De vriendinnen Paulien en Laura verwennen zichzelf in een
pannenkoekhuis.
‘Ik vraag me toch af, Paulien, waarom de Hoogstraat hier in
Schiedam, niet meer de allure heeft van pakweg vijfenveertig jaar geleden toen
het nog een populaire winkelstraat was. Tegenwoordig zou dat toch een A-locatie
genoemd worden,’ zegt Laura terwijl ze een veel te groot stuk van haar
pannenkoek met spek en kaas in haar mond propt, ‘als jong meisje kwam ik hier heel
graag met mijn moeder en tantes … ik kan me nog goed herinneren … dat hier bij
Smoorenburg kleren voor mij werden gekocht,
weet je Paulien, ze hadden daar toen zulke leuke dingen, juist ook voor
meisjes van mijn leeftijd , jurkjes, rokjes, bloesjes en ……’ Laura stikt bijna in haar pannenkoekhap en
spuugt een deel van de hap, gekauwd en wel, terug op haar bord ‘sorry hoor
Paulien,’ zegt ze nog … ‘en oh, dát zal ik
nóóit vergeten: de hele outfit voor mijn eerste Heilige Communie, behalve dan de
schoentjes, daarvoor moesten we natuurlijk naar van Haaren, die zat ook op de
Hoogstraat’ enigszins schuldbewust kijkt
ze Paulien aan als ze de fijngekauwde,
uitgespuugde pannenkoekstukjes weer in haar mond stopt … ‘ als we die straat dan een keer helemaal uit
en weer terug gelopen hadden, gingen we, ’s winters althans, door naar de Hema,
schuin aan de overkant, daar namen we dan
een kwart rookworst, heerlijk zo warm, zout en vet … wanneer we ’s zómers naar
de Hoogstraat gingen kochten we ijs bij de Hema ...’ Paulien vraagt zich af
waarom haar vriendin Laura hier zo aan het doorreutelen is over die Hoogstraat
en die Hema, ze heeft wel eens meer een praatbui maar dit gezever is ze niet
van Laura gewend … het interesseert Paulien
werkelijk geen zier … misschien heeft ze
woorden gehad met Frits, haar man of er is iets met de kinderen aan de hand… en
wil zó iets van zich afpraten … ze is duidelijk van slag … ‘ … bij de Hema hadden ze destijds nog niet zo veel verschillende
soorten ijs als tegenwoordig … ze hadden geen stracciatella, mokka, speculoos,
ferrero rocher, basilicum, framboos enzovoorts maar ik was al lang tevreden met
een vanille ijsje in een oubliehoorn.’ Paulien
stopt een stukje van haar pannenkoek (met gember) in haar mond en dept met een servetje haar lippen schoon. Ze wrijft opzichtig over haar fleurige bloesje
met opvallend veel groentinten, een leuk kraagje ook en vraagt aan Laura: ‘Wat
vind je hier van?’ ‘Oh, eh … ja …leuk ding … waar heb je het vandaan?’ ‘Van de M&S in Ommoord bij mij om de hoek.’
‘Wat heb je d’r voor betaald?’ ‘Vierentwintig vijfennegentig … was afgeprijsd.’ ‘Geen geld!’
‘Alles goed met Frits?’
vraagt Paulien, als ze haar pannenkoek op heeft en haar bestek heeft
teruggelegd op haar bord. Laura’s gezicht verstart … ze ontwijkt de blik van
Paulien … frummelt aan haar servetje … gooit het op haar bord … ‘nee, het gaat
helemaal niet goed met Frits’ … het huilen stond haar nader dan het lachen … ‘ik
kwam gisteravond vrij laat terug van mijn moeder … lag meneer daar laveloos voor
de bank … vier leeg gezopen flessen wijn op de salontafel … het was niet de
eerste keer … het kan echt niet doorgaan
zo.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten