dinsdag 31 augustus 2021

WILDPLASSEN

‘Dan háál je de politie er toch bij! Denk je dat ik bang ben voor de politie?’ Zijn gulp staat open, zijn piemel hangt uit zijn broek. Frida en Louis lopen  toevallig langs. Zij aan zij. Ze zijn aan het winkelen in de Zwartjanstraat, Louis heeft een paar nieuwe schoenen nodig. Zo te zien heeft de man tegen de winkelruit van de slijterij staan piesen. Een kerel in een net streepjespak, vast en zeker de slijter,  houdt een ‘arme oude ziel’ in zijn greep.  Er ligt op de stoep  onder de ruit een gelig plasje dat over de stoep naar de rijweg stroomt.

 Wildplassen?? Weet ik veel … ik zeek zowat in mijn broek en vroeg daar binnen aan die man van die slijterij of ik hier alstublieft even zou mogen pissen ...

‘Neen meneer daar komt niks van in. Als u moet plassen gaat u maar naar een café; er zijn er hier genoeg in de buurt.’

Kon het toen al niet meer houden, d’r kwam wat in mijn broek ... ik naar buiten,  pakte de eerste de beste plek om tegen te zeiken … die winkelruit.  Ja, ik ben niet gek … ga niet voor lul lopen in die winkelstraat hier met een zeiknatte broek.  Er is inmiddels een klein oploopje ontstaan voor de winkel.

Louis wil zich er mee gaan bemoeien; hij doet een stap in de richting van de slijterij maar Frida trekt hem aan zijn arm terug. ‘Laat die twee het lekker samen uitzoeken Louis.  Het is jouw zaak niet. Kom, dan lopen we verder  naar van Haaren, we komen hier tenslotte voor je schoenen.’  Even denkt Louis dat zijn vrouw eigenlijk wel gelijk heeft, maar hij kan het toch niet laten: hij maakt zich los van Frida: ‘even maar; ik hou het netjes’ …. ‘ja, dat kennen we van je, Louis,’ zegt Frida. Hij stapt op de winkelier en de wildplasser af.

‘Meneer de slijter, zou u  deze wildplasser, hier niet zo open bloot aan het publiek ten toon willen stellen.  Neem die arme man gauw  mee uw winkel in in afwachting van de politie, als die überhaupt wel komt op zo’n futiliteit als wildplassen.’  Hoewel de slijter tegenstribbelt : ‘blijf van me af man …  de politie komt zo’ laat hij zich toch zijn eigen winkel in duwen; de ouwe man houdt hij stevig in zijn greep. Buiten zijn de meeste mensen inmiddels doorgelopen. Alleen Frida staat er nog; ze maant Louis naar buiten te komen. ‘Meneer de slijter’, zegt Louis, ‘geef die man allereerst even de gelegenheid om zich behoorlijk aan te kleden. Ik bedoel: laat hem los!’ Blijkbaar maakt Louis indruk op de slijter.  Hij laat de man los, zij het met tegenzin. De ouwe fatsoeneert zich; hij glimlacht dankbaar naar Louis. Als de slijter even zijn hoofd buiten de deur steekt, (zeker om te kijken of de politie er al aan komt) drukt Louis in de gauwigheid een fles Bols jonge jenever achterover . Als hij langs de slijter de winkel uitloopt zegt hij: ‘Laat die wildplasser toch gaan joh, denk je nou echt dat de politie nog komt?’

Frida had dit oponthoud kunnen missen als kiespijn. Als ze weer zij aan zij verder lopen, zegt ze: ’eh Louis, haal die fles jenever maar uit je binnenzak … die past beter bij mij in de tas. 

maandag 30 augustus 2021

MOEDER?

Cindy heeft haar moeder, Mary, nu al in geen jaren meer gezien. Dat is maar goed ook.  Mary is een vrouw met problemen. Van haar heeft ze meer last dan gemak gehad.  Mary belt haar eens in de zoveel tijd; meestal klikt Cindy het gesprek weg; een enkele keer neemt ze het aan maar binnen een minuut heeft ze er al weer spijt van. Haar moeder trèkt alleen maar aandacht en dat kan ze missen als kiespijn. Ze klikt  het gesprek meteen weer weg.  Carla,  de partner van Cindy, doet wel eens een poging om te bemiddelen tussen die twee  … maar dat is trekken aan een dood paard.  

Sinds Mary gescheiden is van Cindy’s  stiefvader, is er helemaal geen land meer met haar bezeilen. Ze is aan de cocaïne. Het enige waar Mary op uit is, is geld voor haar coke-verslaving. Ze wil zich altijd en overal vrolijk, energiek en onoverwinnelijk voelen ... Elk telefoongesprek heeft ze haar smoesje klaar  …  bijvoorbeeld het verhaal over het lawaai dat haar bovenbuurvrouw maakt met het oefenen van haar danspasjes en dat ze daar hartstikke gek van wordt … maar dat verhaal slaat al gauw om: ze heeft  geen geld om de huur te betalen en of Cindy haar wat wil lenen. ‘Ma, ik ga dit gesprek nu  beëindigen ,’ zegt ze en klikt Mary weg.

Die cocaïneverslaving dat is iets van de laatste jaren … vroeger toen Cindy nog jong was  … viel Mary nog wel  mee … ze nam haar mee naar de speeltuin, het strand, ze las haar wel eens wat voor. Ze raakte  de weg kwijt toen Cindy in de puberteit  kwam . Juist toen ze haar moeder zo hard nodig had.  Mary deed er lacherig over dat Cindy’s borsten groeiden en toen zij voor het eerst ongesteld werd … buikpijn … chagrijnig …lusteloos … moest ze van haar klasgenootjes horen wat er met haar kon zijn. Haar moeder gaf haar geld en stuurde haar naar het Kruidvat om tampons te kopen. Ze liet haar zelf  uitzoeken hoe dat werkte met die tampons. Dat  dat bloedverlies elke maand terug zou komen en waarom, daar zei haar moeder ook niks over.  Toen verwaterde de relatie met Mary al behoorlijk.

Op haar zeventiende raakte Cindy  bevriend met  een jongen van de dansschool: Ruud. Ze stelde hem voor aan haar moeder. Die was ziek: achterdochtig, vertrouwde die knul niet. Hij wilde haar alleen maar gebruiken, dacht ze. Hoe ze daarop kwam begreep Cindy niet, Ruud was voor haar een lieve, aardige jongen. Mary wilde hem nooit meer zien. Ruud en Cindy bleven desondanks bevriend. Ze raakte zwanger van hem ...  vond zichzelf nog te jong … pleegde abortus. Mary was daar zwaar op tegen maar Cindy nam haar niet meer serieus met haar cocaïne en haar paranoia.  

De verkering met Ruud ging uit, hij had een ander. Cindy voelde zich steeds meer aangetrokken tot meisjes … vrouwen.  Op het laatste schoolfeest danste ze innig met  haar klasgenoot Carla … wilde haar niet meer loslaten … liet haar na die avond ook niet meer los. Mary sputterde al niet meer tegen toen ze hoorde van de trouwplannen van Cindy en Carla.

Cindy brak met haar moeder. Sindsdien hebben ze elkaar niet meer gezien. Alleen voor geld is het dat Mary haar af en toe nog eens belt.  

zondag 29 augustus 2021

SP-AR-TA

Sparta speelt thuis vanmiddag. Om half drie tegen F.C. Twente. Koos gaat kijken op het Kasteel in Spangen. Doet hij  altijd als ze thuis spelen. Hij heeft hij een seizoenkaart, vak L, rij 16, stoeltje nummer 3. Prachtige plek … hij zit precies ter hoogte van de middellijn.  Een paar rijen voor hem zat de dichter Jules Deelder altijd. De man in het zwart met een rood-wit hart.  Jules is alweer een tijdje dood … tot op dag van vandaag blijft zijn stoeltje op de tribune leeg. Van zijn gedichten begreep Koos niet zo erg  veel … behalve het ‘Spartaans gedicht’:

Vroeger of later

Ga je dood

Dat staat als een paal

Boven water

Zo oud als Sparta

wordt je nooit  

 

En als je gaat

Is het je tijd geweest

Dat is een ding

Dat zeker is

 

Zo niet

ofter een hemel is

maar àlster een is

dan zal je zien

dat de Hemelpoort – o!

brok in ons keel –

verdacht veel weg heeft

van het Kasteel

 

Vanmorgen heeft Koos een t-shirtje aangetrokken en daaroverheen het Sparta-thuis shirt met de rood-witte verticale strepen. Het is frisjes (16 graden) daarom doet ie ook zijn Sparta-sjaal om. Hij had ook nog een Sparta-pet maar die heeft hij eens in de metro laten liggen. In die uitdossing staat Koos op station Prinsenland te wachten op de metro richting Schiedam Centrum. Hij moet er bij Marconiplein uit. Koos heeft er echt zin. Ze  moeten vandaag wel winnen want Sparta heeft na twee wedstrijden pas één schamel puntje uit het gelijke spel tegen Heracles. Over drie minuten komt de metro. Het is niet druk.  Vrijwel iedereen heeft zijn mondkapje op. De man van een ouder echtpaar kijkt Koos aan, hij steekt zijn duim omhoog en zegt: ‘Sparta naar vooren!’ Zijn vrouw trekt hem enigszins gegeneerd aan zijn arm. ‘Ja, vanmiddag gaan ze punten pakken!’

Hij heeft wel bekijks  ... niet iedereen zegt er wat van … sommigen lopen giechelend langs hem heen. Een mongooltje roept enthousiast: ‘Feyenoord,  Feyenoord!’ . ‘Neen, Anton dat is niet Feyenoord,’ reageert zijn begeleider … ‘dat is?’… ’wee nie…’  antwoordt Anton. ‘Dat is Sparta, dat weet je toch wel!’

De metro  dendert het station binnen. Bijna leeg. Koos stapt in. In de gauwigheid had Koos in een ander treinstel een groep knullen  van de Dennis Neville-tribune zien zitten. De leukste tribune van het Kasteel. Veel luide aanmoedigingen, lachen, zuipen en zingen.  In de metro klinkt hun gezang met mondkapjes dof.  Koos neuriet zachtjes hun liedjes mee. 

Van Marconiplein tot het Kasteel is het een kwartiertje. Alles is vol geparkeerd. Veel mensen lopen die kant op. Uitverkocht huis. Elf duizend gaan er in. Koos is er bijna. Hij loopt, steeds iets harder, de Spartastraat in. Snel langs de kaartcontrôle.  Om vijf voor half drie zit hij op zijn plekkie. De Sparta-spelers komen op het veld; de supporters zingen de Sparta-mars:

Rood-wit is onze glorie

Rood-wit zit ons in het bloed

Bij neerlaag of victorie

Bij voor- of tegenspoed

Rood-wit gaat nooit verloren

En jaren nog hierna

Zullen wij laten horen SP-AR-TA

Zullen wij laten horen SP-AR-TA

 

Van Koos mag de wedstrijd Sparta – F.C. Twente nu beginnen.

  

zaterdag 28 augustus 2021

HANS (2)

Hans zit in verpleeghuis ‘Het vooruitzicht’ in Capelle aan den IJssel.  Bijna een jaar geleden kreeg hij een beroerte. In zijn slaapkamer was hij gevallen tussen zijn bed en het slaapkamerraam. Gelukkig had hij zijn gordijnen al open gedaan. De buren die daar op de galerij langs liepen zouden hem in de slaapkamer kunnen  zien liggen. Hij heeft er, volgens de huisarts nog zeker twee dagen op de vloer gelegen. Toen pas belde een buur 112. Een week heeft hij ter observatie in het ziekenhuis gelegen. Daar werd duidelijk dat er lichamelijk niet veel loos met hem was ...ze vonden zijn heupen niet zo goed functioneren maar volgens zijn dochter Catherina had hij daar al lang last van. Geestelijk had  Hans volgens de artsen wel een klap gehad maar ze konden nog niet zeggen hoe dat precies zou uitpakken.

Nu, een jaar na de beroerte, gaat het niet zo best met hem.  Hij denkt dat zijn dochter, zijn vrouw is, dat hij vier kinderen heeft, twee jongens en twee meisjes, terwijl hij niet meer dan twee dochters heeft:  Catherina en Adèle. Hij is zeer achterdochtig; verdenkt zijn medebewoners ervan dat ze zijn spulletjes willen stelen. Een man die even wat langer stilstaat bij zijn kamer krijgt pardoes een kan water over zich heen.

Constant is hij aan het manipuleren met  de sleutel van zijn kamer; verbergt die ergens en vergeet dan weer waar hij hem gelaten heeft; vervolgens haalt hij de kledingkast een of meerdere malen helemaal leeg en voelt aan elk kledingstuk of daar zijn sleutel in zit. Wanneer hij de sleutel niet vindt, komen er tranen in zijn ogen: ‘Ik weet het niet meer, hoor.’

Als de verpleegsters hem niet zeggen  dat hij zich moet scheren, doet hij het niet. Hij loopt soms met een baard van vijf dagen. Wat verder direct opvalt: hij is zowat verdubbeld in gewicht. Zeker 120 kilo weegt hij nu.  De verpleging zou eens wat meer moeten letten op wat hij allemaal naar binnen stopt, want met die zwakke heupen kan hij dat overgewicht echt niet aan.

Om de veertien dagen op zaterdagmiddag bezoek ik hem.  Vanmiddag was ik daar. Het duurt een tijdje voor hij mij herkent. Hans dacht dat het vrijdag was. Het weekritme is hij kwijt.

Toen Hans nog in zijn flat woonde in Alexanderpolder, was hij bevriend met Marja (68), zij zong op hetzelfde koor als Hans. Ze gingen regelmatig bij elkaar koffie drinken. Soms waren haar  kleindochters er ook bij. Marja en haar kleindochters maakten hem gelukkig.  Plotseling was Marja verhuisd naar Schiedam. Hans hoorde dat pas toen ze al weg was. Marja stuurde hem nog wel een verhuiskaartje. Hij verborg het kaartje op een plek waar zijn dochter het niet zou vinden. Catharina hoefde daar niks van te weten. Maar met het ontruimen van zijn flat, toen hij naar het verpleeghuis moest, is het kaartje zoek geraakt. Hans heeft  er veel verdriet van, dat hij Marja niet kan laten weten dat hij nu in ‘Het vooruitzicht’ zit.   

    

  

vrijdag 27 augustus 2021

HANDHAVERS

Behalve de handhavers Rik en Leen is er geen kip te bekennen op het plein van winkelcentrum ’t Hoge Bos. Logisch wel, ‘t is rotweer. Regen … wind. ‘Hé Rik loop es effe niet zo hard man … kan je zo haast niet  bijhouden,’  hijgt Leen. Hij  is duidelijk de oudste van de twee, met z’n grijze koppie en z’n uitpuilende buikje. ….’Hebbie vanmorgen de krant nog gezien?’ vraagt Leen ‘dat grote portret … op de voorpagina … van Charley Watts … die ken je toch wel?’

Rik reageert niet, let scherp op, kijkt rond. Hij hoort Leen wel praten maar wat hij zegt dringt niet tot hem door.

‘hebbie echt nooit van Charley Watts gehoord,’ gaat Leen verder … ‘hij is dood … gisteren … drummer was tie van de Roll …’  ‘Hé kijk daar, die fietser, die gaan we even aanhouden.’  Rik houdt de fietser aan.  Het is een jongen van kleur, een jaar of zestien, dreadlocks,  geel regenpak.

‘Goedemorgen meneer, zou u even willen afstappen; ja, zet uw fiets maar even op de standaard. Weet u dat u hier niet mag fietsen?’ ‘Eh …nee.  Ik fiets hier al jaren.’ ‘Dit is van het begin af aan voetgangersgebied, meneer. De veiligheid van voetgangers heeft hier prioriteit.’ zegt Rik. ‘Waar jij het plein op fietst, staat het fietsverbodbord.’ ‘Het is hier meestal rustig. Ik kijk ook altijd … ’ Leen laat hem niet uitpraten: ‘Dat grapje gaat je honderd euro kosten …’ ‘o, zoveel heb ik niet bij me.’ ‘Dat hoeft ook niet, je krijgt een brief thuis … daar staat in hoe je die honderd euro aan ons  moet betalen.’  ‘We gaan eerst even jouw gegevens noteren, zeg maar: wat is je naam?  O, wacht,  loop maar mee … gaan we droog onder die luifel daar staan; schrijft makkelijker.

Een uitzonderlijk lange vrouw, met een fel groene paraplu, laat onder de luifel haar hondje, een Jack Russel uit: ‘zo,… lekker bezig jongens? Natuurlijk moet een zwarte weer de lul zijn, hè?  Wat heeft die jongen nou helemaal misdaan?’ Bassie, de Jack Russell ondersteunt, boos blaffend naar de handhavers, zijn vrouwtje. ‘Op dit van God verlaten plein fietsen? Tsjonge, jonge, jonge! Wat erg zeg   wees verdomme fideel en geef die jongen een waarschuwing en laat hem gaan.’

‘Bemoeit u zich hier niet mee, mevrouw, dit is uw zaak niet, loop door met uw hondje en laat ons  ons werk doen of wilt u soms een proces verbaal wegens insubordinatie?’ dreigt Rik. Op dat moment geeft de jongen Leen een duw, rukt de fiets uit zijn handen en weg is hij, als een speer. Die zijn ze kwijt … ‘stop’ … ‘kom terug’ …’halt’ … ’t klinkt een beetje onbeholpen.  ‘Kom  Bassie, we gaan weer verder,’ de vrouw lacht in haar vuistje.

Met zijn mobilofoon geeft Rik het signalement van de knul door en de vluchtrichting. Hij baalt als een stekker: ‘Aan jou heb ik ook niks, klootzak …. had je die fiets nou echt niet steviger kunnen vasthouden?’ ‘Sorry, ik liet me afleiden door jou en dat wijf met die grote bek.  ’t Is ook altijd gedonder met  die zwarten, hè Rik?’

donderdag 26 augustus 2021

EEN VERJAARDAG

Belinda is vandaag jarig. Ze is vierendertig geworden. Voor het eerst sinds vijf jaar viert zij haar verjaardag weer eens. Haar man, Nico, vindt het een uitstekend idee. Hij is een echt gezelschapsmens. Zelf viert hij elk jaar zijn verjaardag.  Belinda ziet er beeldschoon uit. Ze zijn afgelopen zaterdag met z’n tweetjes naar de stad geweest  om haar helemaal in het nieuw te steken. Vanavond heeft ze het zwarte jurkje aan, charleston stijl, een zwarte opengewerkte panty en hoge zwarte pumps met ’n bandje.

Het was nog vroeg; half zeven pas. Slingers heeft Nico vanmiddag al opgehangen.  Ze heeft net de bowl, die  ze gemaakt had in de koelkast gezet. Die is nu bijna vol; de meest plek wordt ingenomen door de pilsjes en de flessen frisdrank.  Belinda haalt het grote stuk extra belegen kaas, toch zeker een kilo, uit de koelkast om het in blokjes te snijden.  Dat doet ze met het broodmes, dat daar eigenlijk niet zo voor geschikt is … ‘had ik voor mijn verjaardag moeten vragen, een kaasmes’.  De slagroomtaartaart met vierendertig (!) kaarsjes en de appeltaart moeten zo langzamerhand wel op de keukentafel gezet worden. Dat geeft ook weer een beetje ruimte in de koelkast, bovendien is een wat afgekoeld stuk taart smaakvoller dan zo’n koude hap. Nico snijdt met het grote vleesmes eerst  de slagroomtaart in  acht gelijke partjes  en doet dan hetzelfde met de appeltaart, ‘dat kan maar beter gedaan zijn vòòr de visite binnenstroomt,’ denkt hij. ‘Zal ik alvast koffie gaan zetten, schat? ‘Hoe laat is het nu, Nico?’ ‘Zeven uur.’ ‘Nou, wacht dan nog maar even,’ zegt Belinda, ’als je daar om half acht mee begint is het vroeg genoeg, toch. Wil jij de kinderen alvast in bad doen, dan kunnen ze straks in hun pyjama een uurtje langer opblijven … wat drinken en taart eten.’

De kinderen, Eef (6) en Kim (5) zitten onderuitgezakt voor de tv; ze kijken naar ‘Sarah en de eend’. Nico weet dat de tekenfilm binnen een paar minuten is afgelopen; hij kijkt nog even met zijn koters mee tot het eind van de film. Hij zet de tv uit. ‘Kom, jongens, in bad.’  Eef staat op van de bank en slentert  naar zijn moeder in de keuken ‘mag ik een stukje kaas, mam?’ ‘Ja, neem maar, jongen.’ Kim, die al kleine oogjes heeft van de slaap, blijft zitten; ze steekt haar armpjes uit naar Nico: ze wil naar de badkamer gedragen worden.  ‘Belinda?’ ‘Ja, Nico.’ ‘Ik denk dat jij beter de koffie kan zetten anders moet ik de kinderen zo gehaast in bad doen.’ ‘Oké, doe ik … zal ik maar twee potten zetten, dan hebben we in ieder geval genoeg.’

De bel gaat. Tegelijkertijd hollen de schone kinderen, in hun koekiemonsterpyjama’s de huiskamer in; ze zetten de tv weer aan. ‘Neen jongens, nu geen tv meer, we krijgen zo bezoek,’ zegt Nico, hij doet de tv uit en gaat zich als een speer omkleden … de kids hebben hem kletsnat gespetterd. De koffie is klaar. ‘Hallo?,’ zegt Belinda. ‘Trees  en Jaap hier.’  ‘Ja, ik doe open.’  Ze doet ook alvast de deur van het appartement open. Nico en Belinda wonen op de zestiende étage. Het duurt altijd wel even voordat het bezoek boven is. De lift is nogal traag. Inmiddels heeft Nico zich omgekleed; hij is nu net als zijn jarige vrouw helemaal in het zwart.

Jaap en Trees komen binnen: ‘zo … en waar is het feestvarken?’ lacht Jaap en loopt naar zijn zus om haar te feliciteren, dat doet Trees ook: ‘van harte Belinda’ en geeft haar een enveloppe met inhoud: ‘koop er zelf maar wat van, lieverd’.               

woensdag 25 augustus 2021

PANNENKOEK ETEN

 

De vriendinnen Paulien en Laura verwennen zichzelf in een pannenkoekhuis.

‘Ik vraag me toch af, Paulien, waarom de Hoogstraat hier in Schiedam, niet meer de allure heeft van pakweg vijfenveertig jaar geleden toen het nog een populaire winkelstraat was. Tegenwoordig zou dat toch een A-locatie genoemd worden,’ zegt Laura terwijl ze een veel te groot stuk van haar pannenkoek met spek en kaas in haar mond propt, ‘als jong meisje kwam ik hier heel graag met mijn moeder en tantes … ik kan me nog goed herinneren … dat hier bij Smoorenburg kleren voor mij werden gekocht,  weet je Paulien, ze hadden daar toen zulke leuke dingen, juist ook voor meisjes van mijn leeftijd , jurkjes, rokjes,  bloesjes en ……’  Laura stikt bijna in haar pannenkoekhap en spuugt een deel van de hap, gekauwd en wel, terug op haar bord ‘sorry hoor Paulien,’ zegt  ze nog … ‘en oh, dát zal ik nóóit vergeten: de hele outfit voor mijn eerste Heilige Communie, behalve dan de schoentjes, daarvoor moesten we natuurlijk naar van Haaren, die zat ook op de Hoogstraat’  enigszins schuldbewust kijkt ze  Paulien aan als ze de fijngekauwde, uitgespuugde pannenkoekstukjes weer in haar mond stopt …  ‘ als we die straat dan een keer helemaal uit en weer terug gelopen hadden, gingen we, ’s winters althans, door naar de Hema, schuin aan de overkant, daar  namen we dan een kwart rookworst, heerlijk zo warm, zout en vet … wanneer we ’s zómers naar de Hoogstraat gingen kochten we ijs bij de Hema ...’ Paulien vraagt zich af waarom haar vriendin Laura hier zo aan het doorreutelen is over die Hoogstraat en die Hema, ze heeft wel eens meer een praatbui maar dit gezever is ze niet van Laura gewend …  het interesseert Paulien werkelijk geen zier …  misschien heeft ze woorden gehad met Frits, haar man of er is iets met de kinderen aan de hand… en wil zó iets van zich afpraten … ze is duidelijk van slag … ‘ … bij de Hema  hadden ze destijds nog niet zo veel verschillende soorten ijs als tegenwoordig … ze hadden geen stracciatella, mokka, speculoos, ferrero rocher, basilicum, framboos enzovoorts maar ik was al lang tevreden met een vanille ijsje in een oubliehoorn.’  Paulien stopt een stukje van haar pannenkoek (met gember) in haar mond  en dept met een servetje haar lippen schoon.  Ze wrijft opzichtig over haar fleurige bloesje met opvallend veel groentinten, een leuk kraagje ook en vraagt aan Laura: ‘Wat vind je hier van?’ ‘Oh, eh … ja …leuk ding … waar heb je het vandaan?’  ‘Van de M&S in Ommoord bij mij om de hoek.’ ‘Wat heb je d’r voor betaald?’ ‘Vierentwintig vijfennegentig …  was afgeprijsd.’ ‘Geen geld!’

‘Alles goed met  Frits?’ vraagt Paulien, als ze haar pannenkoek op heeft en haar bestek heeft teruggelegd op haar bord. Laura’s gezicht verstart … ze ontwijkt de blik van Paulien … frummelt aan haar servetje … gooit het op haar bord … ‘nee, het gaat helemaal niet goed met Frits’ … het huilen stond haar nader dan het lachen … ‘ik kwam gisteravond vrij laat terug van mijn moeder … lag meneer daar laveloos voor de bank … vier leeg gezopen flessen wijn op de salontafel … het was niet de eerste keer …  het kan echt niet doorgaan zo.’       

dinsdag 24 augustus 2021

BANG (2)

 ‘Bang’ is een gedicht van Derek Otte  bij een foto van een schilderij van Goya: ‘De verdrinkende hond.’

Google het met de woorden: Goya Volkskrant hond

Het stond afgelopen zaterdag  21 augustus 2021 in het Volkskrant Magazine.

maandag 23 augustus 2021

BANG

Ik zit in de metro op weg naar huis. De film die ik in de pleinbioscoop zag: ’The last black man in San Francisco’,  speelt nog door in mijn hoofd.  De hoofdrolspeler is verliefd op een huis, dat ooit gebouwd is door zijn grootvader. Hij heeft er alles voor over om het huis in zijn bezit te krijgen  maar het huis is inmiddels peperduur geworden. Hij is bang dat het niet zal lukken, want zo vermogend is hij niet.

‘Station Prinsenlaan,’ wordt er omgeroepen, ‘don’t forget to check out ...’  Net op tijd realiseer ik me dat ik er hier uit moet.  Ik blijk de enige te zijn die is uitgestapt op dit perron.  Het zal wel vaker zo rustig  zijn ’s avonds om deze tijd; het is tenslotte kwart voor  twaalf.  Het is volgens 9292 tien minuten lopen naar huis. Dat wordt wel wat meer omdat ik er bij de stoplichten achter kom dat ik toch nog ben vergeten uit  te checken. Terug dus.  Nooit leuk en in de miseregen zeker niet. Het is ook fris. Het stoplicht staat op rood maar daar loop ik gewoon door omdat er alleen heel in de verte een auto aan komt. Overdag loop ik rechtdoor over de Prinsenlaan en neem halverwege het olifantenpaadje  richting Rodaristraat; maar in het donker prefereer ik het voetpad langs de Alexanderlaan. Ondanks de straatverlichting is het hier nog tamelijk duister. De ganzenfamilie, die hier de ganse dag graast, is in diepe rust, de poep die ze op het voetpad hebben achtergelaten kan ik met dit ‘licht’ helaas niet ontwijken.

Op de hoek van de Alexanderlaan en de Rodaristraat ontwaar ik een menselijke gestalte, die als ik het goed zie daar heen en weer drentelt. Ik krijg gelijk kippenvel  maar loop dapper door in de richting van die figuur waarvan ik nu nog niet kan zeggen of het man of een vrouw is. Het is voor het eerst in vijf jaar dat ik hier loop … de spanning in mijn lijf stijgt. Nu begrijp ik waarom Rinus, die bij mij in de flat woont,  zegt dat hij altijd voor het donker thuis wil zijn. Ik ben de figuur nu op zo’n meter of twintig genaderd. Het is een tamelijk grote man, groter dan ik. Ik zie een baardje. Een jaar of vijftig lijkt hij mij.

In mijn binnenzak zit mijn portemonnee, met  alle voor vanavond belangrijke pasjes: Rotterdampas, cinevillepas, bankpas en er zit nog wat cash in, dus dat ben ik straks allemaal kwijt, denk ik mistroostig. Mijn hart zit zowat in mijn keel … ik probeer hem nog te ontwijken maar er is geen ontkomen meer aan, hij loopt, met een blikje bier in zijn hand, naar me toe en zegt met een enigszins lallende tongval: ‘Goede avond mieneer, oe mij alstoeblief helpen wil … ik bang … nat … koud … en niet weten  ik, waar huis.’ Het is een dronken Turk, hij is doorweekt.  ‘Waar moet je dan naar toe, man?’, vraag ik.  ‘Romanohof 7, wonen ik. ‘Dat weet ik wel te vinden, ik zal je er naar toe brengen.’ Ik ben zo opgelucht, dat ‘die figuur in het duister’ geen kwaad in de zin had. Ik ga er haast van dansen.

Romanostraat 7 is hier niet zo ver vandaan, hooguit tien minuten; het is het pand van de Bouman kliniek, een centrum voor verslavingszorg, onder andere alcoholisme.  Hij neemt nog gauw een slok bier en gooit zijn blikje een eind weg. Ik bel voor hem aan, als er wordt opengedaan geeft hij mij een hug en bedankt me. 

zondag 22 augustus 2021

SAINT-EMILION

Brenda, een collega van me,  heeft de tafel gedekt, een oud model van Ikea, dat al jaren niet meer verkocht wordt. Ze heeft m’n rozen afgesneden en in het water gezet. In haar kleine keuken heeft ze gekookt, kip met rijst, vooral omdat ik het zo lekker vind, vermoed ik. In afwachting van haar seintje ‘aan tafel!’ zit ik in haar  vintage fauteuil  te lezen in het boek ‘De helaasheid der dingen’ van Dmitri Verhulst, een Vlaamse schrijver. Het gaat over de belevenissen van een asociale, alcoholistische familie, in een gehucht in Vlaanderen. Daar wordt een Tour de France georganiseerd, waarin geen water of sportdrank gedronken mag worden maar uitsluitend alcohol houdende drank …

‘Aan tafel!’  roept Brenda. De kip met rijst ziet er lekker uit … óók het groenvoer (komkommer, paprika, sla), dat ze erbij heeft geserveerd.  Rode wijn drink ik altijd bij het. Brenda weet dat.  Ze verrast me nu wel heel erg door me mijn lievelingswijn te  schenken: een Saint-Emilion  van 1995 1995; een uitstekend wijnjaar. 

‘Waar heb ik dit eigenlijk aan verdiend, Brenda?’ 

‘Voor jou is het misschien niks bijzonders, Henk, voor mij wel: we zijn vandaag op de kop af één jaar collega’s. ‘

‘Goh, is dat nou alweer een jaar? Wat vliegt de tijd toch! Ik kan me nog goed herinneren dat je  op de afdeling werd voorgesteld, met name aan mij, want wij moesten gaan samenwerken.  Je was echt nog zo’n meisje toen, net van school, verlegen, een beetje giechelig,’

Ze proosten op hun samenwerking bij Krootjens, hun werkgever. ‘Heerlijke wijn,’ zeggen ze bijna in koor. ‘Het is een echte Saint-Emilion, goed op dronk ook,’ zegt Henk. Wat heb je er voor betaald?’

‘Tweeëntwintig’.

‘Goeie prijs-kwaliteit verhouding!’

Het moment dat ik aan Henk en zijn collega’s werd voorgesteld zal ik nooit vergeten … ik was al goed nerveus en had het helemaal niet meer toen hij begon over hoe ik er uit zag:  … mijn oranje gestifte lippen en blauwe hanenkam, ogen zwaar opgemaakt, veiligheidsspelden in mijn oren, piercings, scheuren in mijn broek ... hij somde dat allemaal zo onbeschaamd achter elkaar op …. zijn collega’s stonden er schaapachtig bij te grinniken ... wat een klootzakken zeg … moet ik met hen samenwerken? Dat kan toch niet!’

Nu herinner ik het me weer Bren: ‘daar hebben we ons eerste Punkie!’ zei ik, weliswaar lachend maar ik dacht: als ze net zulk rommelig werk aflevert als ze er uit ziet, dan komt ze haar proeftijd echt niet door. ‘Je hebt een lekker gekruid, krokant kippetje gemaakt … met kerrie, hè?’

‘Ja …  een beetje chili poeder en gerookte paprikapoeder heb ik ook nog gebruikt ... het smaakt mij ook goed.’  Ze snijdt met het grote mes nog een paar stukken van de kip en schenkt nog eens bij.

Vanmorgen kreeg Brenda een brief van Krootjens, hun baas: haar contract loopt af en wordt niet verlengd. Brenda staat op van tafel. Zonder dat Henk er erg in heeft, pakt ze het mes. ‘Ik zal je de brief laten lezen, Henk.’

In de brief leest hij, dat Brenda  wegens ‘onverenigbare karakters’ wordt ontslagen. Het is zonneklaar dat Henk hier achter zit. Ze wil hem eerst dat grote mes tussen zijn ribben steken maar bij nader inzien krijgt ze daar zelf te veel last van dus volstaat ze ermee hem een klap zijn kop te geven met de fles van zijn lievelingswijn. Henk valt buiten westen naast zijn stoel. Brenda drinkt het laatste beetje Saint-Emilion uit de fles.   

zaterdag 21 augustus 2021

PETER

Het was alweer eenenveertig dagen geleden dat mijn vader geld had overgemaakt naar mijn moeder. Tenminste, dat zei ze tegen mij. Het was in feite mijn zorg niet als haar tienjarige zoon. Ik kon er verder ook niks aan doen.  Mijn vader was zeeman. Hij voer op een cruiseschip, de s.s. Rotterdam van de Holland Amerika Lijn. Bijna het hele jaar was hij van huis. Hij zei altijd dat hij zich rotwerkte in de keuken van dat schip, dat geloof ik ook wel maar hij verdiende er alleen niet veel mee.  Al halverwege de maand begon mijn moeder hem te knijpen dat ze de huur, het eten en het gas en  licht niet kon betalen.  Ik ben haar oudste zoon, misschien vertelde mijn moeder me daarom, bij gebrek aan een partner thuis, van alles en nog wat. Niet alleen over de geldproblemen maar ook over de zorgen die ze zich maakte over mijn één jaar jongere broer, die geestelijk gehandicapt was en ver weg, in Zuid-Limburg, woonde in een inrichting, geleid door witte nonnetjes … over mijn twee oudste zussen, die elkaar onophoudelijk in de haren vlogen …  en over haar lievelingszus, onze tante Loes, die plotseling was weggelopen bij haar man, onze ome Willem … enz ... wat moest ik er mee??

We hadden een huurachterstand van één maand. De maand mei konden we niet betalen, dat moest ik van mijn moeder gaan zeggen tegen de man die de huur kwam ophalen, een izegrim met wratten op zijn handen. ‘Zeg maar tegen je moeder,’ zei de engerd,’ dat ze het huis uit moet als in juni de huur wèèr niet betaald wordt.’  

En dan was er, bij al die krapte, ook nog eens een logé. Neef Peter van zes, een zoontje van een zus en een zwager van mijn vader:  tante Mien en ome Bram. Tante Mien lag met een zware navelbreuk in het Franciscus ziekenhuis. Peter was nog te jong om alleen thuis te blijven; ome Bram kon geen vrij krijgen van zijn werk. Dus logeerde Peter bij ons. ’t Was bij ons thuis geen vetpot …  maar we kwamen ook weer niet om van de honger  … er was  voldoende. Maar niet voor Peter… Petertje, met z’n onnozele, trieste blik, had altijd honger: ‘Tante Lida (dat was mijn moeder)….. , ik heb honger,’ zeurde hij.

Het geldgebrek werd inmiddels zo dreigend dat we met z’n allen een bezoek gingen brengen aan het rijdend filiaal van de Rotterdamse Spaarbank vlakbij de Maastunnel. Misschien had mijn vader inmiddels geld overgemaakt  en anders kunnen we daar misschien een voorschot krijgen. Wij woonden in Spangen, het was een eind lopen naar de bank. Gelukkig was het lekker weer. Ik duwde de wandelwagen waarin mijn jongste zusje zat te sabbelen op haar speen. Mijn twee jongere zusjes liepen aan weerszijden  van mijn moeder. Telkens liepen ze aan elkaars haar te trekken. Petertje liep tussen ons in en had inmiddels al minstens tien keer met zijn lijzige stemmetje gedreind: ‘tante Lida, ik heb honger.’

Mijn moeder was het ineens spuugzat, eerst ze gaf ze mijn zussen allebei een flinke pets op hun kop, voor het haartrekken; allebei huilen natuurlijk. Toen pakte ze Peter bij zijn arm, schudde hem driftig door elkaarr en zei boos, dat ze nu geen gezanik meer over honger wilde horen: ‘dadelijk, Peter, als we thuis zijn, maak ik een boterhammetje voor je.’ ‘Ja, tante Lida,’ zei Peter geschrokken.

Er was bij de Spaarbank Rotterdam nog geen geld  gestort door mijn vader.  Mijn moeder kon wel een voorschot krijgen, zodat ze de huur van juni kon betalen. Wanneer het schip met geld binnenkwam moest ze het voorschot terugbetalen.

      

vrijdag 20 augustus 2021

ALCOHOL

De film ‘Druk’, die ik vanmiddag in bioscoop Cinerama zag, gaat over de theorie van een Noorse psychiater, die zegt dat de mens met een half promille alcohol te weinig in zijn bloed is geboren. Je zou pas optimaal presteren als je dat tekort gedurende de dag blijft aanvullen. Dan ben je relaxter, evenwichtiger en heb je meer lef.

Vier vrienden, middelbare school leraren, besluiten het lesgeven heimelijk te combineren met een beetje alcohol en later ook met meer, op zoek naar de ideale verhouding.  Ze willen, na een jaar van corona beperkingen,  weer leven in plaats van enkel bestaan.  ‘Druk’ belooft wat de door corona geplaagde mens óók zo nodig had: een vaccin voor de geest. De leraren worden een bruisende versie van zichzelf. Het is precies zoals een alcoholdrinker zichzelf ziet na twee biertjes, waarna die uiteraard denkt dat een derde alles nog beter zal maken en een vierde, en vervolgens wakker wordt gemaakt door de buurtkinderen, omdat hij zijn roes ligt uit te slapen op hun stoep. Na drankgebruik is er de grens tussen de bevrijdende  blije roes en het controleverlies. Het verlies van de beheersing kan mensen de vernieling in helpen maar  buiten de controle kunnen ook ideeën ontstaan en verliefdheid; je kunt niet zeggen: ik ga vrijdag verliefd worden op die of die persoon.

Na afloop van de film wil ik heel graag in Cinerama een biertje drinken. Ik ben geïnfecteerd door de theorie van de Noorse psychiater. Eén biertje is niet genoeg om te bruisen. In totaal neem ik er vier. Ik voel al een zekere blijheid in mijn lijf. Uit de speakers klinkt  rapmuziek die me doen swingen op mijn stoel. Normaal hou ik niet van die muziek.

Een paar tafeltjes verder zie ik een man van een jaar of vijftig. Hij is aan de wijn; heeft een hele fles besteld. Onderuit gezakt zit hij op zijn stoel. In hoog tempo neemt hij slokken wijn. Nu schenkt hij zichzelf bij en neemt gelijk weer een slok. Misschien is hij ook naar ‘Druk’ geweest. Ik heb hem niet gezien in de filmzaal. Af en toe kijkt hij in mijn richting; ik af en toe naar hem. Als onze blikken elkaar kruisen, knikken we naar elkaar, ik sta op en loop met mijn biertje in de hand naar zijn tafeltje.

Hallo, mag ik er even bij komen zitten? Dat mag. We stellen ons voor. Ik zeg dat ik naar ‘Druk’ ben geweest. Hij was daar ook. Een kutfilm vond hij het en weet je waarom. Het is een film die aanzet tot alcoholisme;  een relaxter, bruisender leven wordt je in het vooruitzicht gesteld, heel verleidelijk. Hij was nog maar een paar dagen clean, na een traject bij de AA. Nu zit hij hier half teut achter een fles wijn.

Ik vond het een goede film. Na de film heb ik mijn bloed met ongeveer een half promilletje alcohol aangevuld. Wat meer lef, balans voelt goed.  Ik ga naar huis ... aangeschoten en opgewekt. Loop je met me mee? Hij knikt en staat somber zuchtend op.  Zijn alcoholpromillage is duidelijk nog te laag. De fles wijn laat hij halfvol achter.  

woensdag 18 augustus 2021

AFGHANISTAN, DUIVEN

 Wat een paniek heerst er onder veel inwoners van Afghanistan nu de Taliban de macht daar hebben overgenomen.  De nieuwe Afghaanse leiders sussen de angst onder de Afghanen door te beloven dat het leven in het land rustig door kan gaan. Er zal niet,  zoals de Taliban in het verleden deden, gewelddadig worden opgetreden. Deze belofte horen veel Afghanen met groot wantrouwen aan. De Taliban proberen met die belofte alleen maar goede contacten met het buitenland aan te zwengelen.  Afghanen die samengewerkt hebben met de Amerikanen en Nederlanders, vrezen voor een gewelddadig einde van hun leven. Afghaanse vrouwen moeten weer gesluierd, mogen niet meer werken, moeten trouwen. Vrouwen worden weer ongestraft verkracht door Talibanstrijders.   

Hoe bang de Afghanen zijn  werd heel duidelijkst geïllustreerd door hun massale vlucht naar het vliegveld van Kabul, de hoofdstad van Afghanistan. Een vliegtuig dat daar gereed stond om naar Amerika te vertrekken, werd door  tientallen  mensen beklommen. Op het dak, op de vleugels, op het landingsgestel  van het vliegtuig zaten Afghanen klaar om te vluchten naar de Verenigde Staten. Ze zullen niet beseft hebben dat ze kansloos waren daar ooit aan te komen. Op beelden van het opstijgen van dat vliegtuig, was te zien hoe vluchtelingen van het vliegtuig af, te pletter vielen.

Nederland is het nu  aan zijn stand verplicht om snel de bedreigde Afghanen, die daar voor Nederlanders hebben gewerkt, hier een veilige plek te bieden. Dat had in feite al geregeld moeten zijn. Nu het al bijna te laat is, wordt er in het parlement nog gekissebist over wie hier en wie hier niet welkom is. Hopelijk gaat Nederland niet opnieuw voor een internationale blamage zorgen zoals het in 1995 deed  in Srebrenica.  

  

(En dan iets geheel anders)

DUIVEN

De duiven schijten sinds drie weken de balkons van onze flat niet meer onder. Het is wel  even wennen. Niet meer een paar keer per avond opspringen om een of meerdere duiven te verjagen. Geen duivenstront meer wegboenen. Zouden de duiven en masse besloten hebben een andere flat te gaan ‘bewonen’? Nee, zoiets besluiten duiven niet instinctief. Vanmorgen was ik op de sportschool. Zoals altijd op woensdagochtend. Buurvrouw Diane was daar ook.    

‘Eindelijk geen last meer van die duiven, fijn hè Diaan?’ zei ik. Ze was een van de flatbewoners die heel erg veel last had van de duiven. Dat kwam omdat haar buurman ten eerste die vogels voerde en ten tweede omdat hij zijn ondergescheten balkon en ramen nooit schoonmaakte, wat weer een aantrekkende werking had op die beesten. Op zijn balkon zijn heel wat eitjes uitgebroed.

Diane vertelde me dat ze voor zestig euro op internet een apparaatje gekocht had, de stop-bird-pro doos (SBP-doos), die doos heeft een hoge frequentie en werkt in op het zenuwstelsel van gevogelte om ze te verjagen.  Dat apparaat heeft ze  aan haar balkon bevestigd, aangezet en sindsdien is de hele flat verlost van de duivenoverlast. Nee, ze is niet van plan om een collecte onder de buren te gaan houden om die zestig euro terug te krijgen.  De meeste flatbewoners zullen de duiven wel missen (als kiespijn) maar niemand weet hier vanaf … behalve ik dan … Diane is al lang blij dat ze geen last meer heeft van die vogels.

Mij valt de laatste weken op dat de andere vogels bij ons achter luidruchtiger zijn dan ik gewend ben. De meeuwen, roeken, kraaien en eksters (die herken ik) blijven gewoon rondvliegen bij ons in de buurt maar ze klinken wat onrustiger … misschien heeft dat te maken met de geluidsfrequentie van de SBP-doos.

 

 

dinsdag 17 augustus 2021

STRAKS

Over vroeger, altijd maar weer over vroeger schrijven wil ik eigenlijk helemaal niet; het maakt me kotsmisselijk … de lezer zal het zo langzamerhand ook wel spuugzat zijn.  Het zal meer moeten gaan over straks, vanavond, dadelijk, morgen, overmorgen, in het weekend,  als het weer herfst, winter, lente wordt, volgende week, volgende maand, volgend  jaar, volgend kwartaal, als ik de tachtig haal  en wie weet wel (veel ouder) wordt, in december, met de Kerst en Oud en Nieuw, het reisje dat ik, wanneer weet ik nog niet, ga maken naar Berlijn, films of theaterstukken die nog gemaakt moeten worden en die ik ga zien, mensen die ik nog zal ontmoeten.

Straks, over een kwartiertje al, ga ik eten maken; ik durf het haast niet op te schrijven maar ik ga weer mijn lievelingsrecept maken: witlofsalade; mijn lezers kunnen haast dromen wat daar in zit, dus zal ik het voor de zekerheid nog eens opsommen (dit is voor één persoon voor twee dagen): twee in partjes gesneden  witlofstronken, 2 in plakjes gesneden bananen, 2  grote appels geschild en in stukjes gesneden, 2 handen vol rozijnen en een flinke plens sinaasappelsap; dit alles door elkaar roetsjen en een kwartiertje laten  marineren. In feite kan dit recept natuurlijk ook voor één persoon voor één dag worden gemaakt door alle ingrediënten te halveren èn er dus een halve plens sinaasappelsap  er op te  gieten … stom dat ik dat niet eerder zag.

Ik begin vandaag wat vroeger met eten maken dan normaal omdat ik vanavond een vergadering heb; ik ben namelijk gevraagd om bestuurslid te worden van het ontmoetingscentrum (O.C.) Prinsenhof,  hier in Prinsenland. Deze vergadering ga ik snuffelen, proeven het of het wat voor mij is. ‘Un peu nerveuse’ ben ik wel moet ik eerlijk zeggen; het is al zolang geleden dat ik vergadert heb.

En dan krijg ik het weer een beetje moeilijk, want ik ga nu eten maken en daarna naar de vergadering. Met het volgende stukje ga ik verder na de vergadering en dan zit ik dadelijk toch weer te schrijven over het verleden.

Onder het eten maken staat buurvrouw Mies (niet haar echte naam) plots voor mijn keukenraam; ze gebaart me dat ze wat wil vertellen: er is in onze flat een buurman van de vijfde door een buurvrouw van de zesde etage met een ijzeren tang aangevallen; hij woont vlak onder haar. De man was een zestiger, zeker 160 kilo, abnormaal zwaar dus. De vrouw was al oud, achtentachtig. Hij had zijn geluidsinstallatie de laatste tijd keihard staan. Zij had er al regelmatig bij hem over geklaagd; vooral haar kleine poedeltje had er veel last van. Het beestje maakte de laatste tijd, natuurlijk door die geluidsoverlast, de vreemdste buitelingen in huis. Maar de buurman van de vijfde deed net alsof hij gek was en liet het geluid gewoon zijn boxen uit knallen. Hij is gewond geraakt aan zijn hoofd  en met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Zij werd geboeid (!) meegevoerd naar het politiebureau. De traumahelikopter kwam nog aangevlogen … maar te laat.

Bestuurslid van het O.C. Prinsenhof word ik zeker niet, weet ik nu al. Heel snel word ik vanavond moe van het vergaderen met die vier andere, aardige mannen van het OC-bestuur   het lukt me niet meer;  ik klap dicht … kan me niet concentreren. Met een goed boek, een film, een voetbalwedstrijd, het gezelschap van een of twee  leuke mensen of zelfs in mijn eentje, vermaak ik me ongetwijfeld  beter.

maandag 16 augustus 2021

EXEN

 Zouden mijn exen nu wèl gelukkig zijn, zònder mij? Twee schilderijen in mijn woonkamer herinneren mij voortdurend aan hen.  Mijn eerste ex, Laura, schilderde een schitterend portret van mij. O, wat sta ik daar mooi op. Zij was duidelijk verliefd op mij toen ze me schilderde. Ik zal niet zeggen dat ik lelijk ben maar dit is weer te veel schoonheid.  Dat andere schilderij kreeg ik van mijn tweede ex, Olga.  Ik mocht het doek zelf uitzoeken bij een kunstschilder met wie zij bevriend was. Ik koos een werk, een haventafereel, dat haar meer dan driehonderd euro kostte. Zij was óók verliefd en wilde wel blijkbaar wat uitgeven voor mijn verjaardag.

Het viel me een dezer dagen opeens op dat het portret, dat Laura van mij maakte begon te bladderen. Ik stofte de broodkast in de woonkamer eens een keertje goed af en zag toen mijn portret van heel dichtbij. Ruim vijftig jaar geleden schilderde ze het en nu ging de plakkaatverf bladderen. Tot nu toe was het alleen een stukje van mijn hals.  Hoe lang zal het nog enigszins toonbaar zijn?  Hooguit tien jaar, denk ik. Dat is genoeg want zolang zal ik er ook nog zijn zo ongeveer. 

Het prachtige acrylverfschilderij dat ik van Olga kreeg, gaat zeker nog vele jaren meer mee; daar mogen mijn erfgenamen dan om vechten, ze kunnen ook proberen het te verkopen, het linea recta bij het grof vuil deponeren of ze geven het terug aan Olga, als ze het wil hebben.

Olga, wilde in de periode dat we elkaar kenden ‘er nooit op uit’. Heimwee speelde al snel bij haar op.  Een onbestemde angst domineerde haar; zowel binnen- als buitenshuis. Van verandering was ze wars; ze bleef maar het liefste thuis hangen, slapend, e-mailend of tv kijkend. Ze ging met mij wel eens een eindje wandelen, naar een musical of een film maar dat was hoogst sporadisch. Meestal zaten we verveeld onderuit op de bank, ik las wat en zij vijlde haar nagels.

Met Laura heb ik veel gereisd. We liftten naar Milaan om op 6 mei 1970, Feijenoord in de finale van de Europa Cup te zien voetballen tegen Celtic, de Schotse kampioen. Wat een feest werd het  op het Piazza del  Duomo, het grote plein in Milaan, toen Feijenoord die Cup won ...het duurde tot diep in de nacht … en we vierden het samen met de sportieve Celtic-supporters … zingen, lachen en veel te veel zuipen ...  

Met de trein, de bus of ons eigen Renaultje-4 gingen Laura en ik naar Frankrijk; we vlogen naar Italië en verschillende malen naar Portugal. Een van de meest memorabele reizen die we maakten was de Oost-Europa reis.  In 1972 toerden we in drie weken met een Amerikaanse reisorganisatie naar West-  en Oost-Berlijn, Warschau, Moskou, Leningrad, Minsk, Helsinki, Stockholm, Kopenhagen en tenslotte terug in het huidige 020.  Ik was in die tijd lid van de CPN, communist dus, en wilde graag ervaren of het leven in ‘het oosten’ werkelijk zo naargeestig en beklemmend was als de westerse media ons wilden doen geloven.

In Oost-Berlijn ging het meteen al mis met mijn positieve instelling ten opzichte van het communisme. Wij, Laura en ik, en ook onze medereizigers, voornamelijk Amerikanen, moesten al onze stripboekjes (comics) inleveren bij de Stasi’s, die ons bij de grens tussen Oost- en West-Berlijn  (Checkpoint Charlie) streng controleerden. In Moskou werden we op onze wandelingen door de stad zogenaamd onopvallend geschaduwd door mensen van de geheime dienst. Toch slaagde een aantal van onze medereizigers er in om meegebrachte spijkerbroeken aan Russen te verkopen. De spijkerbroek was zeer gewild, doch door de Russische overheid verboden ... was te Amerikaans.  Wat ons toen verder opviel was dat het schoonhouden van de straten in Rusland gedaan werd door  stokoude geheel in het zwart geklede vrouwen. 

Het  hele Oostblok maakte een weinig welvarende indruk op ons: verpauperde woongebouwen, lange rijen voor winkels, slecht onderhouden wegen, veel politie op straat. Erg gelukkig werd ik er niet van. Ik bleef nog wel jarenlang communist. Naar het voormalige Oostblok ben ik niet meer terug geweest.  Binnenkort zal ik voor de tweede keer van mijn leven Berlijn weer bezoeken; voor het eerst zònder muur.

zondag 15 augustus 2021

SPIDO

 Voor mijn buurman Rinus en mezelf heb ik afgelopen dinsdag twee tickets gereserveerd  voor een vaartochtje met de Spido over de Maas; één voor mezelf en één voor mijn buurman Rinus. We hebben allebei een Rotterdampas en daarmee krijgen we de tickets gratis. Ik heb kaartjes voor binnen besteld omdat er wat regen was voorspeld , maar die voorspelling gaat vandaag echt niet uitkomen. Het is bijna bloedheet en binnen in de boot is het met al die mensen op elkaar gepakt nog benauwd ook. Bovendien loopt Rinus te mopperen dat hij hier door de ramen van de boot geen behoorlijke foto’s kan maken. We drinken eerst even wat … Rinus neemt cappuccino en ik tonic .. dan gaan we naar buiten.

Veel mensen ook hier … vaders en moeders met kinderen, opa’s en oma’s met kleinkinderen. Jonge kinderen, zo zie ik, zijn al snel in slaap gevallen op vaders of moeders schoot of in een kinderwagentje. Wat oudere kinderen vinden de omgeving interessant en vragen hun ouders ‘wat is dat?’ en die vertellen hun kroos dan graag wat zij ervan weten. Ik hoor veel talen om mij heen. Veel meer dan de vier talen waarin de Spido-mevrouw  uitlegt wat er zoal te zien is … ik hoor sowieso ook nog Pools, Grieks, Italiaans, Spaans, Marokkaans en Turks, maar waarschijnlijk kunnen veel mensen die de laatste twee talen spreken, ook wel Nederlands verstaan…  en Rinus maar foto’s maken.

We zijn al bijna in Schiedam, mijn geboorteplaats. Mijn moeder is daar ook geboren in 1929. Mijn vader niet, die is geboren in Indonesië in 1931. Mijn vader en moeder hebben elkaar wel ontmoet in Schiedam in 1950, mijn geboortejaar. Mijn opa en oma van moederskant (wij zeiden altijd opa en oma van mama) woonden daar ook. Oma van mama was een lieve zachtaardige vrouw, ik weet nog wel dat ze ziekelijk was … ze had veel wondjes op haar benen, ‘open benen’ werd dat genoemd … oma hield heel veel van poezen maar toch nam ze er geen … ze was bang dat een kat haar benen verder zouden open krabbelen.  Opa van mama maakte met Sinterklaas verrassend leuke kadoos voor zijn kleinkinderen; zo maakte hij zelf het bij ons thuis legendarische Kabouterspel, dat we wel honderden keren met plezier gespeeld hebben. Ook maakte hij, in zijn prachtige schuinschrift, fraaie, hilarische gedichten.  Maar het meest van al zal ik opa van mama herinneren als de man die mij, terwijl hij mij zogenaamd leerde verven, misbruikte door zijn dikke worstvingers in mijn broekje te persen, mijn piemeltje zocht  en er zachtjes in ging knijpen.  Ik was toen zes jaar. Ik herinner me dat mijn moeder toen ik haar vertelde  wat opa gedaan had een rood hoofd kreeg, ging huilen, haar jas aandeed, zei dat ze even met opa ging praten en weg was ze.  Opa van mama is sedertdien nooit meer bij ons thuis op bezoek geweest.  Later hoorde ik dat die opa meerdere slachtoffertjes had gemaakt onder mijn neefjes en nichtjes…. We zijn dus in Schiedam … hier keert de boot … vaart weer terug richting Erasmusbrug.   

Langs de s.s. Rotterdam gaan we nu. Hier is Katendrecht. Keurig zegt de Spidostem door de speakers van de boot in vier talen dat Katendrecht een voormalige hoerenbuurt is. Nu is het een yuppenbuurt: onze corona-minister Hugo de Jonge woont er ook.   

Mijn vader heeft vele jaren gewerkt op de s.s. Rotterdam ... maakte cruises en voer talloze malen Rotterdam – New York op en neer. Hij was pantry-bediende … moest voornamelijk afwassen en opruimen … verdiende er niet veel mee, te weinig in ieder geval om zijn gezin te kunnen onderhouden.

We komen aan het einde van de reis. Vanaf de Spido-boot  is het een mooie aanblik:  de Willemsbrug gezien door de Erasmusbrug. Rinus had het plaatje al geschoten.

zaterdag 14 augustus 2021

Buurvrouw

 Mijn buurvrouw is een klein, oud, lelijk wijfie met een bochel. Haar hoofdje heeft een diep treurige uitstraling. Bovendien loopt ze scheef met een afwijking naar links. De laatste jaren heeft ze een vriend gehad, ook een oudje, ouder zelfs dan zij,  maar niet zo lelijk: hij was kaal (met zo’n lullig kransje) en afgrijselijk vreugdeloos. Een paar dagen per week was hij bij haar.  Hij at en sliep daar dan ook.  Voorheen was ze altijd alleen … en bang.  Mijn buurvrouw vertelt me, in vertrouwen, wat over hen samen.

‘Ik ontmoette hem op een koor, we waren allebei halverwege de zestig en euforisch. Hand in hand dartelden we over straat. Hij tilde me bij de supermarkt op, zo hoog hij kon.  Ik  gilde het uit als een hysterische tiener. We lachten veel, zoenden hartstochtelijk  en praatten wat overdreven hard.  We aten gezellig samen en deden daarna de vaat. Scrabble, tri-domino, dammen en schaken speelden we fanatiek … hij won meestal wel maar dat vond ik niet erg ….   hij hielp me verder altijd graag met allerlei klusjes in huis ….  maar ondanks dit alles was onze liefde  geen lang leven beschoren ... dat ie langzaam maar zeker impotent werd, speelde daarbij voor mij ook mee.’

‘Zonder enig plezier wandelden we steeds weer door het zelfde parkje. Staarden ons suf naar steeds weer dezelfde programma’s op tv. Hij zat veel met zijn neus in de boeken;  ik puzzelde me wezenloos en vijlde continu mijn nagels.’

‘Zullen we vrijen,’ vroeg hij regelmatig. ‘Ik schrok daar steeds weer van.  Mijn adem stokte. Ik had geen zin. Nooit. Maar ik deed het toch. Altijd. Mooie piemel heb je, zei ik … maar het was er gewoon een van dertien in het dozijn en eigenlijk nog een beetje ondermaats ook. Het kostte me veel moeite om hem aan een stijve te helpen; meestal lukte dat ook niet; zijn pik bleef halfzacht, als een lauwe rookworst. Zelfs met een dubbele dosis viagra lukte het niet.  Op het nachtkastje lag de tube glijmiddel te verpieteren.  Ik masseerde hem net zo lang tot hij, hijgend als een bejaarde jogger aan de finish, klaarkwam.  Het kleine beetje waterige sperma dat uit zijn geslacht druppelde was beschamend, gezien alle moeite die  ik ervoor had moeten doen … maar eh, Ik ben nu wel bijzonder openhartig … je gaat het toch niet allemaal lopen rondbazuinen, hè!?’

 ‘Het leek me echt een aardige vent, die vriend van je,’ zei ik. ‘Nou nee … dat was maar uiterlijk vertoon, hij was stik jaloers en stinkend achterdochtig; ik durfde gewoon niet meer naar andere mannen te kijken.’

‘Uiteindelijk, denk ik, bleef hij alleen maar bij mij voor mijn geld. Ik stopte hem namelijk maandelijks wat geld toe (zo’n kleine honderd euro) waarmee hij zijn krantje, sportschool , viagra en  glijmiddel kon bekostigen ...hij had het niet zo breed.’

‘De laatste jaren hadden we te veel ruzie om niks. Zo kon ik bijvoorbeeld nogal uitgelaten zijn als ik een tv-quizvraag goed had … ging ik juichen … gillen … springen,  ‘je lijkt wel een dronken hooligan, belachelijk zeg,’ zei hij dan. Ik reageerde daar weer flink pissig op en vervolgens zei meneer  dan vier dagen helemaal niks meer tegen me … en zo ging dat steeds met ruzies … daar had ik geen zin meer in.’

Mijn kleine, openhartige buurvrouw woont sinds een paar maanden weer alleen … ook is de angst er weer. Ze heeft hem eruit gegooid. Een ervaring rijker … een illusie armer.

vrijdag 13 augustus 2021

DEN BOSCH (4)

 Gisteravond heb ik, na Dali en de lekke band, afscheid genomen van Paula.  ’t Is leuk geweest,  vonden we allebei. We luchtkusten nog  … één keer….. ‘misschien tot ziens …. doei.’

Op de laatste dag van mijn verblijf in Den Bosch, kwam ik er achter dat ik mijn huissleutels kwijt was.  Ik had ze in het vak van mijn koffer gestopt waar ook het sudoku puzzelboekje zat, dacht ik. Daar zaten ze dus niet meer.  Voor de zekerheid mijn rugzak en de koffer omgekeerd; maar niks  gevonden. Tinie, de B&B dame had ook geen sleutels gezien. Mijn buurvrouw in Rotterdam, Hilde,  heeft mijn reservesleutels, ze zou de planten water geven. Als zij thuis is, als ik thuis kom vanmiddag kan ik in ieder geval mijn huis in.  Ik ga haar bellen en zeggen dat ik tussen vier en vijf in Rotterdam ben…….. ze neemt niet op …… niet één keer, niet twee keer …tien keer niet.  Dan bel ik maar een andere buurvrouw, An, zij neemt gelijk op. Als ik haar vertel wat er aan de hand is, zegt ze dat ze meteen even langs zal gaan bij Hilde… en dan belt ze me terug. Wat bleek: de batterij van de telefoon van buurvrouw Hilde was leeg …. vanmiddag zou ze niet thuis zijn; vanavond laat pas … dus gaf ze buurvrouw An , die naast mij woont, de reservesleutels. Ik opgelucht. Kon de sleutels bij An ophalen als ik vanmiddag thuis kwam. Hoefde ik niet op mijn koffer op de galerij  te gaan zitten wachten tot buurvrouw Hilde thuiskwam. 

Dan kon ik nu toch nog even gaan kijken in het IJheronimus Bosch Art Center oftewel het Jeroen Bosch museum. Dat is gevestigd in een oude kerk. Jeroen Bosch leefde van 1450 tot 1516. Zijn achternaam was eigenlijk ‘Van Akens’ .  Omdat zijn woonplaats Den Bosch was signeerde hij zijn werk met  Bosch. In het museum zijn reproducties van zijn drieluiken, schilderijen en tekeningen te zien, aangevuld met uitvergrote driedimensionale figuren uit zijn werk en een reconstructie van zijn atelier. De toren van het museum biedt een fraai uitzicht over Den Bosch.

Het merendeel van Bosch  thema’s zijn ontleend aan de bijbel. Het lijden van Christus en het laatste oordeel komen vaak voor. Christus en de heiligen vormen het goede voorbeeld. Opvallend is ook de groep waarin de zondige mens centraal staat, zoals ‘de Hooiwagen’ en de ‘Tuin der lusten’.  De Tuin der Lusten is het bekendste werk van Bosch.  Het drieluik toont het huwelijk tussen Adam en Eva, met op de achtergrond konijntjes, die de opdracht aan de mens symboliseren: wees vruchtbaar en bevolk de aarde. Op het middenpaneel is de mens afgebeeld die zich bezondigt aan de wellust…. en op het rechter paneel is te zien waar die zondige mens zal eindigen: in de hel, in een magnifiek geschilderd vuur. De zondige mens wordt door Bosch uitzonderlijk lelijk  geschilderd: grote oren, uitpuilende ogen met een domme, agressieve uitstraling, verbeten blik; aangemoedigd door duiveltjes.      

Jeroen Bosch vind ik net zo surrealistisch als Dali. Op een van zijn werken schilderde Bosch mensen  omgeven door olifanten en giraffen op mini formaat.  

Het was goed om even in Den Bosch te zijn; zes jaar lang alleen maar Rotterdam is ook niet alles. Ik nam afscheid van Tinie, de B&B-dame, bedankte haar voor de gastvrijheid en de lekkere ontbijtjes. De trein vertrok om drie minuten over drie richting Rotterdam-Alexander.  Kwart voor vijf was ik thuis. Van buurvrouw An kreeg ik de reserve sleutelbos.  Eenmaal in mijn huis zag ik mijn verloren gewaande sleutelbos aan het sleutelrek hangen. Ik had hem gewoon niet meegenomen!

 

donderdag 12 augustus 2021

DEN BOSCH (3)

 Paula had een grappig, tamelijk kort zwart jurkje aan en tot mijn grote verbazing was ze naar de kapper geweest en had ze  d’r blonde haar  paars laten verven. Ze zag er leuk uit zo. Ik ging samen met haar het Noordbrabants museum. We zouden kennismaken met een bijzondere kunstenaar: Salvador Dali.

Op de fiets gingen we naar het museum. Zij bij mij achterop. Het was moeilijk een plekje te vinden om de fiets te stallen. Op veel plaatsen zag ik bordjes met de tekst: ’Hier geen rijwielen plaatsen.’  Ik moest die fiets toch ergens kwijt. Dus zette ik hem maar op een verboden plek.

Het was ondanks de tijdsloten druk In het museum. Er  waren zowel schilderwerken van Dali te zien als foto’s van hem die door zijn vrienden waren gemaakt.  Salvador Dali (1904-1989)was een creatieve alleskunner. Heel bekend zijn de schilderijen met gesmolten uurwerken maar die zijn hier niet in dit museum te zien. Zijn erotische schetsen en zelf ontworpen advertenties worden nu wel getoond. Dali was naast kunstschilder ook reclamemaker, schrijver, acteur, minnaar en model.  De foto’s laten duidelijk zien dat Dali al op heel jeugdige leeftijd surrealistisch bezig was. Zijn sprankelende humor, bewuste provocaties en natuurlijk zijn markante snor waren opvallend.

Veel belangstelling was er voor Dali’s erotische prenten, eigenlijk waren er (gezien de corona) veel te veel mensen in die zaal. Desalniettemin heb ik de suppoosten niet zien handhaven.  Paula was bijzonder geïnteresseerd in die prenten; ze stond er zowat met haar neus bovenop …… en eerlijk gezegd raakten die prenten mij ook wel …….. we hadden het er niet met elkaar over.

Koffie. In Den Bosch was trakteren op koffie met de hier beroemde lekkernij een soort verplichting: de Bossche bol. Paula vond het een prima idee. Zij at weliswaar haast nooit zo’n bol. Ze was hier geboren en getogen. Voor haar was  die bol niet zoiets speciaals. Het was al lang geleden dat ze er een op had, zei ze. Nu had ze wel trek. ‘Het water loopt me al uit de mond.’

Bossche bollen zijn supergrote roomsoezen, die moeilijk te eten zijn … de serveerster gaf er mes en vork bij. Maar snijden in zo’n bol dat gaat echt niet, dacht ik, dus ik neem een grote hap en tegelijkertijd valt er een grote klodder slagroom uit de bol op mijn broek. Paula moest lachen, wat ik nou niet zo leuk vond ….. Ik at met de vork de slagroom van mijn broek. Voor wat ik er niet af kreeg, gaf de serveerster mij een vochtig doekje. Gelukkig zat er nog heel wat slagroom in de bol om van te smullen. De koffie was goed. Lekker sterk. Paula bedankte me voor de traktatie. Ze kneep me zachtjes in mijn arm.

Op naar de fiets! Die stond er nog maar wel met een lekke voorband. Het ventieltje was los gedraaid. Natuurlijk door een gluiperige buurtbewoner. Voor ons zat er niets anders op dan (een half uurtje)naar de fietspomp te lopen; op het Centraal Station.    

woensdag 11 augustus 2021

DEN BOSCH (2)

‘Birds without flight’(Vogels die noch kunnen vliegen, noch kunnen vluchten) is de titel van een act op het Boulevard-festival. Als bijschrift kreeg de act mee: ‘ de oorsprong van onze wereld zit in bladeren, breekbaar, kwetsbaar, toch in staat om terug te keren, weer tot leven te komen nadat ze eenmaal gevallen zijn in het ruige seizoen.’

‘Nou ja, geef mijn portie maar aan Fikkie,’ zei Paula nadat ze dat gelezen had. Rebecca, Toon en ik dachten dat we het wèl begrepen hadden, wij wilden de act wel eens zien die bij die poëtische woorden paste. In de aankondiging werd nog vermeld dat mensen die last hadden van claustrofobie deze voorstelling beter konden mijden.

‘Ik begrijp niks van die teksten en ik heb ook geen last van claustrofobie, dus ik wil die act toch wel eens zien,’ zei Paula. Ook Rebecca en Toon waren wel nieuwsgierig. Ik ook trouwens.  Voor vijf euro per persoon mochten we een kwartier de tent in waar het allemaal zou gebeuren. De voorstelling was voor twee personen dus lootten we om wie het eerst naar binnen zouden gaan. Tot grote opluchting van Toon en Rebecca werden Paula en ik dat. Het tentje stond propvol ficus benjamin planten en op een langgerekt ijzeren plateau, model patatsnijder, waren twee eenpersoons staanplaatsen aangegeven.

Daar stonden Paula en ik dan, geheel ingesloten door de planten. ‘Ooo, ik vind het nou al eng,’ zei Paula, ‘kan ik nog terug?’ Terwijl ze dat vroeg was de act al begonnen: de toegang tot de tent werd afgesloten en er klonk een zacht liefelijk muziekje. Langzamerhand werd het licht gedempt, klonk de muziek harder, stak er een zacht briesje op en vond Paula het nog wat enger worden. ‘Houd me hand  alsjeblieft vast?,’ vroeg ze me met een angstig stemmetje maar dat was niet mogelijk omdat we te ver van elkaar afstonden.

Stikdonker werd het op den duur in de tent, de muziek oorverdovend en het briesje kreeg orkaankracht; de bladeren van de planten sloegen tegen me aan en ik had moeite me in balans te houden op de wiebelende patatsnijder. Paula had het niet meer: ‘Ik wil eruit!’ schreeuwde ze, nog nauwelijks hoorbaar voor mij. ‘Rustig Paula, de storm gaat zo liggen!’ schreeuwde ik zo hard mogelijk terug, ik probeerde maar wat om haar enigszins tot bedaren te brengen.  Eerlijk gezegd voelde ik me zelf ook niet meer zo op mijn gemak in die tent. Ik maakte mezelf wijs dat het  theater was en dat de makers toch niet zo achterlijk zouden zijn om een levensbedreigende act neer te zetten. Paula stond op hooguit twee meter afstand van mij doodsangsten uit.  

Maar inderdaad al snel veranderde weliswaar heel geleidelijk de intensiteit van het licht, de muziek en de wind. De planten stonden nu weer roerloos  om me heen.  Nu de storm was gaan liggen rook ik een tropische bloemengeur ….jasmijn, leek het wel. Een rustgevend einde, hoewel dat blijkbaar niet zo voelde voor Paula.  Het huilen stond haar nader dan het lachen. Ze trok me met kracht mee de tent uit en eenmaal buiten pakte ze me stevig vast. ‘Heb ik blijkbaar toch claustrofobie,’ zei ze. Ze liet haar tranen de vrije loop.

Rebecca en Toon waren nu bijna aan de beurt: ’Was het zó erg?’ vroeg Toon lachend toen hij Paula’s tranen zag? Ik zei dat ik het  echt goed en soms ook spannend vond. Toon kende Paula al langer dan vandaag . Hij wist dat ze heel gauw van haar stuk gebracht was.

Toon en Rebecca kwamen een kwartier later gierend van het lachen de tent uit: ‘leuke act, fijne muziek, ogen dicht, de wind blaast door mijn haar, lekker ontspannend,‘ zei Toon; Rebecca leek het daar helemaal mee eens te zijn.    

  

dinsdag 10 augustus 2021

DEN BOSCH

 

In Den Bosch ben ik de afgelopen vier dagen geweest.  Voor het Jeroen Bosch museum, het Noordbrabants museum en het Boulevard festival. Ik zat in een Bed & Breakfast bij Tinie, de tamelijk lange, ultra slanke eigenaresse van ‘B&B mijnhuisjouwhuis’.  Van de B&B  waren het ontbijt en Tinie de hoogtepunten. (Het bed was een veel te groot tweepersoonsbed in een veel te klein kamertje). Tinie  (53) was een leuke, open, vrouw; het klikte gelijk. Toen ze hoorde dat ik onder andere voor het Boulevardfestival kwam  vertelde ze dat ze daar tot vier jaar geleden met een vriendin ook regelmatig kwam maar sinds ze door een windvlaag omver geblazen was en daarbij (een weliswaar lichte) dwarslaesie opliep was het voor haar uit met Boulevardpret.

 Tinie vond het niet zo’n goed idee van mij om alléén naar het festival te gaan: ‘Het is juist zo leuk om samen naar een voorstelling te kijken, er wel of niet van te genieten en er dan met elkaar over na te praten onder het genot van een hapje en een drankje,’ zei ze

‘Tja,’ zeg ik,’ maar ik heb nu eenmaal niemand gevraagd om met me mee te gaan, dus ik zal het toch in mijn eentje moeten doen.’

‘Nou,’ zegt Tinie, ‘ mijn dochter Rebecca en Toon, haar man, gaan elk jaar naar Boulevard. Ik kan wel eens vragen of jij met ze mee kan.  Als ze weten dat jij een gast van mij bent vinden ze dat vast wel prima. Jullie zullen het alleen wel eens moeten worden over de acts die jullie willen zien.’

Ik vond het eigenlijk wel een goed idee van Tinie. Het was trouwens snel geregeld en het werd voor mij nog aardiger dan gedacht want Paula, een vriendin (en leeftijdsgenoot) van  Tinie  wilde ook graag met ons mee en zo waren we met zijn vieren. Beter dan met zijn drieën…… en …… Paula was nog een leuke vrouw ook en uiterlijk althans, zo’n beetje in alles het tegengestelde van Tinie. Met de voorstellingen waren we er ook snel uit. Alleen het weer werkte flink tegen. Zowat om het uur stortte er een plensbui op het festivalterrein neer; we moesten dus regelmatig een schuilplek zoeken. Wij zochten dan meestal de toilettent op, daar konden ook de meeste mensen staan. Er waren inmiddels al drie plensbuien geweest en we hadden nog geen voorstelling gezien.  Gelukkig maakte het ons niet moedeloos, integendeel, we maakten lol over onze regenpaniek en spraken over voorstellingen die we hier in eerdere jaren gezien hadden en tot mijn grote tevredenheid kwam Paula lekker dicht tegen me aanstaan….toen ik ook wat meer tegen haar aan ging leunen was dat voor haar, tot mijn genoegen, geen reden zich wat van mij af te wenden.

‘Bloos’ was die avond de mooiste act waar we aan meededen.  Het was de bedoeling dat we die afzonderlijk zouden beleven; ons werd gevraagd ons te ontdoen van mobieltje, jas, pet en schoenen. Vervolgens werd ieder van ons in een eenpersoonstentje gezet, alwaar een (tamelijk onbegrijpelijk) gedicht werd voorgedragen. Toen werden we vanuit de tentjes, met een koptelefoon op ons hoofd, naar een groot grasveld met bedden gebracht; we werden uitgenodigd daarop te gaan liggen. Bij mij en bij de anderen, zoals ik later hoorde, klonk, vanuit de koptelefoon, muziek en het levensverhaal van een 80 plusser, bij ieder van ons weer van een andere oude man of vrouw.

Het levensverhaal dat ik te horen kreeg, afgewisseld met muziek, was van  een 84 jarige man, iemand die zich pas vanaf zijn 21e ervan bewust was dat hij homoseksueel was. Nooit had hij last gehad van zijn seksuele geaardheid. Hij was makkelijk door het leven gerold.  Moeilijke keuzes had hij nooit hoeven te maken ….dat deden anderen telkens voor hem. Eén keuze maakte hij zelf wèl: zijn doodswens …. toen zijn 12 jaar oudere vriend overleed.  Voortleven was toen voor hem zinloos.

In de loop van zijn verhaal werden loodzware kussens op mijn benen en later ook op mijn bovenlichaam gelegd …..en totaal buiten de orde van de act begon het toen vreselijk te plenzen, waarop een groot tentplastic over me heen werd gespannen zodat ik droog zou blijven.

Omdat het toen, ook na die act, alsmaar bleef gieten, besloten we met de auto van Rebecca naar Tinie’s B&B te rijden. Daar hebben we, onder het genot van een wijntje, de levensverhalen, die we gehoord hadden nog eens opgehaald, zodat Tinie er ook wat van mee kon genieten. Paula kwam met haar wijntje, dicht naast mij op de bank zitten en lachte lief naar mij, dacht ik.

Ik lachte, misschien net iets te gretig, terug.

donderdag 5 augustus 2021

HELDEN

 

De Olympische Spelen zijn dezer dagen hot-news.  Hoewel ik een sportliefhebber ben volg ik dit evenement niet; sport liever zelf. Ik kijk wel naar het journaal en hoor wie, wat voor medailles heeft gewonnen, luister dan met frisse tegenzin naar de enthousiaste bijna hysterische geluiden van de dienstdoende commentator. Het doet soms pijn aan mijn oren de herrie, die opklinkt,  zelfs wanneer er bij synchroonzwemmen slechts een bronzen medaille wordt binnengehaald.  Ik zou het zelf niet kunnen, hoor, noch het synchroonzwemmen noch het commentaar geven. In elk journaal wordt met trots melding gemaakt van het totaal aantal plakken die zijn binnengehaald door onze sporthelden. Ze kunnen het bij het journaal niet laten om ons kleine aantal medailles met dat van de Chinezen te vergelijken; dat land is natuurlijk vele malen groter. China staat tot nu toe altijd nummer één in het plakkenklassement en Nederland nu eens negende en dan weer tiende.  Joepie!

Ik deed vandaag ‘Conversatie Nederlands’ met een Chinese moeder en dochter, ik ben hun namen vergeten maar laat ik ze voor het gemak even Hui (de moeder) en Sya (de dochter) noemen.  De enorme bevolkingsgrootte van China (1,4 miljard)  is natuurlijk een enorm arsenaal waaruit kampioenen geput kunnen worden. Maar dat is het niet alleen want Sya vertelde me dat kinderen al op vijf of zes jarige leeftijd  moeten beginnen met trainen voor hun sport.  Hier in Nederland doen we dat niet zo, bovendien is hier lid zijn van een sportvereniging niet voor iedereen weggelegd: óf de ouders hebben er geen geld voor óf het interesseert ze minder dat hun kinderen aan sport doen. In China zit er drang of beter: dwang achter en neemt de staat de kosten en controle op de progressie van de sportende kinderen voor zijn rekening.

Mijn krant, de Volkskrant,  is nu ook rijkelijk gevuld met uitgebreide analyses en sfeerverhalen over onze olympiërs. Elke dag zeker vier pagina’s. Het naadje van de kous krijg ik te lezen over gedesillusioneerde sporters, die positief getest zijn op corona en over  slecht presterende individuele atleten of falende sportploegen. Op elke sportpagina worden daarvoor wel een of twee hoekjes vrijgemaakt. In schril contrast daarmee staan de bijna oorverdovende juich-artikelen en de foto’s, gekleurd met veel oranje van onze olympische helden, soms wel over een halve pagina.

Ik sla die olympische pagina’s altijd snel over, eerlijk gezegd kijk ik nog wel even snel of er misschien nog een voetbalnieuwtje in staat, want voetbal is mijn geliefde sport.  Maar meestal staat daar nu nog niks over in de krant, het voetbal moet nog allemaal op gang komen, dat is voor de kranten voorlopig nog bijzaak.

Wat een paar dagen geleden wel tamelijk groot voetbalnieuws was: de aanstelling van Louis van Gaal als bondscoach van het Nederlands elftal. Zeventig jaar is hij alweer. Ik denk dat hij niet veel slechter gaat presteren dan zijn voorganger, de Ajacied Frank de Boer.  Wat ik erg leuk vind is dat Louis van Gaal, als zijn assistenten Danny Blind en Henk Fraser heeft  gekozen. Dat is dus een drietal ex-Spartanen bij elkaar! Ze hebben nog met elkaar gevoetbald bij  Sparta, mijn favoriete ‘cluppie’! Normaal gesproken kan het nu toch niet meer mis gaan met Oranje.              

woensdag 4 augustus 2021

FIETSEN

 

Rusteloos; het is half elf in de ochtend en  ik voel me rusteloos. De krant heb ik al uit,heb een kopje koffie gedronken en ben begonnen met lezen in het boek dat ik pas kocht: ‘Stemvorken’ van A.F.Th. van der Heijden. Het boek gaat over de lesbische liefde  tussen twee getrouwde vrouwen; en niet alleen over de liefde en lichamelijkheid maar ook over de neergang, die komt met het voortschrijden van de tijd. Wat mij zo nieuwsgierig maakt naar dit boek is hoe de schrijver, een man, zich heeft kunnen inleven in de verhouding tussen deze vrouwen en hun liefdesleven en daarover geloofwaardig heeft weten te schrijven.  Helaas zijn de eerste bladzijden nog niet zo boeiend; ik zit te geeuwen, mijn ogen worden zwaar en vallen uiteindelijk dicht. Ik dwing  mezelf ertoe door te lezen want het is toch een goed boek, althans dat schrijven de recensenten.  Het ís een goed boek, alleen ben ik nu niet in staat om de woorden vatten  …. Ik ben moe, ben al een paar avonden achter elkaar te laat naar bed gegaan en was vroeg weer op.  Dat is waarom ik me nu niet goed kan concentreren op het lezen.  Daardoor voel ik me zo rusteloos, ondanks dat ik toch weldadig rustgevende muziek op heb staan van die fijne Franse radiozender FIP.  Ik zou natuurlijk gemakkelijk  televisie kunnen gaan kijken …… wat ik eigenlijk nooit doe overdag,  dus vandaag  niet …neen, ik moet in actie komen!  Met op mijn luie stoel blijven zitten schiet ik niks op.

Binnenshuis valt er op dit moment weinig te doen; mijn planten zou ik water kunnen geven hoewel ze gewend zijn om ’s avonds pas te krijgen.  Ik zou alvast de ui, knoflook, paprika en tomaten voor de chili con carne van vanavond kunnen snijden maar daarbij beweeg ik eigenlijk ook nauwelijks. Neen, ik moet naar buiten. 

Uit mijn keukenraam kijk ik naar buiten. Het is rustig op straat, af en toe komt er een auto, fietser of een voetganger voorbij. Ik zie mijn buurman Maarten (78), met zijn e-bike aan de hand, van het trottoir naar de rijweg lopen. Hij gaat elke dag eindje fietsen … hij is zo verrukt van zijn fiets.  Gisteren kwam ik hem bij de bergingen tegen en  toen dwong hij mij bijna te  ervaren wat een wonderbaarlijke genot het is, te fietsen op een e-bike.  Maarten  liet me eerst een rondje van ongeveer een kilometer fietsen in de laagste ‘versnelling’ en voor het tweede rondje,  zette hij hem in de hoogste versnelling ….. toen ik begon te trappen spoot de e-bike weg …. sneller dan ik verwachtte … ik heb niet eens gekeken naar de snelheidsmeter … naar mijn gevoel ging die tegen de vijfendertig kilometer per uur. De remmen deden het prima toen ik een paar keer  voorrang moest geven aan andere verkeersdeelnemers.  Wel een gaaf ding; ik deed  extra uitbundig enthousiast over die e-bike om Maarten te plezieren, wat hem ook duidelijk vrolijk stemde.

Ik denk zelf dat ik niet aan zo’n e-bike begin. Sinds een jaar of tien al rijd ik met veel plezier op een mountainbike met zeventien versnellingen. Als ik gefietst heb vóél ik dat ik gefietst heb en dat wil ik graag zo houden.

Goed idee trouwens als actie tegen mijn rusteloosheid van vandaag: het voorbeeld van Maarten volgen. Een eind gaan fietsen!