maandag 31 juli 2023

WITTE DE WITH.

Op het terras van café ‘de Witte Aap’ in de Witte de Withstraat drink ik een biertje. Ik bestel een kleintje pils. De barman blijkt geen Nederlands te verstaan want ik krijg een halve liter. Daar betáál ik ook naar: zeseneenhalve euro. Niet te weinig ….  maar goed … het is feest op de Witte de With … dus de cafébazen slaan er ook een feestelijk slaatje uit.

‘Is die stoel nog vrij?’ vraagt een dame (65).

Ze wijst naar een stoel aan mijn tafeltje.

‘Ja. Kom d’r  gezellig bij zitten!’  Ze zeult een king-size Wibra-tas met zich mee.

‘Eerst even een biertje halen, hoor.’ Ze zet haar tas op die stoel. ‘Past u even op mijn tas’ …  ze ziet me de laatste slokken van mijn bier wegklokken. ‘ Ik neem gelijk wel een pilsje voor u mee … lust u vast nog wel.’

‘Lekker! Alleen niet zo’n bloemenvaas als deze,’ lach ik.’

Gezellig, vandaag de Witte de Withstraat en omgeving … een dichter op een zeepkist … een Afrikaanse dans- en djembégroep … een kerk op de Schiedamse Vest met prachtig gemozaïekte muren …  en theater in een oud fabriekspand op de Baan.

‘Alstublieft, één voor u en één voor mij, proost.’ (ze drinkt haar pilsje in een teug leeg). ‘Sorry hoor,  ik hàd me toch een dorst! Weet u wat dit is … dat gedoe hier? ’

 ‘Ja … moderne kunst.’ ‘Ik ben net naar een toneelstuk geweest dat werd  gespeeld door mensen die bij de GGZ lopen, zeg maar psychiatrische patiënten. Goed om zien … bijzonder … maar stééngoed.’

‘Oké, dat is dus modern …. ‘bijzonder’ … ik zou hier nooit geweest zijn als mijn moeder geen ondergoed nodig had. Wat in haar kast ligt is niet toonbaar meer. Hemden en broeken versleten. Vlekken, die er niet uit te boenen zijn. Ik ga naar de Wibra voor een paar nieuwe setjes ondergoed. Dat spul is daar toch het voordeligst. Ga speciaal op zondag, dan is het wat rustiger. Maar dat valt eigenlijk nog tegen. Als ik klaar ben bij de Wibra, hoor ik Afrikaanse muziek en zie de drukte in de Witte de With. Van die Afrikaanse dans heb ik genoten. Ik ben gek op dansen ... rumba, chachacha, de tango ook … houdt u ook van dansen?’

‘Ja, ik hou van wild …. vrij dansen … zonder die verplichte danspasjes.’

‘O,’ zegt ze. Ze kijkt wat zorgelijk. ‘Mijn moeder kan niet meer zo lang alleen thuis zijn. Ik ben haar mantelzorger.  Thuiszorg doet geen kl… sorry  … Thuiszorg doet niks meer voor haar… nou, ik moet er echt vandoor …. dag meneer.’

‘Dag mevrouw , vergeet dat geld niet mee te nemen … dat is voor dat pilsje, dat ik net van u kreeg.’

‘Joh, schei nou effe gauw uit … neem er nog maar lekker eentje van mij. Tot ziens.’

Met een ietwat schommelende tred loopt ze de Witte de Withstraat in en verdwijnt langzaam in de bescheiden menigte.

zondag 30 juli 2023

F*CKIN' SHIT

 

F*ckin’ shit!

Het was na afloop van ‘Robin, de musical’. Jules, de producent, rent naar de wc boven. Hij heeft van

alles door elkaar gegeten en gezopen en gaat over zijn nek. Pierre, een figurant, holt naar de

dichtstbijzijnde plee. Hij moet poepen. Moet ie altijd, vlak vòòr en vlak ná de voorstelling, of hij nou

een hoofd- of een bijrol heeft … altijd! Alleen, die verdomde rotgulpen tegenwoordig. Waarom

zetten die broekenfabrikanten geen rits- maar knoopgulpen in broeken. Nauwelijks open te krijgen.

Vòòr de voorstelling is Pierre’s ontlasting normaal maar na afloop heeft hij altijd de ‘big shit’, van de

opgekropte spanning. Hij redt het niet … die rotknoopies … godver, de godver, ….ja, hoor … te laat

…het loopt hem al dun door de broek. Uit pure nijd rukt hij de knopies met geweld los. Zijn

volgescheten onderbroek zakt nog sneller op zijn hielen dan zijn jeans. Hij wordt misselijk van zijn

eigen stank … verrotte babi pan kan vermengd met de zurige geur van veel alcohol.

Wat kan hij doen, daar op die pot, in zijn eigen uitwerpselen? Met twee w.c.-rollen poetst hij zijn

onderlijf schoon. Bij elkaar veel te veel wc-papier om in één keer door te spoelen. Met als gevolg dat

de wc overstroomt. Moet hij dat papier uit die pot vissen en met kleine beetjes bij elkaar, opnieuw

wegspoelen .

Er zit wel geen stront meer aan zijn lijf maar hij stinkt nog wel als een bunzing. Er is géén zeepje om

de weeë billengeur van zijn onderlijf te poetsen. Hij probeert het met het wc-blokje maar dat valt al

snel in kleine brokjes uit elkaar.

Zijn onderbroek krijgt hij schoon, door die in de wc-pot uit te spoelen. Met de spijkerbroek lukt dat

niet … te groot. Het wordt een smerige soppige bende in dat kleine hokkie.

Ineens schiet hem te binnen dat er een briefje van vijftig euro in zijn broekzak zit voor een rondje. Hij

is jarig. Lekkere verjaardag! Het stinkende vijftigje redt hij wel uit zijn broekzak.

Het is een antieke plee met de stortbak boven. Pierre gaat op de wc-bril staan en propt zijn jeans

daarin … gooit de korrels van het wc-blokje erbij en wast de broek zo schoon mogelijk.

Jezus Christus, Pierre, wat sta jij hier te doen? vraagt Jules en kots simultaan een lading half

verteerde toastjes Camembert en Salami tegen Pierre’s bibs.

Pierre staat nog met zijn tenen op de wc-bril zijn jeans te soppen.

‘Sorry hoor, Pierre, … dat kon ik niet meer binnen houden. Maar …hè jasses bah, het lijkt wel of je

rot ben van binnen.

‘Weet je wat jij moet doen … hiernaast onder die douche gaan ... die troep van je afspoelen … dan

gaan we straks samen weer terug naar die party!’

In hun wetsuits keren ze terug in het feestgedruis. F*ckin’’ coziness’ every where! Jules en Pierre,

vallen niet eens uit de toon.

zaterdag 29 juli 2023

EEN FEESTJE.

Ik heb me voorgenomen om niet aan het feest bij nicht Bianca te denken. ‘Feest’ heeft voor mij niet de klank, die het voor de meeste mensen heeft. Ik word niet vrolijk van het horen van dat woord. Geen dans- of  zangkriebels in mijn lijf … of  een gezelligheidsgevoel. Ook heb ik geen behoefte aan nieuwe gezichten.

Hoewel het eten en drinken me nog het minst afstoten, zit ik ook dáár ook niet op te wachten. Meestal zonder ik me af. Het liefst los ik in het niets op ... en dan heb ik het alleen nog maar over een feestje bij een ander. Laat staan een feestje bij me eigen. Dubbele gevoelens: ik nodig weliswaar Jan en Alleman uit te komen en tegelijkertijd hoop ik dat ze wegblijven. Hoewel dat  jammer zou wezen van de voorraad die ik in huis heb gehaald. Een maand na het feestje eet en drink ik er nog van.

Op mijn eigen feestje loop ik constant achter de feiten aan ... vergeet van alles: drankjes bijschenken, muziek opzetten, lekkere kaasjes voor op toastjes … de toastjes zelf.

Soms praat ik es met iemand over politiek, muziek of voetbal ; dan vergeet ik alles en iedereen …  ben alleen bezig met mijn gesprekspartner ... en als die mij dan wat te drinken vraagt, denk ik pas aan mijn andere gasten … die me dan al dorstig en hongerig zitten aan te gapen.

Stokbrood, denk ik meestal wèl aan, brie en camembert ook. Sommige gasten zijn echt aso met die Franse kaasjes. Twee grote stukken Franse kaas zijn in een mum van tijd op.  Terwijl er dan zeker nog anderhalf stokbrood over is … één of een paar gasten hebben zich de schompes zitten vreten ...éven kijk ik de andere kant op  … en weg is de kaas … ik had zelf trouwens ook nog wel wat gelust.

Nu zit ik met dat anderhalve stokbrood. Zet er maar een pot pindakaas naast. Tsja.

Ben vergeten wie het me zei: ‘Van alcohol ga je zo veel en zo dom zitten lullen, man’. Dus hou ik het maar op Rivella.

Feesten zijn meestal te druk, te chaotisch voor mij … zeker feesten bij een ander. Van het vele gelul, gelach, gevreet en gezuip, daar krijg ik de zenuwen van. Zelf doe ik me mond nauwelijks open. Ik glip zo onopvallend mogelijk de badkamer ik.  Daar nuttig ik wat hapjes en drink de meegesleepte fles Rivella leeg. Soms dut ik er nog een beetje in ook. Heerlijk rustig. Dàn is het voor mij pas een beetje feest.

De after party (bij mij thuis)is spekkie naar mijn bekkie. Ik zit alléén thuis. Eet en drink dan wat ik me die avond ontzegd heb. Beluister een cd van Bob Dylan of de Stones: keihard op mijn koptelefoon. Mijn koppijn is zó verdwenen.

Bianca mail ik, dat ik zaterdag niet kom.

 

vrijdag 28 juli 2023

GETILD.

Een harde schreeuw en tegelijk gekletter van metaal op steen. Het is spitsuur op de Beukelsdijk. Ik fiets ter hoogte van de Statentunnel. Tussen vrachtverkeer, autobus, personenauto’s en fietsers door ligt aan de overkant, op het fietspad een donkere jongeman onder een fiets. Met een verbouwereerd gezicht krabbelt hij op. Kijkt in het rond of de schuldige aan de valpartij nog in de buurt is. Vervolgens bekijkt hij zijn  beschadigde fiets.

Misschien dat ik die knul ergens mee kan helpen. Ik ga naar hem toe. Het duurt erg lang voor het stoplicht op groen springt dus knal ik met m’n eigen fiets door rood.  Wat je helaas zo vaak ziet: voetgangers en fietsers rijden in een keurig boogje om hem heen alsof er niks loos is.

Hij sleept zijn fiets het trottoir op. Ik ben bijna bij hem. Mijn fiets zet ik tegen de tunnelwand.

‘Ben je gewond?’. Wat een stomme vraag, zeg, want ik zie overduidelijk dat zijn linkerknie en zijn  rechterelleboog bloeden. Wat ik eigenlijk wil weten is of hij wat gebroken heeft. Hij spreekt goed Nederlands.

Uit mijn fietstas haal ik de verbandtrommel pak.

‘Nee meneer, dank u wel, dat hoeft echt niet, ik ben hier vlakbij huis en mijn moeder is verpleegster.’

‘Het is wel belangrijk dat die wonden snel ontsmet worden.’

‘Ja eh … Nee, bedankt, dat doet mijn moeder ook dadelijk wel.’

Ik dring niet verder aan; hij vertrouwt dit zijn moeder duidelijk meer toe.

Dan stapt er opeens kordaat een dame op de jongen af. Ze negeert mij en duwt me zelfs opzij:

‘Je hebt een flinke smak gemaakt.  Ik kwam aanlopen en zag het  vlak voor mijn neus gebeuren. Gaat het een beetje, jongeman?’

Hij knikt.

Dan richt ze zich tot mij: ‘Meneer, ik waardeer het bijzonder dat u deze jongeman te hulp komt; dat gebeurt nog maar zo zelden tegenwoordig. Veel succes ermee, hè.’ En weg was ze.

Het zou me niet verbazen als de jongen uit Nigeria kwam, met zijn zeer donkere huidskleur en een gezicht met duidelijk Europese trekken.

Als Ik hem vraag of hij niks gebroken heeft, haalt hij zijn schouders op:

‘Ik weet het niet. Ik heb nergens pijn, dus zal er niks ernstigs aan de hand zijn.’

Met een beteuterd gezicht staart de jongen naar zijn fiets. Het ding dat op het trottoir ligt, lijkt in de verste verte niet meer op een fiets. Het frame is gebroken. Hoe dat kan? Simpel. Een junk verkoopt hem die fiets voor tien euro. Bij Centraal. Nog geen tien minuten geleden.  De fiets ziet er mooi uit … zit goed in de zwarte verf. De zwakke plekken zijn door die junk slim gecamoufleerd … toch crasht de fiets  binnen de kilometer, vier minuten rijden van Centraal.

De jongeman kan niks anders doen dan het fietswrak bij de Statentunnel achterlaten. Ik bel de Roteb wel even om het op halen.

‘Ik ga naar huis, meneer. Dank u wel nog.’

‘Graag gedaan, jongen. Hoe heet je?’

‘Abayomi’.

‘Oké! Mijn naam is Jos. Tot ziens Abayomi.’

donderdag 27 juli 2023

MAAR WEER EENS NAAR BLIJDORP.

Het is weer net als vroeger: nooit alléén maar wel àltijd eenzaam. Elke dag koppijn. M’n hoofd voelt aan alsof het twee keer zo groot is. In de krant lees ik alleen de sportberichten. Met name voetbal. Dáárvan vallen mijn ogen al dicht.

Eigenlijk is het niet alleen mijn hoofd, dat dubbel zo zwaar aanvoelt. Ook mijn voeten. Mijn handen. Mijn benen. Precies weet ik het me niet te herinneren maar dat gevoel van lamlendigheid van toen, lijkt veel op hoe ik me nu voel.

Dan ben ik veertien en dagelijks omringd door mijn moeder, drie zusjes, drie broertjes en op school door nog eens een stuk of dertig klasgenoten.  Ik ben blijven zitten in de tweede klas van de hbs. Voor de meeste zittenblijvers is het makkelijk leren. Je krijgt alle leerstof immers voor de tweede keer. Ik vind alles nog net zo moeilijk …  Ik heb er zwaar de pest dat ik doubleer.

Ik ga vandaag maar weer eens naar Blijdorp. Waarom? …. Zou niet weten. Uit verveling misschien. Ik laat de fietssleutels thuis. Ik wil niet binnen een uurtje weer terug zijn en me de rest van de dag rot vervelen. Neem wat boterhammen, een appel, een banaan, een flesje Fanta Orange mee; ook  een een zak ongepelde pinda’s voor de apen.

Lopend ... traag lopend (ik kan niet anders) ga ik naar de dierentuin. Ik ga een jaarabonnement kopen. Met de Rotterdampas. Kost dan zevenendertig euro vijftig. De helft van normaal.

Ik ben tien en speel  ‘paardje’ met Guusta, een vriendinnetje. Dat gaat zo: het midden van het touw, van twee á drie meter, wordt in mijn nek gelegd, het linker uiteinde van het touw gaat voorlangs over mijn linkerschouder, onder mijn linker-oksel door en het rechter uiteinde van het touw gaat aan de rechterkant net zo. De twee uiteinden van dat touw zijn dan teugels. Dat paard ben ik. Als een echte cowboy laat Guusta de teugels vieren als het paard in zijn eigen tempo mag lopen. Mijn vriendinnetje slaat het paard met de teugels (liefdevol) op zijn rug als het harder moet lopen. Soms houdt ze teugels strak gespannen. Het paard lóót dan wel maar komt nauwelijks vooruit. Zó loop ik dus naar Blijdorp. Zeker tien anderen zijn vòòr mij aan de beurt, die komen ook voor  zo’n voordelig jaarabonnement. Ik eet mijn twaalfuurtje  op een bankje voor de oude ingang.

Vlak voor de kassamedewerkers  aan hun lunchpauze toe zijn, ben ik aan de beurt. Koop mijn jaarabonnement.  Voor de halve prijs.

Nog steeds met frisse tegenzin maak ik gebruik van mijn abonnement. Op mijn gemak wandel ik van de oude naar de nieuwe ingang. Als ik nu aan die, slopende, wandeling door Blijdorp terugdenk, herinner ik me alleen, die tergend-traag herkauwende kameel, met beide lege bulten plat op zijn rug. 

Hoe is het toch mogelijk, dat ik die dartele, frisse, speelse, jonge ijsbeertjes, waar iedereen zo euforisch over is, gemist heb.  Ik liep er net vlak langs. In trance … dat moet wel.

Geen aap gezien ... pel die pinda’s en eet ze zelf maar op … net buiten de nieuwe ingang …. had al een beetje trek.

 

woensdag 26 juli 2023

ARTSEN

 Ik ben patiënt bij een huisartsenechtpaar. De man vind ik prettiger dan de vrouw. Echt groots is hij niet …  maar neemt de tijd voor je, is vriendelijk. Een paar keer maak ik mee dat hij zich niet kan beheersen. Zo maar ineens zit hij te vloeken! Ik vraag me wel eens af of hij Gilles de la Tourette heeft.

Mijn pink groeit krom. De dokter laat me foto’s maken en ik moet de uitslag doorbellen. De doktersassistente vindt dat het meevallen: ‘kijk het maar even aan’. Nou, ik kijk het even aan, tot die pink niet krommer meer kan.  Dat vertel ik de dokter. Dan staat hij gepikeerd op en zegt:  ’aankijken, even aankijken, u laat uw vinger, godverdomme, toch niet zo ‘alle jezus’ kromgroeien? Dan moet u  gewoon eerder bij me langskomen!’

‘Ja,’ zeg ik toen, wat geschrokken,‘ maar zeg dan hoe làng ik het moet aankijken, want als die foto’s gemaakt worden, is die pink al zo krom als een klein banaantje. Ik weet wel hoe het gegaan is, dokter. U heeft die foto’s destijds niet eens gezien. Als ik uw assistente erover bel, werpt ze een terloopse blik op die foto’s. Op eigen houtje adviseert ze me om het maar ‘even aan te kijken’. ‘Als ik het nog langer blijf aankijken , moet ik heel lang zoeken naar mijn pink.’

Het is duidelijk merkbaar: de dokter ‘not amused’. Een zenuwtje  trilt van zijn linker neusvleugel naar zijn linker mondhoek en tegelijkertijd knippert hij onregelmatig met zijn rechteroog.

‘Ik geef toe dat ik hier ‘kanker’ wat duidelijker over had kunnen zijn. God alle Jezus!! Ik zal u nu meteen verwijzen naar ‘tering!’ het ziekenhuis om uw pink recht te laten zetten.’

En binnen drie weken staat ie weer kaarsrecht.

De echtgenote ook arts. Met een schijnbaar vriendelijke toverfeeënglimlach haalt ze de patiënt op in de wachtkamer. Ze draait zich. Loopt naar haar spreekkamer. De glimlach heeft plaats gemaakt voor een asgrauwe blik. Pas als ze de patiënt van achter haar bureau weer aankijkt tovert ze de valse glimlach op haar gezicht. Het straalt er bij haar zo duidelijk  vanaf: wat een afschuwelijke baan heb ik! Maar: ik blijf lachen.

Als ik nog maar net bij dat huisartsenkoppel ben, neem ik haar meestal. Nooit heb ik iets bijzonders behalve die ene keer. Ze valt door de mand. Ik heb aambeien. Ik geef toe: geen appetijtelijk klusje voor een arts maar ik mag van een professional toch verwachten, dat ze dat aan kan. Ik heb het woord ‘aambeien’ nog niet uitgesproken of ik zie haar kokhalzen terwijl ze kortaf zegt: ‘Uw onderlichaam ontkleden en op de behandeltafel gaanliggen. Ik ben zo bij u.’

Jammer dat ik haar gezicht niet kon zien, toen ze mijn billen uit elkaar moest houden om mijn aambeien te inspecteren met haar zaklantaarntje in haar mond.

‘Kleedt u zich maar weer aan.’ ‘Het is niet verontrustend. Ik schrijf een zalfje voor. Na elke stoelgang dun smeren. Tot ziens. Als u last blijft houden, zie ik u terug.’

 

Terwijl ze dat zegt, kotst ze haar eikenhouten bureau onder. Enkele spettertjes belanden op mijn gezicht en mijn T-shirt.

dinsdag 25 juli 2023

MIJN SLEUTELBOS.

 

Die aansteker, die cigaretten, daar gaat het niet om. Veel verontrustender is het dat mijn sléútelbos, úit het gat in mijn broekzak, via de Erasmusbrug, de Maas in is gevallen ……tenminste …..die zou de  Maas in gevallen zijn, als er niet toevallig een bootje voer op de plek Ik hoop niet dat iemand die sleutels op zijn kop gekregen heeft want dan is tie nog niet jarig … en ik ook niet trouwens  … hoewel ik er eigenlijk niks aan kon doen. Misschien kan ik t.z.t. een beroep doen op mijn WA-verzekering.

Ik weet me geen raad nu. Ga ik het redden om op tijd bij de aanlegplaats van het bootje te zijn? Die sleutels móé ik echt hebben. Het is de enige sleutelbos die ik heb. Ik heb niemand een reservebos gegeven. Niet uit wantrouwen ... ik heb er nooit bij stil gestaan.

Ik houd mijn blik gericht op het bootje en zet het op een rennen, de Zwaan af in de richting van het Centrum. Als ik nou een huurhuis had, zou de huisbaas wel reservesleutels voor me hebben; weinig kans nu. Ik breek m’n nek bijna over een Cola-blikkie … met zwiepende armen houd ik me nog net staande. Af en toe werp ik een blik naar links; ik zie het bootje langzaam naar de kade varen. Eer het bootje kan aanleggen, zijn we alweer een half uurtje verder. Er ligt namelijk een aantal rondvaartboten in de weg, waar omheen gevaren moet worden. Ik heb minimaal een half uur nodig; als het een beetje meezit kom ik gelijk met het bootje aan. Ik hoor een ambulance naderen … even houd ik mijn vaart in. Hij rijdt door tot aan de eerste vrije aanlegplaats langs de Kade. Met zwaailichten blijft de ambulance langs het water staan. Ik ben ondertussen weer gaan rennen ….. ben behoorlijk moe …….. het zweet gutst van mijn hele lichaam. Het is de hele dag al stikbenauwd.

Onderaan de brug ga ik links, over het Willemsplein, naar de ambulance. Ik moet  langs de Spidoboten en de talloze toeristen die Rotterdam komen bewonderen: ‘Effe weg wezen, nou!!’ Hard lopen hier kan haast niet. Keer op keer staat een Rotterdampas-figuur in de weg …. die gratis een heel half uur lang wil meevaren met de Spido. ‘Opzij! Opzij! Opzij!’

Het bootje vaart nu naar de kant. Ik ben er bijna, de mensen op het bootje zwaaien licht paniekerig richting ambulancepersoneel, dat staat te popelen om het bootje op te springen … eerst afmeren. Ik kom aangehold; ben er bijna. 

Onrustig gebarend roepen passagiers van het bootje: ‘Hierheen, vlug, kom gauw, schiet op.’ De ambulancebroeders gaan aan boord, daar ligt een man met een bloedende hoofdwond … maar wàt zie ik achter die man in de boot liggen?? Mijn sleutelbos! Ik spring ijlings op de boot, pak mijn sleutels en ren de Erasmusbrug  weer op.  

In alle drukte vergeet ik helemaal om me om het slachtoffer te bekommeren. Maar ach, wat is het nou alles bij elkaar? Een beetje bloed. Valt toch best mee?! Had slechter kunnen aflopen. Het belangrijkste is toch dat ik mijn sleutelbos weer terug heb, nietwaar?

maandag 24 juli 2023

DE POT.

 

De pot.

 Mijn psychiater, Otto, belt, ik moet langs komen. Vreemd! Normaal moet ik hèm bellen of ik bij hem  mag komen. Is hem misschien verteld, dat ik aan het gokken ben, dat ik te jonge dames versier, ruzie zoek of rondloop in een oranje kostuum met dito bolhoedje. Dat zijn voor Otto redenen om me ‘op het matje’ te roepen. Zulke gedragingen zijn namelijk niet ondenkbaar met die malle stoornis van mij.

Om 13.00 uur zit ik in de wachtkamer.13.05 uur loopt Otto langs de wachtkamer met een dubbele bruine boterham in zijn hand. Zo te ruiken met pindakaas. Otto loopt om 13.07 uur (nog steeds op zijn dooie gemak) zijn boterhammetje op te peuzelen, als ik vanuit de wachtkamer zijn spreekkamer in loop.

‘Hé eh, Jee! Ik ben nog aan het lunchen. Wacht maar even in de wachtkamer.’

‘Neen, dat doe ik ‘even’ niet, Otto! We hebben een afspraak om 13.00 uur en het is nu 13.08 uur. Ik wacht op je in jouw kamer.’

Iets later komt Otto zijn kamer binnen en probeert leuk te doen. ’Ik hoop dat je het niet erg vindt als ik praat met consumptie. Je gaf me niet eens de kans om mijn mond leeg te eten.’ Nu weet ik het! Er zit inderdaad pindakaas op. Pindakaas met kleine stukjes noot.

‘Je praat inderdaad met consumptie, Otto. Kijk, hier, op mijn linkerwang een klein stukje noot.’

Otto gaat achter zijn beeldscherm zitten en houdt zich van de domme.

‘Wat heb ik misdaan, Otto?’

‘Niks, man!  D’r is iets loos met je nieren.’

 

Om in balans te blijven moet ik lithium slikken. Lithium is slecht voor mijn nieren. Elke drie maanden moet ik bloedprikken om het lithiumgehalte te checken. Het lithiumgehalte is nu te hoog . Code rood voor mijn nieren. Dat moet Otto even aan mij kwijt.

‘Slik je gvd jarenlang trouw je medicijnen, gaan als beloning  je nieren naar de kloten, ’denk ik vol zelfmedelijden.

Hoe erg het is moet onderzocht worden. Otto moet nu niet mijn bloed maar mijn pies hebben. Vierentwintig uur lang moet ik plassen in een pot. Die geeft Otto mee. Tweeëneenhalve liter urine gaat daar in. Overmorgen wil Otto die pot weer vol terug hebben.

De dag dat ik die pot moet vol plassen is het  mooi weer. Ik ga fietsen. Thuis heb ik al wat gepiest. De pot gaat in de rugzak, doe er een banaan, een appel en een broodje bij en fiets richting Zoetermeer. Onderweg neem ik wat plaspauzes … diep weggedoken in het struikgewas. Niemand hoeft me met die pot te zien hannesen.  Als ik thuis ben is pot half vol.

Tot morgenochtend moet ik daarin plassen. Ik zet de pot naast mijn bed.  ’s Nachts komen er nog drie plasjes bij.  Mijn ochtendpies kan er eigenlijk niet meer in. Ik hang mijn plasser boven de pot  en hupsakee, … oh nee, ik het niet meer ophouden …  de pot loopt over … de warme urine over mijn handen, mijn voeten.

Mijn nieren blijken aangetast. Dat kan fataal zijn. Ik moet ingesteld worden op andere medicijnen … en elke dag veel drinken helpt misschien ook: twee liter per dag, water, helaas geen wijn.


zondag 23 juli 2023

ROZE

Roze.

Het is nu half zes.  Ik heb nog geen minuut geslapen deze nacht. Daarom ben ik maar achter de pc gekropen om dit stukje schrijven. De vorige drie nachten heb ik wel geslapen maar slecht. Woensdag drie uur, donderdag twee uur vrijdag een uur  en nu dus niks. Slechter dan vannacht kan het niet. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn medicijncocktail pas veranderd is. Maar dit moet niet  veel langer duren. Zo weinig slapen kan funest zijn voor mij. Als ik komende nacht weer zo slecht slaap verdubbel ik gewoon maandag de voorgeschreven dosis lorazepam, mijn slaappil, want ik moet dan echt slapen. Volgende week dinsdag heb ik een afspraak met mijn psych, dan moeten we het er maar over hebben, hoe verder. 

Drie jaar terug had ik ook zo’n slapeloze periode. Die was erger. Vijf nachten achter elkaar deed ik geen oog dicht. Ik hield me aan goed bedoelde tips van mensen in mijn omgeving, familie, vrienden en professionals. Geen koffie,  geen tv, geen pc, niet te laat sporten, niet te laat eten, geen alcohol, enzovoorts. Na het avondeten at ik niks meer en ik dronk alleen de lafste aller laffe thee’s: kamille thee. Maar slapen? Ho maar! Vreemde ervaring die slapeloosheid. De eerste drie nachten voelde ik me net een reiziger in een trein met geblindeerde ramen. Ik lag roerloos en gedachteloos. Ook zonder besef van tijd, dat pas weer ging dagen bij het opkomen van de zon. Met een zwaar hoofd, zo’n hoofd dat je krijgt als je te veel hebt gezopen, stond ik op en maakte me klaar voor de dag.

Alles wat ik lees komt drie keer zo traag binnen en op straat moet ik extra voorzichtig zijn want ik zie alles net te laat. Ook lieve buren groet ik niet. Ik zie ze gewoon niet en mijn vrouw krijg daar moppers over. Ik ben kortom een beetje in trance.

Na de vierde en vooral de vijfde nacht, denk ik echt dat ik gek word. De nachttrein is de vierde nacht nog wel hetzelfde maar er reisden dol dwaze figuren mee. Het begint ermee dat de conducteur in een  roze outfit binnenkomt.

‘Dames en heren, goede nacht, mag ik uw plaatsbewijzen zien, alstublieft’. Hij is nog nauwelijks uitgesproken of een uitgesproken chagrijn, Maarten van Rossum, naar mijn idee, loopt op de conducteur af, zet hem een pistool (duidelijk een waterpistool) op zijn hoofd en zegt: ’Stop toch potverdikkeme met die please-riedel; ‘dames en heren, goede nacht enzovoorts'. Blaf de reizigers gewoon bars toe: 'Plaatsbewijzen!’ De conducteur gehoorzaamt van Rossum, die weer naast zijn vrouw gaat zitten en haar voor de grap in haar décollete'spuit.  

Maar ach, deze norse conducteur die, in z’n roze boxershort, op zijn roze schoenen 'Plaatsbewijzen’  blaft, werkt slechts op de lachspieren.

Ik zit met mijn ogen open en ervaarde de scene van zojuist alsof ik er midden in zit en er toch niks mee te maken heb.  Precies wat de treinreizigers vandaag de dag doet: toekijken hoe een conducteur wordt doodgeslagen.

Het is geen droom, die vierde nacht. Ik ben klaarwakker. Heel flauwtjes is de zon aan het opkomen. Medereizigers zijn in geen velden of wegen meer te bekennen. 

Ik sterf van de koppijn. Ga douchen. Die achterlijke roze outfit deponeer ik bij het COC. Komt misschien nog van pas bij de gay-parade 2024. 

zaterdag 22 juli 2023

Dancing Queen.

Dancing Queen.

In een huis, aan de overkant van het water, danst een vrouw in haar lingerie. ‘t Is half twaalf in de

avond. Haar bewegingen zijn sierlijk, groot en traag. Tot halverwege haar de bovenbenen kan ik haar

zien. Vuurrood ondergoed draagt ze. Ze heeft donker haar en een blanke huid. Haar benen roerloos,

voeten stevig op de grond. Haar bovenlijf en heupen swingen op de muziek … als er al muziek is, daar

in dat huis. Voor hetzelfde geld zingt ze zelf. Of ze beweegt op de muziek in haar hoofd. In haar

verbeelding swingt ze, wáár dan ook, met haar geliefde. Ze heeft duidelijk iets van Pink Floyd of

Enigma op staan. Met haar rug naar me toe danst ze. Haar stijle haar valt tot halverwege haar rug.

‘Als je toch geen voetballen meer kijkt, Jee, zet ik ‘Inspecteur Witse’ op, hoor,’ bromt mijn vriendin,

Cora. ‘Wat is daar voor interessants te zien?’

‘Kijk, daar … die vrouw … zie je?’

‘Met die hond?’

‘Nee joh; in die flat, aan de overkant, met dat flitsende licht … daar!

‘Oh, ja … een dansende dame … boeien! Nou, ik zet hem over naar Inspecteur Witse, hoor.’

‘Is goed. Vrouwenvoetbal is toch geen reet aan.’

De dame gaat helemaal los. Ze springt ritmisch op en neer, haar beweeglijke armen zijn één met de

muziek ... àls daar tenminste muziek is. Ze is los in d’r heupen: soepel draaiend naar rechts naar

links, in ’t rond.

Ze zal zo tussen de dertig en de veertig zijn. Dichter bij de dertig dan de veertig. Waarom? Ja, die

super soepele bewegingen, hè … en zeker ook dat afgetrainde lijf. Ze zal één meter vijfenzeventig

zijn. Geen buikje èn van deze afstand geen zwembandjes te zien … noch rimpels noch grijze haren.

Over haar borsten en billen is mijn indruk: zonder meer stevig, hard bijna. Dat zegt natuurlijk niks,

want ook knalrode lingerie kan corrigerend werken.

Eerlijk gezegd zit ik me een beetje op te geilen, hier, in mijn eigen woonkamer. Waar Cora nota bene

bij zit. ’t Is maar goed dat ze tv kijkt.

Àls die ‘dancing queen’ muziek op heeft staan, dan gaat ze nu uit haar ‘plaat’ bij de swingende

klanken van the Police, Led Zeppelin of de Stones. Ik ben nieuwsgierig naar haar gezicht. Op zo’n

afstand krijg je daar niks van mee.

‘Wat sta jij nou te doen? Doe niet zo achterlijk, man! Uit onze verzameling vakantiespullen, heb ik de

verrekijker opgediept. Eindelijk komt die thuis ook eens een keertje van pas!

‘Hoe zou jij het vinden, als je begluurd werd, Jee? Hé! Kappen nou!’

‘Jahaaa, schat. Ik leg hem zo weer terug.’

De dame nu héél dichtbij. Ze danst wild, met haar rug naar het raam. In een flits draait ze zich om en

trekt in één beweging haar pruik af. Op haar gezicht, dat ik nu heel scherp in het vizier heb, groeit

een grijs ringbaardje.


‘Verrek! Het is een kerel … hij zwaait lachend naar me. Gegeneerd zwiep ik de overgordijnen dicht.

Cora ligt in een deuk! 

vrijdag 21 juli 2023

THE STONES IN GRONINGEN.

Ik ben vandaag in het Groninger museum. Daar is, verspreid over drie verdiepingen een overzichts-tentoonstelling van  ‘alles’ rondom the Rolling Stones: instrumenten, muziek, films, kleding, foto’s video’s, vrouwen … alleen … de heren van the Stones zijn er zelf niet bij. Die zijn bezig met hun laatste (?) wereldtournee.  

The Stones, werden in 1962, toen ze debuteerden, door muziekprofessoren  hard neergesabeld. Behalve de ‘orenteisterende muziek’, verfoeiden de critici hun vieze lange haren en het achterbuurtachtige-uiterlijk van hen. Ook dat uit de klauwen gelopen optreden in Scheveningen, was olie op het vuur van die Stonescriticasters.

Ik vond the Stones er in de sixties ruig uitzien (niet vies of vuil maar brutaal en uitdagend), lekker ruig, dat maakte ze voor mij juist zo supertof. Diezelfde foto’s van toen, zie ik vandaag weer … ik kan mijn ogen haast niet geloven: vijf lieve, gladgeschoren, gezonde, vrolijke jongenskoppies. Waren dàt nou die verfoeide, criminele tronies van de sixties?   Een schok ging door de popwereld toen bekend werd dat gitarist Brian Jones in zijn eigen zwembad verdronken was. Hij was de oprichter van de Rolling Stones en de creatiefste musicus van de groep.

Mijn eerste Stones-LP was ‘The Rolling Stones’ uit 1964 met nummers als ‘Route 66’, ‘Tell me’, ‘Little by little’ en ‘Walking the dog’. Ook heb ik in 1964 de Stones-single: ‘It’s all over now’ gekocht, wereldwijd een megahit. Nog steeds, als ik het intro van dat nummer hoor, móét ik dansen. Kort geleden was ik in Schiedam bij een optreden van een Stones-coverband. Daar ben ik zo wild uit mijn dak gegaan (qua dansen en zuipen), dat ik drie maandagmiddagen mijn wandelclubje heb moeten afzeggen.

De podiumkleding van voornamelijk Mick is zó mooi van dichtbij. Gemaakt van allerlei stoffen in vele vormen,  dessins en kleuren. Mick is hier zelf niet maar je ziet hem zó voor je: nichterig paraderen  ‘on stage’. Op die verdieping ontmoet ik een hippy dame, duidelijk een generatie genoot, die al swingend op de muziek van ‘Tell me’ een lange rode cape van Mick staat te bestuderen. Ze heeft peenrood haar. Ze struint tweedehands winkeltjes af; koopt daar allerlei soorten kledij en gaat die vervolgens verknippen, verscheuren en weer aan elkaar naaien. Soms gebruikt ze van een jurk alleen de schouderpartij en van een andere jurk alleen de linkermouw. Het ziet er nog goed uit ook, leuk en creatief.

Ik heb veel verzameld van de Stones en heb ook heel wat uurtjes Stones geluisterd. Mijn favoriete cd’s zijn al oudjes: Black and Blue (1976) en Stripped (1995).

 Mick Jagger is het boegbeeld van de Stones. Als hij wegvalt is het over en uit met de groep. Samen met Keith Richards zorgt hij voor tekst en muziek. Met zijn virtuoze stemgebruik en zijn wervelende podiumact maakt hij een unieke belevenis van elke life show.

Het enige minpuntje van deze expostie: ik heb ’Sympathy for the devil’ niet gehoord. Hun allerbeste nummer toch?!

Voor dat ik weer naar Rotterdam vertrek zie ik: ‘The Stones in Cuba’. Duizenden Cubanen kijken naar Mick Jagger, die op  onvergetelijke wijze ‘Paint it black’, zingt, swingt.

donderdag 20 juli 2023

DUO' S (2)

 Gisteren zag ik nòg wat duo’s langs de Kralingse Plas. Kort na meneer en mevrouw Eend, landt  tweetal  kauwen. Bij het dalen stellen ze zich al aan mij voor: ’kauw, kauw,’roepen ze. Ze landen niet allebei tegelijk. Kauwen opereren altijd in koppels en blijven tot een van hen sterft samen. Altijd vliegen en huppelen ze achter elkaar aan.  Ik weet niet wie het mannetje is en wie het vrouwtje. Zou de mannetjes kauw, net zoals bij veel mensen, altijd voorop huppen? De kauw, die als laatste, naast mij neerstrijkt, heeft een stuk appel in zijn snavel en bijt daar hapjes uit. De ander gaat meteen op zoek naar wormen en insecten. Voortdurend houden ze elkaar in de gaten.

Waarschijnlijk omdat er geen noch wormen noch insecten te vinden zijn, jumpt die kauw naar zijn maatje en helpt hem met het verorberen van het stukje appel. Ik kom blijkbaar wat te dichtbij naar hun zin, want ze waarschuwen elkaar ‘kauw, kauw,’ wegwezen, kauw, gauw . Tegelijk vliegen ze op en steken de Plas over.

Wandelend over de Beatrixlaan, die rijke-pikkenlaan, langs de Plas, hoor ik aan het begin van die straat babygehuil. Het geluid word steeds luider, zo luid zelfs dat dat onmogelijk van een baby kon zijn. Een reuzenbaby klinkt misschien zo. Even verderop herken ik het geluid als schapengeblaat. In de hele omgeving is echter geen schaap te bekennen. Het geblaat lijkt uit een woning te komen. In de tuin van die woning  staat een vrouw te snoeien. ‘Mevrouw, klopt het dat ik hier schapen hoor blaten?’ ‘Jazeker, dat klopt, aan de overkant, achter die hoge heg van de jachthaven, staat een tweetal schapen. Die hoort u. U kunt ze alleen niet zien.’

Van de Beatrixlaan loop ik weer terug naar de Plas. Daar zit moeder meerkoet bovenop een  groot slordig nest van rietstengels en andere waterplanten, haar eitjes uit te broeden.  In dat nest is ook afval verwerkt; blikjes, stukjes plastic en dergelijke. Vader heeft de taak het nest solide te houden. Moeder houdt hem nauwlettend in de gaten. Opeens maakt hij zich erg druk. Hij maakt snelheid in het water  en racet een tiental meters naar voren. Hij heeft zijn zinnen gezet op een drijvend plastic flesje …. Spa Rood zie ik. Goed bruikbaar. Het tweetal duwt het flesje precies op de goede plaats.

Ik ben toe aan een momentje rust. Ga even op een bankje zitten.  Als ik even in dut passeren enkele heel bijzondere duo’s de revue:

 

Twee beren, die broodjes smeren

Twee apen, die wortelen schrapen

Twee bijen, die autorijen

Twee slangen, die de was ophangen

Twee koeien, die heggen snoeien  en

Twee vliegen, die een kindje wiegen.

 

Maar dààr hoeven ze mè echt niet wakker voor te maken.

woensdag 19 juli 2023

DUO's

Het is woensdagmiddag, de vaste vrije middag voor het basisonderwijs.  Twee onderwijzers van de basisschool verderop lopen langs mij. Druk gebarend. Het duo is aan het werk. Ze lopen langs de Kralingse Plas, de meester en de juf. Vijftigers zijn het. Klein van stuk. Hij heeft een grijs koppie, is tanig en gerimpeld.  Zijn strakke spijkerbroek verraadt zijn spillepootjes. De juf is kleiner en tamelijk mollig, haar gezicht is bleek en lijkt wat opgeblazen.  Ze heeft lang gitszwart haar, dat geverfd moet zijn. Ze heeft een zwarte regenjas aan tot net boven haar knie. Lekker jasje met dit gematigde voorjaar.  Onder haar jas  verschijnen uitermate stevige stappers, omhuld door een donkerblauwe maillot.

Het duo is druk met elkaar. Een gesprek dat hen enerzijds bindt en anderzijds fysiek op afstand van elkaar houdt. Ze zijn collega’s op die basisschool. Ze hebben een studiemiddag. De cursusleider heeft een inleiding gehouden en gezegd: ‘Zoek een maatje, ga wandelen en bespreek de stelling: ‘Veranderen van boven- of van onderaf?  Dan zie ik jullie over een halfuurtje weer terug.’

Ze zijn belangstellend naar elkaar, lijken elkaars woorden te drinken. Geen moment ontwijken ze elkaars blik. Beangstigend, gezien de oneffenheid van het pad.  Tsja, je kon er op wachten: hij struikelt over een iets omhoog gedrukte stoeptegel. Plat op zijn bek.

‘Godverdomme!’ Die werkt niet op een school met de Bijbel. Bij het breken van zijn val  heeft hij zijn handpalmen tot bloedens toe geschaafd. Ook zijn knieën zijn kapot. Zij helpt hem, geschrokken  overeind. In haar tasje zoekt ze tissues waar hij het bloed mee kan stelpen.  Zijn spijkerbroek is op kniehoogte gescheurd. Die kan de vuilnisbak in. Hij stelt zich niet aan, klopt  het vuil van zijn kleding en loopt verder.

Hij is haar dankbaar voor de hulp, ze lachen om het ongelukje en  nemen weer de gepaste afstand aan tot elkaar. (Er is duidelijk nog geen echte klik tussen beiden.)

Het duo loopt nu langs me. De juf zegt:

 ’Ik vind veranderingen oké,’ Peter, ‘als het gegenereerde veranderingen zijn.’

‘Ja, mee eens Marleen.’  Hij wrijft met een  van pijn vertrokken gezicht over zijn gulp, alsof hij daar bij zijn val ook gewond is geraakt. 

Ik heb geen flauw idee wat ‘gegenereerde veranderingen’ zijn. Het vervelende nu is dat het duo doorgelopen is. Ik kan het dus niet meer vragen. Thuis zoek ik het op: het zijn (gewenste) veranderingen.

 

Nog een stukje verder langs de Kralingse Plas, kom ik een ander duo tegen: een paar kwetterende eenden, peddelend in de plas. Ze hebben mot. De eend kwekt, dat ze haar nestje begin maart al klaar had voor d’r eitjes. Acht wil ze er hebben. Die eitjes moeten eindelijk maar eens gelegd worden. De woerd schudt zijn kop en kwekt, dat het nog wat te koud is. ‘Geduld, meisje, tot mei,’ kwekt hij, ‘want in mei leggen alle vogeltjes een ei.‘ En Ik: acht!’, kwekt zij koppig.

De eend houdt zich verder stil. Om haar snavel ligt een glimlach. Zij weet dat hij het gegenereerde verleidingensritueel niet kan weerstaan!

dinsdag 18 juli 2023

EEN OPWINDENDE GEUR.

 Het is wat benauwd in huis. ‘t Ruikt een beetje muf. Ik gooi alle ramen open. Dacht, dat m’n vriendin, Cora niet thuis was, dus ik loop pardoes de slaapkamer in om ook daar een raam open te zetten. Met haar kruin naar mij toe ligt ze in bed. Ze heeft oordopjes in voor de muziek. Mee neuriënd, streelt ze met haar linkerhand haar buik en borsten. Ze ligt met iets gespreide benen. De palm van haar rechterhand ligt op haar schaambeen en haar middelvinger laat ze vliegensvlug bewegen over haar clitoris. Ze heeft me niet zien of horen binnenkomen, anders zou ze ongetwijfeld gelijk gestopt zijn. Zachtjes loop ik achteruit de slaapkamer weer uit. Doe zachtjes de deur dicht. Ze had hier zelf het raam al open gezet.

Ik zet koffie. Nog steeds op een tamelijk ouderwetse manier:  in een koffiezetapparaat. Zo’n elektrisch ding, dat water verhit en stuwt naar een met gemalen koffie gevulde filter, waaruit dan koffie een glazen kan indruppelt. Een verwarmingselement, onder de glazen kan, houdt de koffie warm. 

De koffie uit die moderne pads-apparaten vind ik niet je dàt. Wat ik zeker niet begrijp is waarom die dingen zo’n rotherrie moeten maken.

Na dit geleuter is de koffie klaar. Cora naar alle waarschijnlijkheid ook, hoewel ik haar niet gehoord heb. Hoe dan ook, ze komt vrolijk, bijna huppelend de woonkamer binnen. Ze geeft me een zoen op mijn kale hoofd en knijpt me zachtjes in mijn schouder. Haar hand ruikt nog naar die opwindende muskusachtige geur van haar natte poes. Dat windt me zowaar nog op ook. Het gaat blijkbaar nooit over en dat terwijl Cora en ik nog maar pas hebben gevreeën. Eergisteren nog, dacht ik. 

 ‘Hallo schat. Ben je al lang thuis?’ Ze luistert niet naar mijn antwoord. Zegt in één moeite door: ‘Hé, ik ruik koffie! Heb je koffie gezet? Lekker. Zal ik voor jou ook een bakkie inschenken?’

‘Ja, lekker.’

‘Waar ben je geweest, schat?’

‘Op de markt en daarna naar de bieb. Ik heb nectarines meegenomen, een grote watermeloen en aardbeien. Ik heb ook nog gekeken naar nieuwe bretels maar er waren geen grappige te koop. In de bieb heb ik eindelijk Turks Fruit van Jan Wolkers kunnen scoren. Dat boek wil ik nog eens herlezen, Voor de vierde keer! Ik ben een paar daagjes zoet, meissie.’

Cora zet de koffie op de salontafel.

‘En jij? Heb jij je een beetje vermaakt vanochtend?’

‘Beetje uitgeslapen ... wat bloesjes en een paar overhemden van jou staan strijken.’

Ik besluit niks te zeggen over wat ik gezien (en geroken) heb. Het is iets van háár en dat moet ook zo blijven. Genieten vàn zichzelf, mèt zichzelf.

Vreemd toch hoezeer  Cora en ik wat dat betreft verschillen. Ik zou me bijvoorbeeld absoluut niet kunnen bevredigen zonder inspirerende video’s of foto’s. Cora heeft die poespas niet nodig: voor haar is zelfbevrediging puur lichamelijk genot.

‘Lekker bakkie!’ Als verrassing heb ik van Dudok twee appelpunten meegenomen. Heerlijk. Alleen jammer dat er geen slagroom in huis is.  

maandag 17 juli 2023

NEEM EEN HUISDIER.

 

Neem een huisdier!

Een huisdier schijnt te helpen tegen eenzaamheid. Vòòr mijn dertiende heb ik me nooit eenzaam gevoeld. Ik woon in Spangen en heb volop vrienden: René, Tom, Cees, Arie enzovoorts. De meesten zitten bij mij in de klas of wonen in de buurt. We voetballen, vissen, doen bussie-trap, belletje trek, honkballen, knikkeren en ga zo maar door. Ik heb niet eens tijd genoeg voor al die dingen. Na de lagere school gaan mijn vrienden allemaal naar andere scholen. Ik ga als enige naar de hbs en onze vriendengroep houdt gewoon stand. Als ik net dertien ben, verhuis ik naar een groter huis op Zuid. Nog een paar weken vòòr de verhuizing moet ik vanuit West naar mijn nieuwe school daar; met een tram en een bus door de Maastunnel. Ik kom in klas 2b. Een klas van vijfendertig. Ik maak geen contact. Ben apathisch. Schrik, klap dicht als  er wat van me verwacht wordt. 

Na school ga ik met een bus naar het nieuwe huis. Tegelijk met mij stapt een meisje in, wat ouder dan ik. Na een paar haltes kijkt ze plotseling om naar mij. Ze glimlacht. Ik bloos en kijk vlug naar buiten, doe net alsof ik haar glimlach niet heb gezien. We stappen beiden bij dezelfde halte uit. Ik stap zo snel mogelijk bij haar vandaan, wat nog niet meevalt met zo’n tas vol zware boeken.

  Er wonen geen jongens van mijn leeftijd in onze nieuwe straat. Daar was ik niet rouwig om. Ik denk nog steeds aan mijn oude vrienden, hoewel ik nooit meer één van die gasten gezien heb.  Ik isoleer mezelf. Masturbeer me suf. Afgrijselijk eenzaam voel ik me. Maar nooit komt in mij het verlangen op naar een dier. Als ik nu aan die tijd terugdenk, kan ik me maar één dier voorstellen, dat me toen een lol had kunnen doen: een valse rat, die me naar de strot springt. Alles in een keer voorbij.   

 Op mijn zestiende leer ik Jan kennen. Een klasgenoot. Hij woont om de hoek. Toch nog een vriend. We gaan samen naar school, naar de bios, de disco en …. we spijbelen. Mijn cijfers gaan snel bergafwaarts. Ik mag niet meer met Jan omgaan van mijn moeder. Hij heeft een slechte invloed op mij, zegt ze. ‘Weer ben ik alleen. Helemáál alleen ben ik natuurlijk nooit in ons grote gezin.

 Nooit heb ik het gevoel gehad, dat willekeurig welk dier dan ook, mij van mijn eenzaamheid zou kunnen verlossen. Keihard werken helpt. Studeren, mijn moeder helpen met boodschappen doen en stofzuigen. Ook door met mijn kleine broertjes bezig te zijn. Spelen, zwemmen, voetballen ... De tijd lijkt zo wat minder traag te verstrijken. Deze solitaire periode duurt tot mijn negentiende. Dan ontmoet ik Carole, de schat. Ik leer de liefde kennen; niet alleen voor haar. Ze brengt de liefde voor dieren in mijn leven. We nemen een hond, drie poesjes en twee waterschildpadden in huis. We verzorgen onze lieve dieren met warmte en genegenheid … ongelooflijk wat we daarvoor terugkrijgen!

zondag 16 juli 2023

STILTE.

 Stilte.

Je kan een speld horen vallen in deze ruimte. Toch zitten hier zeker honderd mensen bij elkaar.  Oud en  jong; vooral jong. Uit alle uithoeken van de wereld.  Hier heerst de devotie, die je verwacht in een kerk. Het is de stilteruimte van de bibliotheek. Fluisteren mag; heel kort, heel zacht. De focus ligt hier op studeren. Er wordt gewerkt op  mee gebrachte laptops, iPods of (tegen betaling) op computers van de bieb. En, ongelooflijk: je ziet hier nog ‘diehards’, die in een schriftje zitten te pennen. Nee, nee, niet alléén ouwetjes!

 Op de werktafels ligt volop eten en drinken: krentenbollen, eierkoeken, sultana’s en bounties. Geen knäckers en zakken chips. Daar durft niemand aan te beginnen. Honderd blikken doden je al na één hap.

 Op geen enkele tafel ontbréken die ongemakkelijke koffiebekertjes .....  AA-drank en Extran zijn erg populair’.  Ook zie je veel kartonnetjes melk en drinkyoghurt’. Opvallend weinig blikjes.

 Tussen de middag gaan de meesten even een luchtje scheppen en lunchen. Ze laten hun spulletjes vol vertrouwen achter op hun werkplek. Hier in de buurt is een duizelingwekkende hoeveelheid lekkers en (on)gezonds te koop.

Is de enkeling, die nog een gezond twaalfuurtje van huis meeneemt (of meekrijgt) nog wel van deze tijd???

 Het openen van blikjes, moet geruisloos gebeuren maar dàt valt niet mee! Ik zie daar iemand mee tobben. Een broodmagere Japanse of Koreaanse student, vlasbaardje, jampotglazen in zijn bril; onder zijn korte broek steken lange, spierwitte benen. Met die gigantische paars-groene koptelefoon op ziet hij er koddig uit.  Hij pakt zijn blikje Red Bull. Doet het in zijn tas. Waarschijnlijk voor een zo geruisloos mogelijke ‘SPRSJT!’....., maakt hij dat blikje in zijn tas open. De Red Bull spuit in zijn gezicht. Druipt van zijn armen. De drank blijft als bier uit het blikje schuimen, ook nog als het op zijn werktafel staat. ’t Is een nare kleefboel om hem heen en in zijn tas.. ’t Was zo goed bedoeld maar qua geluid maakt het geen bal uit: openen in of uit de tas.

Logisch dat vooral flesjes populair zijn. Met name AA en  Extran. Anderhalve liter flessen zijn  er nu óók. Het vervelende is dat die niet hervulbaar zijn. Te groot. De halve liter flesjes kunnen wel makkelijk hervuld worden. Die passen net onder de kraan van de wasbak in de wc.

  Praten kàn hier op de zesde overigens wèl  ... echter uitsluitend in de geïsoleerde cabines. Die moeten gereserveerd worden. Zonder probleem kan daar geconverseerd worden, al dan niet luid. Er wordt niet gezeurd over schaterlachen, stem verheffen, met de vuist op tafel slaan en vanzelf ook niet over het eten van krakend verse Lays.

Een paar keer per week zit ik zelf in zo’n cabine. Dan praat ik, één op één Nederlands met ‘nieuwkomers’, om de taal met ze te oefenen; onder andere met Magda, Gabriela, Kamila’en Kawus.

 Ik ben één van die ouwetjes op die zesde. Ik zie, in die stilte, dingen, die een ander misschien ontgaat of niet belangrijk vindt.

zaterdag 15 juli 2023

WIE GOED DOET,GOED ONTMOET>

 Wie goed doet, goed ontmoet.

 De laatste twee jaar kan Rita het niet meer opbrengen. Ondanks haar leeftijd (67), heeft ze tot twee jaar terug, het zonnetje in menig huisje laten schijnen. Soms door er een paar minuutjes te zijn voor hèn, die in het verdomhoekje zitten of er  weer net aan het uitkrabbelen zijn. Rita was écht geknipt voor dat werk, dat voor haar eigenlijk geen werk mag heten.  Voor haar was het  een uit de hand gelopen hobby, haar tweede natuur.  

‘Als ik wat voor je kan doen, hoor ik het wel, hè?’ Dat zinnetje ligt voor in haar mond. Maar in de praktijk wacht  ze nooit zo lang.. Feilloos voelt ze aan waar hulp geboden is en steekt ze de handen uit de mouwen. Alles komt min of meer toevallig op haar pad. Achteraf gezien  heeft het altijd zo moeten zijn. Dat heeft niet alleen met haar ‘open mind’ te maken. Warm en zorgzaam is Rita. Een leuke verschijning ook. Absoluut geen zevenenzestig jarige. Als je d’r ziet lopen op die rode Nikes, met die strakke spijkerbroek, dat kort, zwart leren jasje over een strak wit T-shirt, een spannend lob-kapsel (peper en zout) trendy style, dan geef je haar hooguit vijftig.

Elke dag gaat om zes uur ’s morgens haar wekker. Haar man Harrie draait zich dan nog eens om. Rita springt monter uit bed. Haalt een washandje over haar gezicht, kleedt zich aan en maakt alvast een beginnetje met het avondeten. Dat scheelt weer voor vanmiddag. Kan dat kleine Brammetje van drie, wat langer bij haar onder douche. Zijn ouders zijn elke dag laveloos. ‘t Kind wordt verwaarloosd. Zit tot diep in de nacht nog voor de tv. Rita heeft Jeugdzorg er al op gezet.   

Wat ze al niet doet: ze trekt de steunkousen aan van de  zwaarlijvige mevrouw Harzo. Ze strijkt de overhemden van de rheumatische meneer Tonal en soms ook nog die van zijn zoon, een luiwammes eerste klas, die  het eigenlijk gewoon zelf moet doen. Maar Rita pakt die paar overhemden extra zonder morren mee: haar motto is: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’

Ze past op de papagaai van omaatje Brands, zodat dat beest niet als een zotte te keer gaat als ze even weg moet. Alleen bij Rita houdt dat kreng zich koest.

Bij lekker weer gaat ze wandelen met meneer pastoor. Die oude dorpspastoor, die minstens drie meisjes, kleutertjes nog, onzedelijk heeft betast. Gods straf is niet misselijk. Hij kreeg een  beroerte en sindsdien is hij gekluisterd aan zijn rolstoel. Rechtszijdig verlamd. Praten kan hij niet meer, kwijlen des te meer. Vandaar die handdoek in het rolstoelnetje.

Na de onverwachte zelfmoord van de pastoor gooit Rita de handdoek in de ring. Hij brengt  zichzelf om zeep door zijn kwijlhanddoek diep in zijn strot te duwen. In elk neusgat stopt hij een brandend kaarsje’. Zijn  lichaam wordt ’s ochtends vroeg, voor het Maria – altaar gevonden door schoonmaakster Rita.

Er gaan sterke verdenkingen naar haar uit van ‘hulp’ bij zelfdoding van de pedo.

vrijdag 14 juli 2023

SCHOONMOEDERTJE.

 

Schoonmoedertje.

Op de markt zie ik mijn oud-collega Ruud lopen. Een lange vent. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85m. Ruud moet mij gezien hebben, al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik er geen behoefte aan heb iemand te ontmoeten; dat ik het liefst bij mezelf wil blijven. Af en toe kijk ik om, Ruud zie ik even niet meer. Zou die al van de markt af zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij zal hij wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door, naar de lantarenpaal waar ik mijn fiets aan heb vast gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Iemand vertelde me eens dat Ruud getrouwd was met een vrouw, die twaalf jaar ouder was dan hij. Het was een ‘moetje’ Dat meisje dat bij hen liep, moest wel hun dochter zijn. Ruud zal nu veertig zijn. Dan is die vrouw tweeënvijftig.  Op een afstandje is dat leeftijdsverschil nauwelijks waarneembaar.

 Familie ‘Ruud’ loopt naar de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos zakje met wat fruit, vermoed ik. Ruud en zijn dochter knabbelen aan een banaan. Het kan haast niet anders of hij moet me zo herkennen. Vlak bij mijn fiets, passeren we elkaar rakelings. Maar nee hoor, hij loopt gewoon door. Zijn bananenschil duwt hij nota bene vlak voor mijn fiets in een rioolput  en loopt vervolgens rustig door.

Nu wil ik hem tòch even spreken. Ik heb nog een appeltje met hem te schillen: die ‘sufgelulde’zoals hij me destijds noemde, zit me nog steeds niet lekker.

 ‘Hé Ruud! Ruud! Hoi! Ken je me niet meer?’

‘Neen man, geen flauw idee, maar verras me eens?

‘Ik ben Ad van Spangen.’

‘Sorry, maar ik ken geen Ad van Spangen.’ 

‘Nee, Ruud, mijn naam is ook niet Ad van Spangen. Ik heet Ad en we hebben drie jaar lang samengewerkt in Spangen.’

‘O, ja nou gaat het me weer dagen, jij was die sufgelulde. Toen ik daar kwam werken, zat je maar naar je toetsenbord te staren. Dat was gauw afgelopen. Binnen twee weken had ik je aan het werken gekregen: het eerste wat we samen deden was onze werkruimte opknappen. Hoe is ’t ermee, jongen?’

 Ik wist dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt had. Hij was toen met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

‘Trouwens Ruud, ben je een lekker een dag je uit in Rotterdam met je dochter en je schoonmoedertje?’ We schudden elkaar de hand.

 ‘Ja, we zijn wèl een lekker dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dit is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, ho maar Ruud, dat weet ik heus wel; ik maak maar een geintje.’ Ruud is duidelijk ‘not amused’: zijn gezicht staat zelfs op onweer.

 Het is van zo dichtbij, goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer zo piep is. Ze heeft een behoorlijk gerimpeld koppie. Maar … eerlijk is eerlijk: die dochter van Ruud is top: heel mooi rood haar heeft ze, net als haar vader.

donderdag 13 juli 2023

KORTE BROEK.

Nadat ik een pond gemengd gehakt en mergpijp voor de hond heb gekocht, fiets ik naar Bristol voor een paar korte broeken. In een reclameblaadje zie ik dat korte broeken in de aanbieding zijn. Nog geen vijftien euro voor een korte broek tot halverwege de bovenbenen. Precies de broek die ik zoek. Van die wijde, slobberige, zogenaamd korte broeken, tot op of over de knie, houd ik niet.

Mijn maat weet ik nooit precies. Ik denk vierendertig; zeker weten doe ik het niet. Een verkoopster kan mijn maat wel opnemen. Een jongedame met een mouwloze donkerblauwe werkjas, is bezig bij een kledingrek om groene T-shirtjes van kleerhangers af te halen en er blauwe T-shirtjes voor in de plaats te hangen. Geen leuk werk. Ze heeft er niet veel zin in. Met een norse uitdrukking op haar gezicht smijt ze de groene T-shirtjes als natte vaatdoeken in een grote gele plastic bak. Veel moeite om leuk op haar werk te verschijnen, heeft ze niet gedaan. Het enige aantrekkelijke aan haar vind ik haar prachtig glanzende, zwarte haar. Klein en tenger is ze. Een meisje nog. Hooguit zeventien. Ze is nog weinig in de zon geweest. Haar gezicht en ook haar benen zijn nog wit. Ze heeft wallen onder haar ogen, alsof ze een paar nachten slecht geslapen heeft. Een trieste indruk maakt ze op mij. Triest en verwaarloosd.

Voor klanten is het altijd prettig als het verkopend personeel een frisse, opgewekte indruk maakt. Bij Bristol heeft dat blijkbaar geen prioriteit. Af  en toe kijkt de verkoopster schichtig mijn kant op. Ze zal me in de gaten moeten houden: misschien is hij de kleptomaan, die zijn rooie Dirck van der Broek-tas aan het volstouwen is.   

Wat ik moet weten is, welke maat korte broek ik moet hebben. Ik stap met mijn vraag op de tengere verkoopster af. Zenip, zo heet ze, kijkt me vriendelijk aan en pakt een meetlint uit haar jaszak.

‘Ik zal even uw heupmaat opmeten, meneer’. Haar stem heeft een mooi, donker timbre. Had ik niet verwacht.

‘U heeft maat vierendertig. Er hangen nog genoeg broeken van die maat in dat rek daar, waar u net stond.’

Ik bedank haar en ga even later met drie korte broeken het pashokje in. Ze  heeft het goed opgemeten. Maatje vierendertig past. De broeken hebben ook precies de juiste lengte.

Ik koop een spijkerstof, een corduroy en een katoenen broek. Het is lekker weer, dus ik houd de beige broek gelijk aan. De lange broek, die ik aan had toen ik Bristol binnenliep, heb ik in mijn Dirk van der Broektas gepropt; bovenop het gehakt en de mergpijp.

Bij de kassa leg ik twee van de korte broeken èn het prijskaartje van de derde broek neer … van de broek, die aangehouden heb dus. De filiaalchef wordt er bijgehaald, want zo iets heeft het kassa-meisje nog nooit meegemaakt. Hij doet moeilijk … wil dat ik hem uittrek  … maar daar begin ik niet aan ... alle betalingsgegevens liggen bij de kassa ... uiteindelijk gaat hij met tegenzin akkoord.  

Met opgeheven hoofd stap ik Bristol uit. Echt korte-broeken-weer vandaag. Ga nu eerst effe naar Capri: met de Rotterdampas een oubliehoorn met twee tagliatelli-bolletjes scoren.       

woensdag 12 juli 2023

DATE

Er is niemand in het herentoilet. Alle wc-deuren staan open en de acht urinoirs zijn allemaal vrij. Er hangt een kunstmatig sinaasappelgeurtje in de ruimte. Ik moet plassen meer niet. Ik kies voor één van de urinoirs. Die zijn vrijwel altijd schoon, in ieder geval goed bruikbaar. Af en toe sta ik wel eens te dansen in andermans pies. Normaal plas ik het liefst zittend maar de wc-brillen op herentoiletten zijn doorgaans goor, nat, onhygiënisch en plakkerig. Daar durf ik niet op te gaan zitten. Soms werkt er in de toiletruimte een heer of juffrouw van de retirade. In dat geval waag ik mijn billen wel eens aan een wc-bril. Met grote passen loopt een man in een Feyenoord - shirt met dito petje achter me langs, stapt een wc in en knalt de deur achter zich dicht. Ik was mijn handen en droog ze aan een luidruchtige handendroger.

Ik kijk even in de spiegel. Meer dan mijn hoofd zie ik niet. Zo dadelijk heb ik een ‘date’, met een dame, Natalie geheten. Toch nog vergeten mijn neus- en oorharen te knippen. Ik wrijf nog een beetje ‘soep’ uit mijn ogen. Mijn tanden zijn wat gelig maar schoon; net  gepoetst. Meer kan ik er echt niet aan doen. Mijn haar is keurig geknipt. Baardje getrimd. Jammer wel dat ik de laatste paar maanden steeds van die rode vlekken heb op mijn voorhoofd. Vooral als er een beetje zon is. Ook nu weer. Die vlekken verdrogen, gaan schilferen en dan dwarrelen die schilfers op mijn kleren maar even goed ook  op mijn eten of in mijn drinken. Met zo’n date komt dat wel erg slecht uit.

Achter me stapt de Feyenoordsupporter de wc uit. Iets te hard zwaait hij de deur weer dicht, waardoor de stank uit die wc heel eventjes hinderlijk om me heen komt hangen. De man pakt uit zijn binnenzak een grote viltstift en schrijft op de buitenkant van de groene wc-deur: ’AJAX DOOD’ met een doodskopje er achter. Met een waarschuwend vingertje komt hij op me af en zegt dreigend: ’En jij gaat toch zeker wel je mondje dicht houden, hè, poepie?!’

Normaal zou ik bang worden van zo’n kerel. Nu niet. Ik heb de beveiligingscamera’s hier gezien. Hij niet, denk ik.

Stukken rustiger dan dat hij hier binnenkwam loopt hij naar buiten. Begrijpelijk wel. Hij is kwijt wat ie kwijt moest. Wat ik echter niet begrijp, is dat hij hier weg wandelt zonder zijn handen te wassen.

O jee, mijn gulp staat nog open, slordig! Goed dat ik nog even kijk. Ik heb nu mijn kaki broek aan en die heeft gulpknoopjes. Waarom de confectie-industrie nu ineens weer is overgegaan op herenbroeken met gulpknoopjes, daar begrijp ik helemaal niks van. Een rits is veel makkelijker.

Als ik de toiletruimte uitloop zie ik dat een beveiligingsmedewerker de Feyenoorder overmeesterd heeft. Een collega belt, waarschijnlijk om assistentie. Zal zo wel komen. De politie moet tegenwoordig ook voor iedere pietluttigheid opdraven.

 

Mijn date is er nog niet. Ik zal vandaag toch niet wèèr tevergeefs een uur aan dat tafeltje moeten wachten?

dinsdag 11 juli 2023

BEZOEK.

Bezoek.

Voor het eerst is Marien bij me op bezoek. Hij is van de wandelclub.

M’n vriendin, Cora, is een dagje shoppen in Amsterdam. Met een vriendin.

Daar eten ze ook wat.

Marien eet vandaag bij mij mee.

 ‘Wat wil je drinken, Marien? vraag ik.

‘Wat hebbie? vraagtie.

‘Pils, wijn, fris, sap.’

‘Rode of witte wijn?’

‘Ik heb alleen witte.’

‘Geef dan maar een biertje … o, eh, wat voor bier heb je eigenlijk in huis?’

‘Ik heb altijd maar één soort in huis, dat is Dors, van de Jumbo? Moet je er een glas bij?’

‘Nou nee, Jee, laat dat bier maar zitten ook  …  doe mij maar een sappie, sinaasappelsap graag.’

‘Sinaasappelsap heb ik geloof ik niet, Marien, nee … wel  appelsap, lekkere koude appelsap.’

‘Prima, dan neem ik dàt toch; maar eerlijk gezegd, Jee,  hóéft sap van mij nooit zo koud te zijn ... op kamertemperatuur komt de zuivere vruchtensmaak  veel beter tot zijn recht, vind íkpersoonlijk.’

‘Dàt kan ik je helaas niet aanbieden. Alle sappen die ik in huis heb, staan nu koud. Ik  kàn natuurlijk nú wel even een pak appelsap uit de koelkast halen, dan is het  over een dikke twee uur wel op kamertemperatuur.’

‘Heb je misschien ook abrikozen-perziksap koud staan?

‘Jazeker.’

‘Wil je dan voor mij alvast een pak abrikozen-perziksap uit de koelkast halen … voor straks. Maar voor nu lust ik wel een  koud appelsapje van je.’

‘Proost Marien, op een fijne avond.’

‘Ja, proost Jee, leuke avond.’

‘Stom hè? Ik vind dat Dors bier best goed binnen te houden;  mijn zoon noemt het zwerversbier.’

‘Die zoon van jou heeft geen verkeerde smaak, Jee. ’

‘Iets anders …  heb jij een kat in huis. Er hangt hier een verstikkende kattenpislucht.’

‘Onze kater is kierewiet. Hij piest náást in plaats van ìn zijn kattenbak en zijn pies zit in, onder en tussen het zeil. Dat wil wel stinken. Vandaar die penetrante geur.

‘Ziedaar: Spijker, onze kater, de boosdoener. Ja, dat komt allemaal door jou, hè Spijker, door jou zitten we samen in de stank, viespeuk!’ Spijker begint te snuffelen aan Marien, die angstig stijf met zijn knieën tegen elkaar gedrukt, op mijn luie stoel zit. Spijker kijkt Marien in een flits in zijn ogen en in een wip zit hij, spinnend, bij hem op schoot en staat hij te dauwtrappen op zijn corduroybroek. Onze kater heeft een voorliefde voor bange mannen.

Heel voorzichtig, om Spijker niet te storen, pakt Marien zijn glaasje koude appelsap en neemt een klein (angstig) slokje. Hij vermant zich en durft Spijker te aaien. Voor Spijker is de lol er af en hij verdwijnt naar zijn hoekje in de woonkamer.

‘Kom Marien, we gaan de keuken in.’ We eten peentjes en peultjes met gebakken aardappelen en biefstuk. Geen culinair hoogstandje. Schil jij de aardappelen, Marien? Een half pondje is genoeg voor ons twee. De aardappelen liggen in die witte bak achter het middelste keukenkastje. Dan begin ik vast met het afhalen van de peultjes.’ 

maandag 10 juli 2023

CONTROLE (XL)

Kokendheet is het op het terras van het Maastheater. De koeling maakt het binnen aangenaam. Mijn vriendinnen Tamara en Connie zitten, als ik aankom al aan een frisje. Ik bestel een pils en loop naar hun tafeltje.

 ‘Verrek’, zegt Connie,’ ben jij het Jos, ik herken je zowat niet zonder baardje’. Tamara had me wèl herkend, aan mijn houding, maar nu ze mijn gezicht ziet zegt ze óók dat ik onherkenbaar ben.   Mijn gezicht ziet er wel goed uit zo, vindt Tamara. Connie kijkt Tamara aan, alsof zij zoete broodjes zit te bakken en zegt tegen mij:  ‘Neen, sorry hoor Jos, mèt dat baardje leek je een stuk  jonger, nu ben je een saaie  zeventiger met hangwangetjes’.

Jammer dan. De een vindt dit, de ander dat. Mijn baardje moest er af; mijn huid was geïrriteerd. Had ik last van: veel jeuk en roos. Het is voor nu iedereen ‘effe wenne’.

We zijn hier voor de voorstelling Controle (XL), een dikke medley van breakdance, fysieke komedie, live muziek, film en bizarre humor. De voorstelling is een technisch hoogstandje: op een bewegende vloer worden in één uur in een wervelend tempo acrobatische acts en dansfiguren vertoond door acht super elastische jonge mannen in witte turn-outfits.

Technisch vond ik de voorstelling adembenemend, alleen bóéide het me niet aldoor.  Enkele danspresentaties werden te lang uitgesponnen, werden daardoor wat te eentonig. Tamara vond sommige dansen ook wat langdradig worden. Loes vond alles helemaal prima. Technisch, was het uit de kunst, daar waren we het alle drie over eens.

Terwijl we napraten op het terras, komt een jongen van een jaar of tien op een groot wit speelgoedpaard naast ons tafeltje staan:  ’Ik ben Ridder Johan op mijn witte paard’.

‘Zooo,’ reageren wij vriendelijk lachend: ‘Goedendag, Ridder Johan op je witte paard’… en hij galoppeerd verder. Nog geen kwartiertje later staat ie weer naast onze tafel: ’Ridder Johan heeft dorst’. En, typisch Connie weer, ze pakt haar glaasje appelsap, geeft het aan de ridder, die het glas helemaal leeg klokt, wat beslist niet Connie’s bedoeling was; ze had zelf pas één slokje op. Een paar minuten later staat hij er alweer: ’Loop nou maar effe lekker door Ridder Johan,’ zeg ik. Toch wil hij nog wat gaan zeggen: ‘Neen, ophoepelen met je schimmel en gauw.’ Connie en Tamara vinden mij een beetje te cru tegen dat knaapje. De Ridder loopt om ons tafeltje heen tot hij achter me staat. Met zijn vlakke handje geeft hij zachte tikjes op mijn kale hoofd.

De vader van de ridder, die wat tafeltjes verderop zit, ziet zijn zoon mij slaan en staat op om Johan bij me weg te halen. Maar als Connie en Tamara naar de vader roepen dat ik Johan een beetje geplaagd heb, blijft hij schaapachtig lachend, alleen achter zijn jus d’orange zitten.

In het Maastheater wordt een grote diversiteit aan voorstellingen gegeven. Ook veel kindertheater. Waarschijnlijk was dit Johans try-out voor zijn eerstvolgende optreden.