Als ik als tiener een poosje van huis was geweest, riep mijn moeder tegenstrijdige gevoelens bij me op. Ze deed me gelukkig voelen, door tegen mij, mijn broertjes en zusjes te zeggen, dat ze zo blij was dat ik weer terug was.
Ik weet natuurlijk niet precies hoe ze was als ik er niet
was. Misschien had ik het mis maar het leek mij, dat ze vooral die eerste dag
dat ik weer thuis was, de hele tijd liep te stralen. Alsof ze ook tegen zichzèlf
alsmaar zei dat ze zo blij was dat ik er weer was. Ze wreef veel en vaak in haar
witte besproete handen, alsof ze warm
gewreven moesten worden. Maar het was
lang niet altijd koud als ze wreef, ook had ze het dan lekker naar haar zin.
Als ik nu, vele jaren na haar dood, aan haar terugdenk zie
ik haar zitten in dat hoekje van de woonkamer, vòòr het raam naar de keuken. Naast
de gaskachel. Van de televisie kon ze niks zien. Dat hoefde voor haar ook niet
zo nodig. Ze luisterde wel naar de tv, als een soort radio. Want ze reageerde
op liedjes van Rudi Carell, de Spelbrekers, op de grapjes van Snip en Snap of op een dagsluiting van bisschop Bluyssen.
Naar hem luisterde ze heel geconcentreerd, ook van die Bluys werd ze een beetje
blij. Diep In haar hart was ze nog altijd heel fijn katholiek, héél diep … bijna tè …
Op die eetstoel in de hoek van de woonkamer, zat ze tot een
uur of tien ’s avonds nog allerlei klusjes te doen. Naaiklusjes (sokken,
broeken, onderbroeken, maillots) meestal; soms ook papierwerk (invullen).
De televisie stond met zijn beeldbuisje altijd op mijn meestal zwaar ronkende vader
gericht. Mijn vader was trouwens nóóit zo uitbundig blij als ik weer thuis was na
een tijdje weg te zijn geweest. Het was nu ook weer niet zo, dat hij liever had
dat ik weggebleven was.
Mijn moeder had het er vaak met mij en (later) ook met mijn op
een na oudste zus over dat mijn vader in de Tweede Wereldoorlog in het
Jappenkamp heel erg zwaar mishandeld is. Daarom kon hij ook niet weten hoe hij
leuk en gezellig moest zijn bij zijn grote gezin. Dat valt natuurlijk ook nog
eens niet mee als je vader bent van zo’n gezin met tien kinderen. Maar ik
geloof dat dàt iets was, wat mijn moeder juist heel graag wilde: een groot
gezin. En dat van dat Jappenkamp was
natuurlijk al zo lang geleden gebeurd. In 1942. Daar was nu helaas op
korte termijn niks meer aan te veranderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten