donderdag 29 februari 2024

DWANGNEUROSE.

Toegift

Dwangneurose.

Om half één drinkt hij een glas rode wijn. Leest nog wat in ‘Deelder lacht’. Om één uur gaat hij pitten. Drie keer moet hij er uit om te piesen. Gelijk daarna, naar de koelkast voor een paar slokken koud water. Doet dat extra shirtje uit.  Toen hij ging pitten was het nogal kil.

Zeven uur gaat de wekker. Verdwaasd zit hij op de rand van zijn bed. Doet zijn sportkleren aan. Handdoek, gel en shampoo gaan in de sporttas.

Scheren dan. Elke ochtend weer. Scheren, nijpend ongemak van iedere man. Hij is wel blij met het  grote aanbod after shaves.  Balm Sensitive heeft ie tegenwoordig. 

Dat beetje haar van hem, dat nu nog in de ´net-uit-mijn-bed-stand´ staat, maakt hij een beetje nat en doet er L’Oréal Silk en Gloss in. Een hulpmiddeltje, dat z’n haar een beetje doet krullen en tegelijk een wat slonzige indruk maakt.

Eerst nog even een kop thee. Water koken. Zakje sterrenmuntthee . Een plonsje heet water en even laten trekken.

Naar de sportschool.

Hij begroet spinjuf Daniëlle. Lieve ogen. Ook flinke wallen eronder. Brede heupen en een lange blonde paardenstaart tot op haar billen. Ze is altijd heel ruim op tijd. Kan ze alles in orde te maken voor haar les.  Vindt ze niet meer als normaal.

Hij heeft wel eens een spinjuf meegemaakt die twee minuten voor haar  les binnen kwam. Toen moest ze er nog achter komen hoe de koeling, de muziekinstallatie en de lichtinstallatie in de zaal werkten. Weg was toen zijn halve spinles!

‘Nee, dan doe jij dat beter, Daniëlle.’ Slijm, slijm’.  Waarom doet ie dat toch steeds weer? Dat geslijm. Lijkt wel een soort dwangneurose.  Kan .....

ZOUT OP SLAKKEN.

Ik weet niet precies wat het is maar ik had vandaag eerder dan normaal trek in een neut. Om half vijf liep ik met mijn boodschappentas naar de Jumbo. Nog maar net was ik buiten of ik moest denken aan toen.  Toen had ik maar liefst twee borrels op en was op weg naar Rita, mijn toenmalige vriendin. We zijn dan allebei vijfenzestig. ‘Living apart together’  deden we aan. Elke avond gingen we bij elkaar langs om te eten en te slapen. Nu eens zij bij mij dan weer ik bij haar. 

Voordat ik die avond op stap ging, dronk ik een kop lentebloesemthee (zo heet mogelijk) met een digestief kaakje. Ik had totaal geen zin om naar Rita te gaan. Weet je wat, dacht ik, ik neem een borrel en meestal, als ik iets niet zie zitten, zet dat mij wel in beweging. Dit keer niet. Ik nam er nog een. Met mijn zwabberende lijf zette ik me in beweging naar het Samuël Esmeijerplein, waar Rita woonde en mijn eten stond. Ik kon me onderweg niet voorstellen dat ik daar een hap door mijn keel kon krijgen. Ze kookte sowieso nooit. Ze kocht altijd peperdure onsjes kant en klaar maaltijden bij die slager bij haar op het plein. Op zich goed ‘binnen te houden’ maar naar mate Rita mij steeds meer de keel uit ging hangen, kreeg ik die maaltijden nauwelijks  weg.

Aanvankelijk was Rita luchthartig, zanglustig, aanhalig en geil. Maar in anderhalf jaar tijd verschrompelde ze tot een chagrijnig, droog trutje. Ze ging in mijn huis op diverse slakken zout lopen leggen. Luid zuchtend en steunend. Ik noem er hier twee. Als voorbeeld.   

Ik poets mijn tanden met mijn elektrische tandenborstel. Na het poetsen koekt een piepklein beetje tandpasta aan. Net onder het borstelgedeelte.  Met een zuur gezicht, afgezakte mondkoeken ook, verwijdert Rita dat aankoeksel van hooguit drie dagen, met water en een papieren zakdoekje. Natuurlijk kan ik dat zelf ook wel. Eens in de veertien dagen.

Verdorde blaadjes en uitgebloeide bloemen liet ik altijd een dag of tien op de grond liggen. Deed ik ook zo in Rita’s eerste jaar.  Op een zomeravond, de zon was nog maar net onder, werd ik opgeschrikt door het opstartend geloei van de stofzuiger. Met korte driftige bewegingen stond Rita de amper twee dagen verdorde plantenresten op te zuigen. Vreugdeloos, bijna vijandig, leek de uitdrukking op haar gezicht.

Ik kreeg  zin in een borrel maar had niks in huis. Achteraf had ik het er toen gelijk al met haar over moeten hebben.

 

       

 

woensdag 28 februari 2024

ANNA'S MAPJE.

We gaan lekker tennissen, mijn buurvrouw, Anna en ik. ’t Is eindelijk eens een droog vanochtend. Waar al dat water allemaal vandaan komt en waar het allemaal weer blijft? Oh Lord, I really don’t know! I wish I knew! Maar ik word er wel schijtziek van.



Nu zal je je afvragen, waarom moet je zo nodig met een wijf tennissen, gast. D’r zijn toch kerels zat om mee te sparren? Ja, ik ga met een wijf tennissen en niet alleen maar omdat dat toevallig een lekker wijf is, maar ook omdat ze verdomd goed is. Eerlijk gezegd: van de drie matches wint zij er gemiddeld twee. En ik laat haar, zeg maar, echt niet winnen om de een of andere reden. Neen, zonder dollen: ze heeft gewoon een geweldige service en een, voor een vrouw, snoeiharde smash en een uitstekende dubbelhandige backhand. Mij maakt dat echt niks uit want ik kan tegen mijn verlies. Daar zit ik niet mee.



We zitten nu even in een ‘break’. Ik neem altijd een theetje (earl grey). ’t Is nog te vroeg voor alcohol. Hoewel, na die twee verloren sets van zoëven, heb ik eigenlijk wel behoefte aan een neut. Zij zweert bij een koffie verkeerd (met zo’n ‘hartje’ d’r in ) en ook met zo’n glaasje slagroom met likeur erbij. Dat is zo’n piepklein beetje. Daar zal ze echt niet slechter van gaan spelen, helaas. Ik loop even naar de bar. Manda heeft bardienst. Gezellige meid: ‘Ik breng het zo bij jullie. Komt goed!’



Ik ga terug naar ons tafeltje en zie dat Anna in een soort mapje iets aan het zoeken is. Waarschijnlijk naar haar pinpasje. Want zij is aan de beurt is om te betalen. Ik richt mijn blik op dat mapje van Anna. Op het zelfde moment kijkt Anna mij in een flits aan met een vuile blik alsof ik verlekkerd naar haar borsten sta te staren. Tsja, wat doe je dan aan als man? Je gaat toch zeker niet stotteren: ‘O sorry Anna, ik stond niet verlekkerd je borsten te kijken, hoor . Ik dacht echt wat ben je daar nou aan het doen met dat mapje’. Maar ze bleef maar vuil kijken. Normaal babbelen we tijdens zo’n break een minuut of tien over koetjes en heel soms ook even over kalfjes, maar deze keer: nothing.


Eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven, dat Anna’s borsten, zo te zien, verrukkelijk zijn. Maar … tóén keek ik er beslist niet naar!


In die laatste set ging ik genadeloos onderuit. Anna tenniste alsof haar leven er vanaf hing. En waarom? Geen flauw idee.

dinsdag 27 februari 2024

VOLLAND.

Zorg ik nou wel goed voor mezelf? Ik eet mijn eigen gebakken broodje. Gebakken met zuurdesem. Muesli. Gezonder kan haast niet. Ik drink de sterkste senseo-koffie met daarbij een stel digestieve kakies. En dan heb ik het alleen nog maar over de ochtend.  Dan pak ik de krant en daaruit komt toch een bak ellende. Van  de périferie van Parijs tot aan dat cruiseschip dat nu vastligt bij Mauritië, waar 15 Nederlanders op zitten. Cholera dreigt. Lekker op vakantie cruisen. Far away from home.   

Dan ga ik mijn eigen stukken schrijven. Zorg ik dan wèl goed voor me zelf?  Ik neem er nog een bak koffie bij. Ga schrijven. Maar waarover? Over de nattigheid hier in dit land. Kijkend vanaf mijn balkon naar het gazon, zie ik een woerd (zo’n ploert)en een eend achter elkaar aan ploeteren in een grote gazonplas. Ze volgen elkaar non-stop. Straks dus weer tien nieuwe kuikentjes, die we alle tien kunnen missen als kiespijn. Doen we daar iets tegen. Welneen. Want elk kuiken heeft recht van leven. Net als al die klote ganzen, die zich ook alsmaar blijven voortplanten. Vandaag zag ik al weer de derde gans schommelen met zes jongen achter zich aan en het is nog niet eens maart. Oprotten, doodtrappen, afschieten, zou je zeggen. Neen! Want politiek gezien ben ik er ook beslist op tegen dat asielzoekers, die hier lekker willen komen asielen, weggetrapt worden. In principe is de wereld immers van iedereen. Ook van de asieler. Waar ook ter wereld. Niemand heeft het recht te zeggen: dit land is mijn land of …  en dat klinkt nog veel gruwelijker: mijn land is vol. Hoe kan je met droge ogen beweren dat het land waar je woont jouw land is. Nederland is niet mijn land. Nederland is gewoon land. Land dat bewoond en bewerkt kan worden door mensen die er iets mee kunnen en willen.  Hoe meer actievelingen, hoe meer vreugd.

Het land, de bewoonbare wereld; is van iedereen. Geen mens heeft het recht te zeggen: rot op naar je eigen land. Want waar leven mogelijk is, is er leven mogelijk voor iedereen. Geen enkeling, ook geen enkele supra nationalist heeft het recht te zeggen: ‘This land is my land… ‘ Noooo, you only can sing: ‘This land is my land this land is your land (Trini Lopez, weet je nog?). From here to eternity’. And the ones, the only ones, die toch nog zeggen dat hun eigen kleine volle stukje land alleen voor hun eigen kleine zelfie is, getuigen daarmee van een ondraaglijke leegheid van hun bestaan.  Moge zij door hun immense leegheid opgaan in het oneindige.

ZITTEN.

Nederland is Europees kampioen zitten. In alle kranten en tv-journaals werd dat gemeld. Vandaag hebben we onze positie op die ranglijst zelfs verbeterd: drie criminelen moeten van de rechter levenslang zitten!



Ik ben zelf op dit moment bezig mijn persoonlijke dagscore op te voeren. Ja, de woordjes die hier en nu te lezen zijn, zijn al zittend tot stand gekomen. Ik heb nog nooit geprobeerd een verhaaltje staand te schrijven. Misschien zou het wel lukken maar dan ga ik het vertellen noemen. Dan komt ‘onze’ Europese topplaats misschien wel in gevaar. Zit er dik in. Ik zit toch zeker twee à drie uur per dag te schrijven.


Ik zou nu ook wel eens willen weten hoe het precies zit: wat wordt er nu onder dat ‘zitten’ verstaan. Kijk, vanmiddag ben ik naar de bios geweest. Naar Cinerama op de Westblaak. Dat is drie kwartier heen- en driekwartier terugfietsen. Anderhalf uur dus mijn zitvlees pijnigen op een hard zadel. Telt dat mee voor een plaats in de top van het zitklassement?


Heel uitzonderlijk: ik moest vandaag drie keer poepen (normaal bij mij is twee keer) … dat is alles bij elkaar toch gauw een minuut of tien zitten. Dan zit ik er toch wel een beetje mee in m’n maag of dat nou wel of niet mee telt.


Ik ben nu nog niet aan het rekenen geslagen maar als ik er niet helemaal doorheen zit, kan ik aan het eind van dit verhaaltje de balans opmaken.


Het zit me wel een beetje dwars dat ik niet precies weet waar de meeste tijd in gaat zitten: in tv kijken of in eten. TV kijken valt vandaag wel mee omdat er geen spannende voetbalwedstrijd is, want dan zit ik zomaar anderhalf uur lang onderuitgezakt. Het zit er overigens dik in dat ik vandaag naar het acht uur journaal kijk (’s morgens en ‘s avonds) en naar Arjan Lubach … ik zit me altijd rot te lachen om die gast.


Van mijn ontbijt en mijn warme prak, zit ik bij elkaar zo’n uur te smikkelen. Lunchen doe ik altijd staand, ja, ik geef het toe, een vreemde gewoonte, ik kan niet anders, zit tussen m’n oren … boterhammetje eten, theetje drinken … honing zit er meestal in.


Douchen, zit er niet elke dag in, maar als ik douche: altijd staand. Tussen ontbijt en lunch, zit ik effe koffie te drinken en tegelijk de krant te lezen: dat is qua tijd bij elkaar echt wel een hele zit, hoor.


Ik heb nu effe zitten hoofdrekenen en ik kom, voor mezelf dan, over de hele dag genomen op zeven en een half uur zitten. Fietstijd zit daar niet in. Fietsen is bewegen, niet zitten.


Zo, die zit!

zondag 25 februari 2024

THEE BIJ HAZZEBAZZ.

Ik had liever een vriendin van me gehad, die ook solliciteerde. Maar het is uiteindelijk Ineke geworden. Mijn nieuwe collega. Ineke is een mooie meid. Ik zie haar nog op kantoor in die lange, doorschijnende jurk lopen. ’Mooie doorschijnende jurk,’ zeg ik. Ze klapt meteen voor een half jaar dicht.



Vier jaar lang hebben we fijn samengewerkt. We hebben elkaar lange tijd niet gezien. We hebben afgesproken. Thee drinken bij Hazzebazz. Ik weet best veel van haar. Van haar moeder. Van haar affaire op de zaak. Van haar scheiding. Van haar zoontje. Zij weet ook nogal wat van mij. Van de relatie met mijn vrouw. Van mijn psychose en de gevolgen daarvan. Wij praten er nóóit over met anderen. Alleen met elkaar.


Toch is het een beetje saai. Dit thee drinken. Het clickt niet echt. Maar waarom dan niet? Ineke zegt ronduit dat het komt, omdat ik eigenlijk liever met haar naar bed ga, dan dat ik kopjes thee met haar zit te drinken. Tsja, daar zou ze best wel eens gelijk in kunnen hebben. Hoewel ik op dat moment in de Hazzebazz nog helemaal geen kriebeltjes voelde. Dat zegt natuurlijk helemaal niks. Want het komt nogal eens voor, dat mijn fantasie later op hol slaat, na een date met een leuke vrouw. De ene keer wat wilder dan de andere keer. Ik weet niet zo goed meer hoe dat die avond gegaan is.


Van René is ze dus gescheiden. Hij is vooral te saai. Te thuiszitterig. Hij sputtert nooit eens tegen. Seksueel stelde hun relatie niks voor. Hij heeft 3 keer per week zin. Zij hooguit eens per maand.

Zoon SanneJan (13) wordt opgedeeld tussen paps en mams. Ineke en René wonen vijf minuten lopen van elkaar en gaan nog ‘gewoon’ met elkaar om.


Ze pakt een foto: ‘Hier, moet je kijken, mijn nieuwe vriend Herman’. Ineke ligt met haar hoofd op zijn schoot. ‘Om te kotsen,’ denk ik . ’Niet bepaald een schoonheid,’ zeg ik

’Je bent gewoon jaloers, man.’

Ze is rustiger geworden, Ineke, dat wel. Ik heb het gevoel dat ze eigenlijk alleen maar behoefte heeft aan een schoot, waarop ze haar hoofd hoeft neer te leggen. Nou ja ... ander keertje misschien.


De muziek van mijn zoon Rik vindt ze prachtig. Haar zoon speelt ook gitaar en zingt. Is fan van de Red Hot Chilli Peppers. Top!


Ineke wordt accountmanager. Ze maakt die chef salarisadministratie, Herman de Lange, helemaal gek. Hij geeft haar de ene na de andere kans in het bedrijf. Ze laat die Herman, een misselijk makend roodharig onderkruipsel, in de waan, dat hij ooit bij haar zal scoren. Zij blijft groeien!


Herman is dankzij zijn eigen wanbeleid op straat gezet. Tegelijk met Ineke, helaas. Ze zit nu al een tijdje bij de concurrent. Hier vlakbij. Naast Hazzebazz.


Ik reken vier thee af. Dertien euro zestig. Dat is toch bezopen!

FEESTELIJKER.

Het is een zegen om na bijna tien jaar als een soort eenling te hebben geleefd weer deel uit maken van een wat groter, sociaal verband. Oké, de laatste jaren ben ik weliswaar lid geweest van een koor, een kaartclub, een huurdersvereniging en niet te vergeten de wandelclub. Dat voelde goed en was vaak ook leuk. Maar altijd voelde ik het gemis van verreweg de belangrijkste groep in mijn leven. Familie. Na de echtscheiding, negen jaar terug, bleef alleen het contact met mijn oudste zoon en schoondochter. Met mijn jongste zoon, zijn vrouw en mijn twee kleinzonen was er vrijwel geen contact. Ook met mijn eigen zes broers en drie zussen waren de contacten in die jaren ‘low profile’. Ik ben er nooit zo bewust van geweest maar ik moet diep depressief zijn geweest.  

Nu, ruim een half jaar verder, zit ik prima in mijn vel. Vanaf vorig jaar juni gaat het beter. Ik werd toen op de verjaardag van mijn jongste zoon uitgenodigd.  Ik zag daar voor het eerst sinds negen jaar, mijn kleinzonen weer en ook, heel bijzonder: mijn ex. Het werd gelijk al een bijzonder gezellige middag: tafelvoetballen, taart vreten, pilsjes drinken, lachen, praten. Ik word sindsdien op alle verjaardagen en Feestdagen uitgenodigd. Ook op de verjaardag van m’n ex was ik van de partij, op dat karaoke-feest. Het contact met m’n ex is nu echt tof. Leuk om bij elkaar te zijn, zonder hoge verwachtingen. Wat ik erg leuk vind, is dat zij mijn verhaaltjes, zoals dit bijvoorbeeld, vòòr publicatie altijd doorleest, om te kijken of er niet al te grote onzin in staat. De kleinzonen voetballen. Al een paar keer ben ik wezen kijken. Aanstaande zaterdag ga ik weer. Mijn  oudste kleinzoon ontwikkelt zich tot een gevaarlijke, boomlange spits. Binnenkort, in april ga ik met mijn zonen naar Rundfunk, een cabaretgroep.

Met mijn eigen broers en zussen is het contact beter geworden. Negen jaar lang vermeed ik  het meeste contact met hen. Met mijn op één na oudste zus en haar vrouw sprak ik wel regelmatig. Contact met de anderen kon ik missen als kiespijn.  Tegelijk met het herstel van het contact met mijn eigen gezin is ook het contact met mijn broers en zussen verbeterd.  Zo werd ik uitgenodigd op de bruiloft van een van mijn broers, in december en daar heb ik me lekker lopen uitleven al zeg ik het zelf (speechen, dansen, polonaise, bier) . Mijn oudste zus, organiseerde een nieuwjaarsborrel …. Fantastisch! Het mooie is dat ik toen al mijn broers en zussen sinds lang weer eens ontmoette. Sommigen herkende ik niet eens meer (‘nee, dat is niet helemaal waar’, tikt m’n ex mij op de vingers.).

Mijn leven is dezer dagen al met al wat feestelijker.  

donderdag 22 februari 2024

GISTEREN ZOU JE 74 ZIJN GEWORDEN.

Op school voerde je nog steeds geen reet uit. Jij werd van school getrapt (terug naar de Mulo) en ik haalde met m’n hakken over de sloot de hbs. Jij móést je Mulo afmaken. Één jaar nog.


In de Lantaren deed je op zaterdagmiddag een cursus Elementair Toneel. Jij was daarna uitgenodigd voor een fuif, een Amerikaanse fuif. Ik mocht ook meefuiven. Als ik maar wat meenam. Ik had een flesje wijn gekocht. Na de cursus kwam je naar buiten gelopen, druk in gesprek met haar …… op slag was ik verliefd en zij ook op mij …. dat feest daarna was mooi, het allermooiste feest van mijn leven. Ik kan me niet herinneren dat ik jou heb gezien die avond, Jan. Deze avond was de eerste avond samen met haar, mijn toekomstige vrouw (en ook weer ex).

Jij en ik verloren elkaar uit het oog. Jij was je Mulo aan het afmaken in Rotterdam. Ik zat in Utrecht, daar was ik me door het eerste jaar van de school voor de journalistiek heen aan het worstelen. Jij zou het komend jaar ook toelatingsexamen voor dat schooltje komen doen en je slaagde nog ook. In de weekenden was ik nogal vaak in Rotterdam. Dan zaten we bij jou thuis. Ik kleedde me in die tijd als een hippie: uitbundig kleurrijk. Je moeder noemde mij toen afkeurend ‘een homo’, weet je nog, Jan …. met dat soort wilde ze niks te maken hebben. Je moeder was een kettingrookster met een zware rokersstem. Ze liep altijd in haar blote, dikke benen en had dan zo’n ultra kort strak rokje aan, alsof ze een jonge meid was.
Eind 1970 zou jij een kamer vinden in Driebergen. Ik had geen kamer meer nodig, want ik stopte met studeren. Jij ging door. Maakte je die school nou ook af, Jan? We zouden elkaar tot op de dag van vandaag niet meer zien. Jij leerde een vrouw kennen en ging met haar samenwonen in het gekraakte klooster in Driebergen. Ik trok in bij mijn vriendin in Rotterdam. Kort daarna trouwden we. Ik heb jou en je vriendin nog uitgenodigd voor onze bruiloft. Je bent niet gekomen. Een gelukwens had je ons nog wel gestuurd. Het was je laatste levensteken aan mij. Ik ontving het op onze trouwdag 6 april 1971.

Al sinds 1974 hoor ik fluisteren, dat je niet meer in leven zou zijn. Het tegendeel verneem ik eigenlijk nooit. Wat mij vooral dwars zit, Jan, is dat ik nooit afscheid van je hebt kunnen nemen.
Ik ben er nu, na vijftig jaar zo langzamerhand haast wel van overtuigd dat je niet meer ‘onder ons’ kan zijn. Daarom groet ik je …. ergens in het heelal.
Wentel je eeuwig in alle goeds daar, jongen!
Wie weet tot gauw.

Je vriend.
Jos

woensdag 21 februari 2024

VANDAAG ZOU JE 74 GEWORDEN ZIJN.

 Om maar met de deur in huis te vallen: leef je eigenlijk nog, Jan? Raar gevoel is dat om nou net jou die vraag te stellen. Jij bent toch meer dan tien jaar, mijn beste vriend geweest.


Jij was te goed voor de Mulo. Daarom kwam je bij mij op school terecht. Op de hbs. Daar leerden we elkaar kennen, begin jaren zestig. We waren veertien jaar. Jij was een lefgoser. Vanaf de eerste de beste dag had je een grote bek tegen de leraren. Ik zou dat zelf niet durven maar als jij het deed genoot ik er van.

Ik zag je na schooltijd staan wachten op bus 76, die kwam ook vlakbij mijn huis. Ik liet je bij mij achterop de fiets zitten, Daar was je blij mee. Je spaarde busgeld uit en voor dat geld kocht je snoep. Dat deelde je met mij.

Vooral in de lente hadden we onze handen vol aan de meisjes. Er waren eerlijk gezegd niet eens genoeg ‘stukken’ voor jou en mij, in onze buurt. Maar als ze er toevallig eens wel waren, dan wilden zowel jij als ik alle twee hetzelfde grietje en dat kon natuurlijk niet. Ruzie maakten we daar nooit om. We wilden alle twee zowel Greetje, Marja, Frida als Jopie. Jij zei dat het het beste was om de meiden zelf te laten kiezen. Helaas, behalve Jopie, kozen ze allemaal jou als eerste. Ik kreeg later drie afgelikte boterhammen , jij één. Nooit zal ik vergeten, hoe jij me met een angstaanjagende kreet liet schrikken, precies op het moment dat ik voor de eerste keer Jopie’s kleine, stevige borsten aan het strelen was.

Je had er niet veel zin in je best te doen op school. Je maakte te vaak je huiswerk niet; je resultaten waren, nogal logisch, ronduit slecht. Je spijbelde vaak en dat spijbelen was besmettelijk, zeker als het mij goed uit kwam. Bij zware repetities, spreekbeurten, boekbesprekingen, gingen jij en ik, niet naar school maar samen een lekker eindje fietsen in de richting van Barendrecht, Ridderkerk of Ouderkerk aan den IJssel. Of we gingen bij lekker weer zwemmen in de Kralingse Plas. Net als jij schreef ik dan een absentiebriefje met een valse handtekening van mijn moeder.

Weet je de reactie nog van mijn moeder op ons spijbelgedrag? Vooral mijn moeder was laaiend. Ze sloeg me een paar keer op mijn kop met de bos lila tulpen, die ik haar nota bene nog maar net kado gegeven had. Zij was woedend op mij maar veel meer nog op jou, want jij had mij opgestookt. Jij was de kwade genius. Ik mocht nooit meer met jou omgaan. Je vader kwam nog bij ons aan de deur, hij wilde met mijn moeder praten maar er viel met haar niet te praten. Je weet vast nog wel dat ze de deur hard voor zijn neus dichtsmeet. We hebben sindsdien nooit meer afgesproken bij mij thuis. In de weekenden zagen we elkaar tòch wel. Samen gingen we naar de disco, de bios en naar de Kuip. We dronken wat bij jou thuis.

Morgen: 'Gisteren zou je 74 geworden zijn'.

dinsdag 20 februari 2024

KWARTET.

Ik heb die Rus, die conversatie met me wilde, om beter Nederlandse te leren praten, vanmorgen weggestuurd. Hij hoeft ook niet meer terug te komen. Hij vindt de moord op Aleksej Navalny door Poetin geen probleem; er zijn volgens hem grotere problemen in de wereld. Hij begint vervolgens een volslagen onverstaanbare brabbelmonoloog. Na een kwartier zeg ik: ’Ik stop met jou.’ Hij begrijpt me niet en ik herhaal die vier woorden. Dan zeg ik, dat ik ten eerste, zeer geïrriteerd ben over de achteloosheid waarmee hij de moord van Poetin op Navalny bagatelliseert. Ten tweede heeft hij te weinig ‘Nederlandse taal’ in huis om met mij te kunnen converseren. Maar het gaat mij vooral om punt één.


Met conversatie ben ik een half uur eerder klaar dan gepland. Kan ik bloed laten prikken. Eens in de drie maanden moet ik mijn bloed laten controleren op verdachte sporen van metanozen (onder mijn oksels). Ik word vandaag geprikt door een prikster met een prachtige tatoeage, in rood en blauw, op haar onderarm. Ik complimenteer haar daarmee. Tegelijk vrees ik dat ik te ver ga met zo’n complimentje … grensoverschrijdend misschien? Tja, je weet maar nooit! Ze reageert gelukkig lachend, opgewekt: ’Dank u wel, meneer! Ik heb u hier toch wel eens eerder gehad?’ En ja, nu herinner ik het me weer. ’t Is al weer een jaar of drie geleden … toen heb ik haar ook gecomplimenteerd ... ook met die tatoeages.


De PVV zette ook weer eens zijn beste beentje voor. Dit keer was het niet Wilders zelf maar het nieuwe PVV-Kamerlid Joeri Pool, die tijdens zijn eerste speech voor de Tweede Kamer, de regering opriep te stoppen met de ‘voortdurende provocaties aan de Russische Federatie. ‘Een beetje respect voor de heer Poetin graag’, aldus de voormalig ambtenaar van Rijkswaterstaat. Het zoveelste parlementaire dieptepunt, zeker na de weerzinwekkende moord op Alexej Navalny.


Kort voor de lunch in het buurthuis, spreekt Jeannette, een vrijwilligster, me aan. Of ik even met haar wil meelopen. We komen samen terecht in een kamer waarin een gigantische hoeveelheid levensmiddelen ligt uitgestald. Van vruchtensap tot ontbijtkoek, van slagroom tot sperziebonen, van hagelslag tot rookworst, te veel om op te noemen. In eerste instantie biedt ze mij aan, zo véél mee te nemen als ik maar wil. Zie ik er zo hongerig of armoedig uit? Vriendelijk maak ik haar duidelijk dat ik niet armlastig ben. Dat er mensen zijn die dit veel beter kunnen gebruiken. Jeannette maakt dan een snelle en onverwachte draai en zegt dat ik misschien wel zulke mensen kèn. En inderdaad ken ik zo iemand. Toevallig woont ze dicht bij. Ze gaat graag wat halen in het buurthuis. Samen met haar zoon vult ze twee grote Jumbo-tassen. Hier is ze, met dank aan Jeannette, echt goed mee geholpen.

maandag 19 februari 2024

DRUILERIGHEID.

Dit lijkt onderhand wel een dagboek. Het moet niet gekker worden. Toch moet ik het echt even kwijt: ik ben vanmorgen voor het eerst met mijn nieuwe schouder gaan zwemmen. In het ondiepe warmwaterbad voor bejaarden en gehandicapten, bij mij om de hoek. De bejaarde vrouwen, ik ben daar de enige man, zijn eindeloos aan het babbelzwemmen. Het lijkt wel alsof er spraakwater in het zwemwater is geloosd.

Schoolslag zwemmen gaat bij mij alleen met links. De dames amuseren zich om mij. Hulpelozig draai ik in het ondiepe badje rond. LOPEND met de schoolslag gaat het een stuk beter.

Heb ik vandaag ook nog ‘wandelen met Sonja’. In Nesselande. Het regent niet. Zoals altijd komt buurman Rob me ophalen. Bijna zijn we bij het metrostation of ik mis de ov-chipcard in mijn broekzak. Als een speer terug naar huis.

Als ik mèt mijn chip-card het metrostation op loop, staat daar moederziel alleen: mijn lieve vriend Rob. Alle andere wandelaars zijn daar twee minuten eerder in de metro gestapt en vertrokken naar Nesselande. Hij wacht daar in alle rust op mij. Grote Klasse!

Op Nesselande onderbreken de wandelaars hun gemoedelijke gekeuvel, wanneer één van hen, meestal Ans, naar de roltrap wijst, waarop Rob en ik. Allemaal blij. We zijn compleet! En ook zo snel al! We starten met de wandeling. In de richting van de Zevenhuizenplas. Er staat een flink windje, er is wat druilerigheid. De eerste paraplu’s moeten open … ze zullen het moeilijk krijgen.

We lopen langs het strandje. Het strandje waar bewoners van de peperdure woningen in Nesselande, bij goed weer, zo’n hinder ondervinden van jongelui, die zich daar feestelijk, luidruchtig en onbeschaamd vermaken. Diep triest voor die arme bewoners daar.

Nog veel dieper triest natuurlijk, ik geef het toe, het heeft helemaal niks met wandelen te maken maar ik moet het toch even kwijt. Ik moest er hard om huilen toen het gebeurde. Vrijdag 16 februari is Aleksej Navalny vermoord door Poetin, crimineel en president van Rusland. Navalny is mijn held. Hij durft iets wat ik zelf nooit zou durven: het in zijn eentje opnemen tegen de macht en daarbij alles op het spel zetten. Zelfs zijn leven. Dat deed hij.

En dan lopen we verdorie nog verkeerd ook! De dader ligt natuurlijk weer op het kerkhof. Deze weg loopt dood. Moeten we toch zeker honderd meter mèèr lopen. Lekker zeg! Ja … gezeik is er ook bij ‘Wandelen met Sonja’ maar van mij zal je geen namen horen. Van Carla evenmin.

Godzijdank hebben we de koffie nog. Altijd, maar zeker met dat miezerige, het onbetwiste hoogtepunt. Het is in deze tent genieten geblazen. Het wordt helemaal dolle pret als Sonja en Jos op hun mobiles, hun bewerkte portretjes tonen. Vibeke (vooral) en Debbie moeten er hartelijk om lachen. Zo zien ze Sonja als (stoere maar ook slimme) Viking en Jos als lelijk pin-up-eendje.
Iedereen zou zoiets kunnen maken op: ‘gagdonkey.net’. Doen. En laten zien, hè!

Het laatste loodje weegt het zwaarst. Wandelen van de koffietent naar station Hesseplaats. De overvolle metro brengt ons terug naar Prinsenlaan. We zijn weer thuis.

zondag 18 februari 2024

RAINY DAY WOMEN.

Regenachtiger als deze zondag kan het haast niet. Achteraf ben ik blij dat ik met niemand heb afgesproken om te gaan fietsen of wandelen of zo. Meestal doe ik dat wel op zondag. Niet zomaar fietsen of wandelen maar met een doel: een museum, de diergaarde, de bios, het theater of een nette prostituee. Wandelen doe ik meestal met Rob, fietsen vrijwel altijd in m’n uppie. Ik heb er een pesthekel aan om me op de fiets te moeten aanpassen aan de snelheid van een ander.


Ik ben net heel even naar buiten geweest om mijn oud-papier, glas en gft-afval te dumpen in die containers bij mijn huis. Zeiknat kwam ik weer thuis. Niet te geloven.

Hoop dat het maandag beter is. Maandag is mijn vaste wandelmiddag. Ik loop dan met Rob, Sonja en een hele rits andere dames ‘het maakt niet uit waar naar toe’. Het is in ieder geval altijd gezellig, net als het pauzedrankje en de foto’s. De weersvoorspellingen voor deze maandag zijn helaas niet zo best. Regen, regen, regen allemaal in de middag.

Toen ik zondagochtend om vijf over zes wakker werd, dacht ik dat het maandag was. Maandag zou ik voor het eerst met mijn nieuwe schouder gaan zwemmen. Dat zag ik ineens helemaal niet zitten. Dus dook ik mijn bed weer in. Om half negen wist ik dat het zondag was. Niet zwemmen maar schoonmaken. Altijd op zondag. Zowel ik, als mijn huis krijgen dan een grote beurt. Scheren, poetsen, poedelen, knippen, stoffen, stofzuigen, dweilen, snoeien, wasje draaien, ophangen en klaar is Jos.

Een voor mij belangrijk onderdeel van die schoonmaakoperatie is muziek. Onder het douchen en stofzuigen doe ik mijn oortjes niet in … ik zou het geluid veel harder moeten zetten dan goed is voor me is. Muziek bij die andere klussen gaat prima.

Als ik wil opschieten, ik heb bijvoorbeeld een afspraakje, dan kies ik voor the Pointer Sisters (I’m so excited!) ... heb ik tijd genoeg, ga ik lopen filosoferen op een tekst van Bob Dylan (For ever young) en als ik de planten eens grondig wil aanpakken, luister ik naar de inspirerende klanken van Pink Floyd (Set control for the sun). Ben ik (een beetje) verliefd ‘draai’ ik Joe Jackson (Will you be my nr 2?).

Zo is het ongemerkt alweer half vijf. Weet helemaal niks van het voetballen van vanmiddag. Ajax? Feyenoord? Van Sparta weet ik het toevallig wèl. Die hebben gisteren weer eens een keertje gewonnen ... van Excelsior … maar toch! Ik kwam uit ‘Theater Mooi Weer’ en zat bij veel blije, nette Spartanen in de metro op weg naar huis.

Moet nu gauw aan het eten beginnen. (Spruitjes …grrr … arbeidsintensief!). Wil straks om zeven uur graag met mijn bord op schoot voor Studio Voetbal zitten. Met die ‘analyserende’ Léanne in dat programma moeten ze trouwens onmiddellijk stoppen. Ze voegt helemaal niks toe. Tot die tijd gaat bij mij het geluid uit als zij aan het woord is.

zaterdag 17 februari 2024

GEVOELSTEMPERATUUR.

Het was een bijzonder ijzige woensdag. Oorspronkelijk was ik van plan te gaan lopen. Alléén. Maar ik vond de wind toch te koud. Kou deert wandelaars niet, want …. : ‘Op kou kan je je kleden.’ En gelijk hebben ze. Maar … ik ben geen wandelaar pur sang.  Is het buiten koud, zoals die gure woensdag, dan is het bij mij binnen ook koud en is het juist lekker om thuis te wezen.

Tegenwoordig weet het KNMI behoorlijk nauwkeurig te voorspellen hoeveel graden het de volgende dag zal zijn. Wordt het maximaal drie graden dan weet ik: in huis zal het morgen maximaal vijftien zijn. Heerlijk temperatuurtje om thuis te blijven. Kan ik me ook goed op kleden. In verschillende laagjes. Maar eerst koud douchen. De omgeving lijkt daarna gelijk weer een stuk warmer. Dan doe ik een thermoshirt en -broek aan, twee paar geitenwollen sokken, een corduroy broek, dikke warme sloffen, een fleece trui en daaroverheen een warm vest (met capuchon). In verband met mijn kale hoofd moet ik ook een stevige acrylmuts op.

Een bakje muesli, met boerenkarnemelk, als ontbijt en een kopje koffie om goed wakker te worden. Even de krant doorbladeren. In de gauwigheid lees ik: ‘Israëlische precisieaanval doodt belangrijke tientallen kinderen en Hamas-leider’ en ‘een smakelijk recept met kippenhartjes, port en dille’ ... zal best …

Vanuit mijn appartement zie ik een  mooie grote zwarte man. Hij is zeker 2.06 m. Schaars gekleed: Nikes, een rood sportbroekje en een sporthemd. Al kaatsend met zijn basketbal gaat hij in de richting van de sporthal. Hij maakt een reuzenstap, van bijna twee meter, kaatst de bal, buigt vervolgens door een knie, maakt dan weer een stap van twee meter, kaatst de bal weer, buigt door zijn andere knie en zo gaat hij ie maar door.  Beet je onnodige , uitsloverige ‘John Cleese-imitatie’. Loop gewoon, zwarte man, denk ik, en trek wat warms aan, dalijk vat je nog kou!

Voor mijn gevoel is het hier binnen inmiddels veertien graden; buiten is het vier. Als ik nu nog even wat oude kranten tussen de kieren van de voordeur stop en de plaid over mijn benen wikkel is mijn gevoelstemperatuur binnen de kortste tijd twee graden hoger.

Lekker leestemperatuurtje zestien graden. Lezen nu. Ik ben bezig in een boek van Suzanne Vermeer: met de toepasselijke titel: ‘IJskoud’. Alleen het omslaan van de bladzijden gaat niet zo makkelijk met handschoenen aan.

vrijdag 16 februari 2024

GLASFIBER.

Ik heb mijn gemak er maar eens van genomen. Half acht word ik wakker, moet plassen en ga daarna weer terug naar bed. Het is negen uur als ik besluit er uit te gaan. Vanochtend geen muesli maar een lekker ontbijtje van zelfgebakken zuurdesemboterhammen … met aardbeienjam (halva) en lindebloesemhoning (plakko) met een pittige bakkie pleur.

Nauwelijks heb ik een boterham door mijn keel of er wordt bij me gebeld. Het is dan pakweg kwart voor tien. Twee in het zwart geklede jonge mannen. Één boomlange met een muts en één kleine met een baardje. Bij die kleine zit een papegaai op zijn schouder. Nog vòòr een van de mannen iets kan zeggen, krast het beest: ‘Goedemorgen samen!!’. ‘Heeft ie het tegen mij?’ vroeg ik me af, want ik ben ik hier toch duidelijk alleen. Dit is wel het laatste wat ik verwacht deze ochtend. Het zijn duidelijk geen Nederlanders die mannen. Maakt mij geen flikker uit. De papagaai komt trouwens wel uit ons land. Uit Limburg of Brabant, zo te horen aan zijn zachte ‘g’.

Ze komen de glasfiber controleren. ‘Volgens mij heb ik die niet eens. Wat valt er dan te controleren, heren?’ De papegaai wipt ‘un peu nerveux’ heen en weer van de schouder van de lange naar die van de korte. ‘Glasfiber, glasfiber, glasfiber’ krast de vogel met die grappige zachte ‘g’.  

‘Kunnen jullie je legitimeren?’ vraag ik. Want iedereen kan wel met zo’n glasfiberverhaal aan de deur komen. Dan blijkt dat van dit drietal alleen de papegaai zich kan legitimeren. Uit de rugzak van die lange, vist de vogel zijn paspoort. Hij komt inderdaad uit Zuid-Limburg. Ik besluit dit drietal nu mijn vertrouwen te geven. Met een flamboyant gebaar heet ik ze welkom in mijn woning. Die lange, die rakelings langs mij heen schuift, mompelt in zijn inburgerings-Nederlands: ’Crimineel niet, zijn wij.’

Ze wisten precies waar ze moesten wezen: in de hoek van de woonkamer waar alle beeld- en geluidstekkers aangesloten zijn. Er staat een plant voor. De papegaai vliegt als haantje de voorste op de plant af. De vogel wordt ‘ingepakt’ door mijn (valse) christusdoorn met zijn grote pijnlijk stekende stekels. Het beest schreeuwt moord en brand.  

Hoe dan ook die lange en die kleine moeten door. Ze zoeken nog tevergeefs naar glasfiber in die hoek. Ze doen nog één een ultieme poging. Met een speciale detector treffen ze uiteindelijk een piepklein stukje glasfiber aan in het naaimandje van mijn ex.  Hoe dat daar gekomen is een groot raadsel. De twee mannen moeten het hierbij laten. Ze moeten er weer vandoor. Hun collega papegaai laten ze gewoon bij mij achter. Lekker makkelijk! Die laten ze met de christusdoorn vechten voor zijn leven. Gelukkig weet ik toevallig dat mijn plant loslaat als ie besproeit wordt met een mengsel van 25 ml boerenkarnemelk en 25 ml van mijn ochtend-urine.

Zo zal die vogel met de schrik vrij komen.          

donderdag 15 februari 2024

RAMMELAARS.

Ik denk dat ik zo rond de Pasen weer naar Portugal ga. Dit keer ga ik niet alleen. Met Freya denk ik. Zij heeft connecties daar. Dàt vond ik toen ook zo leuk bij mijn laatste vakantie: Miguel, een vriend van me, was tegelijk met mij in zijn geboortestad Porto op familiebezoek. Ik was er in september vorig jaar. Nu ga ik er rond de 31e maart heen: paastijd dus. Ik had me destijds best wel vermaakt ook zonder Miguel, daar niet van, alleen had ik dan waarschijnlijk veel meer geld uitgegeven aan alcohol, drugs en hoeren.

Freya heeft een nicht wonen in de buurt van Porto. Sinds kort heeft ze weer contact met die nicht. Het is een alleenstaande vrouw, met overgewicht. Ze woont met vier jonge kinderen en drie Rottweilers in een groot huis. Met Freya en haar nicht zou het ‘op zich’ook voor mij gezellig logeren kunnen worden. Ware het niet dat Freya een ‘paas-obsessie’ heeft. Ze gaat alleen in dat huis logeren als  iedereen met de pasen gaat lopen zoeken naar de door haar verstopte chocolade-eitjes. Is dat niet hééééél apart?! Tsja, dat doen we nu wel in Nederland zo. Maar dat hoeven ze in Portugal toch nog niet zo te doen. De Portugese nicht moest er met heel haar rijke obesitaslijf hartelijk om lachen.  Van haar hoorden we, dat in Portugal,  in felle kleuren gespoten mannetjeshazen (rammelaars) op een kunstgrasvoetbalveld worden losgelaten … door Rottweilers gevangen en … gecastreerd worden door jonge maagden. De rammelaarsballetjes worden gefrituurd en als lekkernij opgediend. Niet echt een kinderbezigheid. Freya haakt ter plekke af. Ze blijft thuis bij Wodan, haar Duitse Herder ... hoeft ie ook niet naar het pension.   

Ik ga desnoods alleen naar Portugal. Goeie ervaring mee. Mijn onvergetelijkste  ervaring in Portugal was mijn bezoek aan Fatima. In dat dorp verscheen de heilige maagd Maria tussen mei en oktober 1917 zes keer aan drie kinderen: Lucia, Jacinta en Francisco. 

Duizenden mensen krioelden in de grot als mieren langs elkaar. Levendig werden flessen wijwater, wierook en rozenkransen verhandeld.

Ondraaglijk, uitzichtloos, niet te bevatten leed daar in het kleine Fatima. Zieken, jong en oud, groot en klein, van alle rangen en standen,  van alle rassen, die de maagd smeken om een wonder.  Onder de smekenden mongolen  mensen met het syndroom van down, drugsverslaafden  en verwarde mensen bipolairen … allen vol hoop en hoge verwachtingen ook.

woensdag 14 februari 2024

MINI-MUSICAL.

 Mini-musical.

Ik ben graag in het theater. Ik hou van cabaret, toneel, stand-up comedian, acrobatiek. Als kijker dan hè. De tijd dat ik zelf actief was is al weer lang voorbij.  Afgelopen zaterdag was ik met André en Gerard in het Isala Theater in Capelle. Isala heeft elk jaar een leuke aanbieding: vijf voorstellingen van  beginnen de cabaretiers voor héél goedkoop, in dit geval voor zestig euro. De ene keer is het ‘great’  de andere keer ‘shit’. Deze zaterdagavond was het ‘great!’.

Andries Tunlu en Stefan Hendrikx traden op. Een heerlijk dynamisch duo, dat nog voor het publiek de zaal inkomt al op het podium staat te swingen. Terwijl we binnenkomen vragen ze ons tekeningen te maken. Op tekenvellen die onder onze stoeltjes klaarliggen. Als onderwerpen krijgen we op: de engste, leukste en belangrijkste gebeurtenis uit ons leven. Vouw een vliegtuigje of maak een prop van dat papier en zorg dat het op het podium terecht komt.

Andries en Stefan hebben niets ingestudeerd voor dit optreden. Ze rapen vier tekeningen op, die de basis vormen voor deze voorstelling. Ze gaan improviseren op de gegevens  ‘bril afgewaaid op de achtbaan’, ’oppas radeloos bij slapeloos kind’, ‘pitbull bedreigt inspectrice kinderbescherming’ en ‘vogel vliegt zich dood tegen auto’.   Het worden vier mini-musicals. Bijzonder knap hoe ze acts weten te maken met goed lopende, rijmende liedjes.

De cabaretiers maakten het zich tot slot nog eens extra moeilijk door van die vier verschillende acts, één geheel te maken. Een mini-musical. In die hele voorstelling schoten Andries en Stefan moeiteloos in diverse rollen: van bijna dood vogeltje, onwillige peuter, valse pitbull tot blinde achtbaantoerist. Knap en leuk. Ga dat zien.

Tegenwoordig is het in veel theaters bij de toegangsprijs inbegrepen: een drankje achteraf. Dat staat dan na de voorstelling op diverse tafels  in de foyer klaar. Lekker en makkelijk.  Scheelt lang in de rij staan. 

Na afloop van de voorstelling kwamen de artiesten nog even naar de foyer om een praatje te maken met ons,  met het publiek. Mijn vriend André, met wie ik daar dus was, sprak Stefan meteen aan: André had hem herkend als finalist van ‘de slimste mens’ en gelijk zei hij er achteraan dat hij Maarten van Rossem ook altijd zo leuk vond en dat het heel jammer is dat Maarten er mee gaat stoppen. Ik vond het vreselijk gênant van André om daar met Stefan Hendrikx zo vlak na dat grandioze optreden over te beginnen. Had hem wel voor zijn bek kunnen slaan. Ik nam het maar gelijk van hem over door te zeggen, dat ik van hun voorstelling genoten had en dat ik het heel gedurfd vond van hem en  Andries Tunlu, om zo onvoorbereid, op de ‘bühne’ te gaan staan.

Andries Tunru zei dat hij het soms moeilijker vond om een ingestudeerde voorstelling te spelen, want als je daarin per ongeluk iets vergeet dan zou het hele stuk wel eens de verdommenis in kunnen gaan. Met die improvisaties kan je meteen, als er wat stagneert,  met z’n tweeën snel nieuwe oplossingen bedenken en misschien samen een hele nieuwe weg in slaan, want niks ligt immers vast.  

 

 

dinsdag 13 februari 2024

VALENTIJNSDAG 2024.

Het zit me al een aantal jaren flink dwars: het ‘Valentijnsprobleem’.  Wat is nou precies voor mij, als man zijnde, de bedoeling van deze veertiende februari? Een bloem , een kaart, een roos geven aan je vrouw, je vriendin. Of aan een leuke meid. Maar is het wel zo zeker dat zij mij dan ook zo leuk vindt? Misschien vindt ze me wel een grote lul. Ja, dat zou toch ook best kunnen … zelfs op valentijnsdag! Ook dacht ik wel eens aan wat te geven aan een leuk collegaatje, maar in negen van die tien gevallen krijgen die al wat van hun eigen relatie.

Ook dit jaar benauwt het me weer. Ik zou zo dolgraag wat geven aan iemand maar ik zou niet weten aan wie. Want ik vind dat er een heleboel vrouwen zijn die zo’n berichtje verdienen. Die ik het ook zo van harte zou gunnen! Nu ik er wat langer over nadenk zijn dat eigenlijk wel de meeste vrouwen waar ik in het dagelijks leven zo mee te maken heb. Maar … ik heb inmiddels wel begrepen, dat het niet de bedoeling is om naar een aantal vrouwen tegelijk valentijnskaartjes of zo  te sturen.

Terwijl ik zo zit te peinzen komen er wèl een stel namen bij me op van vrouwen met wie ik absoluut, nooit en nimmer, iets met valentijn hoef te doen. Neen, die namen ga ik natuurlijk niet noemen maar …. dat zijn er niet zo veel als de namen van de vrouwen met wie ik wel graag wat zou ‘valentijnen’.

Wat ik ook denk te weten is welke vrouwen géén behoefte hebben om iets van mij te krijgen. Als ik er per ongeluk toch naar enkelen van hen kaarten zou sturen, zouden ze die denk ik meteen, met een vies gezicht nog wel, onmiddellijk  verscheuren. En enkelen van hen zullen schamper lachen bij het lezen van mijn wens en mijn naam. Anderen zullen mij weer een ‘hopeloze pleaser’ noemen.

Mijn valentijnslijst is lang maar ik mag maar één kaart of één roos  aan één vrouw geven. Dat ga ik mooi niet doen. Mijn vrouwen, alle vrouwen van mijn lijst zijn me even lief en dat weten ze, dat voelen ze allemaal intens. Ook zonder kaartje, roos of wens.

 Vanaf deze plek achter mijn laptop voor jullie allemaal:

‘EEN DIKKE KNUFFEL OMDAT JULLIE HET VERDIENEN.’

Naschrift:

Eerlijkheidshalve moet ik toch wel  vermelden dat één vrouw op mijn Valentijnslijst met kop en schouders boven de anderen uit steekt. Haar naam ga ik hier niet noemen … maar jij weet wel wie ik bedoel, hè?!

 

 

 

maandag 12 februari 2024

GEDULD.

Ik heb al een kleine week mijn buurvrouw niet gezien. Normaal gesproken zie ik haar elke dag meerdere malen langs mijn keukenraam lopen maar toch zeker minimaal één keer.  Zij gaat altijd vroeg in de ochtend, tegen acht uur, Sacha haar kleine, hondje uitlaten. Ik ben in de keuken m’n ontbijt aan het maken. Meestal maak ik een verrukkelijke muesli klaar. Zó lekker die muesli: met rozijnen, dadels, pompoenpitten, pruimen, abrikozen, vijgen en een beetje suiker. Je zou haast denken dat ik aan boulimia leid maar dat is niet zo want ik ben 1.84 m en weeg 76 kilo. En ja, eindelijk daar is ze : opgewekt, met een stralend gezicht, roept ze ‘Goedemorgen Jos.’ ‘Goedemorgen Buuf,’ antwoord ik. En als dat ritueel voorbij is, weet ik dat het snor zit. Zó gaat het dus gewoonlijk.

Maar … vandaag had ik haar al een week niet gezien. En die week daarvoor ook al niet maar dat kon ook niet want toen zat ik op het filmfestival. Voor de zekerheid bel ik even met haar. Ik val gelijk met de deur in huis met de vraag of ze toch niet ziek is omdat …..

‘Nee, joh, ik voel me kiplekker, ik ben bezig een stoeltje …...’ 

‘Maar ik zag je vanmorgen niet met Sacha, dus ik dacht …’

’Oooo, ik heb Sacha een paar dagen bij mijn dochter Wendy gestald. Haar gedrag kwam me mijn strot uit, neen, ik bedoel Wendy niet,  ik bedoel Sacha, die liep maar te zuchten, te steunen en te piepen … gek word ik soms van die opoe maar vandaag komt ze weer terug en daar ben ik ook weer heel blij mee’.

Ik ben ook wel blij dat jouw niks scheelt. Je was van de week ook al niet op ons koor. Ik hoorde ik van de dirigente, dat je last van je keel had … een beetje schor was … dus ik dacht, dat is misschien erger geworden … je klinkt trouwens nog steeds schor … wees maar voorzichtig, je kan Sacha beter nog een paar dagen bij je dochter laten … zulk lekker weer is het nou ook weer niet, om er paar keer per dag met dat beest naar buiten en naar binnen te moeten’.

‘Ik ben toch bezig met het opnieuw bekleden van dat stoeltje. ‘t Is bijna klaar ... een geduldwerkje. Nog een paar dagen. Moet je maar eens komen kijken, hoe het geworden is. Weet je wat: dan drinken we gelijk samen dat heerlijke wijntje dat je voor me gekocht hebt … dat wijntje met die moeilijke naam  … hoe was het ook al weer? Hè, zeg het nou!’

 ‘Saint Emilion … heerlijk ….’

 ‘Ja, ja, die was in de aanbieding bij de Jumbo, normaal vijftien euro toen tien. Daar hebben we toch een hoop lol van gehad samen … en dat voor dat geld. Nou, ga maar lekker door met je stoeltje. Ik hou je niet verder op.

‘’Leuk trouwens, dat je me even gebeld hebt. Daaag.’

zondag 11 februari 2024

MAATJE.

Elke donderdagmiddag ben ik bij Arnold. Van twee tot vier. We drinken een kopje thee, praten wat over koetjes en kalfjes … soms wat diepgaander ook. Af en toe gaan we een eindje fietsen of een stuk wandelen.  Ik ben zogezegd, het ‘maatje’ van Arnold. Hij is drieënzestig, weduwnaar. Vader van een dochter en opa van één kleindochter. Hij kan zich overigens niet herinneren wanneer hij die twee voor het laatst gezien heeft. Hij huurt een tweekamerwoning. Werkt drie dagen per week in de zorg (keuken) en is in lichte mate autistisch.

Ik ben aan Arnold gekoppeld door  ‘de Verbinding’ een organisatie die werkt voor licht gehandicapte mensen, die dreigen te vereenzamen. Arnold is zo iemand. De dame, die vòòr mij Arnolds maatje was, Lenie, moest ermee stoppen omdat ze domweg niet in staat was zich te beperken tot haar hoofdtaak.

Bij Lenie zegde hij herhaaldelijk afspraken af. Heel irritant. Zo vijf minuten van tevoren. Niet eens van zijn eigen huis uit,  maar bij zijn kapper vandaan bijvoorbeeld. En zij stond dan al zowat bij hem aan te bellen. Hij kon zich Lenie’s boosheid nooit zo goed voorstellen.   

Arnold had last van verzameldrift. Hij kon niks van zijn verzamelingen los laten. Weliswaar een probleem maar géén probleem dat Lénie op haar bordje moest nemen. Wat ze wel deed. Ja.  Ze ging op lopen ruimen … belde  grof-vuil … nam dingen mee naar haar eigen huis en daar kreeg ze dan weer woorden over met haar huisgenoten. Terwijl ze alleen maar, bij wijze van spreken, een praatje met Arnold hoefde te maken …  een stukje fietsen of wandelen.  Dit moest  wel uit de hand lopen. Daar kon je op wachten.

Toen werd ìk aan hem voorgesteld. De eerste keer dat ik bij hem thuis kwam, was er één zitplaats, voor Arnold. Van de fauteuil die voor mij bestemd was, moesten eerst twee kleerhangertjes, een wekkerradio, batterijen, een zak potaarde en een leeg pindakaaspotje zonder deksel, ergens anders neergelegd worden.  Arnold ging zitten op zijn plekje op de driezitter, die weer voor tweederde vol lag met boeken, tijdschriften, strijkgoed en een nog niet uitgepakte grote Jumbo boodschappentas. Er stonden drie breedbeeldtelevisies in de kamer.

Het grootste deel van de woonkamer was volgestouwd met planten. Ook op  led-lampen was hij dol: in elke kast lagen led-lampverpakkingen al dan niet aangebroken.

Op dat kennismakingsgesprek hoorde ik dat Arnold geïndiceerd was voor thuishulp.  Zes weken lang zou hij drie uur per week professionele opruimhulp en -adviezen krijgen. Heus!

Dat was voor mij trouwens wel een voorwaarde om aan die ‘maatjes’ klus te beginnen. Er moest wel enige orde in Arnolds chaos geschapen worden. Op zijn minst moet er elke donderdagmiddag een zitplaats voor me zijn.

Tegen het eind van het kennismakingsgesprek zei Arnold, over de rotzooi in zijn huis, nog verontschuldigend tegen mij: ‘Tsja, opruimen lukt me gewoon niet, dat is iets wat mijn moeder me nooit geleerd heeft.’  

zaterdag 10 februari 2024

KRIEBELITUS.

Voor het eerst sinds een paar maanden werd ik deze zaterdagochtend wakker met een soort aandrang om te gaan douchen. Ik heb jaren gehad dat ik dagelijks onder de douche sprong, nu eens lekker warm dan weer eens  vreselijk koud, maar wèl elke dag.  Alleen sinds de energiecrisis ben ik dat gaan bijstellen. Het douchen werd immers een kostenpost van jewelste door die hoge gasprijs. Ik besloot toen nog maar één keer per week te douchen. Dat ging een paar weken lekker, tot ik op die gevoelige, kwetsbare plekjes op mijn lijf, je weet wel: oksels, schaamstreek en bilspleet een  kriebelachtige jeuk begon te voelen. In het begin had ik er nog niet zo gauw erg in, krabbelde me op die plekken eens of haalde er een stug washandje overheen maar toen het bleef aanhouden ging er een lichtje branden: het zal wel een gebrek aan water en zeep wezen. En jawel na een paar weken twee keer per week douchen was ‘de kriebelitus’ verdwenen. Voorlopig althans. Want na twee maanden begon het jeukcircus opnieuw. Jammer wel want op de overzichten van Eneco, mijn energieleverancier, las ik prachtige cijfers over mijn dalend gasverbruik.  Maar ik kan die jeukbeestjes kwalijk laten doorfeesten op die kwetsbare en gevoelige plekjes. Ze zijn vraatzuchtig genoeg  om steeds meer van m’n lijf te bezetten. Zitten ze dadelijk in mijn nek, op mijn gezicht, tussen m’n haren en wie weet straks ook op de gevoelige plekjes van mijn vriendin. Neen, dat wil ik haar niet aandoen. Ik besluit meteen maar om drie keer in de week te gaan douchen, dan kost het maar wat. En dat bleek afdoende. Geen kriebels meer gevoeld.  Tot vanochtend dus. Donderdag had ik pas nog staan douchen. Dus ik was schoon.

Dacht ik tenminste. Het verschil met andere dagen was dat ik me gisteren, vrijdag een paar keer ‘uit de naad’ heb moeten fietsen. Ik  moest om half twee bij mijn fysiotherapeut zijn. Laat die fysiotherapeut nou twee praktijkruimtes hebben. En ik maar wachten bij de verkeerde ruimte. Om vijf voor half twee kwam ik daar pas achter. Die andere ruimte ligt een kwartier verderop. Ik moest dus in vijf minuten een kwartier fietsen. Heel wat peentjes zweette ik.  Ik schaamde wel een beetje om dat bezwete lichaam te laten masseren door Thea, de fysio. Ik vertelde haar ook hoe dat kwam waarop ze zei dat ze zoiets wel vaker meemaakte. Daar was ik wel blij mee. Hoewel ik ook gelijk dacht dat ze dat maar zei om mij een beetje op mijn gemak te stellen. Even later hoor ik dat ze op de wc staat over te geven. ‘Oooo, dus toch! wat gênant!’ Tot ik me herinnerde, dat ze me verleden week vertelde dat ze net zwanger was. Nou hoop ik maar dat ze daarom stond te kotsen.

Voor het eerst sinds een paar maanden werd ik deze zaterdagochtend dus toch weer met die ‘kriebelitus’ wakker, terwijl ik me toch eergisteren nog lekker had staan poedelen. Dan realiseerde ik me dat ik, na zo’n zware lichamelijke inspanningen, zoals dat gerace op die fiets, altijd een extra douchebeurt nodig heb.

vrijdag 9 februari 2024

EEN PAARD IN DE GANG.

‘Hallo Jos!’

Staat mijn buurman Leo opeens grijnzend achter me in de slijterij.

 ‘Zo’, zegt ie, ‘lekker jong jenevertje ingeslagen, Jos?’

Ik wil helemaal niet dat er tegen me gepraat wordt als ik sterke drank aan het kopen ben. Ik voel me betrapt. Hij denkt vast dat ik verslaafd ben.

‘Ja, ik hou wel van een jonge borrel … zo heel af en toe’ zeg ik verontschuldigend.

‘ Nou, ìk neem er èlke avond één, zegt Leo’.

‘Nou ik niet hoor, niet elke avond, meestal laat ik het bij één pilsje,’ lieg ik.

Leo neemt graag zowel een pilsje als een jonge borrel, allebei tegelijk: een kopstoot..

Ik vind een kopstoot werkelijk verrukkelijk maar dat hoeft hij niet te weten. Vooral die kick: binnen vijf minuten krijgt de wereld een geheel ander perspectief.

Terwijl ik mijn fles jenever in mijn rugzak prop, hoor ik de slijter tegen Leo zeggen ‘ en dat is dan 47, 50 euro voor u, meneer’.

Van schrik kijk ik even om en zie Leo een fles jenever in zijn tas stoppen en vervolgens een  whisky en twee flessen wodka.

‘Nou …  Leo’, zeg ik, terwijl ik meewarig in zijn tas kijk, ‘als je er over wil praten, jongen, dan weet je me te vinden, hè?’  

Samen lopen we over het winkelcentrum naar ons bejaardencentrum. Hij houdt even stil en haalt uit zijn binnenzak een klein plat flesje met een bruinig drankje … draait op z’n gemak de dop los, neemt  een stevige slok en biedt mij het flesje aan. ‘Wat is het Leo?’ ‘Heerlijke Jamaica rum, man, proef maar eens’. Het valt me dan plotsklaps op dat Leo een paarse neus heeft. Een heuse drankneus. ‘Hou es even op, dat heb ik altijd als het koud is, man.’    

Die slok rum tikt behoorlijk aan. Zwabber er een beetje van.  We lopen langs het Kruidvat (met een ‘d’)…  Leo moet nog vitamine B en een setje condooms (met een ‘c’) kopen. Zijn vriendin komt vanavond langs. Daar heeft die vitamine ‘B’ natuurlijk niks mee te maken. Het eerste wat ie doet als hij uit het Kruidvat komt is nog een slokkie rum wegklokken  … ik mag ook aan de fles.

‘Leo jongen, ik word een zwabberig, ‘ als jij vanavond nog een gezellige avond wil hebben met je vriendin dan moet je nu stoppen met zuipen, want ik kan nou al haast niet meer op me benen staan.   

We lopen langs café ‘de lockdown’, de enige kroeg in de verre omtrek. Mijn oren doen pijn van het oerendharde ‘paard in de gang’, dat uit die kroeg  dendert. Leo trekt me mee die kroeg in. Geen kip daar binnen. De kroeg is tot de nok toe gevuld met het ‘paard in de gang’ en een verveeld  over de tapkast hangende barkeeper.

‘Hé, jij daar barkeeper’, roept Leo iets te brutaal, ‘laat jij handjes eens wapperen bro(!). Doe ons eens een kopstoot en neem d’r zelf ook een.

donderdag 8 februari 2024

STOOM UIT DE OREN.

Van nature ben ik niet agressief. Zo af en toe kook ik wel eens van woede maar het enige dat dan gebeurt is dat er stoom uit mijn oren komt. Voor de omstander(s) is dat natuurlijk een heel vreemde gewaarwording. Toch wordt me zelden gevraagd wat er loos is. Het kan zijn dat ik ‘als een dolle’ mijn snor moet drukken om als een haas vlug een plasje te doen. Soms leid ik mensen om de tuin door ze op iets speciaals te wijzen: een dooie duif, een smeltend waterijsje, een wegschietende rat, een muzikant of een bedelaar. Soms wijs ik ze ook  op iets dat er niet is. Dat doet het ook wel goed.

De rook komt inmiddels niet meer uit mijn oren … hoewel de woede er nog is. Die komt nu bijna wel mijn neus uit, onzichtbaar voor iedereen … hoe ergerlijk is dit ‘bijna’ … deze niet peuterbare nies-woede.  Ik een niesbui te stimuleren met wat niespoeder. Dan ben ik het gauw kwijt. Ik moet absoluut alleen zijn want de ravage achteraf  is gigantisch. Voorheen zocht ik een telefooncel  of een openbaar toilet maar die zijn in de tijd verdwenen. Ga in een boetiek met een colbert een pashok in of duik in een lege abri … snuif niespoeder  en binnen een minuut  … is de neus leeg.

Alleen … druipt mijn jas, die moet gestoomd …  en de stoom, die komt inmiddels ook weer  uit mijn oren, door de inhoud van dat asociale blaadje dat ik vanmiddag in m’n brievenbus vond.

BEWONUS: Door die kankerspreidingswet motten er hierowindeweik  zeker  vijfhonderd azielsoekurs mir geplaas worre  als het an mein legt gaat dat gaat nooinie gebeuren hoogspur. hoogspussoonluk gaat ik daavoor zorgen: geen kankerasielzoeker durbei hiero bijjons in de   buurt  ik latonse buurt hiero niet verkloote  alle azielsoekers gamana higgersberg of kralingen   alle leege huize bij onse wijk blijven voor ons eiguh volk die al jaren in deze buurt wonen  Me dogter van agted 38 woont gotverdomme nog bij mijn tuis en tien jaar turruch  ben ik gesgijden     mijn eks woont nau nog steets bei mijn  al tien jaar geen huis vor haar tuwwijl er hiero wel  knetterdure  wooningen gubbauwt wort op onze sloop  en wie komme dur te woone  allummaal juppuh nattuluk    laat die juppeh allemaal de tering krijgen, gotverdomme   vannaf nau mot al die niebau naar ons eiguh volk hiero in onze eijguh fantastische  gaan  maadawel  theeguh betaalbaruh huuren  togsekers. Steun os. Asielsoekers nee!   

AFSENDER: EEN BOOSE BEWONERS VAN ALEXANDER.                      Axigroep ENNUWISSETGENOEG.

Ik hoop oprecht dat zo’n asociale ultra laaggeletterde domoor geen bondgenoten vindt bij mij in de wijk.

woensdag 7 februari 2024

NAAR BINNEN GLIPPEN

Zes hoog is de flat. Op elke verdieping twintig appartementen. Ik woon op de zesde. Het is drie uur in de middag. De meeste buren hier ken ik niet eens. De meeste buren kennen mij trouwens ook niet, denk ik. Een oude vrouw opent de toegangsdeur tot de flat. Ik glip met haar mee naar binnen.

‘Woon jij hier?’, vraagt de vrouw achterdochtig.

 ‘Jazeker,’ zeg ik tegen het dametje.

‘Heb je dan geen sleutel?’

 ‘Nee,’ zeg ik, ‘niet bij me.’

‘Dan kan je toch wel bellen?’

‘Ja, dat had ik kunnen doen.’

‘Waarom deed je dat dan niet?’

‘Er is nu, denk ik, niemand thuis.’

 

De lift is er. Ze stappen in.

 

‘Ik moet naar zes en u?’

‘Naar vier.’ 

 

De jongeman drukt op de knopjes.

 

‘Als je geen sleutels bij je hebt dan kan je er boven toch ook niet in.’

‘Ja, ik kan er wel in. Mijn buurman heeft ook sleutels van mijn huis.’

 ‘Waarom belde je daar dan niet aan?’

 ‘Ik vond het wel makkelijk om gelijk met u naar binnen te gaan.’

 ‘Woon je allang hier?’

‘Vier jaar.’

‘Zo, vier jaar al … vreemd …..ik heb je nog nooit eerder gezien.’

 ‘O,' zeg ik, ‘maar ìk ken u wel hoor!’

‘O ja?’

‘Jazeker, ik zie u en uw zus hier regelmatig in de hal wachten op Trevvel.’

‘O ja, nu zie ik het ook. Jij bent toch van die rolstoel.’

‘Drie maanden heb ik in een rolstoel gezeten, ja.’

‘En je lóópt nu weer … daarom herkende ik je niet … je bent nu ineens zo lang.’

 ‘Ja, ik zit al een week niet meer in die rolstoel. Lopen gaat nog niet zo goed ….moet nog flink oefenen.’

‘Nou, doe je best dan, hè, zal ik maar zeggen.

 

‘Trouwens, mevrouw, wel goed hoor, dat u me daarnet niet zo maar naar binnen liet gaan.’

‘Ja, ik ben niet meer zo goed van vertrouwen. Heeft vast met mijn leeftijd te maken.’

‘U bent een van de weinigen hier die nog een beetje oplet.’

 

‘Tja. Nou, we zijn op vier. Ik moet er hier uit … dag, ik hoop dat je weer snel  goed loopt.’

‘Geen probleem! Dag mevrouw. Fijne dag! O, hoe heet U’

‘Mevrouw van Dieren,’

‘Neen, ik bedoel wat is uw voornaam ... Ik heet Jos’.

‘O, nou oké dan, mijn naam is Mathilda. Fijne dag nog hoor,  Jos.’

maandag 5 februari 2024

TRANEN. op herhaling

Naarmate mijn vader ouder werd, vijfenzestig-plusser bedoel ik, kwamen zijn tranen steeds sneller. Had hij  een leuk cadeautje gekregen, een onverwacht uitstapje gemaakt of eens lekker met zijn familie gegeten, dan stamelde hij zijn dank, in een brabbeltaaltje, waarbij hij zijn tranen vaak de vrije loop liet.

Als Sparta alweer een aantal jaren in de eredivisie speelt, ga ik regelmatig kijken op het Kasteel, het stadion van Sparta in de wijk Spangen. Bij elke thuiswedstrijd sta ik te janken en dan ben ik pas zestig.

Vòòr aanvang van de wedstrijd wordt dan de Sparta-mars gespeeld en zo’n kleine tienduizend Sparta-supporters zingt dan uit volle borst mee. Luister op youtube.nl  maar eens naar de zang, tekst en muziek van de 'De Sparta Mars'.

Het gebeurt meestal halverwege het eerste couplet al, de tranen stromen en ik zing zoals mijn vader brabbelde … met dat vreemde piepstemmetje. Maar waarom?

Ik woon vanaf mijn derde jaar, in Spangen, schuin tegenover het Sparta-Kasteel. Vanaf mijn zevende ga ik onregelmatig met mijn vader mee, foebele kijken. We staan dan op de jongenstribune …  eigenlijk heb ik alleen maar leuke herinneringen. Ook dan wordt  voor aanvang van de wedstrijd de Sparta mars gespeeld en gezongen. Het is mij een raadsel, die tranen. Zou het zo zijn dat ik nog steeds heel betrokken ben bij het Sparta uit mijn jeugd ... 1959 landskampioen ... en dat de tranen vloeien bij de oude man, die ik nu ben, omdat hij die betrokkenheid van toen uit zijn jeugd node mist? Ach wat zou het? Laat ze maar lekker komen die tranen, laat het maar gewoon een raadsel blijven.

 

zondag 4 februari 2024

BLOEDPRIKKEN op herhaling

 De vrouw is nog redelijk slank. Ze heeft roodbruin lang haar en haar bleke gezicht is bedekt met sproeten. Ze draagt een spijkerjasje en een zwart-wit gestreepte, strak zittende broek. Haar man schat ik op 180 kilo, hun veel te dikke dochtertje van drie á vier jaar oud heeft een rond gezichtje met fors uitpuilende wangen en daartussen een opvallend varkensneusje. Ik zit in de wachtruimte van de prikkamer van het ziekenhuis. De vader kan nog net twee stoelen voor zichzelf bemachtigen. Het meisje schuift achter het kinderbureautje, pakt kleurpotloden, kleurboek en gaat aan de slag. Moeder trekt zich met een maandverbandtasje enigszins schichtig terug op het toilet, dat grenst aan de wachtruimte.

De oversizede vader straalt een weldadige rust uit. Zijn dochtertje kleurt en neuriet alsof het thuis is, vader streelt haar, liefdevol glimlachend over haar halflange blonde haar. De man maakt een krachtige en verzorgde indruk; is goed gekleed … zijn XXXL pantalon en dito geruit overhemd kleden hem bijzonder af … zijn weinige haar is strak op zijn hoofd gekamd.

Moeder komt terug, pakt een stoel en gaat achter haar dochter zitten. Vader en moeder wisselen een blik van verstandhouding … ook naar zijn vrouw heeft hij die zachtaardige liefdevolle aandacht.

 

“Er zijn er nog een heleboel voor je, hoor!” zegt een andere wachtende, die blijkbaar niet tegen stilte kan. Want elke minuut kreunt hij dat het wel erg lang duurt …….en dat het wel heel langzaam gaat allemaal. Hij probeert geregeld oogcontact te maken met medewachtenden. Maar de meesten zitten niet om een lulpraatje met hem verlegen.

 

“Die heeft nummer zeventien’, zegt de gehandicapte vrouw luid lachend tegen haar begeleidster, als een zwaar opgemaakte dame, met een vers, parmantig permanentje haar nummertje trekt. “Die zal nog even geduld moeten hebben, hi, hi.”

Die mevrouw met nummer zeventien ziet gelijk wat voor vlees ze in de kuip heeft en vat de opmerking als een lolletje op. Ze gaat tegenover haar zitten.

‘Ja, ik heb nummer zeventien. Welk nummer heeft u eigenlijk?”

“Ikke … eh … ik heb nummer twee en ik ben lekker zo aan de beurt!”

“Zullen we van nummertje ruilen?”

“Neeeee, u denkt toch zeker niet dat ik gek ben?”

‘’Maar natuurlijk denk ik dat niet’’ en meewarig lachend vist ze een Privé uit de oudbakken leesportefeuille op het lectuurtafeltje naast haar.

 

Ik heb nummer één; ben nu aan de beurt. Het bloed spuit gretig de buisjes in. Ik moet me elke drie maanden laten prikken. Daaruit moet dan blijken of m’n nieren en mijn schildklier het nog wel goed doen.

zaterdag 3 februari 2024

DE KIP (op herhaling)

Tom had wel trek in iets lekkers. Het eten in het vrouwenkamp was minder dan niet veel soeps …  een hapje rijst zou er wel bij hem ingaan..

De weg voerde door een stukje bush-bush langs de kazerne van de Japanse militairen. Achter de kazerne lag de kippenren, die grensde aan de keuken. Ongetwijfeld smikkelden de Jappen volop van de kippen en hun eieren. Tom was de smaak daarvan bijna vergeten.

Hij stond een beetje te hangen tegen het kippengaas. Vingers en neus erdoorheen, gezicht en armen er tegenaan gedrukt. Hij kakelde wat om de kippen te lokken maar het enige wat gebeurde is dat ze geschrokken wegrenden. Ondertussen maakte hij alsmaar schoppende bewegingen op de grond. Stilstaan kon hij niet. Opeens merkte hij dat er door zijn geschop een gat ontstond  tussen het gaas en de grond. Een klein gat, dat wel, maar als hij zo nog even door zou schoppen kon er misschien wel een kippetje door naar buiten glippen. Kakelend en schoppend ging hij zo nog even door, tot de opening groot genoeg was. Jappen waren er in geen velden of wegen te bekennen.

Hij hoefde niet lang te wachten. De kip met de grootste vrijheidsdrang werd razendsnel gevangen. Hij trapte het gat weer dicht en holde met de nog hysterisch kakelende kip naar zijn moeder. Zijn duim en wijsvinger knelden zich steeds vaster om het kippennekje. Aangekomen bij het vrouwenkamp was het beestje doodstil.

Geschrokken maar ook blij reageerde zijn moeder op Tom’s vangst. Ze was wel bang voor de reactie van de Jappen. Blij was ze met het lekkers. “Begraaf de kip voorlopig maar even, misschien kan ik hem vanavond klaarmaken”.

Dat is er nooit van gekomen. Aan het eind van de middag, stapten uit een grote stofwolk, veroorzaakt door de remmende legerjeep, drie kleine Japanse militairen.

Alle vrouwen en kinderen moesten zich verzamelen. De diefstal was ontdekt. De kip moest terug. De dader moest zich melden. Tom verschool zich achter moeders brede heupen. Nogmaals werd de dader bevolen zich bekend te maken. Tom trok aan moeders jurk en schopte in de grond.

Tante Mien, een nicht van Tom’s moeder,  werd door twee Jappen naar voren gesleurd. Jammerend en smekend, keek zij naar de groep vrouwen en kinderen. De diefstal moest bestraft worden. Deze vrouw of de werkelijke dief! Nog één kans kreeg de kippendief: ‘kom naar voren nu!’ Tom duwde zijn gezicht, de ogen stijf gesloten, in moeders rug …  knelde haar jurk in zijn samengebalde vuisten.

De straf werd meteen ten uitvoer gebracht. Een hartverscheurend gekrijs, een daverend mitrailleursalvo en dan, heel even, helemaal niks.

vrijdag 2 februari 2024

GEÏNTEGREERD? (op herhaling)

Aan de ene kant is ze hartstikke geïntegreerd. Ze praat plat Rotterdams en gaat bijna uitsluitend om met Nederlanders. Ze kiest zelf haar vriendjes. Anderzijds voelt ze zich als oudste dochter in het gezin verplicht om moeders taken over te nemen.

Ze belt haar chef: komt iets later op haar werk … iets … dat wordt twee en een halfuur. Minon is moe. Haar moeder is doodziek. Moet met spoed naar het ziekenhuis. Minon gaat mee met de ambulance. Ze heeft nu de zorg voor het hele gezin. Er zijn nog twee jongere zusjes, een klein broertje en haar vader natuurlijk. Naast haar 50-urige werkweek en haar studie economie aan de Erasmus-Universiteit zal ze nu ook moeten koken, afwassen en stofzuigen.

En….wat doet vader dan?

Niets … nou ja , niet niets natuurlijk, hij werkt hard.  Van ’s ochtends zes tot ’s avonds zes.

Verder … familie woont hier niet. Kennissen hebben ze ook niet.

Vader is hier al in 1970 gekomen.  Zeventien was hij toen. Kwam hier samen met een vriend … die is al weer een paar jaar dood.

Minon heeft zelf niet alléén Túrkse vrienden of vriendinnen. Van alles wat. Uithuwelijken??? Daar hoeven ze bij haar niet mee aan te komen. Zij kiest zelf haar huwelijkspartner wel!

Minon streelt over haar buikje, zichtbaar tussen het korte rose truitje en de laag op haar heupen hangende jeans. Ze is duidelijk trots op haar buikje. Haar chef heeft een grote dikke buik. Niet bepaald iets om trots op te zijn.

Iets lekkers slaat hij (en de anderen, ook veel te dikke dames en heren collega's) echter niet af. Minon is jarig. Daarom trakteert ze. Baklava. Een Turkse lekkernij: bestaat uit laagjes filodeeg, wat lijkt op bladerdeeg, gevuld met gemalen stukjes noot. Minon koos voor pistachenootjes. Aan plofbuiken denken ze nu maar even niet: smullen maar!


donderdag 1 februari 2024

GASTVRIJ (op herhaling)

 Verrot koud is het geworden. Mijn vriendin Cora en ik zijn bibberend op weg naar huis. Het feest was zo leuk dat we de tijd vergaten. De laatste bus is net weg dus moeten we het hele eind lopen. Zonder jas koelen we in onze bezwete kleren snel af. We houden elkaar stevig vast. In de smalle, donkere en verlaten straatjes achter het Centraal Station komt ons een stel tegemoet. Het spiegelbeeld van mij en Cora: hij, gekleed in strakke spijkerbroek en T-shirt; zij in een lange bloemetjesjurk. Hij, lang, donker krulhaar. Zij lang, steil, blond haar met bloemetjes er in.

Ook zij bibberend van de kou.

Het stel vraagt de weg naar de jeugdherberg. Voor Cora en mij maakt het niets uit dat ze Duitsers zijn. Niet alle Duitsers zijn klootzakken, toch? Cora en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “De jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier heel dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”:

“Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen’.”

We hebben ruimte genoeg en zijn zelf op onze liftvakanties in het buitenland ook vaak aan een slaapplek geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat we eens een keer iets terug kunnen doen.

Thuisgekomen drinken we, om een beetje warm te worden, een flesje wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn hier op doorreis naar Amsterdam. De vrouw blijkt zwanger, hoewel daar nog niets van te zien is. Met die zwangerschap is het stel allerminst gelukkig. Ze zijn op weg naar de abortuskliniek in Amsterdam.

De wijn heeft ons wat opgewarmd en slaperig gemaakt. We vertellen onze gasten dat we de volgende dag om zeven uur op moeten voor ons werk. Op de keukentafel zetten we wat klaar voor hun ontbijt en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.

Onze eerste indruk bij thuiskomst ’s avonds is, dat ze het huis keurig hebben achtergelaten. Ze hebben de afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens opgevouwen…….eigenlijk niet meer dan normaal.

Als achtergrondmuziekje bij het lezen van de krant, wil ik een pinkfloydje opzetten maar wat ik wil horen zit er niet bij.

“Aan wie heb jij Ummagumma uitgeleend, Cora?”

“Aan niemand.”

“Shit, ‘A saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”

Langzamerhand kom ik er achter dat alles van Pink Floyd en nog een aantal van onze favoriete elpees: Dylan, Stones, Mayall, weg zijn. Aan het eind van de dag maken we de balans op: behalve een flink aantal waardevolle elpees, is ook zo’n kleine driehonderd gulden cashgeld gejat. In onze naïviteit hebben we gastvrij onderdak geboden aan een koppel ‘Schweinhunde’, dat waarschijnlijk gedeeltelijk met onze poen hun ongewenst klein ’Schweinhuendschen’ laat afdrijven. Dat laatste vind ik al met al nog het minst erge.