste mens’ (uitzending gemist)en slik een paar pillen. Binnen een kwartier ben ik dan weg en om een uur of tien weer klaarwakker. Eigenlijk te weinig geslapen. Heb toch minstens zeven uur nodig. 

Ruim 20 jaar terug was ik drie dagen en nachten achter elkaar wakker. Toen had je het Riagg nog, een soort GGZ. Daar ging ik naar toe. Werd gelijk volgegooid met slaapmedicatie. Drie milligram temesta per nacht. Pas als de warme prak al klaar stond werd ik wakker. Langzamerhand is die drie milligram afgebouwd tot één. Een paar keer heb ik geprobeerd het af te bouwen tot nul maar dat heeft steeds weer lange wakkere perioden tot gevolg. Doe ik niet meer.

Wat ik me overigens nauwelijks kan voorstellen is dat die pillen nog echt werken. Mijn lichaam moet toch onderhand gewend zijn aan dat ene pilletje. Toch vraagt het nooit om meer lorazepam. Zeven uur per nacht slaap ik. Ergens tussen twaalf en negen. Meestal van twee tot negen.

Zònder dat spul kan ik dus niet. Ik ben panisch voor slapeloze nachten. Die drie nachten van jaren terug ervaar ik nog steeds als traumatisch. Dàt nóóit meer! Na de eerste nacht was ik duf, brak, na de tweede nacht duf, brak en wankel en na de derde nacht duf, brak, wankel, paranoia  en kots- misselijk. Die derde nacht dommelden demonen mij in een soort halfslaap, een roesje. Die wilden me doen geloven dat ik kon zweefvliegen … ‘kom maar ... kom … ‘ ik werd naar het balkon gevoerd … ‘toe maar … spring maar … zweef … ’  Ik woonde op de zestiende verdieping van een woontoren langs de Maas. Ik ontwaakte daar buiten uit de roes. Maakte wilde boksbewegingen, in het luchtledige, bleek toen. Het angstzweet was me uitgebroken, samen met de kilte van de nacht deed het me huiveren.

Ik had Bea, mijn vriendin, uit haar slaap gehaald, ‘wakker geschreeuwd’ zei ze. Van die luide rauw keelkreten. Doofstomme mensen uiten precies zulke geluiden. ‘Maar wat doe je hier, op je blote voeten. Je vat kou, man. Kom naar binnen. Wat sta je te beven.’ Ik ben met stomheid geslagen.

Vele dagen later, als ik, dankzij medicatie, uren slaap ingehaald heb, herhaalde zich het gebeuren in een in een soort nachtmerrie. Een satanische balkonscène. Pas daarna was ik in staat Bea te vertellen wat zich die avond afspeelde.

Nooit meer slapeloze nachten … geen demonen meer … alleen een beetje verslaafd.

dinsdag 21 november 2023

SERIE 'OPA & OMA' DEEL 18. IN ELKAAR GESLAGEN.

 Serie: ‘Opa en Oma’.

Deel  18: In elkaar geslagen

Voorgaande delen van de serie ‘OPA & OMA’ nog eens lezen? Dat kan! Deze serie wordt ook gepubliceerd op mijn blog: ‘stukkiejee.blogspot.com’.  Daar kan de serie ‘Opa & Oma’ vanaf deel 1 nog eens gelezen worden.

Door daar op de knop ‘oudere blogs’ rechtsonder te drukken krijg je telkens meer voorgaande afleveringen van de serie te zien.

Ook eerder ‘werk’ van mij kan je daar lezen. Met de knop ‘homepage’ kom je dan weer terug bij het meest recente verhaal.

 

Deel 18. In elkaar geslagen.

Wat voorafging:

Maria is verkracht en daardoor zwanger. Abortus is taboe in Den Bosch.  Ze wordt ‘opgeborgen’ bij de nonnetjes.

Maria verlangt naar haar baby’tje. Ze breit kleertjes. De kamer van hoofdzuster Wijnaldia moet ze schoonmaken. Zo verdient ze wat geld voor wol. Maria heeft last van die Wijnaldia; die randde haar aan.

Wijnaldia trekt alle breisels van Maria uit. ‘Collega’ zuster Ephraïm ‘ontfermt’ zich over  Maria. Samen kopen ze nieuwe babykleertjes.

Maria baart Kareltje.  Ephraïm vindt woonruimte en werk voor Maria bij rijkelui. De familie behandelt haar goed. Kareltje helpt schoonmaken …  helpen, van de wal in de sloot.

Van meneer in ’t Hout … krijgt Maria kriebeltjes.  Ze is verliefd … tegelijk ook verward ... ze heeft wisselende stemmingen.

Ene Joop Kikkerd komt drukwerk afleveren. Mevrouw houdt Kareltje lief bezig. Dat lijkt Maria te raken … maar het is haar schúldgevoel, dat haar beroert.

Maria verzwijgt de huisarts haar zelfbeschadiging. In een nare droom worden haar gevoelens ‘duivels’ vergoeilijkt.

Kareltje brult iedereen wakker maar waar is hij? Niet in zijn ledikantje. Maria slaapt nog diep. Meneer in ’t Hout waarschuwt  Maria: ‘Dit wil ik nooit weer!  Maria’s kriebeltjes verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Raadselachtige verplaatsingen (van dieren), gebeurden ook al in Maria’s ouderlijk huis.

Traploper en roetjes schoonmaken: een rotklus. Maria is moe, gaat vroeg slapen. Wordt vroeg wakker. Niet in haar eigen bed. Haar zoontje ligt ook weer ergens anders.

Maria, Joop en Kareltje wandelen. Joop maakt grapjes met de kleine.  Joop belooft Maria naar haar familie in Den Bosch te rijden. Mevrouw in ’t Hout vertelt Maria over de roddel: Joop is niet te vertrouwen met kinderen.

Joop een pedo? Maria is sceptisch. Onderweg naar Den Bosch praten ze erover. Joop praat sneller als anders en stottert soms. Hij kent die roddel. Twee gassies hebben leugens opgehangen. De politie was al bij Joop thuis maar heeft geen bewijs.

Op bezoek bij Maria’s familie, trakteert Joop op appeltaart. Maria’s moeder maakt zich zorgen over Rika, Maria’s oudere zus. Ze komt maar niet aan de man. Nu flirt ze met Joop. De raadselachtige verplaatsingen van dieren (van vroeger) en Kareltje nu, brengt Maria’s moeder ook ter sprake.

Maria is jaloers. Zus Rika en Joop zijn laat thuis. Het eten is verpieterd. Rita en Joop praten op de terugweg over de ‘verplaatsingen’. Maria onthult Joop dat haar verkrachter tevens de vader van Kareltje  is. Zou er een verband zijn tussen de verkrachting en de ‘verplaatsingen’?

Op de terugreis naar Schiedam tobt Maria over de verplaatsingen. Mevrouw in ’t Hout ontvangt Joop en Maria hartelijk. Maria schaamt zich nog steeds over haar ‘impulsieve’  verliefdheid op meneer. Joop zit een beetje vies soep te slurpen. Maria is verbaasd dat ze daar niks over zegt. Joop vindt Maria’s zus Rika gewoon aardig, meer niet, zegt hij.

 

Deel 18: In elkaar geslagen

Een intens verdrietig huilend Kareltje wekt Maria uit een diepe slaap en wèèr ligt hij niet waar hij zou moeten liggen maar hij ligt onder de vensterbank naast de prullenbak. Het ventje is helemaal overstuur en voor Maria is ergeen excuus meer om het bezoek aan haar huisarts uit te stellen. Ze is zich er weer totaal niet van bewust wat ze met haar zoontje heeft uitgespookt; gek wordt ze er van.

Het is midden in de nacht en ze zijn allebei nog klaarwakker. Maria denkt dat Kareltje toch niet zal slapen, als ze hem nu gelijk weer in zijn bedje legt. Dus neemt ze hem maar even bij haar in bed. Dat werkt goed: binnen een paar minuten houdt zijn gesnik op en slaapt hij. Als Maria hem daarna in zijn eigen bedje wil leggen is hij ineens weer klaarwakker en zet het op een brullen. Maria zingt ‘Slaap kindje slaap ….’ en klopt hem intussen zachtjes op zijn billetjes ... dan is hij weer snel vertrokken.

Zelf kan Maria de slaap niet meer vatten. De angst voor het slaapwandelen houdt haar wakker. Dat ‘verplaatsen’ van Kareltje vindt ze zo vreselijk.  Ze voelt zich schuldig tegenover haar zoontje.

Ja, zo heel in het begin heeft ze er zwaar de pest over in gehad, dat ze zwanger  was. Maar later beseft ze dat dat wezentje in haar buik, het toch ook niet kon helpen dat het door zo’n lompe schoft verwekt was. Vanaf het moment van zijn geboorte is bij Maria van weerzin tegen het ventje geen sprake meer. Een leuk, lief en mooi ventje vindt ze haar Kareltje. Ze dènkt ook dat ze van hem houdt en ze dènkt ook dat ze steeds meer van hem gaat houden.

En dan nu wèèr dit gekmakende geslaapwandel …. Zou ze dan toch niet ècht van hem houden … doet ze misschien maar alsof, om voor de buitenwereld goede sier te maken. Wil ze in werkelijkheid niets liever dan Kareltje ergens dumpen. Natuurlijk wil ze van hem af. Je was er natuurlijk nooit geweest, klein schatje, als die enorme klootzak haar niet had verkracht.

Die kwellende gedachten moet ze uit haar hoofd zetten.  Driftig schudt ze haar hoofd. Krachtig  stompt Maria met haar vuisten op haar bed en zo hard ze kan schreeuwt ze: ‘Ik hòù van je Kareltje’. Te horen aan de huilbui die Kareltje daarop krijgt, schrikt hij zich het apenzuur van het geschreeuw van zijn moeder.

Na de huilbui, die Maria daarna krijgt, valt ze snel in slaap; haar zoontje is gelukkig snel bekomen van de schrik en ligt al snel weer lekker te knorren.

 

Als Joop voor zijn huis uit zijn auto stapt, wordt hij gelijk stevig ‘in de tang’ genomen door twee mannen, beiden een kop groter dan hij.  De ene houdt hem vast en de andere stompt Joop waar hij hem maar raken kan. Hij krijgt trappen in zijn kruis. Op een gegeven moment wordt Joop losgelaten. Zakt dan als een bord yoghurt in elkaar, waarop de mannen om het hardst tegen Joop aan blijven schoppen … ; raken waar ze hem maar raken kunnen.

Helemáál bewusteloos is Joop nog niet. Hij heeft tijdens deze rampartij geprobeerd zich zo goed en zo kwaad als het ging te beschermen. De mannen vinden het klaarblijkelijk genoeg zo; ze willen nog wat wel kwijt aan Joop: ‘Als je nog een keer aan onze kinderen zit, dan overleef je het niet, vuile viezerik.'

 

Morgen: Deel 19. Een verwijsbriefje.


 

Op zondag 26 november a.s. Voorleesmiddag.

Schrijvers lezen voor uit eigen werk.

Ik  lees 2 verhalen voor in

Verhalenhuis Belvédère , Rechthuislaan 1, R’dam , Katendrecht.

15.00 uur – 17.00 uur.  Toegang gratis.

maandag 14 november 2022

DE MAN HEEFT EEN PANTY AAN.

Het is ochtend. De man is in diepe slaap. Hij schrikt wakker van de bel. Draait zich om en slaapt door. Na een tijdje gaat de bel weer. Hij schrikt nu erger, slaakt een kreet, schudt zijn kussen wat op en draait zich weer om. Wéér klinkt die bel. Hij is nou klaarwakker. Zit rechtop in zijn bed. Hij wrijft in zijn gezicht. Kijkt op zijn horloge. Het is nog geen negen uur. Hij staat op en loopt naar de deur. Doet de deur open en kijkt het trapgat in. Eerst ziet hij niemand maar hij hoort wel voetstappen. Onder aan de trap staat een oude dame. Grijs haar. Ze is in het zwart gekleed en heeft een plastic tasje bij zich. Heel traag komt ze naar boven.

Plotseling krijgt de man een idee. Hij gaat naar zijn slaapkamer, pakt zijn kussen, duwt het tegen de deurpost, houdt zijn hoofd tegen dat kussen en doet net of hij slaapt.

Het duurt nog even eer de vrouw op de tweede verdieping is. Ze ziet er moe uit. Ze moet even stoppen.  ‘Hoeveel trappen moet ik op om de boodschap van God te brengen? Hier ben ik dichter bij God. Die man daar boven is nòg dichter bij God. Inderdaad. Dat wil nog niet zeggen dat hij Hem kan horen. God verspreidt zijn boodschap wel maar niet iedereen hoort die. Waarom hoort niet iedereen de boodschap van God?’ Ze gaat verder naar boven.  Vanaf de eerste traptrede ziet ze zijn blote voeten.“ O God is hij zó enthousiast om mij te zien. Hij staat daar blootvoets op mij te wachten. ’Iets hogerop ziet de vrouw dat hij een panty aan heeft.

“Oh God, mag ik Uw boodschap wel brengen bij een man in een panty?’ Ze draait zich om en kijkt vol twijfel naar beneden. Zal daar iets over in de bijbel staan? In welk boek dan? Neen, dat zal toch niet? “ Ze kijkt een voor een naar de boeken in haar tasje. Deze  in  het Arabisch: nee. Deze in het Chinees, nee. Ik moet  natuurlijk een Nederlandstalige bijbel hebben.” Ze zoekt wat in dat boek maar vindt niks.

“Oh ja,  nu weet ik hoe ik het ga aanpakken’. Ze  sluit haar ogen en gaat verder de trap op. Als ze bij op zijn étage is aangekomen, begint ze met het verkondigen van Gods boodschap. Met haar ogen dicht zegt de vrouw: ”Dag meneer, ik breng u een blijde boodschap. De boodschap van God. Mijn Heer … uw Heer. Luister goed naar Zijn woorden. U zult leven in vrede. Ellende komt in uw leven niet meer voor.”

Terwijl de vrouw praat doet de man nog steeds alsof hij slaapt. Omdat hij niks zegt, denkt de vrouw dat hij doof is of zich misschien schaamt om te praten, zo in die panty. Ze gaat weer naar beneden maar op de derde tree schrikt ze: ‘Oh mijn God, ik ben vergeten hem Het boek te geven’. Ze` pakt Het boek uit haar tasje, kijkt om, maar zijn deur is dicht. Er is geen man meer te zien.

 

zaterdag 27 augustus 2022

ZELFKASTIJDING.

Vanaf het moment dat ik weer klaarwakker ben, snap ik mijn eigen gedrag niet zo goed meer. Zoals  gewoonlijk ga ik om een uur ’s nachts naar bed. Doe eerst nog de hele riedel met mijn tanden: stoken,  ragen, poetsen.  Pillen slikken natuurlijk en omdat het nog zo warm is in de slaapkamer ga ik in een sportbroekje onder  een laken liggen. Ik val onmiddellijk in slaap. Doch binnen het uur ben ik alweer klaarwakker … letterlijk klaar wakker: zo fris als een hoentje. Alsof het acht uur in de ochtend is. Zo stap ik ook mijn bed uit.  Door mijn hoofd spoken nog fragmenten van twee dromen. In de ene droom heb ik ruzie met een duivelse jong ventje dat me van mijn balkon wil gooien. In de andere droom probeert  een leuke man, van mijn eigen leeftijd, mij te verleiden.

De jonge duivelse man heeft me al naar mijn balkon op de 16e étage gesleurd en probeert me op te tillen om me over de balustrade te kieperen. Ik worstel me los en sla hem met het wasdroogrek, dat om zijn nek vast blijft zitten. Zo kan hij het balkon niet af. Ik wel en ren de keuken in en pak kopjes, borden en glazen om naar zijn kop te smijten. Het gekke is dat dit alles in alle stilte gebeurt. Geen gerinkel, geen gekerm, geen gescheld. Ik sluit hem nu buiten op het balkon op.  Hij doet verwoede pogingen om los te komen van het droogrek. Tot mijn schrik probeert hij nu op de rand van het balkon te klauteren. Hij zal toch niet gaan springen?  Dat is wel het laatste wat ik wil. Ik doe de balkondeur open en zeg hem dat hij daar mee moet stoppen, dat ik dat niet wil (maar dat hoor ik mezelf niet zeggen). Hij doet (met lachend gezicht) zijn eigen zin en springt met het wasrek nog om, over het balkon. Vallen doet hij niet! Als een grote prehistorische vogel verdwijnt hij zwevend in de richting van het meer. Terwijl ik hem nakijk sta ik in de scherven. Ik voel er niks van. Bloed aan mijn voeten. Bloed op het balkon. Schuldbewust om het verdwijnen van de duivelse jongen kastijd ik me. Maar pijn heb ik niet.

Wat zie ik nu? Een paar handen aan de buitenrand van het balkon. De handen trekken iemand op. Een mooie man. Ik blijf mezelf kastijden, stomp als een bokser tegen mijn eigen gezicht. Mijn hoofd wordt bloederig en blauw.  De mooie man springt op het balkon. Hij houdt mijn vuisten vast, zodat ik mezelf niet meer kan slaan. Gelukkig heeft hij schoenen aan zodat hij geen last heeft van de scherven hier. Aan het bewegen van zijn lippen zie ik dat hij me iets zegt. Zijn lieve, blauwe ogen kalmeren. Met een gulle, uitnodigende lach brengt hij mijn handen naar zijn reeds hard geworden plasser ... ‘Neen,’ schud ik, ’neen, doe maar niet’. Vanaf dat moment snap ik mijn eigen gedrag weer wat beter. In slaap.