zondag 31 juli 2022

OP DE TREIN SPRINGEN

 

Op de trein springen?

Afgelopen zaterdag heb ik het eerste ritje gemaakt op mijn nieuwe fiets. Het is een  gewone mountainbike geworden. Geen e-bike dus. Ik fiets met mijn buurman Cor (78), die wèl een e-bike heeft, een retourtje Hoek van Holland. De drukte rond het Zomercarnaval in het centrum van de stad gaan we uit de weg, door via de Maasboulevard en de Rotterdamsedijk  door Schiedam heen naar de Maas te fietsen. Eenmaal langs de rivier, is het één rechte weg  naar Hoek van Holland.

‘Hij fietst lekker, Cor.’

‘Wat is lekker, Jee?’

‘Mijn fiets, mijn nieuwe fiets, die fietst lekker!’

‘O, ja … ‘

Ik snap niet hoe hij er op komt maar hij schakelt probleemloos op iets anders over:  

‘Vroeger Jee, in de koude oorlog, had je maar twee landen met een atoombom: Rusland en Amerika. Nu komt de dreiging van maar liefst acht landen. China, India … Iran ...’

Daar stopt hij …  ik tel er niet meer dan vijf … dat zeg ik ook tegen Cor, waarop hij zegt:

‘Ja, ik ben inderdaad een beetje stijf.’

Hij is zo doof als een kwartel. Ik zal dat oude grapje eens met hem uithalen … :

Tamelijk hard zeg ik: ‘Cor.’

  ‘Ja,  Jee?’

 ‘Weet je, Cor: Van moguliadie word je doof!’.

‘Hè, wat zeg je nou, Jee?’

Dan zeg ik tamelijk hard en duidelijk: ‘Van masturberen word je doof!!’

‘Ha, ha, ha, flauw hoor,  Jee , da’s wel een heeele ouwe… eh, wat denk je  van die oorlog tussen Rusland en Oekraïne, dat maakt alles maar duurder; alleen door dat gas al. Een half jaar geleden kocht ik voor veertig euro voor  een hele week boodschappen. Nu ben ik al meer dan vijftig euro kwijt en dan zijn we er nog niet mee. ’

Op Cor zijn lippen en in zijn mondhoeken komen er van die witte spuugjes. Door de snelheid waarmee we fietsen waaien die kloddertjes soms ook op mijn gezicht.  Ik blijf daarom maar liever een stukje voor hem rijden.

Over de Nieuwe Waterweg komt ons een olietanker tegemoet. ‘Vroeger Jee, en nou praat ik over dertig, veertig jaar geleden, zei ik, op een zondag wel es tegen mijn vrouw: ‘Wil, zullen we eens gezellig een eindje gaan rijden, schat’ … met de auto bedoelde ik dan ... dat was nog leuk toen. Toen had je nog een volle tank benzine voor een tien gulden. De benzineprijs staat op recordhoogte; desalniettemin staan de Europese wegen stampvol files. … zwarte zaterdag vandaag, hè … reken maar dat die mensen zich rot schrikken als ze weten wat hun vakantie in totaal gekost heeft.  Ik voorspel je dat na de zomervakantie de verkoop van fietsen enorme push krijgt. Let op mijn woorden, Jee (en als Cor dat zegt, dan gaat hij met een arm zwaaien en met zijn vinger naar mij wijzen): … ‘niet alleen de minima komen krap te zitten, ook het middensegment zal afhankelijk worden van de  voedselbank.  ‘De rijke-pikken hebben niks te  klagen, Jee, want  … ‘

‘Mag ik nou even Cor, ik krijg nauwelijks de kans om wat te zeggen: ‘Wat ik onrechtvaardig vind, is de jubelton en dat huisjesmelkers en aandeelhouders geen belasting hoeven te betalen over hun verdiensten en dat de Shell miljarden winst in de knip houdt. Winst die gemaakt wordt in een tijd dat autorijders zich blauw betalen aan de peut. Zo kan ik nog wel even doorgaan. De kloof tussen arm en rijk wordt alsmaar groter maar dat is natuurlijk geen nieuws.’

We zijn nog maar amper bij Maassluis. Het gaat steeds meer betrekken. Het wordt ook steeds benauwder. Ik zeg:  ‘Cor, let op mijn woorden, het zou mij niet verbazen, als het zo dadelijk gaat regenen. Zullen we hier op de trein springen, terug naar Rotterdam?

‘Hier? Voor de trein springen, Jee? Nee toch?’ lacht Cor.

 

   

zaterdag 30 juli 2022

ONDER DE DOUCHE

 Aarzelend schuifelt Hanny de badkamer in. Carlos staat te neuriën onder de douche. 'Zou  hij wel willen, dat ik er bij kom staan?'

‘Best leuk als ze er ook onder komt,’ denkt hij.

‘Maakt niet uit. Of hij het nou wel of niet leuk vindt, ik doe het gewoon!’ Ze is nog aangekleed. Alleen het geluid van water is te horen. Ik zeep haar  groene craquelé bloes in.

‘Kleed je je niet uit, lieverd?’  Zwijgend knoopt ze haar bloes los. Doet ze haar spijkerbroek uit. Het zwempak zit wat strak om haar lijf. Overtollige kilootjes van na de zwangerschap.

Ze is anders als voorheen … niet meer ‘de oude Hanny’. Vrolijk, levendig, gezellig was ze altijd. Stilletjes is ze nu. Elders met haar gedachten. Sombere gevoelens. Heel begrijpelijk. Het kindje, dat ze negen maanden bij zich droeg, een jongetje,  is bij zijn geboorte overleden. Gewurgd door zijn eigen navelstreng. Komt de verloskundige drie minuten eerder dan is er niks aan de hand. Maar wat heb je er aan  om iemand de schuld in de schoenen te schuiven. Het kleine mannetje is dood. Vreselijk. Maar niks meer aan te doen.

Hanny knijpt  aanstaande vader Ludo, bont en blauw tijdens de bevalling. Hier en daar zelfs tot bloedens toe. Samen puffen ze er flink op los … en eindelijk … daar is hij dan, de baby. Eerder dan Hanny ziet hij: deze baby is zwart. Ludo en Hanny zijn allebei spierwit. In één seconde verdampt Ludo ‘s compassie met Hanny en haar baby .. haar baby …  niet de zijne.

’Carlos!’ schreeuwt hij uit. Hij rukt zijn arm los uit haar omklemming … ’dat jong is niet van mij. Hij is van Carlos, godverdomme, de klootzak. Ik maak hem af!’

Voor Ludo is het over en sluiten. Alles wat hem hier bond is in een klap verdwenen. Hij stapt naar buiten. Klapt de deur achter zich dicht. Laat Hanny in wanhoop achter.

Haar trouwe Ludo zal ze nooit meer zien. Tijdens de zwangerschap is Ludo een voorbeeldige aanstaande vader. Niets is hem te veel. Hij doet de laatste twee, drie maanden, het hele huishouden, naast zijn drukke fulltime baan.

‘Lieve schat,‘ zegt hij, ’je doet gewoon alleen wat je aan kunt en de rest  laat je voor mij liggen. Vind ik helemaal niet erg.' Ludo doet wat hij belooft! Ze doen zwangerschapsyoga: 'samen leren puffen'. Normaal gesproken heeft hij een pesthekel aan dat zweverige yogagedoe. Nu doet hij het graag voor haar.  

Sedert de bevalling  nu bijna een maand geleden heeft Carlos haar niet meer zien lachen. Hanny is nog steeds depressief.  Logisch. Ze laat zich graag door me wassen, dat ontspant haar wat, merk ik. Ik bevrijd haar eerst uit haar knellende badpak. Zeep haar lijf in. Ik verbaas me nog steeds over haar kleine borstjes.  Mijn morbide geest maakt borsten blijkbaar groter dan ze in werkelijkheid zijn. Ik spoel de zeepresten nog even  van haar af, voordat ik uit de douche stap. Hanny blijft nog heel even staan poedelen en komt er dan onder vandaan.  Ze vindt het fijn als ik haar afdroog.

vrijdag 29 juli 2022

DOELMAN

 In de kleedkamer van H.O.V. (Hoop Op Vooruitgang) een Crooswijkse voetbalvereniging, zie ik mezelf in de spiegel. Mijn gezicht heeft een metamorfose ondergaan. Het zit vol koffiekleurige vlekken. Wondjes op mijn voorhoofd, sommige etterend andere rosékleurig bloedend. Van mijn schedel sijpelt het bloed via mijn voorhoofd verder door naar mijn gezicht. Het prikt in mijn ogen. Ook voel ik in mijn nek iets kriebelend bewegen naar mijn rug toe. Mijn neus is diep paars maar dat is die vandaag niet voor het eerst. Tanden zie ik nauwelijks en wat er nog van rest is zwart.

Om mij heen staan mij onbekende mannen zich om te kleden.  Het clubshirt is rood-wit verticaal gestreept  .. het voetbalbroekje zwart.  Ik heb zo’n shirtje niet aan. Wel sta ik op splinternieuwe roze voetbalschoenen van het merk  Umbro, zonder veters. Ik heb  een goedkope trainingsbroek aan. Gekocht op de rommelmarkt voor een euro. Een door mijn vrouw gebreide zwarte trui draag ik met vòòrop , ingebreid, een grote knalgele smiley.

Alsof het zo afgesproken is, kijken alle mannen mijn kant op. Het zijn precies tien mannen.  Ze wijzen allemaal tegelijk naar mij en beginnen hard te lachen … met hun grote, grove  bekken wagenwijd open …. ha ha ha ha …. het gaat mij door merg en been …  het klinkt beangstigend.

Ze gooien plotseling, zomaar ineens, hun voetbalschoenen naar me toe, niet zo erg hard, maar ik voel het wel. Een inwijdingsritueel ?  Sommige schoenen raken mijn toch al gehavende hoofd. Met één schoen wordt, expres, de spiegel kapot gegooid. Ik blijf verbijsterd kijken naar mijn gebarsten spiegelbeeld …  de mannen om me heen hebben dolle voetbalpret.

Een van de mannen komt met roze veters op me af, trekt ze pesterig om mijn hals maar doet ze tenslotte gewoon in mijn Umbro’s. Een ander komt met een grote schaar naar me toe en hij knipt de grote smiley uit de door mijn vrouw gebreide zwarte trui.

Als iedereen omgekleed is, komt een lange man in een beige  regenjas  binnen. Hij, een bestuursman, heeft een dikke sigaar tussen zijn lippen. Geeft iedereen een stevige handdruk. Met een gulle lach doet hij mij een paar keepershandschoenen aan.  Het bestuurslid beukt mij vriendschappelijk op mijn schouder.

Dan duwen de rood-witte mannen mij de kleedkamer uit, een voetbalveld op : … ‘Jij bent onze doelman, jij staat in de goal, jij gaat alle ballen tegenhouden, man!’ Schreeuwen de mannen door elkaar heen, naar mij.  Ik word in het doel gezet en ga over de doellijn heen en weer lopen. Van linkerpaal tot rechterpaal en weer terug. Met grote passen loop ik even later ook over de andere witte lijnen vlakbij het  doel. Nu eens heen dan weer terug. Mijn warming-up.  Op een dikke witte stip op circa 9 meter van het doel blijf ik stokstijf staan.

Een man in een zwart tenue komt, blazend op zijn fluitje, enigszins verwijfd op mij af gehuppeld en bekijkt mijn gehavende gezicht van alle kanten. Naast hem staat een verzorger met een waterzak  tussen zijn benen. Hij heeft een spons in zijn hand. Op een fluitsignaal van de man in het zwart veegt de verzorger hardvochtig het bloed van mijn hoofd en dept met een boerenzakdoek mijn gezicht. De koffiebruine vlekken vervellen al, als derdegraads brandwonden.

 

De verzorger haalt  een bivakmuts uit zijn binnenzak. De man in het zwart trekt die muts  geroutineerd over mijn hoofd. De wedstrijd kan nu beginnen. Nu is er geen bloed meer te zien.. Ik word door de rood-witte mannen midden op de doellijn gezet. Maar hoe ik ook spring en  hoe ik ook duik, geen bal houd ik tegen. Het eindigt er mee dat ik maar liefst elf maal heb moeten vissen. Tien razende rood-witte mannen vloeken en tieren tegen mij. Het was allerminst een droomdebuut eerder een benauwende nachtmerrie.

Daar ontwaak ik godzijdank uit. Mijn hoofd ligt op de grote, ronde, door mijn vrouw gebreide, knal gele smiley. Die zit onder de bloedvlekken.  Een aantal kleine wondjes op mijn voorhoofd is opengesprongen …  of misschien heb ik die zelf wel open gekrabbeld, dat kan natuurlijk ook.       

donderdag 28 juli 2022

NAT

Pokkenweer! Hier en daar een bui heet dat ... vandaag meer hier dan daar. Binnen twee minuten ben ik zeiknat geregend. Regenpak heb ik thuis laten liggen. Lekker slim. Over een uur word ik verwacht bij mijn IFFR-vriendin Mina. Tijd niet gezien. Ik heb haar leren kennen op het (IFFR)Internationaal FilmFestival Rotterdam. Wij werken daar elk jaar als vrijwilliger. Kaartjes controleren en gratis veel films kijken. Daar is alleen de laatste jaren vanwege de corona niks van gekomen. Allebei zijn we dol op film. Zowel thuis als in de bios. We hebben een lunchafspraak om half een. Mina woont hooguit vijf minuten fietsen hier vandaan. Het is nu pas half twaalf. Veel te vroeg om bij haar aan te komen.

Om de tijd te doden ga ik even naar Dudok, een cappuccinootje scoren ... Volkskrantje lezen.

Godver, wat ben ik doorweekt.  Bij Dudok loop ik te soppen in mijn schoenen. Ik laat een langgerekt waterspoor achter. Van de ingang tot hier, naast m´n tafeltje. Om mijn schoenen heen ontstaat een klein vijvertje. Gelukkig is het niet koud.

´Wat had u gewenst meneer?´ vraagt de ober.

´Eh, … tsja, nou, doet u mij maar wat droge kleren, maatje 52, een paar droge zwarte schoenen, maat 46 en een cappuccino!'

'Neen  meneer, aan  kleren kan ik u helaas niet helpen; schoenen heb ik wèl maar 45 is de grootste maat die ik heb staan. De cappuccino kan ik u zo dadelijk brengen.’

Die ober heeft duidelijk gevoel voor humor.'Goed, doe alleen die cappuccino dan maar.'

Aan de grote tafel voor me, zit een stel mannen; maatkostuums, witte overhemden, stropdassen hoogstwaarschijnlijk type bestuurder groot bedrijf.  Een van staat iets te luidruchtig afscheid te nemen van zijn medebestuurders. De overige gasten van Dudok hebben er niks mee te maken dat die persoon straks voor de Shell in Nigeria gaat werken. Fijn, dat hij niet zo lang speecht. Hij vouwt het papiertje met zijn toespraak op en stopt het in de binnenzak van zijn jas. Dan doet hij vrij abrupt een stap naar voren en glijdt uit over de natte vloer.

‘Godverdegodver,’ hoor ik … zijn chique beige regenjas is van zijn kont tot aan zijn hielen zeiknat.

‘Ach,' grapt een collega, 'tegen de tijd dat je in Ghana bent aangekomen, is je jas wel weer droog.’

‘Ik ga helemaal niet naar Ghana, man, ik ga naar Nigeria, dat is nogal wat anders.......tssssj!' Hij is echt nijdig.

Er wordt uitgebreid afscheid genomen. Hem wordt succes gewenst.  Het is tijd om te gaan: hij trekt zijn koffer, een Oilily Upright, in de richting van de uitgang. Daar staat een taxichauffeur te wachten. Nog één keer draait hij zich om, zwaait naar zijn oud collega's en roept veel te protserig  gedag en verdwijnt uit beeld.

Ik kijk even in de krant of er straks nog een leuke film draait. Om vier uur vanmiddag draait in Cinerama de film ‘Elvis’. Houden we allebei wel van! Zeker weten! Gaan we daar na de lunch heen.  

Nu kan ik onderhand wel bij Mina aankomen. Gelukkig is het nu even droog.

woensdag 27 juli 2022

AFGEKICKT

Bernd en ik hebben op de centrale bibliotheek afgesproken. Hij is bij mij aangemeld door Samenspraak, een club die conversatie organiseert voor migranten. Ik ben daar vrijwilliger. Bernd wil beter Nederlands leren praten ... dat kan bijvoorbeeld door een of twee keer per week een uurtje te praten met iemand die de Nederlandse taal goed beheerst. Nederlands sprekende vrienden heeft hij niet en daarom meldde hij zich dus bij Samenspraak.

Bernd komt uit Litouwen en woont vier jaar in Nederland. Hij is tweeëndertig;  spreekt al redelijk Nederlands. Bijzonder openhartig vertelt hij,  dat hij ‘een beetje’ mensenschuw is en ook ‘een beetje’ autistisch. 

Zijn twee broers zijn nu hier op bezoek. Hij laat ze dezer dagen de leuke plekjes van Rotterdam zien. Zijn broers zijn muzikaal. De een speelt cello; de ander orgel. Zij hebben hun school afgemaakt. De een is advocaat de ander architect. Bernd voelt zich ten opzichte van hen de mindere .. ‘mislukt’ noemt hij zichzelf somber. In plaats van naar school te gaan, is hij hier verslaafd geraakt aan heroïne. Vijf maanden geleden is hij daarvan afgekickt en nu slikt hij nog methadon als pijnstiller.

Bernd heeft duidelijk problemen. Ik vraag me af of ik er goed aan doe om hem voor de taallessen in huis te halen. Ex-heroïneklantjes zijn nogal labiel … moet ik in mijn eigen huis extra opletten of hij weer terugvalt in zijn verslaving?  Dat is niet zo’n goede gedachte om de conversatie mee te beginnen.  Ik heb het er met mijn vriend Bert over gehad en die raadt het mij ten stelligste af om bij mij thuis les te geven … hij werd zelfs al een beetje boos op mij, terwijl ik überhaupt nog niet eens besloten heb om met Bernd in zee te gaan. Met mijn buren praat ik er maar helemaal niet over; ik weet zeker dat ze alleen al panisch reageren op het woord ‘heroïne’. Een paar van mijn broers en zussen stuur ik een appje met de vraag hoe zij er over denken. Die zullen morgen wel reageren.   

Tja, zo te zien en te horen is hij heus wel een aardige, actieve man. Bernd zit ook op een sportschool en doet daar Mixed martial arts, meestal afgekort tot MMA, Dat is een multidisciplinaire vecht- en zelfverdedigingssport. Hij heeft stevige biceps; zijn nek is ook behoorlijk gespierd.

Ik voel twijfel om met van hem van start te gaan. Behalve met sommige hier boven genoemde zaken zit ik ook met het leeftijdsverschil: Bernd is tweeëndertig jaar en ik ben tweeënzeventig. Zou het niet beter zijn om te proberen hem te matchen met een jonger persoon? Ik denk nu van wel ...     

  

De naam ‘Bernd’ is om privacyredenen gefingeerd.

dinsdag 26 juli 2022

TROUW FIETSJE ...

Na de uitvaart van Els ben ik om  kwart voor twaalf weer thuis , in het altijd zo feeërieke Prinsenland. Ik ben nog behoorlijk verward. Wezenloos zo’n afscheid van een geliefde.  Zin om te eten heb ik niet. Die plak uitvaart-cake zit verstopt mijn strot nog.  

Normaal gesproken was ik op de fiets naar Els gegaan maar het regende vanmorgen vroeg dus sprong ik op de metro en later op tram 7.  Ik had te weinig beweging gehad, dus ik besloot een paar uurtjes te gaan fietsen. Zo gezegd, zo gedaan (bluhhh wat een cliché). Dus ik spring op de fiets.

Nog geen vijf minuten ben ik van huis of mijn ketting pleurt er af. Tien minuten ben ik aan het klooien om die ketting weer op zijn (of haar) plaats te krijgen. Mijn handen zijn smerig en pikzwart. Dat zwart zit, nu ik dit zit te tikken, nog steeds onder mijn nagels. In mijn hele huis is geen nagelborsteltje te vinden. Dan morgen maar naar Kruidvat en dan borstelen. Goed, de ketting zit er dus weer op … fietsen dus. Ik stap op de fiets en ja, echt waar, de ketting rot er weer af.

Er zit niks anders op dan met de fiets aan de hand naar huis te lopen. Met die gore zwarte handen aan mijn schone handvaten (de handvaten willen dat helemaal niet!). Onder weg probeer ik met een paar plukken gras de ergste smerigheid van mijn handen te poetsen. Dat lukt amper. Ik ben d’r niet zo tevreden over.(De handvaten wel.)   

Vijf minuten fietsen is twintig minuten lopen. Ik ben nu bijna thuis. Mijn buurman Cor staat zijn auto te poetsen. Ik vraag hem naar de dichtstbijzijnde fietsenmaker, want hij heeft behalve die auto ook nog een fiets. Hij weet een fietsenmaker. Tegenover de Lidl. GVD! Dat is twee minuten van waar mijn ketting eraf vloog. Kan ik weer twintig minuten terùg  gaan lopen … klote … maar goed  voor mijn conditie. Dat wel.

‘Ik hoop dat u mijn fiets kunt repareren,’ zeg ik tegen de fietsenmaker. Ik vrees het ergste. ‘Ik zal de fiets eerst even ophangen.’ (Mijn fietsje  schrikt zich dood. ‘Rustig maar’ mompel ik, ‘komt goed.’) De fietsenmaker hangt de fiets op aan twee haken. Een van voren en een van achteren. Hij kijkt er twee minuten naar: ‘Nieuw wiel, nieuwe as, nieuwe remmen, dat gaat u ongeveer vierhonderd euro kosten. Ik zal u eerlijk zeggen dat ie dat niet meer waard is. U kunt uw geld beter investeren in een andere fiets.’

’Ik dacht dat ik door de grond zakte.  Onderweg naar huis ben ik helemaal confuus … ik ben alleen, niemand om mee te praten. Ik praat hardop in mezelf…  tegen mijn fietsje:  ‘ruim twaalf jaar heb ik met jou  … mijn ouwe trouwe fietsje,  met eenentwintig versnellingen … samen heel Europa doorgefietst … wat zal ik je missen. Sorry, ik zet je in de berging achter die logge reservefiets, met die terugtraprem en zonder versnellingen; jou zal ik nooit vergeten. Die ongemakkelijke fiets zal ik voorlopig moeten gebruiken, tot ik een nieuwe gevonden heb. Ik schaam me de ogen uit mijn hoofd dat ik af en toe denk aan een e-bike, terwijl ik die dingen vervloek.  Het zou ook een tweedehands mountainbike kunnen worden. Stop thinking! Het verlies van jou is nog te vers om bezig te zijn met een vervanger.’

 

maandag 25 juli 2022

WANDELEN IN SCHIEDAM

Vandaag  ga ik  voor het eerst weer wandelen. Ik vind het echt vurrukkuluk hoe ik verwelkomd word na de wekenlange knieblessure. Ik denk nog: ik ga nooit meer zo achterlijk dansen maar tegelijk denk ik, dat het toch ook wel weer leuk is om zo enthousiast onthaald te worden, door zo’n stel aardige vrouwen.  Wandelen naar Schiedam nog wel! We zijn met zijn negenen in mijn geliefde geboortestad. Wat heeft Schiedam toch een leuk pittoresk klein binnenstadje. We komen langs Beatrix, die discotent waar ik mijn knieblessure op liep. Gelukkig heb ik er geen last meer van. Veel wind hier. De haren van de dames waaien in de war. De mijne niet. Ik heb nauwelijks haar. Bovendien heb ik een pet op.

We lopen vandaag eigenlijk niet zo veel … voor een wandelclub althans … maar dat maakt me geen moer uit. Ik vind het sowieso fijn om in Schiedam te zijn. Al zouden we hier alleen maar een uur stil staan. We weten niet goed wat we precies moeten doen. Bij de VVV kunnen we niet terecht. Is op  maandag gesloten. Na enig aarzelen vertrouwen we toch maar op onze eigen voelsprieten. Die voelsprieten leiden ons naar leuke plekjes: schilderachtige straatjes, mooie geveltjes, molens, de bibliotheek, het chocolademuseum en- werkplaats, boten, poëzie op oude gevels  en fel gekleurde fietswrakken. In het chocolademuseum worden bonbons per stuk (razend lekker maar duur!)verkocht. Een leuke jongeman, duidelijk een transgender, gekapt en gekleed als jongedame, doet vrolijk uit de doeken hoe ze er daar chocola van kunnen maken. Ik besluit geen chocola te kopen. Het is te warm, dan smelt het.

Ik heb onderhand trouwens wel trek in een jonge jenever maar het jenevermuseum is helaas ook al gesloten. Volgende keer moeten we maar op een andere dag dan maandag gaan wandelen dan zijn alle musea tenminste open. Desalniettemin een prima idee om naar Schiedam te gaan, hoor. 

Ik merk, dat ik steeds loop te speuren naar oude bekenden. Soms denk ik, hé, daar zit Paul, mijn zwager maar dan moet ik mezelf toch weer corrigeren. Mijn zwager heeft altijd een grote bek en deze man praat gewoon rustig en vriendelijk. Mijn zwager is niet onvriendelijk, hoor maar die grote bek zit gewoon in zijn genen. Daar kan hij ook niks aan doen. En we weten niet waar dat vandaan komt want hij is destijds  geadopteerd en dat is op zich al vervelend genoeg. Bovendien herinner ik me nu ineens, dat vandaag 25 juli mijn zus Trinie jarig is. Ze is twee jaar jonger dan ik. Zeventig geworden dus. Ze is getrouwd met Paul. Dus die zit vandaag gewoon thuis (ook in Schiedam) om de verjaardagsvisite te vermaken.

Op het terrasje van de Schiedamse bibliotheek, drinken we als groep koffie, cappuccino, ice tea, spa rood en een biertje (dat laatste is voor mij; ik kreeg hoofdpijn, het seintje om aan de alcohol te gaan). Enkele groepsleden vragen me (heel bezorgd) of het wel goed gaat met mijn knie. Prima, zeg ik, ik heb meer last van hoofdpijn dan van mijn knie. Ik betaal 2,75 euro voor mijn pilsje. Dat valt nog mee. Ik heb al eens 4 euro betaald. Ik hoor dat er in Rotterdam een tent is waar je 9 euro betaalt voor een roseetje.

Op de terugweg komen we langs de oude Singelkerk ook wel de Liduinakerk genaamd. Ik hoorde van een vervelende ex-vriendin van me, dat eens per jaar, in die kerk Rooms-Katholieke honden uit Schiedam en omgeving massaal gedoopt worden. Die ex-vriendin kon uitstekend liegen dus het zal wel niet waar zijn, hoop ik.

zondag 24 juli 2022

ZE WAS EEN GOEDE VRIENDIN.

Nog steeds ben ik in shock van het overlijden van Els. Ik ben ruim veertig jaar bevriend met haar geweest. Dezer dagen komen telkens weer gedachten bovendrijven over momenten die ik, mijn ex Carola en onze kinderen, met haar hebben meegemaakt.  Ze woont in de zeventiger jaren bij ons aan de overkant, een stuk meer richting de Gordelweg. Vòòrdat ik haar echt leer kennen, zie ik haar al vaak vanuit ons huis voorbij komen. Ik kijk wel eens uit het keukenraam (op 3 hoog) als ik sta te koken. Zo rond half zes, dan zie ik haar van de tram naar huis lopen. Komt ze uit haar werk. Els heeft een heel eigenaardig makkelijk herkenbaar loopje, huppelend bijna. Een heel gewone vrouw is ze, slank, circa 1.75m, blond, stijl haar en ze draagt een bril.  .

In het begin van de zeventiger jaren wordt ik lid van Communistische Partij Nederland (CPN). Daar zie ik haar voor het eerst van dichtbij. Op de eerste ledenvergadering word ik vriendelijk en vrolijk door Els welkom geheten.  Ik vertel dat ik haar herken van het bij mij voorbij komen. Ze moet daar hard om lachen, eigenlijk een beetje tè hard vind ik maar zo lacht ze nu eenmaal altijd. Els d’r stem is ook vrij schel. Haar ogen stralen alsof het proletariaat de revolutie al gewonnen heeft. Vanuit de CPN wordt het initiatief genomen om een Huurdervereniging voor het Oude Noorden op te richten.  De huizen daar zijn stuk voor stuk schamel, er worden  veel te hoge huren gevraagd, onderhoud wordt nauwelijks gepleegd …  en elk jaar moet die huur weer met  5, 6, of 7% procent omhoog.  Carola wil geen lid worden van de CPN maar wel meedoen met de huuractie. Els en Carola lopen op de Zwartjanstraat met sandwichborden over hun lijf: bewoners worden zo opgeroepen lid te worden van de huurdersvereniging.  Het wordt een groot succes. In een mum van tijd zijn er wel duizend leden. Els wordt een strijdbare voorzitter, Carola secretaris en ik penningmeester.

Door die huurdersvereniging en de CPN raken Carola, Els en ik steeds meer bevriend. We zien elkaar op vele verjaardagen en we gaan ook samen naar theater, bioscoop en concerten van de Rolling Stones, Bob Dylan en Pink Floyd.  Toen Carola en ik eind zeventiger begin tachtiger jaren kinderen kregen wordt Els de favoriete tante van onze zonen. Zij is zelf ook dol op ze. Dat blijft zo, ook als ze wat groter worden. Nooit komt ze met lege handen maar wèl altijd met hetzelfde: één zakje ‘Els-koeken’ dat ze samen eerlijk moeten delen

In 1981 lopen Els, Carola, ik en onze peuter-zonen, samen met honderdduizenden anderen, mee  in de demonstratie ‘Stop de neutronenbom.’

In de loop der jaren ontwikkelen Els en Carola een hechte vriendschap. Ik heb me daardoor nooit verwaarloosd gevoeld. Els vormt samen met  Carola en Koos (een vriend van Els) een koortje. Els en Koos spelen gitaar en Carola viool. Ze zingen allerlei vrolijke liedjes uit verschillende landen, ook Nederland natuurlijk: ‘Donna,‘ ‘Naar de speeltuin’, ‘Jo met de banjo’, ‘Blowin’ in the wind’, ‘Pour moi la vie va commencer’ en nog veel meer. Bij ons thuis wordt gerepeteerd. Optreden doen ze in bejaardenhuizen en buurthuizen.

Zeven jaar geleden scheiden Carola en ik. Sindsdien heb ik Els niet meer gezien. Drie jaar terug  hoor ik van een kennis dat Els Altzheimer heeft ..  woensdag jl. appt Carola me over het overlijden van haar die dag, vroeg in de ochtend.  Carola appt me: ‘haar lichamelijk lijden ging nog wel, maar haar langzaam geestelijk verdwijnen uit de werkelijkheid was gruwelijk. ‘

Jarenlang was Els een trouwe, strijdbare en vrolijke vriendin. Aanstaande dinsdag neem ik afscheid van haar.                

 

De namen Carola,Els en Koos zijn om privacy- redenen gefingeerd.

zaterdag 23 juli 2022

CHARLEY CHAPLIN

 

‘U bent de enige in de zaal mevrouw’, zegt de kassière. Ik mag zelf weten waar ik ga zitten. De film over Charley Chaplin draait in zaal 1. Ik ben in bioscoop KINO.  Voor me in het donkere gangetje naar zaal 1 loopt iemand, een man, denk ik. Ook richting zaal 1. Hij houdt de deur voor me open en zegt:

‘O, gelukkig, zit ik toch niet helemaal alleen in de zaal. Ik heb mijn kaartje gisteren al gereserveerd, via internet, toen was ik ook nog de enige. Je zit toch niet toevallig op stoel 10 van rij 9? vraagt hij.

‘Neen, ik mag gaan zitten waar ik wil.’ Ze gaat zitten in rij 6; stoel 8. Aardige man wel, lijkt me … hij heeft een heel prettige stem.

We zijn inderdaad de enige twee bezoekers van deze voorstelling. Het voorprogramma  is niet echt boeiend. Reclame voor behang, m&m’s, lays, brillen, vakanties, bier, frisdrank. En previews. Er worden ook voorstukjes vertoond van Lawrence of Arabia. Die film is al meer dan 50 jaar oud. Komt binnenkort weer in Kino.

De man die achter me zit, loopt opeens de zaal uit.

‘Ik kom zo nog wel terug, hoor!’

Dat moet hij wel tegen mij hebben, want d’r zit hier verder niemand. Ik lach maar een beetje, niet zo hard maar toch zó hard dat hij het kan horen. Vreemd, dat hij nu nog de zaal uit gaat. Hij zit hier al zeker 10 minuten naar die stomme reclames en previews te kijken en net nu die film zowat gaat beginnen loopt ie de zaal uit. Misschien heeft ie nu ineens dorst gekregen … van die reclames voor bier en frisdrank … of  misschien moet hij plassen, dat kan natuurlijk ook maar daar had hij ook wel wat eerder aan kunnen denken ... Jemig, waar maak ik me druk over. Ik hoop alleen niet dat hij met zo’n reuzenbeker popcorn terugkomt. Want dat is echt een ellende … zo vlak achter me nog wel. Op het scherm worden nu regeltjes getoond bellen, eten en afval in de zaal.

Oh kijk, daar is hij al weer. Heeft hij toch niets gemist. Zo te zien heeft hij niks gekocht. Hij heeft tenminste niks in zijn handen. Zal hij wel naar het toilet geweest zijn. Ik kan hem trouwens nu iets beter zien. Mijn ogen zijn wat meer gewend aan het donker.  Hij is vrij groot, een meter tachtig schat ik. Kaal, een veertiger, om en nabij. Nou, volgens mij duurt het voorprogramma langer dan normaal.

Achter me hoor ik wat vallen.

‘Godver!’ hoor ik. Als ik heel even vlug omkijk zie ik alleen maar lege bioscoopstoelen. Hem zie ik nergens. ‘Jezus!’ hoor ik en geschuifel. Ik zie hem nog steeds niet. O, daar is hij, ik zie hem opstaan maar ook gelijk weer wegduiken tussen de stoelen. ‘Yes!’ klinkt het dan opgelucht. Hij staat wel behoorlijk stram op. Zal hij toch geen veertiger zijn … vijftiger of zestiger zelfs misschien. Ik kijk weer gauw voor me … kom hier tenslotte voor de film. Die lijkt nu eindelijk te beginnen: ‘De geschiedenis van Charley Chaplin.’

‘Goeie film, hè,’ zeg ik na afloop tegen mijn medebezoeker, achter me. ‘Ik ben helemaal overdonderd. Ik wist helemaal niets van Charley Chaplin af.’ 

‘Zeker een goeie film’ zegt hij. ‘Ik heb al eens wat over hem gelezen. Wist alleen nog niet dat hij pedoseksueel was.’

Nu ik die man zo in het volle zaallicht aankijk, zie ik pas dat hij een zeventiger moet zijn, zeker weten!

‘Nou, fijne middag verder, meneer.’  

‘Ja, mooie dag, mevrouw.’          

 

vrijdag 22 juli 2022

GRATIE VERLEEND

Het is al heel wat jaartjes geleden dat ik in café Boudewijn op de Nieuwe Binnenweg was. Met mijn vriend Bert stap ik daar vanmiddag binnen, na een bezoek aan het Dépôt (spreek uit: deepoo, of in plat Rotterdams: De Pot). Dat is die schilderijenopslagplaats van Museum Boymans van-Beuningen. We sterven van de dorst na al dat trappenlopen in die penetrante zweetlucht. Het is bijna 30 graden.

De deur van Boudewijn staat wagenwijd open. De airco staat op zijn hoogst. Lekker milieuvriendelijk, meneer Boudewijn! Bert zegt dat er helemaal geen meneer Boudewijn bestaat. De eigenaar van deze zaak zelf is een tot 9 jaar gevangenisstraf veroordeelde drugscrimineel, een aan lager wal geraakte leraar Frans. Hij zit nu al 7 weer jaar vast dus hij zal binnenkort wel gratie krijgen, net als quizmaster annex drugsdealer Frank Masmeier. Die is immers ook veroordeeld tot 9 jaar en krijgt al na  7,5 jaar gratie. Hoezo? Daar heeft het klootjesvolk niks mee nodig!  Het is zomaar een positief signaal naar adspirant drugsdealers.

‘Twee maal een kopstoot’ roep ik naar Marlies. Ik ken haar niet maar ze heeft een button met haar naam op haar borst. Ziet er leuk uit.

‘Een kopstoot?’ vraagt ze.

‘Ja, een kopstoot!  Weet je niet wat dat is? Werk je hier nog maar net soms?’

‘ Ja ik ben nieuw hier, vanmiddag begonnen. Kom uit het onderwijs; daar werd ik gillend gek. Dus als je me even wil zeggen wat je met die kopstoot bedoelt?’

 ‘Dat is een glaasje jonge jenever en een pilsje.’ Dat heeft ze snel door. Binnen de minuut slaan we de kopstoot achterover.

 ‘Marlies: doe er nog maar twee. Zoveel alcohol binnen vijf minuten naar binnen klokken geeft de gewenste boost.

Bert moet nu al weer pissen. Hij is net nog in het Dépôt geweest. Tegenwoordig moet hij  drie keer per uur, die zeikerd. Maar goed, maakt niet uit. Beter dan dat ie het in zijn broek doet. Ik kijk es even rond of ik nog oude bekenden zie. Jaren terug was ‘Boudewijn’ onze stamkroeg.

Zie ik ineens Theo binnen komen. Mooie kop met haar nog … wel helemaal grijs … mooi grijs, wit bijna. Hij gaat aan de bar staan. ‘

‘Meneer, mag ik u wat vragen? zeg ik.

‘Ja natuurlijk ,’ zegt hij en hij kijkt me aan met zo’n gezicht van: kom maar op met je vraag.

‘Bent u misschien Theo Weins’

 Natuurlijk zegt hij ‘ja’ want ik vroeg  naar de bekende weg.

‘ Maar wie ben jij dan?’

 ‘Leo Spieringshoek, we hebben hier nog  in deze wijk gewerkt. Aan de Stadsvernieuwing in de wijk Cool.  Ik was daar bouwkundige en jij maatschappelijk werker.

‘Ja, Leo, als ik aan die vreselijke Bouman-familie denk …  die terroriseerde echt de buurt. Wij, werkers, waren allemaal als de dood voor ze,’ zegt Theo terwijl zijn gezicht wit wegtrekt.

‘Marlies, doe me nog maar een kopstoot en geef meneer hier er ook maar een op mijn rekening, dat kan hij nu wel gebruiken.’

‘Ja, meneer, voor u ook? vraagt ze lachend aan Theo.

‘Doe maar voor ‘n keertje.’

Daar komt Bert aanzwalken. Die kan het beter bij koffie houden.

‘Marlies, doe Bert een cappuccino maar die betaalt hij zelf … Bert, dit is Theo, een oud collega; Theo, dit is mijn vriend Bert. Zeg Theo, ben je nog steeds getrouwd met ónze  collega uit Cool … Irina was het toch?’

 ‘Neen, Leo, drie jaar geleden gescheiden na een huwelijk van ruim dertig jaar ... ik ben nu met Marlies, die hier achter de bar staat.’

donderdag 21 juli 2022

ERGENS EEN GRENS TREKKEN

 

Sinds zeven jaar woon ik  alleen in een tweekamerwoning. Ooit heb ik in een vierkamerwoning gewoond met alles er op en er aan.  Met mijn toenmalige gezin woonde ik daar: een echtgenote, twee kinderen, een kat en een hond.’ Die ben ik in de loop der jaren allemaal kwijt geraakt. Ook de spulletjes … och, daar hechtte ik niet zo aan. Kleine dingen zoals: beeldjes, lepeltjes, cd’tjes, plantjes,  gaf ik gewoon weg; hoefde er niks voor terug. Op den duur liet ik het bezoek zelf kiezen wat ze mee wilden nemen. Toen kwam de omslag. Het bezoek wachtte opeens niet meer tot ik iets aanbood om mee te nemen, neen, bij binnenkomst  werd er alvast wat gepakt en in de tas gegooid. Toen had ik al een duidelijke grens moeten trekken. Mijn echtgenote wilde er nog  wat van zeggen maar ik keek haar aan en schudde van ‘neen,  laat maar, ik wil geen heibel’.

Ik ben altijd de vriendelijkheid zelve.  Zelfs als ik helemaal niet vriendelijk zou moeten zijn, heb ik die glimlach. Ik treed niet op als ik eigenlijk stevig zou moeten optreden. Reageer niet als iemand iets zegt waar ik het niet mee eens ben of doet wat ik niet wil. Van jongs af aan ben ik echt iemand van ‘de lieve vrede bewaren’.

Op verjaardagen was het altijd gezellig in de beslingerde vierkamerwoning. We zongen ‘Lang zal zij (of hij) leven in de gloria’ of ‘Er is er een jarig, hoera, hoera, dat kun je wel zien dat is hij (of zij)’. Natuurlijk was er koffie met slagroomgebak, bier, frisdrank, olienoten, chippies en blokjes kaas.

Simon (van Riet) kwam altijd met gore moppen. Daar moest ik helemaal niks van hebben  … maar dat kon hij ook niet weten … ‘kennen jullie die mop van de fee met die spiegel?’… en ja hoor, daar ging die alweer:

‘Een mannetje was ontevreden over de lengte van zijn piemel. Op een dag verscheen er een fee met een mooie, ronde spiegel aan zijn bed. De fee zei: ‘omdat je zo’n lief kereltje bent mag je voor mijn spiegel gaan staan en een wens doen. Het mannetje wist natuurlijk gelijk wat hij zou wensen: een langere piemel. Dus ging hij voor de spiegel staan: ‘Spiegeltje, spiegeltje mooi en rond, geef mij een lul tot op de grond’ … en op slag had het mannetje ultra korte beentjes.’

Nou, lachen … Simon had succes, keek me vol trots aan … onwillekeurig glimlachte ik naar die lul.  

Er werd niet alleen gegeten, gedronken en gelachen, neen, er werd ook serieus gepraat over God en de politiek. Ook dan had Simon meestal het hoogste woord. Hij was de enige VVD’er in de hele familie. Volgens hem waren arbeiders lui en meldden ze zich vaker dan nodig ziek. Ik was CPN’er, communist. Alleen schaamde ik me daar toen een beetje voor omdat, omdat de communistische Sovjet-Unie kort geleden Tsjecho-Slowakije met bruut geweld had bezet. Nederlandse communisten zouden zoiets nooit doen. Die wilden alleen maar een hoger loon en betere arbeidsomstandigheden voor alle arbeiders in Nederland. Simon vond dat maar ‘gelul’. Hij stond gelijk op, deed zijn colbertje aan, pakte mijn staande schemerlamp uit de hoek van de woonkamer: ‘Zo, die neem ík gelijk mee! Kom  Riet. We gaan!’

Eigenlijk had ik toen eens moeten optreden!      

 

     

woensdag 20 juli 2022

PRAATJE POT

 

Praatje pot

O, shit, mijn lege flessen vergeten in te leveren. Als ik terugloop naar de fustautomaat van de Jumbo  zie ik Janny. Zij ziet of herkent mij niet. In ieder geval loopt ze door naar de winkelwagentjes.

Zou ze me echt niet gezien hebben of wilde ze me niet zien? We hebben elkaar twee keer  eerder ontmoet.  Dat was min of meer toeval. Één keer tijdens een wandeling en één keer bij een klassiek concert. Niet dat het zo klikte tussen ons … maar ik voelde me relaxed bij haar. Ze is niet echt een lekker stuk … wel heel aardig.  Ik weet  absoluut niet wat ze van mij vindt.

Het is een week of drie geleden dat klassieke concert en sindsdien hebben we elkaar niet meer gezien. Nu staat ze met haar rug naar me toe. Zal ik haar roepen? Hé, jij bent toch Janny? Ja, dat ga ik doen:

‘Hé, jij bent  toch Janny?’

Ze kijkt gelijk om. Ze vindt het leuk om me te zien: ‘Hallo Kor.’

Ik weet zo gauw niets te zeggen. Janny hopelijk wel.

Hij weet zeker niks te zeggen, denkt ze. Ze weet dat hij wat aan zijn knie heeft. Zal ik hem daar iets over vragen of  zou hij dat vervelend vinden als ik daar gelijk al over  begin. Ik vind het wel leuk om even een praatje te maken.  Misschien wil hij alleen maar even gedag zeggen.  Ik besluit toch maar tot een ‘praatje pot‘:

‘Gaat het alweer een beetje met je knie, Kor?’

Ik ben blij dat ze dàt vraagt. Daar kan ik over vertellen: ‘Het gaat iets beter, maar ik voel nog steeds pijn bij elke stap, die ik zet. Ik verga niet van de pijn …maar het is lastig … gevoelig bij elke stap die ik zet. Ik ben vanmorgen nog bij de fysiotherapeut geweest. Mijn knie is gescand … enne ik moet oefeningen doen. Over een week of acht moet het over zijn.’

 Pfoeh  … ik praat weer veel te veel, veel te hard en veel te vlug … struikel bijna over mijn tong … gebeurt nou altijd als ik praat met iemand die leuk vind.

Janny staat me met grote ogen aan te kijken.

Ik vind het wel grappig hoe hij praat  over zijn knie, denkt ze bij zichzelf, ga hem  eens vragen of hij nog op vakantie gaat dit jaar … neen, dat doe ik toch niet. Ik ga hem eerst vertellen wat ik zelf ga doen.

‘Weet je, Kor ik ga eind augustus met mijn dochter en de kleinkinderen kamperen in Zeeland … Ga jij nog weg dit jaar?’

‘Neen, ik heb nog geen concrete plannen, maar àls ik ergens naar toe ga, dan ga ik naar Berlijn. Ik ben daar in 1970 al eens geweest en toen was het Oost- en West-Berlijn, toen had je die top-hit van Harrie Jekkers ‘Alle vogels vliegen van Oost naar West Berlijn’, weet je nog? Als er een goeie aanbieding langs komt dan ga ik naar Berlijn … Ik hoop dat ik dan iemand vind, die het leuk vindt om samen met mij te gaan … alléén in Berlijn lijkt me weer niks aan.’

Ik moet haar toch echt wel leuk vinden anders ga ik niet ineens zo veel  staan te praten. Zal ze nou denken dat ik stiekem met haar naar Berlijn wil?

Janny moet een beetje lachen om hem. Leuk energiek mannetje, beetje adhd, beetje, dat wel, denkt ze, maar als dat het enige is:

‘Kor, ik ga winkelen, tot een volgende keer, hè’.

Zie je wel, ze vindt me vast te druk. Ze heeft al weer genoeg van me:

 ‘Ja, Janny, daar kom ik hier tenslotte voor. Als ik je niet meer zie, prettige vakantie, hè.’

 Nu eerst even mijn lege flessen inleveren. Zou ik het weer bijna vergeten.

dinsdag 19 juli 2022

SITA, ONZE HOND (SLOT)

 

Mijn familie is nog maar net op weg naar de tent of die boer, die net nog zo om mijn gejank stond te lachen, vertrekt zijn gezicht tot een grimas: ‘Kappen nou met je gejank!’ en hij geeft me met zijn knokkels een beuk vol op mijn knar. Ik kan nog net even mijn tandjes in de hand zetten van die schijnheil. Met zijn hand wapperend van de pijn loopt hij de stal uit … dat vind ik wel weer leuk.

Vooral honden zitten hier. Ik hoor tenminste niks anders dan bozig geblaf. Daar zijn we zò goed in! Dit boertje heeft volgens mij helemaal geen kip, koe of varken. Hij doet voornamelijk in honden; hij is een hondenboer. Beetje bij beetje kom ik er achter, dat hier alleen dieren zitten met baasjes op de camping in de buurt. Op alle campings in Rockanje is het verboden voor honden.

Jee vergeet me niet. Hij komt me een paar keer per dag eten en drinken brengen.  Wat uitlaten betreft kom ik ook niks tekort.  Als Carola en Jee met de kinderen gaan wandelen, nemen ze me altijd mee. Dat vind ik gaaf. Zij weten natuurlijk precies hoe graag ik op het strand en in de duinen ben. Het is hier in Rockanje wel een beetje te vergelijken met Scheveningen. Ik ben hier net zo in mijn element.

Het is nu alleen een beetje anders omdat er nu twee kinderen bij zijn. Jee en Carola verwachten van mij, dat ik een oogje in het zeil houd. Natuurlijk kan ik dat niet de héle wandeling volhouden.  Ik kan het niet laten om een paar konijnen of ‘weet ik wat voor vogels’ de stuipen op het lijf te jagen. Eerst wacht ik altijd even af hoe het loopt met Aadje, de oudste zoon van Jee en Carola.

Die oudste jongen heeft een eigenaardige gewoonte ontwikkeld. Als we met mooi weer op het strand zijn, gaat Aadje op een gegeven moment met grote snelheid rondjes rennen. Ik ren dan achter hem aan en plots, als Aadje op topsnelheid ligt, stopt hij en laat  een paar drolletjes op het zand vallen. Vervolgens wandelt hij weer rustig door, alsof er niks gebeurd is. Razendsnel, als altijd, ben ik bij Aadjes drolletjes om die, mèt het aanklevende zand, likkebaardend naar binnen te schrokken. Wat heerlijk ! Wat een rijkdom aan voeding daar nog voor mij inzit … ik ben Aadje daar bijzonder dankbaar voor.

Na ‘Aadjes act’ houd ik het even voor gezien. Ik ga nu even mijn eigen spoor trekken. Jee zal nu onderhand ook wel weten, dat ik niet in zeven sloten tegelijk loop. Als ik er straks genoeg van heb loop ik rechtstreeks door naar die zogenaamde boer van dat dierenpension. Hier in de duinen zitten behalve konijnen, veel kleine vogels en insecten. Weet je waar ik óók in die duinpannetjes heel vaak tegenaan loop?  Tweetallen mensenmannetjes.  Waar die mee bezig zijn? Geen idee. De een staat met z’n broek op z’n enkels … de ander zit op zijn knieën voor hem en drukt zijn gezicht in het kruis van die ander. Grappig hè?!

Hé, wat zien ik? Een konijn! Er achteraan!!

  

Naschrift:

Ik heb met heel veel plezier bij Carola, Jee, Aad en Keessie gewoond.  Als ik  twaalf ben word ik erg ziek (blaas en darmen). Het is ook het beste dat ze me dan laten inslapen.  Wel erg jammer.

Sita.

maandag 18 juli 2022

SITA, ONZE HOND (14)

 

We stappen in de auto … nou ja auto … van binnen is het gelukkig niet meer zo warm. Jee is zo slim geweest om terwijl wij wat eten en drinken, de deuren wijd open te zetten. Op naar Rotterdam. Uurtje rijden. Uurtje pitten. Heb ik wel nodig. Ben versleten.

Jee en Carola vinden op een gegeven moment dat er kinderen moeten komen … mensenkinderen bedoel ik. Mij is niets gevraagd. Twee nemen ze d'r maar liefst. Twee mannetjes; eerst Aadje en twee jaar later Keessie.

Zij janken en krijsen, poepen en piesen waar ze staan, vechten elkaar de tent uit en wat ik het allerergste vind: zij trekken mij aan mijn oren omver. Ze zijn tòch al zo gevoelig, die arme oren van mij! Dat ik verga van de pijn hebben die gassies niet in de gaten. Een enkele keer, als ze het echt te bont maken, geef ik ze een waarschuwinkje. Zo’n zacht knauwtje, zonder kracht te zetten met mijn tanden. Gelukkig schrikken ze daar al genoeg van om op te houden met sjorren aan mijn oren.

We gaan met vakantie. Met z’n allen. Niet dat ik daar iets vanaf wist, hoor. Mij overvallen ze altijd met dat soort dingen. Ja, gezien de spullen die ze aan het inpakken zijn, had ik natuurlijk kunnen weten dat we op vakantie gaan. ‘Rockanje’ die naam hoor ik steeds noemen. Rockanje mijn Spanje. Voor vakantie is het wel heel dichtbij. Om de hoek, als het ware. Nog geen uurtje rijden.

Het is niet te geloven maar ’t is echt waar: ik heb me blij gemaakt met een dooie mus. Ik mag niet eens met ze mee die camping op: ’verboden voor honden’ staat er. Jee heeft er wel wat op gevonden. Hij dumpt me bij een boerderij. Jee houdt me constant aan de lijn. Hij geeft mijn riem (en mij dus ook) aan een onooglijk, klein kaal mannetje in een blauwe overall. De boer. Maar in de stal, waar die boer me heen trekt, zie ik geen koeien, kippen of  varkens.  Wel allemaal poezen en honden. Opgesloten in veel te kleine kooitjes.

De boer propt mij ook in zo’n hokje. Ik blaf en jank zo hard ik kan … en die rotboer maar lachen. Door mijn gejank gaan die andere dieren (vooral de honden) ook flink tekeer.

‘Nou dag, hoor Sita, tot vanmiddag, dan komt Carola of ik langs om een eindje met je te wandelen, ’ zegt Jee.

Goh, zit er dan toch nog een beetje vakantie voor mij in?

Mijn familie is nog maar net de hoek om of die boer, die net nog zo om mijn gejank stond te lachen, vertrekt zijn gezicht in een boosaardige grimas: ‘Kappen nou met dat gejank!’ en hij geeft me met zijn knokkels een beuk vol op mijn knar. Ik kan nog net even mijn tandjes in de hand zetten van die schijnheil. Wapperend met zijn hand van de pijn loopt hij de stal uit. Kijk, dat vind ik nou weer leuk.

 

(wordt vervolgd)

zondag 17 juli 2022

SITA, ONZE HOND

 

Aaaah, heerlijk zeg, de nabijheid van dat koele, golvende water. Jammer alleen dat het niet te zuipen is. Een enkele keer vergis ik me nog wel eens … dan zit ik, tot we weer thuis, zijn met een uitgedroogde bek. Hoewel, de laatste tijd is Jee zo lief om water voor me mee te nemen. Ik hoop vandaag ook.

Jammer dat hier geen konijnen zijn. Wel genoeg loopse teefjes maar daar heb ik helemaal niks aan. Ik zie er prima uit, ben slank, heb een glanzende vacht, een mooie langharige staart, sierlijk wapperende oren, vrolijke, guitige ogen en een puik gebit. Ik ben nooit ziek en heb beslist nog geen viagra-pillen nodig. Allemaal zaken in mijn voordeel. Slim ben ik ook. Eigenlijk heb ik maar één groot nadeel: ik ben niet sterk. Jammer genoeg slagen die paar grote sterke bullebakken op het strand er altijd eerder in een loopse teef te versieren. Jammer zoals gezegd. Maar meer ook niet. Bij mij in de buurt pak ik mijn kansen wel.

Na ruim twee uur strandplezier zit ik uitgeput bij de blauwe Renault 4, op de parkeerplaats. Ik heb er nooit moeite mee onze auto terug te vinden. Die auto is helemaal doordrongen van onze geuren; van de geur van Jee, Carola en van mij.  Dus dat is makkelijk zat.

Ik sta al een tijdje te wachten als eindelijk Jee en Carola komen aanlopen. Ze zijn zo blij dat ze me zien. Jee zegt:  ‘O,o,o ik heb me zo ongerust gemaakt om je lieve Sitaatje.’ Carola straalt helemaal: ’Waar ik ook keek , ik zag je nergens meer, knulletje, ik dacht je kan de auto niet meer terug vinden. Maar toch wel. Knappe jongen, hoor, Sita…' . Ik krijg het ene klopje na het andere. Voor mij is het niks bijzonders. Ik ben niet voor niets een hond.

Ik sterf zowat van de dorst maar Jee komt maar niet over de brug met mijn water. Ik doe net of ik erg moet hoesten. Dat helpt, want dan herinnert hij zich op slag dat water tegen zo’n hoestbui kan helpen. Ja hoor, hij duikelt de fles water en het waterbakje op uit de auto. En … daar ben ik helemaal  blij mee, Jee heeft  wat eetbaars van huis meegenomen voor mij: een vlezige kluif. Daar red ik het wel mee tot huis. Ze nemen zelf ook wat: banaantje, krentenbolletje en een sinaasappelsappie. Allemaal niks voor mij die troep … behalve die krentenbol misschien maar dan moet ik wel erg veel honger hebben.

We stappen in de auto … nou ja auto … die niet meer zo erg heet is van binnen. Jee was zo slim om terwijl wij wat aten en dronken, de ramen en deuren wijd open te zetten. Op naar Rotterdam. Uurtje rijden. Uurtje pitten. Heb ik wel nodig. Ben versleten.

 

(wordt vervolgd)

zaterdag 16 juli 2022

SITA, ONZE HOND (12)

Ik moet toegeven: eten van de straat is soms niet helemaal pluis. Vooral kip niet. Ik eet namelijk de botjes ook . Daar krijg ik buikkrampen van. Ik lig dan thuis in mijn mand te verrekken van de pijn. Natuurlijk,  eigen schuld, dikke bult. Beetje geniepig vind ik het wèl als ik die kop van Jee grijnzend achter zijn krantje vandaan zie komen. De ergste pijn moet dan nog komen: het uitpoepen van die vlijmscherpe botsplintertjes.

Eerlijk gezegd ben ik wel een leuke maar niet bepaald makkelijke hond voor mijn baasjes. Zo af en toe heb ik hem flink de stuipen op het lijf gejaagd. Dat hoort ook wel een beetje bij mij. Ik ben een beest dat weet wat ie wil. Bijna net zo eigenwijs als een kat en als je het mij vraagt vinden mijn baasje dat nou juist zo leuk aan mij. Jee en Carola hebben op een gegeven moment een auto gekocht. Nou ja,  nou ja, auto? Het lijkt meer een veredeld koekblik: een Renault 4. Zo af en toe gaan we tegenwoordig ook eens wat verder weg dan alleen maar naar dat Kralingse Bos. Zo zie ik ook de zee nog eens. Meestal is dat de Noordzee bij Scheveningen. Tot aan de duinen loop ik braaf aan de lijn. Nadat we eenmaal op het zand zijn aangeland, ga ik er wat fanatieker aan trekken. Jee  krijgt al snel genoeg van mijn geruk  en gehijg. Hij maakt mijn riem los en jippie, dat betekent, dat ik voor de rest van de middag kan gaan en staan waar ik wil. De komende twee á drie uur hebben ze geen last van mij. Met een superspurt ben ik no-time op het strand. Als ik omkijk zie ik Jee en Carola al niet eens meer.

Voor mij is zo’n middagje strand, totaal anders dan voor de mensen hier. Het is hier dè plek om andere hondjes te ontmoeten. We gaan daar als gekken (sorry hoor) achter mekaar aanrennen en een beetje tegen elkaar opspringen en soms ook even lekker de zee in duiken. De meeste teefjes doen ook lekker mee trouwens. Behalve dan de loopse teefjes, die doen wel mee maar eigenlijk alleen maar om een van ons reuen te versieren. En dan heb je natuurlijk ook nog, ik noem het maar: die moeder-kindjes in small en medium. Die keurig naast baasje of vrouwtje aan het lijntje moeten blijven lopen. Het lijkt soms ook net alsof ze niet anders willen. Neem die nou die kleine zielepietjes, die door mensen 'kuttenlikkertjes’ worden genoemd. Van die kleine langharige vetklepjes, weet je wel, die het liefst onder een dekentje liggen, het liefst onder mamma’s dekentje tegen mamma aan.

 En dan zijn er ook van die pedante, verwijfde, opgeschoren poedels, sommige met zwarte andere met witte kroeskrullen. Zelfs op het strand lopen ze nog zo chique als een paard op de Olympische Spelen. Voor de grap sjees ik wel eens om te dollen, razend snel langs zo’n stel mietjes. Laat zand opstuiven en water opspatten zodat die dandy's weer flink wat schoon te likken  hebben.

Aaaah, heerlijk zeg, dat koele, golvende water.  Jammer alleen dat het niet te zuipen is.

 

(word vervolgd)

 

 

vrijdag 15 juli 2022

SITA, ONZE HOND (11)

 

'Honderd euro krijg ik van u, meneer Jee, voor de kooikosten en de prik tegen hondsdolheid.’ zegt de man van de dierenbescherming.

Prik?! Ik dacht al wat voel ik toch in me poot. Zo’n prik geven ze zeker aan alle loslopende honden die ze oppikken.

Het directe gevolg van die boete is dat ze het hier weer nodig vinden om me strak aan de lijn te houden. Ik heb dan te weinig beweging  èn ik mis mijn bijvoer. Iets bijeten is broodnodig, want de dagelijkse porties bij Carola en Jee zijn aan de kleine kant. Weinig eten is gezond, volgens hun. Als ik vrij rond loop, neem ik van alles aan. Ik weet onderhand precies waar wat te halen valt. Ze zijn voor mij heel makkelijk herkenbaar: die er het armst uitzien, geven het meest. Verder ligt er zoveel lekkers op straat. Vooral bij de school: veel brood met worst en kaas (het brood laat ik liggen); half volle zakjes chips. Bij de bouw: half afgekloven kippenbotjes en bij de slager, die gooit me van achter zijn toonbank een stuk leverworst toe, dat net over de uiterste verkoopdatum is, dat maakt mij echt niks uit.

De rijkste voedselvoorziening voor mij ligt op de route van de patatzaak, bij de school, naar de bushalte. Uit de patatzakjes vallen altijd smakelijke patatjes. Het verbod op  eten in de bus levert mij flink wat op.  Voor mensen is het gewoon de bushalte voor mij is het de voedselbank. Daar kunnen dagelijks wel drie honden hun buik rond eten. Kroketten waar maar één hapje van is genomen, halve zakken frites, bami- en nasihapjes. Ik moet zelfs wel eens wat laten liggen, soms wordt het echt wat te veel.

Ik begin er over, omdat ik nu niet meer bij al dat lekkers kan, want ze vinden het dus zo nodig om me strak aan de lijn te houden na die fikse boete. Ik probeer onderweg  nog wel sneaky  wat te snaaien maar dat valt nog niet mee. Dat moet razendsnel gaan. In één tiende van een seconde, moet ik dat aangevreten balletje gehakt, dat op straat ligt, ruiken, zien, pakken en nog eens  doorslikken ook. Om elk stukje eten dat ik op straat scoor, krijg ik gedonder met Jee. Dat is wel zó goed waardeloos. Hij zou bijvoorbeeld dat stukje gehakt het liefst uit mijn bek peuteren. Uit alle macht probeert hij mijn kaken van elkaar te trekken. Dat gaat hem toch nooit lukken, maar wat hij niet weet: het maakt geen mallemoer uit of hij mijn bek nu wel of niet open krijgt: dat stukje gehakt zit al lang en breed in mijn maag. Ondertussen hoor ik Jee nog zeggen:  ’Foei Sita. Open. Laat los. Dat is niet goed voor je. Dat vlees is bedorven. Daar word je ziek van.’ Daarvan ben ik wel even van slag (hihi).  Ik laat hem dan tenslotte nog even gewillig mijn lege bek inspecteren. Meestal volgen dan enkele grove vloeken en verwensingen van Jee en lopen we weer ‘vrolijk’ verder.

Ik moet toegeven: eten van de straat is soms niet helemaal pluis. Vooral kip niet. Ik eet namelijk de botjes ook op, hè. Dat geeft me soms een buikkrampen. Ik lig dan thuis in mijn mand te verrekken van de pijn. Natuurlijk,  eigen schuld, dikke bult. Beetje geniepig vind ik het wèl als ik die kop van Jee grijnzend achter zijn krantje vandaan zie komen. De ergste pijn moet dan nog komen: het uitpoepen van die vlijmscherpe splinterbotjes. Ik moet er nu nog maar even niet aan denken.

 

 

(wordt vervolgd)

 

donderdag 14 juli 2022

SITA, ONZE HOND (10)

 

Normaal loop ik met m’n baasje naar het bos. Hij laat me daar los en daar ga ik dan een half uurtje als een dolle rondrennen. Heerlijk, daar niet van maar één keer in de veertien dagen is wel een beetje weinig. Ik heb gewoon wat meer nodig.…logisch toch….als een beetje hond moet je hier elke dag willen zijn … zeker een jachthond als ik.

Als ik een week of tien in Rotterdam woon, ga ik mezelf proberen uit te laten. Eerst thuis aan de deurknop hangen. Zo krijg ik de voordeur open .. en later glip ik met een andere bewoner van ons pand naar buiten. Aanvankelijk blijf ik in de buurt … in de rustige smalle straatjes……ik word dan nog wel eens teruggebracht door een goedbedoelende buur, die vindt dat een hond als ik niet alléén op straat hoort te lopen:

‘o, o , o, o , stoute Sita,‘ hoor ik dan, ‘jij ken toch niet alléén buiten spelen, dat is toch veelste gevaarlijk knulletje.’

Ik laat nu alweer een tijdje mezelf uit en het gaat altijd goed. Mijn baasjes kunnen dit niet meer terug draaien. Ik merk dat ik mijn mannetje wel sta in het verkeer. Ik steek heus niet over bij een rood stoplicht en ook als er geen stoplicht is, stoppen ze  toch wel voor mij. Jee heeft er nu ook vertrouwen in dat ik goed op mezelf pas. Hij doet tegenwoordig zelf de deur voor me open. Zijn  manier om mij uit te laten. Ze hebben een chip in mijn lijf laten zetten. Als ik eens mocht verdwalen, weten ze bij de politie precies wie ik ben, waar ik woon etc. Kunnen ze me scannen. Zodoende ben ik nu bijna elke dag aan de Kralingse Plas te vinden. Soms komt er ineens een mens naar me toe, dat me begint te aaien. Meestal een of andere kennis van Jee en Carola. `Wat doe jij hier zo alleen, Sitaatje? Is je baasje hier ook?’ Op die vragen weet ik geen antwoord. Mensen verstaan toch geen hondentaal. Dus doe ik geen moeite. Bovendien heb ik het hier veel te druk met andere leuke dingen ... konijnen, duiven, zwemmen.

Oei, dit is even pech hebben. Ik let even niet goed op. Een vent in een blauwe broek, een wit overhemd  en een blauwe pet op zijn kop, maakt mij vast aan een riem. Hij sleurt me mee naar een auto, waar een vrouw bij staat. Die vrouw is net zo gekleed als die kerel. Ze hebben me gevangen genomen en brengen me naar een benauwd gebouwtje van de dierenbescherming. Er zijn kooien, waar ook katten en andere honden vastzitten. Constant gejank, geblaf en gemiauw. Niet goed word ik er van. Ik val in de kooi waar ze me induwen, meteen in slaap.

Hoe lang het allemaal geduurd heeft weet ik niet. Een soort bewaker maakt mijn kooi open, doet me aan de riem en trekt me naar buiten. Hé, daar zie ik Jee staan! Door die chip van mij hebben ze hem snel kunnen vinden. Ik ben dolgelukkig hem te zien, spring vrolijk tegen hem op en lik hem van vreugde in zijn gezicht. Jee aait me wel en geeft zachte klopjes op mijn rug maar hij lijkt me toch niet echt  blij.

‘Honderd euro krijg ik van u, meneer Jee, voor de kooikosten en de prik.’ zegt de man van de dierenbescherming.  PriK?! O, dat is het. Ik dacht al wat voel ik toch in me poot. Een prik tegen hondsdolheid, die geven ze hier aan alle loslopende honden, die ze op pikken.

Ze worden hartelijk bedankt!

(wordt vervolgd)

woensdag 13 juli 2022

SITA, ONZE HOND (9)

‘Bah, viespeukíe’ …moppert Carola tegen mij, terwijl ze me met een grote handdoek stevig staat droog te wrijven … best wel lekker …

Zo af en toe gaan Jee en ik naar het Kralingse Bos. Best leuk … want er komen hier veel speelkameraadjes. En hun baasjes en vrouwtjes … maar daar bemoei ik me  niet mee.

Het leukst vind ik hier het spel met de konijnen. Geloof me of niet: ik heb nog nooit een konijn gevangen. Daar gaat het me ook niet om. Ik geniet er alleen al van om die kleine lieve diertjes een beetje te dollen. Ontspannen loop ik het bos in. Waar die konijnen zitten heb ik dan al precies geroken. Zij mij nog niet. Ze zitten maar een beetje te dommelen …  te trillen met hun neusvleugeltjes en somber naar het gras te staren. Ondertussen ben ik ze op vijftig meter genaderd. Op twintig meter van ze ga ik sprinten … en op vijf meter hebben ze pas door dat ik aan kom sjezen. Ze geven geen kik….althans ik hoor die kik niet en toch slaan ze  allemaal tegelijk op de vlucht. Ze zijn razendsnel op de eerste meters. Net kleine jaguars. Bijna heb ik er een te pakken, het scheelt maar een haartje. Ze rennen het grasveld over … ik race zigzaggend achter ze aan en dan  schieten die angsthazen met z’n allen de struiken in. Dat is voor mij einde oefening, want ik ben veel groter … dus snelheid maken in die dichte begroeiing kan ik wel vergeten.

Daarna stop ik met jagen. Ga wat drinken uit de Kralingse Plas. Ik pauzeer even om te plassen en als ik moet voor het draaien van een drol.

Na de pauze: het duivenspel … het opjagen van de duif … .ook leuk! Dood maak ik ze nooit. Waarom zou ik? Om op te vreten? Al die veertjes in mijn bek … blehhh, jasses, bah! Het geeft mij een kick om zo’n troep duiven aan het schrikken te maken. Ze staan een beetje afwezig murmelend om elkaar heen te drentelen op zoek naar zaadjes of anders eetbaars . Totaal onverwachts spring ik dan midden in die groep … het is niet te geloven hoe ze dan opvliegen. Dat gaat wel zo stuntelig. Ze vliegen tegen elkaar op. Ze vallen weer half op de grond. Het duurt een paar minuten voordat ze allemaal een  verdieping hoger in een boom van de schrik zitten te bekomen.

Het allerfijnste in het Kralingse Bos is het water. De grote Kralingse Plas. Ik ben een waterrat. En zeker bij warm weer  geeft dat water een weldadige verkoeling. Ik hoef verder helemaal niks in die plas. Ik hou niet van vis en voor andere hondjes heb ik geen belangstelling, zelfs niet voor loopse teefjes. Ik ben zo helemaal relaxed bij mezelf.

'Waar is baasje, Sita?' Weet ik veel.  Bekenden van Jee  vragen me dat nogal eens als ik in het bos rondloop. Eigenlijk ga ik pas kijken waar hij is, als ik zijn fluitje hoor en fluiten doet hij pas als we naar huis moeten.

Af en toe kom ik nog wel eens in de verleiding om me rond te wentelen in een verzameling paardenvijgen of een nog smeuïg kadavertje (van een mol, een konijn of een vis). Dat doe ik maar niet omdat ik thuis gegarandeerd getrakteerd wordt op een misselijk makende behandeling met mensen-shampoo.

Ik ga dan gewoon maar wat anders doen. Met een paar maatjes spelen. De meeste zijn wel aardig. Op de pittbulls na, die reageren zó vreselijk agressief op mij…  geen idee waarom.

 

(wordt vervolgd)

dinsdag 12 juli 2022

SITA, ONZE HOND (8).

 

Poes gaat er als een speer vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de visite. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

Als Carola die ‘snuggere’ kat met dat plakje cervelaat de woonkamer in ziet rennen, ja, dan gaan natuurlijk alle alarmbellen rinkelen. Ik duik zelf zo ver mogelijk onder de keukentafel … dicht bij enkele gevallen augurken … zodat dat ze me niet zullen vinden … ijdele hoop, want binnen de kortst mogelijke tijd ben ik zuur. Jee pakt me nogal fors bij mijn nekvel en zegt (onnodig hard):’Krijg je hier niet genoeg te eten Sita? Foei!’

Hij duwt me voor straf ‘een poosje’ de badkamer in … de badkamer … met die misselijk makende zeepgeurtjes … mensen zijn er dol op … niks voor mij. Een poosje noemt hij dat … pas als alle bezoek weg is, mag ik er uit.

‘Zho ondeuchend hontje, komw dl nou maal uijt … je zawl ownderhawnd wewl moewten piesen, hè, Sita…’.

Jee is straalbezopen … hij staat op z’n benen te tollen … en die moet dan met mij naar buiten … ik ben geen ‘dronkendroppies geleidehond!’. Zo lazarus als hij is, vergeet hij me mijn riem om te doen. Ik ren naar beneden. Jee waggelt achter me aan. Ik race naar mijn poepveldje langs de Rotte,  heb hoge nood. Terwijl ik daar zit te poepen dwarrelt een lekker luchie mijn neus in. Vanmiddag rook ik hier ook al zoiets. Kon het niet direct thuisbrengen. De geur wordt steeds iets sterker, ik weet geloof ik wat het is … het is: het rottend kadaver van een grote rat. O, wat ruikt dat zalig. Op die open gereten rat krioelt het van de maaien. Ik kan het niet laten om mijn neus in die krioelende maaienmassa te steken en al dat heerlijks  op te snuiven. Mijn kop en mijn oren wrijf ik er doorheen en ik ga er met mijn rug boven op liggen kronkelen … van voor naar achter … van links naar rechts … ook mijn flanken geef ik  een beurt … genieten is dat … ik voel die kleine maaitjes over mijn rug kriebelen. Nu ruik ik naar rottend vlees … naar ‘wild’, geen enkel wild beestje herkent mij nog als gevaarlijke jachthond … en dat is makkelijker jagen.

Jee trekt mij mee naar huis; hij is zo in de lorum, kan nauwelijks op zijn benen staan … hij loopt maar te snuiven ...heeft geen idee dat die stank van mij komt.

’Getver,  Carola, ruik jij dat ook? Ik word er zowat onpasselijk van.'

Carola weet gelijk die stank van mij komt. Ze zegt verder niks tegen Jee (die toch al uitgeteld op de bank ligt). Ze zet me in bad … ‘zit!’ zegt ze nog. Ze stikt bijna in mijn lucht. Het water dat ze over me sproeit is lauw.  Nee hè, wat doet ze nou? Gaat ze me insoppen met ei-shampoo … dat kan echt niet … dan hoef ik me voorlopig niet te vertonen aan de jongens van de buurt, want bij ons hoort een ei er juist níét bij.

‘Bah, viespeukíe’ …moppert Carola nog tegen me, terwijl ze me met een grote handdoek stevig staat droog te wrijven … best wel lekker trouwens.

 

(wordt vervolgd)

maandag 11 juli 2022

SITA, ONZE HOND (7).

 

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … hihi. Heerlijk. Na een lekkere wip smaakt paardenvlees nog lekkerder. Wow, wat word ik hier verwend.

‘Nou, Carola, onze Sita, leert me wel nieuwe dingen.’

Terwijl Jee  zijn handen wast vertelt hij in geuren (!!) en kleuren  wat ie net heeft meegemaakt … het stelt niks voor … maar ach, als je niks gewend bent. Nu ga ik effe pitten …  dromen over mijn  boxertje, mmm.

De bel blijft vandaag maar gaan … Jee is jarig, vandaar … steeds weer nieuwe bezoekers komen binnen ……de meesten zien me wel zitten: ‘Hé, wat een leuk beestje, Jee … (aai, aai) … sinds wanneer heb je een hond ... hoe heet ie?’ Er zijn er ook bangeriken, die kijken naar me of ik gevaarlijk of onrein ben: ’Hè bah Jee, jij een hond?! …niks voor jou!’ Bij diè figuren ga ik zo dadelijk hinderlijk in de weg liggen ... af en toe een stinkscheetje laten. Tja, daar vragen ze toch om.

Jee krijgt van zijn broer Mart een wurgband cadeau. ‘Bedankt Mart maar ik ben geen sadist. Neem maar weer mee naar huis,’ zegt mijn baasje.  ‘O, ik dacht dat je er wel blij mee zou wezen,’ zei zijn broer beteuterd.  Neeeeeen, gelukkig niet:  apetrots ben ik op mijn baasje.

Het lijkt net of ik ook een beetje jarig ben, want ik krijg van een neef van Jee, een rode kunstkluif. Ik ruik meteen dat een andere hond die al in zijn bek heeft gehad …  niks voor mij.

Voorlopig is het gezellig; genoeg te eten. Niet dat ze mij uit zichzelf  iets zullen aanbieden....oh nee,  … bedelen mak ik ook al niet …  maar er valt gelukkig af en toe wat te snaaien: … olienootje hier … chippie daar … kloddertje slagroom … plopje filet américain … gemorst stukkie van een amandelbroodje … wie het kleine niet eert …

Vrouwtje Carola staat in de keuken augurken in plakjes cervelaatworst te rollen … zonde,  van die overheerlijke plakjes worst …   het water loopt me in me mond.  Carola geeft me alvast een plakje, als ik braaf ga zitten tenminste … lief …

Daar zie ik opeens mijn poezenvriendin. Ze zit in de keuken te snuffelen. Ik heb geen zin in gedoe … laat haar maar. Poesje kijkt in de richting van de schaal cervelaatworst met augurkjes. Ze heeft in ieder geval smaak! Jammer voor haar: dezelfde smaak als ik.

Binnen hebben ze de grootste lol … Jee zit glunderend te vertellen over hoe ik vast kwam te zitten  aan dat boxertje en hoe we door die emmer water weer los raakten. Het is de dijenkletser  van de avond.

Er is nu niemand in de keuken. Behalve ik dan. Ga ik nu alvast wat te eten scoren. Ik spring op het aanrecht en eet zo snel mogelijk alle plakjes cervelaatworst weg rond de augurken. Ik kan helaas niet voorkomen, dat ik wat worst en augurk knoei. De poes gaat er snel vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze het hebben; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de gasten. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

(wordt vervolgd)

zondag 10 juli 2022

SITA, ONZE HOND (6)

Daar staat Jee dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een gretige loopse boxer.

Jee is woedend. Zijn gezicht staat op onweer, zijn ogen bliksemen, zijn stem buldert over het Zwaanshals: ‘Ga d’r af!’ Tegelijk geeft ie me een flinke zet. Zou hij soms jaloers wezen?

Hoe dan ook, ik zit nog bovenop mijn verovering. Door nóg een zet van Jee, beland ik  achter mijn boxertje. Zo komen zij en ik kontje aan kontje te staan. Zij trekt mij achteruit … voelt niet echt lekker….mijn stijve zit nog in haar kutje … ik krijg hem er niet uit … een beetje naar voren …  een beetje naar achteren … nee hoor, we zitten muurvast. Zouden we voor altijd aan elkaar vastzitten? Nu eens loopt zij voorop dan ik weer. Leuk is anders.  Jee kijkt of tie water ziet branden. Een stel jongelui staat ons duidelijk uit te lachen. Ik krijg er zo langzamerhand schoon genoeg van.

De man van de ‘doe het zelf zaak’ aan de overkant, roept dat ie wat weet. Geweldig. Hij komt gelijk aanzetten met een emmertje water. Dat gooit hij over onze achterkantjes .. en onmiddellijk geschiedt het wonder … we zijn los. Pfoeh, dat lucht op. Als ik me omdraai is dat lieve boxertje al in geen velden of wegen meer te bekennen … ik ruik haar alleen nog een beetje.

‘Bedankt!, roept Jee naar de ‘doe het zelver’. Dat was me wat … mensen, die getuigen waren van mijn grappige act met die boxer, staan nog even na te praten. Jee is daar beslist niet voor in de stemming. Als een haas snelt hij  naar huis. Hij is zeker vergeten dat ik nog moet poepen .. en niet zo’n beetje ook …  Jee blijft maar doorlopen. Oké, dan zit er niks anders op dan dat ik voluit op de rem ga staan. Goh, zowaar stopt  Jee even. Ik doe het op het trottoir, kan niet anders … geen tijd meer om een plaatsje op de rijweg te zoeken. Jee zal wel nijdig zijn.

‘Verdorie, viespeuk, niet op de stoep, Sita, dat weet je toch!’ en hij probeert mijn hoop met zijn plastic zakje op te pakken … dat gaat hem nooit lukken, want deze hoop is veel te week … met wat papieren zakdoekjes schuift hij zoveel mogelijk poep de rioolput in. Jee doet de buitendeur voor me open.  

Ik sjees naar boven. Mijn vrouwtje Carola doet de voordeur open. Ze hoorde me al aankomen. Carola zegt lieve woordjes tegen me, aait me over m’n rug en trekt zachtjes aan mijn staart. Mmmm, lekker.  Fijn, ze heeft al een verse bak water neergezet en in mijn voederbak liggen stukken paardenhart. Ik dacht al: ‘wat ruik ik.

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … Heerlijk. Paardenvlees smaakt altijd het best na een lekkere wip. Wat wordt er hier toch goed voor me gezorgd.

 (wordt vervolgd)