zondag 31 maart 2024

HET TEHUIS.

Het begon met schelden tegen Annie, haar moeder, mijn vrouw. Later ging Sjanie met van alles lopen gooien en smijten. Het engste was, dat ze telkens viel ... epilepsie leek wel. De ene keer viel ze lelijker dan de andere keer. Eens brak ze haar neus en verloor drie tanden. Woedeaanvallen … uitsluitend als ik niet thuis was. Afreageren op Annie leek het. Als ik thuis kwam uit mijn werk liep ze nog te tieren. Rustig deed ik mijn jas uit en liep naar Sjanie toe. Ze bond gelijk in. Ik zei niks. Wees alleen maar in de richting van haar kamer. Zette grote ogen op. Achteruit liep ze en vlak voor haar kamer draaide ze zich vlug om, opende de deur en wilde die meteen op slot draaien. O nee! Met één grote stap was ik óók bij de deur. Hield hem open. Sjanie ging gelijk op haar bed liggen. Ik hoefde niks te zeggen. Bleef haar net zo lang aankijken tot ze rustig was.


Het was een patroon. Ik kon het nog wel aan maar voor Annie was het niet te doen. Zij raakte soms gewond door wat Sjanie door het huis smeet. Op een keer gooide ze onze fruitschaal hard naar Annie. Zat ze met een gebroken been. Toen hebben we eens goed met elkaar gepraat en besloten om haar uit huis te plaatsen … voor haar eigen bestwil. Zo’n beslissing doet natuurlijk pijn. Voor Annie, als moeder maar zeker ook voor mij, als stiefvader. Nooit heb ik onderscheid willen maken, omdat ze mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Katja altijd net zo behandelt als haar.
Met deze Pasen is het twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. In het begin gingen we elk weekend nog bij haar op bezoek. Achttien jaar geleden al kregen we te horen, dat we beter niet meer op bezoek konden komen. Volgens de groepsleiding daar, ging ze zowel vòòr als ná ons bezoek door 't lint. Gooien met van alles. Precies zoals ze zich destijds thuis ook gedroeg. ‘Kom voorlopig maar niet meer,’ zei de groepsleiding. Dat duurt nu achttien jaar. Afgelopen goede vrijdag had ik nog even naar het tehuis gebeld om te vragen of Sjanie een middagje bij mij langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds de dood van Annie, vier jaar terug. ‘Dat zal niet gaan,’ zeiden ze daar, ‘want ze is voor de Pasen een paar daagjes bij uw andere dochter Katja’.

Katja woont, bij wijze van spreken, bij mij om de hoek. Helaas ben ik daar ook niet meer welkom … vanwege haar jonge kinderen.

COMEDIAN

Het is kwart voor tien als ik vanochtend wakker word. Extreem laat voor mijn doen. Meestal sta ik tussen zeven en acht op. Ik heb dan ook geen wekker gezet voor vandaag. Dacht dat ik uit mezelf wel bijtijds wakker zou zijn voor de fysio. Niet dus. Half tien was de afspraak. Op mijn mobiel zie ik dat Stephanie, mijn fysiotherapeute gebeld heeft. Toen lag ik nog te pitten. Heb er niks van gehoord.

Moest mijn mobiel gisteravond op ‘stil’ zetten. En dat stond ie nog steeds. Ik was in Theater de Bakkerij, met Annemarie, Jan en Carla (Klup-vrienden). We waren bij de voorstelling: ’Heel Rotterdam lacht’. Acht super-beginnelingen, twintigers, kregen ieder acht minuten om te laten zien wat ze hun mars hadden als stand-up comedian. Voor de meesten was het hun eerste optreden. Het zaaltje was tot de nok gevuld. Zo’n tachtig toeschouwers, schat ik.


Voor sommigen was het niet alleen hun eerste optreden maar naar mijn stellige overtuiging ook hun laatste. Zo af en toe moest de artiest een notitieboekje tevoorschijn toveren worden om te kijken welke grap ook al weer gemaakt moest worden. Prima hoor, dat wisten we als publiek van te voren. We moesten onze verwachtingen niet al te hoog stellen. Dat zou alleen maar tot teleurstelling leiden maar ... helaas dat leidde er toch toe. Het deed me sterk denken aan ‘me eiguh’ fiasco.


Ik krijg het nog Spaans benauwd als ik er aan terugdenk. Ik zat op de toneelschool in Utrecht. Was begin twintig. Gaf me op om in zo’n klein theatertje te debuteren als comedian. Oh, wat voelde ik me beroerd, onzeker en mateloos eenzaam, toen ik daar tegen de vierde wand aan stond te kijken.

Herman van Veen zat ook in de zaal. Hij was meegekomen met Vera, een lief klasgenootje van me. Van mijn ‘repertoire’ weet ik me nog te herinneren, dat ik een grap had over ‘reclame voor wc-papier’. In die reclames, zo grapte ik, gaat het altijd over ‘zacht’, ‘geurig, en fleurig’ maar nooit en te nimmer over de relatie met 'onsmakelijkheden'. Nou, beste lezers, jullie zult wel snappen, ze braken daar de tent af. Óók had ik een nummer, waarin ik van mezelf een karikatuur maakte: smal, slap, bleek, verlegen en te klein geschapen. Daarna verbeeldde ik mijn stoere andere zelf. Wat was ik fier op mijn alter ego! Zijn gespierde, gebruinde sportschoolbody met zijn grote bek en zijn grote … .


Van Vera hoorde ik dat Herman van Veen zich rot gelachen had om mij. Vooral toen ik mijn onderbroek had laten zakken en hij zag hoe te klein die van mij precies geschapen was.


Fysio Stephanie belt me tegen twaalven nog: ‘Ik heb vanmiddag nog een gaatje voor je, om half twee. Laat me even weten of je komt, Jos’.

vrijdag 29 maart 2024

KOM MAAR OP!

We ontmoeten elkaar. Ik versier haar. We zitten allebei nog op school, ik op de toneelschool; zij op de kunstacademie. We kennen elkaar pas twee weken, als ze bij mij op bezoek komt in Utrecht. Mijn hospita ziet ons al aankomen. Die heks komt gelijk op hoge poten naar ons toe: we mogen niet in haar huis blijven slapen.


Tot laat in die avond zitten we te chillen, beetje blowen, beetje vrijen, beetje muziek luisteren … staat opeens die hysterica in mijn kamer. Als door een wesp gestoken krijst ze: ‘Weg wezen jullie!’ Terwijl die teef (shakend) hinderlijk in de weg staat, pak ik op mijn dooie gemak mijn spulletjes. Ze heeft nog een maand huur tegoed. Daar kan ze mooi naar fluiten.

Ik ben nu dakloos. Maar ik kan terecht in het grote kraakpand op het Wilhelminaplein. Een aantal klasgenoten van me zit daar. Zijn we altijd welkom. Er is een mooie kamer vrij. Midden in de kamer ligt een tweepersoonsmatras met een hagelwit hoeslaken.

We gaan eerst samen naar een heerlijk feest, dansen daar wild en worden dronken. Ik weet niet precies hoe zij zich voelt maar ik ben opgewonden. We kunnen niet van elkaar afblijven op weg naar het kraakpand, we maken grapjes, lachen, bijten, zoenen.

Shit! Ze gebruikt de pil niet. Was ik vergeten. Dzjiesus!! Het is al tegen middernacht … kom nou nergens meer aan condooms.

We hebben het alle twee nog nooit gedaan. Zowel opgewonden … vooral ik … als nerveus …, vooral zij. Zonder condoom wil ze er niet aan. Van een prikkelend voorspel kan geen sprake meer zijn. Ze pakt pen en papier en begint druk te rekenen. Voor mij valt er weinig te rekenen. De mijne is nu een stuk kleiner dan tien minuten geleden. Het rekenen heeft haar niet de zekerheid gegeven waar ze naar op zoek was. Haar eitje springt waarschijnlijk pas morgen … ze besluit het er maar op te wagen:

‘In godsnaam dan maar. Kom maar op!’

Hij staat toch snel weer overeind, dat wel, maar voor het lekkere en het mooie kom ik veel te vroeg. Zij helemaal niet.

Wèl zijn we nu alle twee in één keer ontmaagd. Dat kan alvast maar gebeurd zijn. Een bloedvlek, ter grootte van een pioenroos, zó ontiegelijk mooi rood, prijkt in het hagelwitte laken.

Ze kwam niet klaar … het deed pijn. Ook later nog. Blij zijn we niet. Hadden het beter kunnen laten. Een illusie armer, liggen we naast elkaar. Ik sla mijn arm om haar heen. Haar handpalmen liggen laag op haar buik. Ligt ze nog steeds te rekenen?

‘Je bent net als die andere mannen. Anticonceptie komt niet in je op, hè. Dat is iets voor vrouwen, toch?’

donderdag 28 maart 2024

DE VERREKIJKER.

’t Is zes uur. Lekker vroeg. Heb de hele avond nog voor me. Ik kom thuis, na het eten van een lekkere 'Hollandse pot'. Stamppot rooie kool met een iets te dikke maar verse worst en een mager schaaltje dubbelvla. Ik drink er altijd een alcoholvrij biertje bij. Voor zes euro vijfentwintig. Geen geld toch? Met mijn vriend Theo zit ik elke woensdag tussen vijf en zes in het buurthuis om de hoek te smikkelen. Volgens Theo zitten we dan aan tafel met een groep waarvan 95 % boven de zeventig, 80% vrouw en minimaal 70 % semi dement is. Wat een prima mix vormt voor een gezellig en soms heel verrassend uurtje.



Het schemert, ik doe expres geen licht aan. Dan denken ze aan de overkant dat ik nog niet thuis ben. In veel woningen daar hebben ze het licht al wel aan.
Zij nog niet. Meestal is zij al eerder thuis dan ik. Zo met het blote oog zie ik dat er, aan de overkant, wordt gecomputerd, tv gekeken, gedart, gedanst en gehoomtraind. Heel helder krijg ik het allemaal niet op mijn netvlies. Wat voor mij ook niet zo nodig is bij dat soort activiteiten. Waar het mij om gaat is dat ik hààr straks scherp in het vizier krijg. Ik pak mijn verrekijker voor de zekerheid alvast uit het tasje en leg hem voor me op het kozijn naast de Christusdoorn.


Plotseling flitst het licht in haar woonkamer aan. Ik pak snel de verrekijker. Heb haar gelijk scherp in beeld. Haar jasje en tasje heeft ze al uit. Haar haardonut doet ze af. Ze schudt haar haar los. Ze kleedt zich helemaal uit. Duwt een cd-tje in de cd-speler. Geeft haar salontafel een zet en gaat wild staan springen en swingen in haar woonkamer. Ze swingt en springt niet alleen, ze staat ook, voor mij onhoorbaar, te zingen. Ik krijg alleen haar gezicht niet scherp genoeg in beeld om te kunnen liplezen, wat ze nou precies aan het zingen is.


En ineens zie ik het toch. Ik tik op mijn mobiel een nummer in. Zij aan de overkant neemt op: 'Hallo?'.

'Ik weet het, Liesbeth,' zeg ik. 'Het is ‘My Generation’, ‘My generation’ van de Who.

'Hartstikke goed, Jos. 't Was inderdaad 'My generation'. The Who. Remember 1965!'

woensdag 27 maart 2024

UIT HET RAAM GEVALLEN

 Zijn glas wodka trilt tussen zijn handen. Zijn zoon David komt straks op tv. In het praatprogramma ‘Op 1’. Vanmorgen belde David hem al: ’Vanavond kijken hè, papa. Op NPO 1’.



Het programma start met het ‘peak news’ van de dag: ten eerste: de twee dochters van Vladimir Poetin, Maria (38)en Katerina (37) zijn heden morgen uit het raam ‘gevallen’ van een kamer op de eenentwintigste verdieping van het Okura Hotel in Amsterdam . Beide vrouwen hebben het er niet levend vanaf gebracht. Aan het einde van de middag bereikte ons het ‘diep treurige bericht’ dat de Russische dictator, kort na het horen van het voor hem zo treurige nieuws over zijn geliefde dochters, zelf tijdens een zes-gangen diner in Sint-Petersburg geheel onverwacht om het leven kwam na het drinken van een ‘gemixte’ wodka.


Het tweede ‘hot news‘ van de dag was de brutale verstoring door pro-Palestijnse activisten van het concert van de van oorsprong Joodse zangeres en ex songfestival winnares Lennie Kuhr in Waalwijk. Wat kan Lenny Kuhr er nou gvd aan doen, als Netanyanu, die Joodse president-oorlogsmisdadiger, het Palestijnse volk aan het uitroeien is. Dertig duizend Palestijnen zijn al uitgeroeid, waaronder 13.000 kinderen.


‘Hij zat zo boordevol muziek … Hij zong voor groot en klein publiek … Hij maakte blij, melancholiek … De troubadour ... de troubadour … la lalala … lala lalala … lalala …lalala….’ Meer dan 13.000 Palestijnse kinderen gedood … la …lalala …la… la.. l


Oeverloos werd er over geouwehoerd. Die grappige schooljuf uit Reeuwijk wist dit, die konijnenfokker uit Rotterdam wist weer dat … meer en beter eigenlijk nog dan die schooljuf ….een postbode uit Schin op Geul had weer iets grappigs meegemaakt en die bekende profvoetballer van Ajax, zei iets wat helemaal nergens op sloeg. Daar werd dan ook door iedereen hartelijk om gelachen. Soms wáren die onbelangrijke zaken ook kostelijk om over te lachen en toch ook leuk.

Behalve voor zijn zoon David dan. Die heeft eigenlijk nergens wat mee. Sowieso niet met oorlogsmisdaden. Zijn zoon was vòòr de uitzending, door de hoofdredacteur van ‘Op 1’ al gezegd dat hij pas helemaal aan het eind van de uitzending in beeld zou komen.
De uitzending zat er bijna op. Er wordt tenslotte nog een Socutera filmpje aangekondigd. Daarin ziet de kijker David, een nog redelijk goeie mongool, vrolijk buggy jumpen vanaf de Euromast.

‘Maak Buggy Jumpen Ook Voor Mongolen Mogelijk. Stort op Giro 567’ Zo Luidt de boodschap.


Woedend smijt Davids vader zijn glas met wodka aan diggelen tegen de radiator, naast zijn sta op stoel. Hij laat het er niet bij zitten!

dinsdag 26 maart 2024

GEEN VECHTSPORT.

Ik denk vaak, dat ik op een soort vechtsport had moeten gaan. Het komt nogal eens voor dat ik iemand hard voor zijn muil wil slaan. Soms omdat ik zelf bedreigd word. Soms om iemand te helpen die in het nauw gedreven wordt. Ik heb helaas te weinig zelfvertrouwen. Ook wanneer ik word aangevallen door kleine mannetjes, agressieve vrouwen of bijtgrage honden. In eerste instantie probeer ik altijd ‘problemen’ met woorden op te lossen. Daar ben ik beter in, denk ik dan. Maar mijn tegenstander voelt feilloos aan dat mijn gezwam een zwaktebod is en voordat ik door een linkse directe geveld word, neem ik meestal snel de benen. Ik had namelijk wel op ‘hardlopen’ gezeten. Ik loop de marathon in 4uur en 20 minuten. Geen slechte tijd. Tegenwoordig red ik het ook niet meer met weglopen. Ik kan niet meer hard.



Stel dat ik nu met mijn wandelclub de marathon zou gaan lopen, dan zou ik er zo’n zes uurtjes over doen. Ik denk wel dat ik dan als eerste op de Coolsingel zal finishen in 5.58.23. De andere elf wandelaars van de club hebben zich uiteindelijk in de bezemwagen naar de Coolsingel laten rijden en zitten enthousiast op het bordes van het stadhuis voor mij te applaudisseren. Wandelaar Rob, nog uitgeput van het lange wandelen, strompelt vanuit de bezemwagen naar me toe om me te feliciteren. Hij overhandigt me een schitterend boeket.


Opeens hoor ik iets vreemds. Een luid herhaaldelijk geroffel. Even niks en nog eens dat geroffel. ’t Geluid komt van boven. Van het stadhuis, lijkt wel. Ik ben blijkbaar niet de enige die het hoort. Rob hoort het ook. Hij kijkt tenminste in dezelfde richting als ik. De andere wandelaars zitten nog in de bezemwagen, met hun rug naar het stadhuis. Zij willen, hoe moe ze ook zijn, weten wat dat geroffel te betekenen heeft. Geef ze eens ongelijk! Stapvoets bewegen de wandelaars zich uit de bezemwagen naar de plek waar het geluid het best te horen is. Daar waar Rob en ik staan: bij de finish. Al enige tijd is het doodstil. Pas als alle wandelaars bij de finish staan klinkt het geroffel weer op. Veel harder nog wel dan eerst. Een adembenemend schouwspel: op het bordes van het stadhuis roffelen bonte spechten op een houten bord, speciaal voor ons, de klanken van: ‘You never walk alone.’


Het klinkt een beetje raar, maar we moeten dan toch allemaal een traantje weg pinken.

maandag 25 maart 2024

FAAS.

Tot half elf ben ik bij Ray, een maat van me. Zestig is hij. Een kleine driftkikker. Een ouwe zeebonk, met een lange grijze paardenstaart. Geboren in Liverpool. Voetbalgek, supporter van Sparta en Liverpool. Hij bleef in ‘the eighties’ in Rotterdam hangen. Trouwde er met een vrouw uit Crooswijk. Hij zoop te veel naar haar zin, daarom trapte ze hem er uit. Sindsdien woont hij in het Oude Noorden. Op het Zwaanshals. Twintig jaar inmiddels al. Café Faas was voor hem veel te dichtbij ... in de laatste twee decennia van de vorige eeuw was hij zowat vierentwintig uur per dag lazarus. Zowel op zijn werk, thuis als op straat. De laatste tien jaar staat hij droog. Leeft sober in een lief klein huisje. Hij betaalt nu alleen wel de tol van zijn losbandige leven van destijds. Luchtwegen, hart, benen functioneren dermate belabberd, dat hij zich, met grote tegenzin, met een rollator moet voortbewegen.



’t Is nog te vroeg om al naar huis te gaan. Nog effe naar Faas. Daar tref ik ouwe vrienden Piet, Tom en Ellie aan. Tom is een leuke goser, drummer/alcoholist. Als ie niet zo veel zou zuipen zat ie zomaar lekker een beetje te slaan in een top-band als The Golden Earring. Piet en Ellie, een stelletje uit het Brabantse Dongen. Piet vindt zich een hele Piet … staat nogal eens stoer te doen, kleinerend tegen zijn vriendin Ellie, alsof ze maar een dom blondje is (terwijl ze prachtig lang zwart haar heeft). Ellie kijkt dan maar wat gegeneerd weg. Maar ‘f*ck you’ Piet. Als Ellie de kans krijgt ligt ze wel volop te genieten bij mij tussen de lakens.


Piet bood me gul een biertje aan maar ik was na de limonadesiroop bij Ray echt toe aan wat stevigers. Een kopstoot bijvoorbeeld. De borrel betaalde ik zelf.


Mijn vriendin, Carola, vertelde me nog dat Piet laatst met een smoesje aan de deur kwam. Hij wist zogenaamd niet dat ik voor mijn werk een paar dagen ‘op cursus’ was. Hij probeerde haar gewoon te schaken. Verder dan een kansloos verloren partijtje dammen kwam hij niet.


Hij vond het leven mooi op het Brabantse land … Carola vond hem er naar stinken.


Ik was veel te lang in café Faas blijven hangen. Tollend, wankelend, struikelend, ‘bewoog’ ik me voort tot 'het beeld uitviel' ... ik hoorde op een gegeven moment iemand iets zeggen. Een vrouwenstem, die anders klonk dan die van mijn vrouw. ‘Weet je wel hoe laat het is, pik?’ (’t Is mijn zus!) Ze geeft zelf antwoord: ’Half zeven, maar dat geeft niks, schat. Ik ben altijd weer blij je te zien. Kom binnen; ga liggen. Ik bel Carola wel even. Ze zal wel ongerust zijn'.

zondag 24 maart 2024

HET KISTJE.

Toen mijn inmiddels ex-vriendin Tonia met symptomen van een hersenvliesontsteking op de intensive care van het IJsselland-Ziekenhuis belandde, vroeg ze mij om voor haar plantjes te zorgen en haar brievenbus om de drie dagen te legen. Geen probleem. Ik ben de rotste niet. Ze had een appartement in het winkelcentrum vijf minuten bij mij vandaan.



We kwamen een jaar of vier bij elkaar over de vloer. Zij sliep wel eens bij mij. Ik bij haar. Toen viel mij een fraai gemozaïekt kistje op. Het stond tussen het bed en haar nachtkastje. Gewoon ... het stond er. Meer niet. Het interesseerde me ook niet waarom het daar stond. Wat er misschien in zat ook niet.


Vandaag is er alleen post van de ABNAMRO. Zij doet alle bankzaken nog steeds op papier. Behalve pinnen dan. Ik sta in de slaapkamer, voor het eerst sinds jaren. Wat hebben we hier van elkaar genoten. Tonia was echt een lekker wijf. Nou ja. Ik meende me toch te herinneren, dat er hier plantjes stonden of hingen. Maar niet dus. Gek genoeg blijft dat kistje nu als een magneet mijn aandacht trekken. Nog twee kamers en dan ben ik hier klaar voor vandaag.


De ‘lokroep’ van het kistje kan ik echter niet weerstaan. Wat zit er in? Hoe kom ik daar achter? Het is verdomme dubbel afgesloten. Hier in huis de sleutels zoeken? Dat gaat het niet worden. Ik pakte het kistje op, schudde het heen en weer. Hoorde geen gerammel of gerinkel van geld, goud of sieraden. Wat zou er toch in kunnen zitten? Papieren? Iets van stof? Maar wat dan ? Ik besloot om de volgende keer dat ik hierheen zou gaan, gereedschap mee te nemen om het kistje open te breken. Ik móét weten wat er in zit.


Drie dagen later ben ik er weer. Sla de post en plantjes voor een keertje over en loop linea recta naar het kistje. In mijn Jumbo boodschappentas zitten een grote schroevendraaier en een klauwhamer. ‘Daar moet het mee lukken’, dacht ik. Het was inderdaad een fluitje van een cent. Onder een paar laagjes noppenfolie vind ik een enveloppe. Geen idee wat ik kan verwachten. Gretig scheur ik de enveloppe open. Er zit een portretfoto in. Van mij! Waarlijk: een prachtig portret. Met sierlijke letters had Tonia daarop geschreven:

‘Mijn lieve Jos, mijn allerliefste vriendje, ooit’.

Ik kon me toen wel voor mijn kop slaan.

zaterdag 23 maart 2024

NAMEN NOEMEN,

De les begon zoals op alle eerste schooldagen, met het opnoemen van onze namen. Als je naam werd genoemd moest je naast je bankje gaan staan, je naam herhalen en even blijven staan. Volgens onze klasselerares, bleef ik te kort staan. Ik moest het overdoen. Toen ging het helemaal niet meer. ‘Ga maar zitten,’ siste ze.

Ik deed het te gehaast. Ik kreeg ook altijd een rood hoofd als ik in het middelpunt van de belangstelling stond …had ook een stomme naam … Fedor Fladerus, niemand had twee van zulke stomme namen, Fedor … en dan … Fladerus, hoe verzin je het. Stom gekleed was ik ook: … een voor augustus veel te warme, door mijn moeder gebreide pullover, die stonk naar azijn … ik was de enige gelukkig, die dat rook, tenminste dat hoopte ik. Een broek die te kort was voor een lange broek en te lang voor een korte broek … een slap ziekenfondsbrilletje … jezus-sandalen, terwijl het regende dat het goot en dan ook nog spierwitte kuiten.


In de klas werd ik zo, op de eerste schooldag al, uitgelachen, door een stelletje minder pientere zittenblijvers. Alsof zij zo slim en bijdehand waren. Suf gelulde zombies waren het. Wat me heel erg tegenviel was dat de klassejuf, met die zombies zat mee te giechelen. Toen ik bij de tweede keer niet meer wist hoe ik van achteren heette, liet ze me pesterig een paar minuutjes staan nadenken. ‘Fladerus heet je en ga nu maar zitten Fedor. Goed onthouden, hè?!’

Ik zweette als een otter, op mijn voorhoofd, mijn nek, mijn rug. Die azijn-pull over had ik achteraf gezien beter uit kunnen laten.

Ik was bang dat de jongens, die achter me zaten, aan mijn broek konden zien dat ik daar ook zo had getranspireerd. Toen ik weer moest gaan zitten voelde ik vlug, zo onopvallend mogelijk even van achteren aan mijn broek … en ja hoor … het was door en door. Net of ik in mijn broek geplast had, maar dat kon natuurlijk helemaal niet op die plek.


De juf stelde me na het namen noemen nog een vraag. ‘Hoeveel landen zijn er in de hemel, Fedor?’ Ik klapte gelijk dicht. Angstig tussen helse treiterkoppen.
Ik dacht: ‘De hemel is één land en toch ook weer géén land. Het is een land zonder de echte tegenstander van leven: angst’.

vrijdag 22 maart 2024

PASSION DIAMOND.

 Mijn schoonzus vroeg zich af of ze, als ze zelf rijk was, op een dergelijk paar zou willen lopen. Je moet er flink voor in de buidel  tasten. Je betaalt zo maar vijftien miljoen euro voor deze schoenen: ‘Passion Diamond Shoes’ . Ze zijn ontworpen door het merk ‘Jada Dubai’. De hakken zijn geheel goud gekleurd en zijn bedekt met meer dan honderd diamanten. Op de neus van de hak schittert een diamant van vijftien karaat.

 

Ik was het vriendje van Lora voor die ene dag (en nacht). Die dure schoenen tsja …  een vreemd verhaal. Voor het WK-voetbal was ik, als supporter van het Nederlands elftal, naar Qatar afgereisd. Toevallig ligt Dubai daar vlak om de hoek.  Met Lora, de vriendin van Memphis, was ik even naar Dubai gevlogen. Haar vriend was voornamelijk aan het trainen. Als hij eens vrij had, ging hij liever golfen met Blind of Noppert. Hij miste haar niet eens als ik met haar op stap was. Lora was een aardige, niet onaantrekkelijke vrouw. Ze was uitzonderlijk, intimiderend  lang. Als stel zag het er echt niet uit: Memphis 1.74m, Lora 1.84m . Voor zo ver bekend was er nooit eerder een man in haar leven geweest. Daar maalde ze niet om. Het ging er haar vooral om dat ze dè vriendin was van een van beste voetballers van Europa.

 

Min of meer toevallig waren Lora en ik in de schoenenstraat van Dubai beland en konden we in een verrassend kleine winkel de ‘Passion Diamond’ bewonderen.  Het was een compleet gekkenhuis in die shop. Hooguit plaats voor vijftig mensen;  er waren er zeker honderd.  

 

Lora had een paar van die dure dingen aan. Ze wilde een spiegel om te zien hoe ze bij haar stònden. Dat viel niet mee. Stagiaires  liepen in de winkel met spiegels rond om de dames te helpen een keuze te maken. Lora had daar het geduld niet voor. Met gemak, ze was immers groot en sterk genoeg,  rukte ze de spiegel uit de handen van zo’n klein, niets vermoedend  Arabisch mannetje. Met die spiegel bekeek ze ‘haar’ schoenen vanuit alle hoeken.  Die bevielen haar echter van geen kanten. Ze tilde de spiegel hoog  op, uitte een hysterische kreet en liet hem los. Dat gaf nogal wat consternatie in de tent. Ook veel schade. Geen gewonden gelukkig.  Ik kocht uiteindelijk de schoenen maar die Lora aan had gehad. Misschien wat voor mijn schoonzus. Voor de eigenaar van die winkel was de zaak daarmee in der minne geschikt.

 

Het Nederlands elftal speelde die avond tegen de Verenigde Staten. Niemand snapte waarom Memphis niet speelde. Ook mijn schoonzus niet.

donderdag 21 maart 2024

PEDICURE.

Meneer ter Heus heeft moeilijke voeten. Al in de eerste week dat hij in de buurt komt wonen, neemt hij contact met me op. Eens per maand moeten zijn voeten gedaan worden: wassen, masseren, eelt verwijderen. Ter Heus wil dat ik ook wat ga doen aan zijn schimmelnagels.



In zijn aangepaste woning verplaatst hij zich in een rolstoel. Lopen is voor hem taboe. Sinds zijn ‘ongeluk’ is vertoeven in de buitenlucht een kwelling. De buurman in zijn vorige huis, had last van zijn pijplucht. Maar meneer ter Heus weigerde pertinent te stoppen met het roken van zijn pijpje op het balkon. Zijn buurman maakte hem daarop uit voor een ‘een zielig mannetje’. Ter Heul ontplofte! In een vlaag van verstandsverbijstering sprong hij héél hoog op en kwam met een sneltreinvaart weer op zijn hielen terecht. Beide hielen verbrijzeld!


Ik werk vrijwel nooit aan huis. Al mijn klanten komen bij mij in de praktijk. De pedicure, uit die andere wijk, kwam altijd een keer per maand drie kwartier bij hem thuis. Ik besluit een uitzondering te maken voor hem. Ik bezoek hem vrijdags aan het eind van de middag. Een uur trek ik voor hem uit … voor zijn schimmelnagels heb ik zeker een kwartiertje meer nodig.

Het zijn zwijgzame sessies. Af en toe kreunt hij zacht bij een klein pijntje. Aan koetjes en kalfjes doet hij niet. Op de muren van zijn woning zit alleen behang. Hij toont nergens belangstelling voor. Ik heb hem nooit een boek of krant zien lezen. Het enige waarin hij bladerde waren de roddelbladen, waar hij waarschijnlijk een abonnement op had.


Mijn moeder woont in dezelfde straat als meneer ter Heus, aan de overkant een paar honderd meter verderop. Wekelijks ga ik bij haar op bezoek. Dan zie ik hem, half achter de vitrages, naar buiten kijken ... dan zwaai ik en dàn pas zwaait hij terug. Hij zal nooit eens als eerste zwaaien.


Een paar dagen voor onze afspraak belt meneer ter Heus af. Corona, denkt hij. Hoesten, tranen, snotterig, koorts en hoofdpijn. Hij voelt zich kortom zo beroerd, dat ie dat gedoe aan zijn voeten er niet bij kan hebben. We slaan een keertje over.
Toen ik een dag of tien later weer bij mijn moeder op langs ging, zag ik hem naar buiten kijken … ik zwaaide maar hij zwaaide niet terug. Dat deed hij een week later, op onze afspraak, ook niet.
Ik verdrong de gedachte dat hij dood was en zei bij mezelf: ’Hij is uit zijn vel gesprongen’.

woensdag 20 maart 2024

BLIJF VAN MIJN LIJF.

Ik heb nooit begrepen waarom mijn zus besloot haar leven met hem te delen. Hij was een botterik eerste klas. Nooit eens een vriendelijk woordje. Iets wat mijn lieve zus Frieda zo nodig had. Op werkdagen ging hij na zijn werk eerst naar huis om te eten. Daarna kwam hij, nog in zijn werkkloffie bij ons thuis tv kijken. Bij ons thuis werd trouwens nooit veel anders gedaan dan tv kijken.


Alhoewel, ik was de enige die wel es wat anders deed. Huiswerk maken. Dat deed ik net zo lang tot ik hoorde dat Tom oprotte. Ik had echt een pleurishekel aan die lul. Meestal ging hij tegen een uur of tien weg. Dan stonden hij en Frieda nog even te flikflooien in de bijkeuken. Dat waren de enige minuten dat ik Tom ooit hoorde lachen. Geen idee wat er zo leuk was. Frieda heb ik nooit horen lachen in de bijkeuken. Gelukkig duurde dat gedoe daar nooit langer dan een minuut of tien. Kon ik in de huiskamer nog net even het laatste nieuws kijken.

Op zich was dat niet zo’n geen pretje want in de hele huiskamer hing nog de geur van zure melk. Tom bezorgde ‘schoolmelk’ in de regio Rotterdam.


Frieda had best een ander kunnen krijgen. Ze was een leuke verschijning, maar ze was als de dood voor Tom. Hij was heel autoritair. Ze deed alles wat Tom wilde. Hij bracht haar naar school en kwam haar weer halen. Toen hij vermoedde dat ze een klasgenootje mèèr dan leuk vond, moest ze van school af. Ze moest maar gaan werken en dat deed ze heel gedwee.


Desalniettemin trouwden ze. Ze gingen wonen in Puttershoek ver bij ons vandaan. Ze maakten daar samen veel ruzie en ook, kort na elkaar, twee kinderen: een jongen en een meisje. Toen Tom handtastelijk bleek te zijn, konden Frieda en de kids (5 en 6 inmiddels) al snel terecht in een ‘Blijf van mijn lijf’ huis, op een geheime locatie.


De eerste twee dagen bleven Frieda en de kids ‘thuis’ om een beetje te wennen. De derde dag liepen ze met z’n drietjes naar het winkelcentrum: onder andere langs de slager, die ook maaltijden verkoopt en langs de bloemenman. Alle twee die winkeliers: peperdure afzetters.


Die derde avond hoorden de kids waarschijnlijk niet eens dat Frieda ze 'slaap ze' wenste. Ze vlogen elkaar in de haren net zoals zij en Tom dikwijls deden. Zittend op de rand van het aanrecht, luisterde Frieda naar de klanken van hun geruzie en wachtte ze tot het stil werd.

dinsdag 19 maart 2024

SMEERLEVERWORST

Ik woon hier nu bijna negen jaar. Toen ik mijn appartement huurde in september 2015, werd er gefluisterd dat er beneden mij een drugsdealer woonde. Hij moest een norse man zijn, normaal postuur, kaal, zwijgzaam, grijs baardje, altijd in het zwart gehuld en vaak met alcohol in de weer. Daar schrok ik wel even van, want dat ‘signalement’ is het toonbeeld van mijzelf. Het klopte precies. Met uitzondering van de alcohol dan, want in die tijd dronk ik, in verband met mijn medicatie, voornamelijk koffie, thee, tonic en melk.


Een gewaarschuwd man telt voor twee. Vandaar dat ik hem al in een vroeg stadium ging vragen of hij misschien last had van mijn stofzuigen. ‘Welnee man, dat interesseert me geen reet. Ik ben zo doof als een kwartel . Als je d’r zin in heb maggie ook bij mij komen zuigen’.

Ons gesprekje duurde hooguit een halve minuut. Toen duwde hij zijn deur, wat schuwig, in het slot. In de gauwigheid was me opgevallen, dat daar binnen op de grond, een blaadje met stukjes brood met smeerleverworst stond.


Ik woonde er ongeveer een half jaar, toen ik heel vroeg in de ochtend gewekt werd door geschreeuw en gebeuk. Een politie-inval. Het was maart 2016. Ik heb mijn buurman hier nooit meer gezien. Van andere buren hoorde ik, dat hij zijn woon- en slaapkamer had ingericht als wietplantage. Alles wat naar wiet rook was door de recherche meegenomen en vernietigd.


Wat niemand mij echter wist te vertellen, was, dat hij er ook een klein hondje (een dwergpinchertje) op na hield. Kort na die ramsessie van de politie, zat dat kleine beestje te rillen en te piepen voor mijn deur. Baasje pleite, huis gemold en geen bord met eten. Wat moet je dan met zo’n beestje? Liet hem maar zo lang binnen. Wodan noemde ik hem, omdat ie zo klein was. Schuw dat ie was. Janken. Hij durfde m’n huis niet uit. Bibberen. Als ie moest poepen of piesen ging ie (meestal)staan krabben aan de balkondeur. Verder was hij zó braaf. Lag altijd netjes in zijn schoenendoos met lapjes stof. Ik gaf hem precies te eten wat hij ook bij zijn baasje kreeg: stukjes brood met smeerleverworst. Elke dag prakte ik een van mijn lorazepammetjes door zijn smeerleverworst. Hij bleef rillen ... maar 't werd steeds minder. Na zes weken was die kleine, lieve schat, uit zijn lijden verlost. In zijn slaap. Dat wel.

maandag 18 maart 2024

EEN ANDERE BUURMAN.

In zijn onderbroek staat Herman (24) op het aanrecht aan zijn geiser te rukken. Het is drie uur in de nacht. Na nog een paar keer rukken, spuiten gas en water het keukentje in. Geschrokken springt hij van het aanrecht en loopt radeloos heen en weer. Hij snelt naar de stapel kleren naast zijn bed, schiet een sportbroekje, een T-shirt en z’n Nikes aan en rent de trap af naar buiten. De waxinelichtjes wapperen vredig op de schoorsteen in de verder duistere woonkamer.



Hij is vandaag duidelijk anders dan anders. Herman is doorgaans een leuke vent, vriendelijk ook. We zijn maatjes sinds de basisschool. We voetbalden bij dezelfde club en nu vormen we een cabaretduo. Hij maakt de teksten. Ik doe vooral de muziek. Binnenkort hebben we een try-out. We zijn er nog niet helemaal klaar voor ... Herman levert de laatste tijd alleen maar shit-teksten. Eigenlijk zijn ze zo kut sinds het uit is met Dorothy. Hij gaat niet meer naar zijn werk, heeft geen zin om te oefenen. Gisteravond was ik nog bij hem. Hij liep maar te foeteren over die klote-geiser. Van muziek maken kwam ook niks terecht. Hij was te onrustig. Morgen misschien.


‘Ga maar weg,’ zei hij rond een uur of tien tegen me. ‘Ik moet nu gaan slapen’.


De benedenbuurvrouw staat onthutst in 'n plas water als Herman de trap af komt rennen. Hij omhelst haar met zijn kletsnatte lijf: ‘Ik ga het helemaal maken buurvrouw. Je ziet hier een totaal andere buurman voor je! Ik houd van je!’


Dan holt hij verder en roept: ‘Ik ga joggen … heb ik nu net even nodig. Don’t worry, be happy.’

zondag 17 maart 2024

UITVAART.

Van het kerkhof is het een kwartiertje lopen naar het huis van mijn vriend Ton. Ik heb net mijn oudste broer Martin begraven. Sta nog stijf van de spanning. Al dat geregel. ’t Meeste is nou achter de rug. Voor ik op de metro stap: een borreltje. Bij Ton ben ik daarvoor aan het goeie adres. Hij was er daarnet niet bij omdat hij mijn broer niet eens kent. Martin en ik ontmoetten elkaar uitsluitend in het verpleeghuis. Ton, zijn ex Toos en ik kennen elkaar nog uit de kroeg: café Faas op het Zwaanshals.



Ton kijkt me vol begrip aan, condoleert me, loopt naar de koelkast, pakt de fles Henkes en schenkt het borrelglaasje ,tot de rand toe vol. In één teug klok ik de jonge jenever naar binnen en Ton, die nog met de koude fles in zijn hand staat, vult m’n glaasje opnieuw. Hij weet precies wat ik nodig heb.
Ton vraagt hoe het was bij de begrafenis. Vijfenzestig was hij. Eén jaar jonger dan ik. ‘Het was gezellig druk,’ zeg ik, ‘en tegelijk ook verdrietig natuurlijk.

Martin was nou wel mijn broer maar we hebben nauwelijks als broers met elkaar in één huis gewoond. Hij was driedubbel geestelijk gehandicapt en bovendien een uitermate gezellige goser. Lachen, zingen, eten: allemaal volop en graag. Hij woonde al van zijn eerste jaar in een verpleeghuis, bij nonnetjes, diep in Zuid-Limburg.


De laatste paar jaar van zijn leven zat hij in Rotterdam. Daar werd hij ook ‘gezellig’ begraven. Het past ook bij hem, gezelligheid. De toon werd gezet door een aantal van Martins huisgenoten. Die waren ‘goed genoeg’ om op zijn uitvaartplechtigheid aanwezig te mogen zijn. Niet alleen vloeiden tranen. Zo werd er met name door Martin’s huisgenoten ongeremd gelachen ... ‘om niks’, om foto’s en sprekers. Martins lievelingsliedje ‘Mama’ van Heintje werd wel wat te uitbundig meegezongen.’


Boven ons hoofd klonken voetstappen. ‘Nee, hè!’ Ton stapt driftig de trap op. Ik hoor ‘boze woorden’.

Ton zegt: ‘Toos is aan de drank. Had geen geld meer voor de huur. Ze is haar huis uit gezet. Zò lullig … ze zit ook nog met die stiefzoon van haar. Heb ze voorlopig even in huis genomen en wat denk ie: ‘Is ze weer strontlazarus’.


In deze sfeer pak ik m’n rust niet … stap dus maar weer op. ‘Bedankt, Ton, voor de borreltjes. Hou je soepel en tot ziens’.


Ik ga lopend naar metrostation Blaak. Verrek, daar komt toeval of niet dat pestapie van Toos me tegemoet.

zaterdag 16 maart 2024

KRASSE KRASSER.

De donkere man, van Surinaamse afkomst, gok ik, koopt bij de Primera tien krasloten. Een eurootje per lot. Ik zoek een kaart. Een vriendin van me, die een paar jaar geleden verhuisde naar Enschede, is vandaag jarig. Negenenveertig is ze geworden. Ik ga daar niet heen. Mij te ver. Stuur haar een leuke kaart.



Die Surinamer aan de krasbalie, staat te grommen. Af en toe vloekt ie. ’Het geluk komt goddomme altijd alleen bij hen, die het niet nodig hebben. Geef me d’r nog maar tien!’, zegt ie op een bevelerig toontje tegen de verkoopster. ‘Zeker weten, meneer?’, vraagt de verkoopster. Hij geeft geen antwoord. Krast alweer. Hij is toch al twintig euro kwijt.


Toen ik zelf vijftig werd, ik ben nu drieënvijftig, leek mijn familie het geinig om een Sara-pop in mijn achtertuin te zetten. Ik liet ze begaan maar vertelde niet dat ik rond mijn verjaardag in Ibiza zou zitten. Toen ik uit Spanje terugkwam lag er een verfomfaaide Sara bij de vuilcontainer. Daarmee was het nog niet gedaan. De gezelligheidsafdeling van mijn familie komt kort na mijn thuiskomst in actie om mij alsnog te feliciteren met vrolijke Sara-artikelen . Een verkeersbord, toiletpapier, masker, mok, gouden ballonnen en nog twee kadobonnen … van vijfentwintig euro elk. Grappig en toch leuk.


Het zit de kraslotenman niet mee. ‘Dsjiezus kraaist’ bromt ie. Gooit al zijn gekraste loten in de afvalbak, naast de balie. Haalt uit zijn binnenzak een pakje Camel. Stopt een sigaret in zijn mond, loopt naar buiten en steekt zijn sigaretje op. Het is nou net of tie in z'n eentje zielig staat te doen over zijn verloren centjes. Maar ... blijkbaar geeft dat sigaretje hem toch weer nieuwe moed. Hij doet een stap naar voren, gaat de Primera weer in en bestelt ‘om het af te leren’ nog es tien loten.


‘Voor de grap’ kies ik een kaart met een foute tekst: ‘Kut! Ben ik helemaal je vijftigste verjaardag vergeten, Leanne’.

Ik wens haar nog een superfijne dag en … vraag haar de groeten te doen aan haar man (ze zijn sinds een half jaar uit elkaar).
Eén dag na haar verjaardag komt die kaart bij haar in de bus. Kan ze wel tegen, hoor. Een beetje plagen.

Een bescheiden gelukskreet ontsnapt de krasse krasser. Dertig euro verkrast. Vijf euro gewonnen. Precies het bedrag, dat ik kwijt ben aan die Sara-kaart met postzegel.

vrijdag 15 maart 2024

KOFFIE HALEN.

Mijn vermoeden is dat Anja er vandaag niet is vanwege mot met collega Trees. Zo, wat was die pissig. Ze haalde alleen koffie voor mij. Een dóódzonde!

‘Haalt ze nou ècht alleen koffie voor jou, Sander???!!, vroeg Trees, met een venijnige blik in haar ogen.

‘Ik heb zeker een streepje voor’, zei ik wat verlegen.

Met een veelbetekenende blik zei Trees toen tegen me: ‘Ze houdt van je, Sander!’

Hmmmm. Die blik, wat heeft die te betekenen? Ja. Misschien wel. Misschien dat ik haar opmerking serieus moet nemen. Trees is er kennelijk van overtuigd dat Anja van me houdt. Daar moet ik heel alert op zijn.

Zou het echt zo zijn? Het is heel leuk om te horen, te voelen, dat er van je gehouden wordt maar wat moet ik er verder mee? Ze is een fijne collega. Leuk om mee te praten, small talk, soms ook wat minder small. Ja, ik houd er oprecht van om met Anja om te gaan, zoals nu. Prettig, heel prettig zo … maar eerlijk gezegd, houd ik op zich meer van grote breed geschouderde mannen èn …  tsja, ‘t is helaas niet anders, van lieve kleine diertjes. Maar dit even terzijde.

Wel jammer voor Anja.

donderdag 14 maart 2024

BUITENSTAANDER.

Rietje is er vandaag niet. 'Pijn aan haar knieën', zègt ze. Ik geloof er niks van. Jammer dat ze er niet is. Op het werk is het leuker als ze er wèl is. We hebben het echt gezellig. Zo tussen het werken door een beetje babbelen over de kids. Die van haar is rete-moeilijk: Berna, een niet zo snuggere autist van zestien. Onophoudelijk zoekt ze ruzie met haar moeder. Rietje maakt het die meid veel te makkelijk. Berna wil graag naar het conservatorium in Den Haag. Dat is nog een hele papierwinkel om te regelen. Rietje krijgt het toch mooi voor mekaar.



De eerste de beste schooldag ging het niet naar Berna d’r zin. Te veel allochtonen daar in de buurt. Die mag ze niet. Er wordt een beetje gestoeid in de bus van station naar school. Ze besluit gelijk om niet meer naar Den Haag te gaan. Niet één keer is ze in het conservatorium geweest.


Nu zit ze gewoon weer in haar eigen kleine kutdorpje, op een klein benepen kut-hb-ootje. Mam vindt dat zwaar kloten maar regelt het zoals het prinsesje het wil.


Berna heeft nu ook plotsklaps verkering met een jongen van achttien. Daar gaat ze van de zomer mee naar Noorwegen. Vlakbij de Hardinger Vida. Zijn pa en ma zijn er ook bij. 'Als dat maar goed gaat', tobt Rietje een beetje.


Rietje heeft eigenlijk geen tijd om te werken. Regelen, regelen, allerlei dingen regelen voor haar dochter, praten op school met de dekaan. Op school wordt gezegd, dat Berna spijbelt. Ze is de laatste tijd opvallend veel tegelijk absent met haar vriendje.
Rietje is thuis ook de fietsenmaker, plakt de lekke banden, vervangt kapotte jasbeschermers enz. Dan heeft ze ook nog het huishouden. Berna doet thuis geen fluit.


Nu speelt ook nog het probleem met de moeder van Rietje. Haar moeder heeft een nieuwe vriend. Want vader is pas acht jaar dood. Nu al een nieuwe vriend is toch wel wat snel. Rietje zelf heeft er verdriet van. Haar oudere broer Koos is echter furieus. Het liefst zou hij die nieuwe vriend het ziekenhuis in slaan. Het ergste is nog wel, dat moeder zeer binnenkort al gaat samenwonen met die nieuwe vriend. Nog wel in zijn huis.


Als buitenstaander zie ik het probleem niet. Leuk toch, als die twee ouwetjes het zo naar hun zin hebben met elkaar.

woensdag 13 maart 2024

TRANSITIE.

Ik schat hem op een jaar of zestig. Hij loopt op knalrode pumps, met zwarte netkousen over zijn iets te dunne benen. Hij heeft een leren minirok aan en een zwart jack waarop vele medailles en insignes zijn gespeld. Om zijn nek is slordig een boerenzakdoek geknoopt. Met een ouderwetse opoe-fiets in zijn handen staat hij luidkeels over koetjes en kalfjes te kwetteren tegen een jonge Surinaamse moeder.

Hij is echt wat je noemt een relnicht. Ook de minder vrolijke zaken bespaart hij zijn medereizigers niet. Iedereen in de metro mag horen, dat hij op bezoek gaat bij zijn terminale vriend. Die zit in het Rose Land net even buiten Capelle. Daarom heeft hij zijn fiets ook meegenomen, want hij moet straks, na het eindpunt nog een kwartiertje fietsen. De Surinaamse vrouw heeft absoluut geen interesse in zijn gekakel. Haar dochtertje wipt onrustig op haar schoot: ‘Mama, ik ben een beetje bang’ en ze werpt een blik op die tetterende man.


Zonder blikken of blozen vertelt hij nog in die volle metrowagon aan de Surinaamse, dat zijn vriend pas vijfendertig is. Anderhalf jaar terug heeft hen een transitie ondergaan. Een paar maanden terug traden er complicaties op. Niet zo zeer van de transitie zelf. Die ging volgens het boekje. Het duurt nu al veel te lang. Het kwam doordat de al aanwezige kankercellen ongecontroleerd begonnen te woekeren. Hij durft het haast niet te zeggen. Maar hij is echt bang. Zijn vriend is zo kwetsbaar.


Hij praatte maar door. Het was hem niet eens opgevallen dat de Surinaamse en haar dochtertje al bij de vorige halte waren uitgestapt. Meerdere passagiers stappen uit. Zij kunnen of willen dit smartelijke relaas niet meer aanhoren. Zijn vriend is onderhand vel over been. Hoe langer het duurt des te onwaarschijnlijker het wordt dat hen het gaat redden.


Het eindpunt van de metro is bereikt ... in tranen loopt hij met zijn opoe-fiets het perron op. Langzaam verliest hij de grip op zijn fiets. Hij gaat onderuit. De pet valt van zijn hoofd, een rode pump vliegt van zijn voet, zijn panty scheurt: ‘Blijf maar rustig liggen, meneer. Doe uw ogen maar dicht. Komt goed …’ hoort hij nog. 

dinsdag 12 maart 2024

TWEE GANZEN,

Twee ganzen, een witte en een bonte, staan op voet van oorlog. Ze zwemmen in de sloot, op een metertje afstand van elkaar. Al geruime tijd trekken ze, luidkeels gakkend, de aandacht van het echtpaar dat woont tegenover de sloot. Af en toe zwemmen de vogels iets dichter naar elkaar. Dreigen ze elkaar aan te vallen. Maar daar komt het nog niet van.


De vitrage in de woonkamer van het echtpaar is wat opengeschoven. In de opening zijn, dicht bij elkaar, achter het raam, de licht gespannen, grijze koppies te zien van het stel. Gekker zal het toch niet worden. Zo wordt daar binnen gedacht. Langzaam gaat de vitrage weer toe.


Aan de waterkant waggelt onrustig een geheel witte moedergans. Ze volgt gespannen de strijd in het water. Met acht nerveus piepende kuikentjes achter zich aan. Dat is geen makkie. Eén van de vechtersbazen, die witte, met die gekke snavel, is zeker en vast haar partner en … de vader van die acht kleine schatjes van kuikens. Iedere stilte die de vechtjassen laten vallen wordt door moeder gans benut. Met een hartverscheurende ‘gaksound’ betuigt ze haar liefje steun. De piepkleine gansjes doen stuk voor stuk zichtbaar hun stinkende best om papa te steunen, maar daar is helemaal niks van te horen.


Eén ogenblik is het doodstil. Het lijkt alsof alle omgevingsgeluiden, even wegvallen. De bekende stilte voor de storm? De witte slaakt dan een afschuwwekkende ’aanvalsgak’. Gesmoord, afgeknepen klinkt de doodskreet van de bonte. Heel kort maar, want met alle kracht wordt die bonte onder water gehouden. Tevergeefs probeert hij nog een paar keer uit de wurgende greep van zijn aanvaller te komen. In nog geen drie minuten komt er een eind aan de lijdensweg van de bonte. Verzopen! De witte zwemt trots naar de kant om zich door zijn partner en kroost te laten fêteren.


Achter het raam, tussen de weer opengeschoven vitrage, verschijnen die grijze koppies weer. Deels opgelucht. Zo lijkt het. Ontspannen toch wel. Deze keer zijn ze nog de dans ontsprongen. Ze zijn er absoluut van overtuigd dat het steeds dichterbij komt.

maandag 11 maart 2024

STATIEGELD.

Het litteken ontsiert mijn bovenbeen sinds 1959, het jaar waarin Sparta kampioen werd. Ik werd dat jaar negen. Elke maandag na een thuiswedstrijd van Sparta, gingen mijn vriend Anton en ik naar het Kasteel. We klommen een hek over om ònder de ere-tribune, lege flessies te verzamelen. Voor het statiegeld. Die maandag, de dag na Sparta – Feijenoord, nam ik een stel grote boodschappentassen mee. Helemaal op mijn gemak voelde ik me niet. Het was toch jatten van Sparta. Onder het hoge, houten, schuin oplopende dak van die tribune was het akelig donker. Elke keer als Anton een flesje lawaaierig in een tas gooide, hoopte ik dat niemand het zou horen.



Alle tassen waren vol. Bij elkaar hadden we nu zeker tien gulden. We vonden een goeie plek om het Kasteel weer uit te komen. Over een gevaarlijk hek. Anton klom er makkelijk overheen.
“Geef die tassen maar aan mij en kom dan zelf’, zei Anton. ‘Ik vang je wel op.” Naar boven, geen probleem. Maar halverwege de afdaling verloor ik mijn grip op het hek. Een halve meter viel ik naar beneden. Met de binnenkant van mijn dijbeen bleef ik in een grote scherpe punt van dat hek hangen. Een metertje boven de grond. Gelukkig kon ik voorkomen, dat ik achterover op straat zou kukelen. Mezelf omhoog trekken lukte niet. Ik stierf van de pijn. Het lukte Anton niet om mij van het hek af te tillen. Met de tassen vol flessen rende hij weg en riep: ‘Ik ga hulp halen’.


Lange tijd hing ik daar te jammeren. Geen Anton te zien.
Daar kwam iemand mijn kant op: de man met te korte armpjes en beentjes. Het mikpunt van de pestapies uit de buurt. We riepen ‘kippenpoot’ naar hem en renden laf weg, als hij boos achter ons aankwam.
“Waarom nou net hij?” dacht ik.
"Wat zit jij daar nou te jammeren?
“Help me alstublieft,’ kermde ik.
Hij beet me toe: “Blijf maar lekker zitten! Je zit daar goed, vuile pestaap!” Driftig beende hij weg.


Maar hij bedacht zich. Kwam weer naar me toe. Met zijn korte, stevige armpjes tilde hij me van de punt. Met zijn sjaal bond hij de hevig bloedende wond af en bracht me naar mijn huisarts. Die hechtte de wond. De kippenpoot leverde me thuis af. Hij aaide me even over mijn hoofd en liet me alleen.


Anton heeft me gewoon laten stikken. Heel lullig. Toen ik voor het eerst weer op school was, kwam hij naar me toe: “Hier, hebbie een gulden … van die flessies nog”.

“Steek die gulden maar in je reet, klootzak!”

zondag 10 maart 2024

DE VIER VAN DE HOEK. (5) THERÈSE. SLOT.

Ze hebben me door, die vier. Ik ga weg bij de ’Stranddance’. Haast me over de duinen in de richting van het strand. De andere vier bleven in ‘freeze’ achter. Niet alleen An en Fritsje zijn gefilmd. Ook Bram en Harm. Waar die twee mannen nog geen flauw benul van hebben is, dat ze, ongecensureerd, door miljoenen You Tubers gevolgd zullen worden. Vanaf nu is het voor mij klaar met filmen. Goed gecast ... dat viertal. Voorspelbare, meegaande types. Geknipt voor dit duinspel. Happig zullen mijn volgers zijn. Ik ga met mijn filmbeelden binnen lopen. De zee, ik ruik haar maar ze is nog niet in zicht. De vier, die ik achterliet in de ‘Stranddance’, zijn nog buiten beeld. Ik schiet, buiten adem, een gecamoufleerde bunker in. Pikkedonker. Heel even ben ik daar voor twee dingen. Één: veiligstellen van de film. Twéé: de camera vermorzelen. Het viertal nadert met rasse schreden. Snel verlaat ik de bunker … stel me verdekt op. De vier gaan de bunker in. Op zoek naar mij. Dan knal ik, met mijn superpower, de bunker hermetisch dicht. Dag Fritsje, dag Harm, dag Bram en dag An, geniet er samen van. Ik slinger me over duinpaadjes en door duinpannetjes richting strand. Schoenen vol met zand. Zeemeeuwen die me krijsend spotten.

Sporadisch neem ik gas terug. Die hitte! Don't panic. De vier zitten muurvast. Het is een feit, ik ben ze kwijt, ik ben ze kwijt. Onze ‘sterrencast’. Die zien we nooit meer terug. Mijn camera ligt daar aan diggelen in de bunker. Geheel onverwachts word ik door ‘politie-stillen’ aangehouden. (Ik speel de verbaasde onschuld). Waarom? Wat heb ik misdaan? Ik begrijp het niet.
Uit de bunker in de Hoek klinken aarzelend, nog iele geluidjes op, alleen hoorbaar voor nabije meeuwen, ratten, muizen en ook bromvliegen. De hittegolf regeert en vereist spoedig absolute stilte.

De vier van de Hoek (Naschrift).

Wanneer in 2028, ruim drie jaar later, bunkers moeten worden gesloopt ten behoeve van de bouw van peperdure bungalows, worden de lichamen van de vier, in verregaande staat van ontbinding aangetroffen. Bij de identificatie van de stoffelijke overschotten werd An herkend aan haar hazenlip. Vrijwel onherkenbaar, werd de rose stretchy Mr. Marvis pantalon van Harm, vreemd genoeg aangetroffen op het lichaam van Bram.
In duinen van Hoek van Holland zal voor het viertal een monument worden opgericht.

Tot op de dag van vandaag kunnen vlogs van ‘de vier van de Hoek’ nog gevolgd worden op sociale media. Dat gebeurt massaal: zo’n drie miljoen volgers op jaarbasis.

zaterdag 9 maart 2024

DE VIER VAN DE HOEK. (4) FRITSJE.

An kan gewoon niet van me afblijven. Ze kletst me ook nog de oren van het hoofd. ‘Hèbben jullie nou wat met elkaar of niet?’ ‘Gek word ik er van. Dat gezeik van Bram en Harm steeds! Die flikker loopt mij en Ans vrijwel constant kwijlend aan te staren. Zou die misschien iets met ons samen willen? Neen? Rot dan op! Therèse en Bram lopen gearmd. Harm helemaal voorop in z’n rose strakke broek. An moet straks in de pauze gewoon haar mond houden over mij. Ik stalk niet! Er worden (gesmolten) Snickers uitgedeeld. Ieder krijgt er twee. Bram en Harm hebben pech.



Therèse houdt vanaf nu haar mond. Ze mag haar borsten wel eens insmeren … haar tepels zeker, die verbranden in een mum van tijd. Ze blijft vooral An en mij filmen. An en ik begluren elkaar van achter bomen en struiken … in duinpannetjes ook. An kijkt gefocust naar mij vanachter een dikke eik, wanneer ik in een duinpannetje op me gemakkie sta te … je-weet-welle. Ik moet van Therèse dan uit mijn linker ooghoek naar An kijken als ze een plasje gaat zitten doen in het prikkende helmgras . Wat origineel hè?? Dat is Therèse nou, op en top. Zo gaat het naar You Tube. Door naar de volgers. Het door haar bedachte spelletje.


Harm en Bram weten van officieel nog van niks maar beginnen wel argwaan te krijgen.


Therèse blijft alles filmen. An en ik zijn ‘de dupe’ … en in zekere zin de andere mannen ook. Wij zijn alle vier simpele figuranten in haar meesterwerk. Alleen An en ik hebben er voor getekend dat zij alle rechten behoudt. Kosteloos! Stom. Maar er is geen weg meer terug. An en ik moeten blijven spelen. Van die twee mannen filmt Therèse hun ontspannen wandelmomenten in het zinderend hete duinlandschap. De camera ‘pakt’ An en mij juist steeds op kwetsbare momenten. Op onze ontblote of half ontblote lijven wordt ingezoomd. Niet per sé bij seks-scenes dus, want die zijn er überhaupt nauwelijks, maar volop bij pies- en poepscenes. Die zijn inmiddels duizenden keren op sociale media gevolgd. De hoogste kijkcijfers tot nu toe kreeg het insmeren van mijn heftig verbrande nek en benen met Dr. Hauschka After Sun Lotion: bijna een miljoen volgers. Misschien omdat ik het zo uitgilde van de pijn.


Wij vieren worden ons er steeds meer van bewust dat Therèse ons misbruikt en daar flink beter van wordt. Ik rammel onderhand. Ben vast niet de enige. Een paar lekkere Wasa Sesam knäckertjes met Rotterdamsche Oude Kaas 55 weken gerijpt, bijvoorbeeld en dan nog twee Wasa Volkoren knäckertjes met Bonne Maman Aardbeien Minder Suiker. Die gaan er in als koek. Zeker weten.

DE VIER VAN DE HOEK. (3) BRAM

Therèse, altijd maar in de weer met die camera en die stinkpeuken. Zelfs op deze 8e maart. Internationale vrouwendag. Ze port mij en Harm: ’Hé, wat denken jullie? Is er een romance tussen Fritsje en An?  Kijk toch eens hoe frivool …., babbelen, lachen ... ze kunnen niet van elkaar afblijven … de tortelduifjes.  Ik houd mijn mond  over wat ik voel voor Harm. D’r is zo weer een nieuwe roddel geboren. Wat een bloedhitte. Ik drijf. Mijn Happy Earth deo spray is uitgewerkt en op ook.

Verdomd als het niet waar is, ik had niks door van een romance.  An, die toch al een pesthekel heeft aan Therèse, wil dat ze ‘ontmiddellijkt stop met dat ‘Story’-gelul’. Ze belt er gelijk over met haar.  Therèse loopt bij mij voorop. Ze vroeg me of ik ‘de Stranddance’ gereserveerd had voor vijf personen. Voor de koffie en de vergadering over het probleemgeval Fritsje.  Helemaal vergeten! Stom, stom, stom!  Ik hoor An vreselijk te keer gaan aan de andere kant van de ‘lijn’. Uit Therèse’s mobiel hoor ik tot vervelens toe het woord ‘romance’. Ze klikt het gesprek weg en gaat zich, waar ik bij sta uitkleden. Topless, in haar H&M Triangelbikinibroekje,  wandelt ze gewoon verder in de duinen. Staat haar prima overigens. Maar haar tieten zijn helemaal niet zo dik. Daar loog ze vanmorgen over. Ik word er in ieder geval niet warm of koud van.   

Fritsje dagdroomt. Geen flauw idee wat hem te wachten staat. Hij houdt van vlinders (in zijn buik zeker). Want in maart zijn d’r nog niet zo veel in de natuur. In de duinen zeker niet … nergens niet in heel Nederland niet. Die komen in mei pas. Alle vogels leggen dan een ei pas. Vlinderlarfjes … zijn dan lekkere hapjes voor jonge vogels. Zou me niets verbazen als Fritsje zonnesteek heeft. Zonder Nike petje, zonder zonnebril en ook zonder Salt & Stone SP Factor 50 crème . Van mij mocht hij die Ray-Ban, mijn reserve bril, wel ff lenen … niet nodig vond het eigenwijze mannetje.   

An wil met me dansen.  Ga ik doen. Ik ben wel geen John Travolta, maar dat maak niet uit. Ik zie d’r verzorgd uit (doe een andere broek aan)… heb humor, een mooie, lage stem … goed ritmegevoel ... alleen die deo, hè … shit. Maar eigenlijk heeft ze weinig keus … Fritsje is te stram en Harm is een flikker . Hoewel … ze zeggen dat alle mannelijke dansers homo zijn. Dat is natuurlijk niet waar. Homo’s zijn over het algemeen wèl dol op dansen. Zelf ben ik er nog steeds niet uit of ik nou wel of geen homo ben. Maakt verder ook niet uit. Ik ben blij dat ik mijn Werner Kerns heb meegenomen. Die dansen me toch lekker!

donderdag 7 maart 2024

DE VIER VAN DE HOEK. (2) AN

Na een jaar kent ik Harm zijn smoesjes onderhand wel. Ik smeert nog effe vet Tom Ford Lip Color in Scarlet Rouge op me lippen. Doet ie net of zijn neus bloedt. Zegt ie expres niks van me dikke rooie hazenlip. Loopt op z’n elf-en-dertigst, die homo. Hij stopt bij de bramenstruik om te pissen of … statie daar wat anders te doen? Neen, hij state pissen. Z’n Calvin Klein boxershort op z’n schoenen, z'n plasser in z’n hand. ‘Die Harm …hmm … een leuke gosert, mooi lijf, beetje smalletjes, dat wel, maar ja, je kennie alles hebbe, toch? Wat gatie nou daar staan doen? Ik ziet hem bezig … hij mij ook? Ik blijft kijken .... shit hij ziet me, shit, shit! Stoptie hem vingersvlug terug in z’n broek.’ ‘Moet je je handen niet effe wassen, knul?’ ‘Hoezo?’ ‘Omdat je heb staan zeiken natuurlijk en ... weet ik veel … wat verder. Maar daar heeft ik het nou niet over. Hier … een papieren zakdoekie. Droogt je handen nou maar!’



Dat slappe lulletje moet me lopen beloeren, stalken. Dat is het spel. Moet er niet te dik boven op leggen! Op een verborgen duinpaadje staat hij minutenlang ‘over me te fantaseren,’ lijk wel.’ Ik smeert hem … ’t blijft een eng mannetje.


Alleen ik, Therèse en Fritsje kennen het spelletje. ’Is Therèse wel goed bij d’r hoofd, als ze dreigt Fritsje uit de groep te gooien? Hij is de hoofdrol samen met mij. Ze dolt die andere twee. Voor Bram geen denken aan. ‘Waar is Therèse? Bram zijn broek zakt tot op zijn enkels. Hij is witheet. Harm gaat voor hem staan, met zijn fragile lijfje. ‘Rustig Bram’. Harm geeft hem per abuis een zetje. Hij kukelt met z’n reet in de blub.
‘Effe rustig luisteren jullie. Iedereen moet het nu onder de hand wel weten. Ik en Fritsje spelen onze rollen met verve. Ik laat hem niet de groep uitflikkeren. Ik hebt gehoord dat hij over mijn hebt lopen lullen. Slappe koetjes. Kalfjes ook. Dat ik eenenzestig bent, een sappig lichaam heeft en opgewonden. Dat hebt ik gehoord. Jaaa, dat kwam uit Fritsjes mond. Maar … moet hij daarom weg? Therèse, die kettingrookt (Marlboro) en alles filmt (Canon XF605), steekt haar duim omhoog. Hij kijkt beteuterd. Wat gebeurd is, is dat nou ech zo errug? Zo benne we lekker bezig met mekaar. Dat is geen stalken maar spelen? Ik smeer met liefde wat Garnier Ambre Solaire Beschermende Zonnemelk faktor 30 op Fritsjes verbrande nek en beentjes. Harm en Bram zijn uit het lood geslagen. Harm is stilletjes. Hij heeft niet zo veel op met dat ‘damesgluren’. Zijn geaardheid zeker.

DE FLAT.

De flat (1)


Zij heeft geen haast die ochtend. De wekker loopt af maar ze draait zich nog even om. Kwart over acht schrikt ze wakker. Over een kwartier moet ze op school zijn. Vader, moeder, broertje en zusje zijn de deur al uit. Geen tijd meer om te douchen. Eten, vlug aankleden en wegwezen dan haalt ze het net.
Schoon ondergoed ligt al klaar. Naast de zak met Mini Marsen. Ze trakteert. Twaalf is ze vandaag geworden. Die broek van gisteren kan ze niet meer aan. Chocolademelkvlekken. Voor het bloesje dat ze gisteren aan had, heeft ze geen bijpassende broek. Een ander bloesje dan ook maar. Snel neemt ze een paar slokken drinkontbijt. Pakt een banaan en twee mandarijnen van de fruitschaal.
Hup: schriften, boeken, agenda de tas in. De Marsjes mee. Jas aan. Wegwezen. O, make up tasje nog!
In de lift van de 11e naar de begane grond schrokt ze de banaan en de mandarijnen weg. De schillen gooit ze in de hoek van de lift. Rent het flatgebouw uit. Het is drie minuten voor half negen. Ze redt het net die ochtend.

De flat (2)

Hij heeft geen zin om op te staan. Zijn vrouw, Hannie, gaat om negen uur de deur uit. Hij draait zich nog eens om. Beetje wegdommelen. Hij is niet zo lekker. Is al weer een paar maanden thuis. Stukje bij beetje verliest hij de structuur.
Half elf komt ie d’r uit.
Veel te laat, eigenlijk.
Piesen, boterhammetje, koffie, krantje.

Vijf minuten wachten op de lift. Op de 15e woont ie.
In de hoek van de lift: banaan- en mandarijnenschillen.
Weer zo’n aso die de lift als vuilnisbak gebruikt.
De lift is in drie minuten beneden. Krantje pakken. Ook die kutzooi aan reclameblaadjes. Hannie wil niet zo’n ja/nee sticker op de brievenbus. Zij vindt reclameblaadjes juist leuk.
De krantenkoppen kan hij niet lezen. Heeft zijn lenzen nog niet in. Terug naar de lift. Die staat er nog. De schillen liggen er ook nog. Van die schillen en reklameblaadjes maakt hij een prop.
‘Niet te geloven.’ mompelt hij.

Thuis, gooit ie de prop in de vuilnisbak. Doet zijn lenzen in. Gaat zijn krantje doen. De kop van de dag:
‘Burgers moeten elkaar aanspreken op ongewenst gedrag.’
'Wie van de honderd liftgebruikers spreek ik in Godsnaam aan voor dat fruitafval?'

Hannie spreekt hem diezelfde avond nog aan: ‘Je hebt dat Kruidvatblaadje in een prop in de vuilnisbak gegooid’. Of tie dat nooit meer wil doen!

De flat (3)

Zij komt moe thuis. Een zware dag, veel vergaderingen; veel gezeur. Even de post. Onder de brievenbussen ligt een stapel papiertroep. Iemand heeft zijn belangrijke post uitgezocht. De rest, reklameblaadjes enzo, heeft die uit zijn handen laten vallen.

Ze pakt de stapel op. Er zitten zowaar ook urgente brieven tussen. Van de Sociale Dienst, aanmaningen ook. Ze weet nu wel gelijk wie die rotzooi maakt. Daar gaat ze zo even aanspreken. De meeste troep neemt ze mee naar boven voor in haar eigen papierbak.

DE VIER VAN DE HOEK (1) HARM

 De Vier van de Hoek.

(1) Harm.
Therèse, in haar donker groene fleece vest en haar blondgroene haar, zegt dat ze vroeger op school bekend stond om haar grote bek en dikke tieten. Ze laat ons fotootjes van haarzelf zien. Altijd zonder d’r hoofd. Geloof er niks van. Ik heb sowieso niet zo veel op met vrouwen. Ze is nu in ieder geval zo plat als een dubbeltje. Reuzenstappen neemt ze. Altijd met die camera in d’r vingertjes. Reuzenstappen over die super regenplassen van vannacht. Op haar slippers nog wel. Lekker handig! Ik ben op Ecco’s. Ik ga met een stel duinwandelen. Zit één lekkere vent bij. Therèse filmt ons. Haar vest heeft Therèse al ergens gedumpt. Bloedheet vandaag. Schijnt ook zo te blijven de komende dagen. Ik heb een strakke broek aangetrokken. Die rose.
Therèse zeurt, dat we hier onze ogen goed de kost moeten geven. (Irritante stem dat wijf). Het is het mooiste plekje van Rotterdam. Prachtig hier die duinen. Helmgras. Volop vogels. Boeien … alleen schijtende en krijsende meeuwen. An laat haar gewoon lullen: ‘Wat kijkt jij rottig uit je ogen Therèse? Bejje niet goed geworden somps?’ Ze loopt met een bril met grote donkere glazen, om te verbergen dat ze tikkies heeft gehad. Niemand hoeft te weten wat er gebeurd is. Ik verdenk An. Die heeft een kort lontje en stevige knuisten.
Gaat Therèse haar weer lopen commanderen? Ja, daar is ze goed in: ’Nu moet het maar eens afgelopen zijn met dat gezeur van je, An. Wacht hier tot wij tien minuten op weg zijn. Dan kan je gaan lopen. Je bent een ellendeling, met die belachelijke hazenlip van je. Je blijft daar verdomme staan, hoor je! Pleurt toch op trut! Krijg de tering. Als ik hetero was en An een vent, zou ik, eerlijk waar, kicken op haar billen: net zo lekker stevig als d’r vuisten en d’r teksten.
Bram, kaal en dik is toch mijn favoriet. Hij weet dat Therèse zo flink is omdat ze vaak in de gym rondhangt. Blonde Fritsje, vel over been, het ‘trutje roer me niet’ van de groep, probeert al van acquit de dames te ‘pleasen’... vooral An … hij loopt haar met z’n ogen uit te kleden.
We staan nu al een tijdje te wachten voor rood. Stom eigenlijk. Hier in de duinen?! Nou ja. Daar staan we dan. Therèse, Fritsje, wat is tie toch al lelijk verbrand, ik en Bram. Hij kan nooit van mijn kont afblijven … daar kan ik wel inkomen …. maar nu effe niet. Die stiekemerd, altijd weer met dat bouwvakkersdécolleté, blijft maar naar me lopen loeren. An heeft ons weer ingehaald. Pesterig schopt ze een zooi stinkend blubberwater naar Therèse. ‘Gatverdamme! Krijg de tering, klère wijf!!’

maandag 4 maart 2024

LENTE.

Hoewel 21 maart officieel de lente pas begint, heeft deze maandag alle eigenschappen van een officiële lentedag: 16 graden, volop zon en weinig wind. Met de groep ‘Wandelen met Sonja’ ben ik in Hoek van Holland. Bij weinig mensen is klaarblijkelijk het besef doorgedrongen dat het vandaag zo mooi zou worden. Het is eigenlijk tè rustig op het strand. Ook op de terrassen. Sommige ‘tenteigenaren’ hebben het zelfs nog niet aangedurfd om hun zaak open te gooien.



Eerlijk gezegd zijn ook wij, wandelaars niet in topvorm. Al na twee minuten wandelen klinkt de roep om wat te gaan drinken of eten. Dat zal wel te maken hebben met de vroege start van deze wandeling. We hadden de metro van tien over twaalf al. De meesten van ons liepen daardoor hun lunch mis. Geen wonder dus achteraf die vroege ‘trek’ in de Hoek.


Gisteren, en ik heb het nu over zondag, zou het ook mooi weer worden. Volgens het KNMI. Dat viel nogal tegen. Voornamelijk bewolkt bij een lage temperatuur. Ik ben toen in de buurt een eindje gaan fietsen. Daar was het nou net goed weer voor. Twee uurtjes heb ik lekker langs de Rotte gefietst. ‘Lekker’, ja, dat zèg ik nu wel, maar vergeleken met vroeger, is het eigenlijk helemaal niet zo lekker meer. Destijds fietste ik ontspannen langs de Rotte, met vrouw en twee jonge kinderen (soms was zelfs de hond ook mee). Helaas is dat tegenwoordig voor de eenzame fietser een stressvolle aangelegenheid. Dat komt met name door de vele luidruchtige wielrenners. Maar … ik dwaal af … na het fietsen heb ik die zondag tickets gekocht. We gaan binnenkort met de wandelclub naar het theater.


Pootje baden. Fijn! Dat frisse zeewater heeft mijn schimmelnagels merkbaar goed gedaan. Ook Trudie’s schelpen knapten op van mijn schoonmaakbeurtje in het zilte nat. Elisabeth komt net te laat bij me aankloppen met haar zanderige schelpen.


Het is inmiddels drie uur. Tijd voor een drankje en een hapje. Kunnen we het gelijk nog even hebben over 10 april: dat uitstapje naar ‘Who is afraid of Virginia Woolf?’ Dertien wandelaars gaan die avond mee. Naar het Theater aan de Schie in Schiedam. Voorafgaand aan dat toneelstuk zouden we samen, ‘voor wie dat wil,’ wat kunnen eten. Naast het theater is een sjieke eettent maar die wordt unaniem te duur bevonden.


Verrassend, dat 'onze' wandelaarster Debbie haar neus laat zien. Ze is hier op stap met haar zus. Komt alleen even gedag zeggen.


Moeten we ons aan het slot van deze mooie middag nog de benen uit ons lijf lopen om de metro te halen. O ja, in de metro zie ik het pas ... ze zit vlak achter me: ‘Leuk jasje, Sonja'. Tsja, beter laat dan nooit, toch?.

STRANGERS.

Een hele dag binnen zitten vind ik helemaal niks. Dus toen ik om 2 uur vanmiddag met alle zondagse klusjes klaar was, heb ik de fiets gepakt. Het is lang zo lekker weer niet als voorspeld.  Maar wel goed fietsweer. Onderweg, in het Kralingse Bos bedacht ik me heen en weer naar Blijdorp gaan. Anderhalf uur fietsen bij mekaar.

Ik heb het vaak niet eens zo in de gaten maar mijn gedachten gaan al fietsend vaak onbewust linksaf.  Dan rij ik op de Gordelweg en zit ik tegelijk midden in een film, die ik van de week zag. Toch blijf ik wel trouw stoppen voor rood, verleen en geef ik, overal waar het moet voorrang  en vermijd zorgvuldig alle hobbels en bobbels.

Ik  heb van de week de film ‘All of us strangers’ gezien.  Prachtig! Soms zit ik ineens even in Londen. Zie die  skyline. Vier kanjers van acteurs. Ik heb nog nooit van ze gehoord. Nou, hoewel … Adam Scott is een van de vier. Hij speelde een hoofdrol in Aftersun, herinner ik me nu. Aftersun … een IFFR-2023 hit. Ook zo’n kanjer.

’t Is niet zo druk hier. Ben nu vlakbij het Vroessenpark. Het is niet bepaald een pretje hier te moeten fietsen in die vet-muffe Blijdorpstank. Ik hou niet van dierentuinen.  Af en toe sjeest er zo’n fiets met van die imponerende banden voorbij. Ook een e-bike? Zal wel. Tegenwoordig ben ik, geloof ik, de enige, die op de pedalen staat. Op die racende schreeuwlelijkers na dan, ja, die wielrenners bedoel ik.

Die acteurs … wat is dat genieten! Zo’n goeie samenwerking! Ze zijn alle vier sterk in gelaagde emoties en weggestopte tranen. Er gebeurt zoveel in hun ogen. Die uitwisseling van blikken vergeet je niet gauw. Scott is dan wel veertig plus, in zijn ogen zie je nog het jongetje dat op school gepest werd. Het kind, dat toen hij elf was, zijn ouders verloor en zich daarna verstopte voor de buitenwereld.

O, God, pas op, Jos! Daar hebbie een zwangere bakfietsmoeder. Èèn hand aan het stuur. ~Eèn hand aan haar mobieltje … en een lol dat ze al babbelend heeft met weet ik wie. In de bak: drie peuters en een Gordon Setter (een lieve, nerveuze  hond). Dalijk knapt die bak nog vlak voor mijn neus ineens in tweeën. Nee, een Babboe kan het toch niet meer wezen. Die zijn onderhand allemaal geknakt of van de weg gehaald.

Het verhaal van die film is zo uniek, dat hij bij iedere kijker een gevoelige snaar zal raken. Heelt misschien zelfs wel gebroken harten. Een pakkende film. Hoe oud je ook bent of wat je ook doet. Ga hem zien.

Tenzij je aan de ‘emotionele stop’ lijdt of het gevoelsleven hebt van een stoplicht. Dan kan je toch beter anderhalf uur gaan fietsen.

 

zaterdag 2 maart 2024

DROOG.

Òf hij spreekt geen Nederlands, òf hij heeft misschien die bank liever voor zichzelf alleen. Hoe het ook zij, die ouwe Chinees kijkt demonstratief de andere kant op als ik naast hem kom zitten. Ik pak mijn laatste kauwgommetje en de ochtendkrant.



Ben al gauw aan de beurt. Ik moet bij de uroloog wezen. Gedurende de afgelopen drie weken heb ik moeten bijhouden hoeveel ik drink en plas. Nu eerst even m’n piemel poetsen. Daarvoor krijg ik van de zuster een bekertje lauw water en een warm doekje (net zo’n warm doekje als je na het eten bij een Chinees wel es krijgt). Dan geeft ze me een ampul, die ik vol moet plassen.


De laatste tijd heb ik urineverlies. Doe het soms in mijn broek. Soms ook in mijn bed. Gelukkig niet elke dag. Maar een paar keer per jaar is al erg genoeg! Ik heb niet het idee dat het iets ergs is. Hoop dat het ze er wat voor hebben.


Ik moet van de uroloog even voorover gebogen gaan staan, met mijn handen op de behandeltafel. Broek en onderbroek afgezakt op mijn schoenen. Razendsnel trekt ze een plastic handschoentje aan. Roert dan met een vinger in een potje met glijmiddel. Vervolgens steekt ze die vinger loepzuiver in mijn anus. Ze bevoelt mijn prostaat en stelt me onmiddellijk gerust: ‘Die kan nog wel even mee, meneer Mastwijk.’


Pijn deed het niet. Nu schrijnt het alleen een klein beetje. Die Chinees zit er nog steeds! Ga heel voorzichtig naast hem zitten. Stuurs blijft hij naar de ingang kijken. Ik hoor een kind wat roepen. Opeens schiet die man als een veer omhoog. Loopt naar een kind van een jaar of vier, dat waarschijnlijk het Chinese woord voor ‘opa’ roept. Hij verandert van een stuurse bankzitter in een gezellige opa. Bukt zich naar de kleine jongen. Tilt hem op en lijkt, vrij vertaald te zeggen ‘Hallo kleine man, wat ben je groot geworden!’ Enkele passen achter de jongen komen de ouders er aan. Lachend slaan ze het tafereel van opa met kleinzoon gade. De Chinees heeft alleen maar oog voor die kleine. Hartverwarmend. Het maakt me vrolijk. Onwillekeurig glimlach ik. De vader van de kleine jongen ziet het. Hij knikt me vriendelijk toe. Verlegen wendt hij zijn blik dan weer af. Kijkt naar zijn familie. Met z’n viertjes lopen ze de gang in naar de ‘intensive care’.


Met mij is niks aan de hand. Alles doet het goed, volgens de zuster. Ik drink alleen wat te veel zo kort voor het slapen gaan.
‘Gewoon afblijven van die late pilsjes , meneer Mastwijk. Dan gaat u het vanzelf wel merken’.