Posts tonen met het label tegelijk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label tegelijk. Alle posts tonen

donderdag 20 juli 2023

DUO' S (2)

 Gisteren zag ik nòg wat duo’s langs de Kralingse Plas. Kort na meneer en mevrouw Eend, landt  tweetal  kauwen. Bij het dalen stellen ze zich al aan mij voor: ’kauw, kauw,’roepen ze. Ze landen niet allebei tegelijk. Kauwen opereren altijd in koppels en blijven tot een van hen sterft samen. Altijd vliegen en huppelen ze achter elkaar aan.  Ik weet niet wie het mannetje is en wie het vrouwtje. Zou de mannetjes kauw, net zoals bij veel mensen, altijd voorop huppen? De kauw, die als laatste, naast mij neerstrijkt, heeft een stuk appel in zijn snavel en bijt daar hapjes uit. De ander gaat meteen op zoek naar wormen en insecten. Voortdurend houden ze elkaar in de gaten.

Waarschijnlijk omdat er geen noch wormen noch insecten te vinden zijn, jumpt die kauw naar zijn maatje en helpt hem met het verorberen van het stukje appel. Ik kom blijkbaar wat te dichtbij naar hun zin, want ze waarschuwen elkaar ‘kauw, kauw,’ wegwezen, kauw, gauw . Tegelijk vliegen ze op en steken de Plas over.

Wandelend over de Beatrixlaan, die rijke-pikkenlaan, langs de Plas, hoor ik aan het begin van die straat babygehuil. Het geluid word steeds luider, zo luid zelfs dat dat onmogelijk van een baby kon zijn. Een reuzenbaby klinkt misschien zo. Even verderop herken ik het geluid als schapengeblaat. In de hele omgeving is echter geen schaap te bekennen. Het geblaat lijkt uit een woning te komen. In de tuin van die woning  staat een vrouw te snoeien. ‘Mevrouw, klopt het dat ik hier schapen hoor blaten?’ ‘Jazeker, dat klopt, aan de overkant, achter die hoge heg van de jachthaven, staat een tweetal schapen. Die hoort u. U kunt ze alleen niet zien.’

Van de Beatrixlaan loop ik weer terug naar de Plas. Daar zit moeder meerkoet bovenop een  groot slordig nest van rietstengels en andere waterplanten, haar eitjes uit te broeden.  In dat nest is ook afval verwerkt; blikjes, stukjes plastic en dergelijke. Vader heeft de taak het nest solide te houden. Moeder houdt hem nauwlettend in de gaten. Opeens maakt hij zich erg druk. Hij maakt snelheid in het water  en racet een tiental meters naar voren. Hij heeft zijn zinnen gezet op een drijvend plastic flesje …. Spa Rood zie ik. Goed bruikbaar. Het tweetal duwt het flesje precies op de goede plaats.

Ik ben toe aan een momentje rust. Ga even op een bankje zitten.  Als ik even in dut passeren enkele heel bijzondere duo’s de revue:

 

Twee beren, die broodjes smeren

Twee apen, die wortelen schrapen

Twee bijen, die autorijen

Twee slangen, die de was ophangen

Twee koeien, die heggen snoeien  en

Twee vliegen, die een kindje wiegen.

 

Maar dààr hoeven ze mè echt niet wakker voor te maken.

donderdag 11 mei 2023

NOG EEN GAST.

Ruim van tevoren heb ik de kaartjes voor een retourtje Rotterdam – Avignon gekocht. Hoe eerder je de Thallys boekt hoe voordeliger. Het scheelt tientallen euro’s. Voor het eerst in vijf jaar ga ik naar het Theaterfestival in Avignon, in Zuid-Frankrijk. Dat is elk jaar de eerste drie weken van juli. Ik ben er sinds 1980 zo’n tien keer geweest.

Ik logeer altijd bij Claude (53). Ze woont vlakbij het centrum van de stad.  Ik mail haar of ik weer kan komen. ‘Welkom’, mailt ze me. Tegelijk laat ze me weten dat ze dan nog een gast heeft. Een vrouw uit Reims: Rachelle.

Ik vind het fascinerend om te zien, hoe die Thallys moeiteloos alle auto’s op de Route du Soleil inhaalt, alsof ze stilstaan. In zes uurtjes heeft de trein de afstand naar Avignon, 600 kilometer, overbrugd. Blindelings loop ik naar Claude’s fraaie huis op de, Impasse Saurel 12a. Ze brengt me naar mijn kamer en stelt me en passant voor aan Rachelle. Een leuke meid, lijkt me. Ze loopt met een kunstbeen.  Vier  jaar terug was ze betrokken bij een verkeersongeluk op de Route du Soleil. Ze was achttien. Met drie vriendinnen was ze in een kunstig overgespoten Renaultbusje, op weg naar Montpellier, voor een vakantiekamp.

Ze waren vlakbij Lyon, zitten gezellig te beppen en te geinen.‘Merde! Merde! Onze chauffeur sprong zowat uit zijn vel. Een auto vòòr hem reed met een slakkengangetje. Hij gooide zijn stuur om en onze bus sloeg over de kop. We werden in ons busje heen en weer geslingerd. Onze auto eindigde op zijn kant. Mijn vriendinnen konden er uit klauteren … ik niet … ik zat met mijn been bekneld … dat been moest geamputeerd worden.  Kijk: zó zag ons busje er uit ná het ongeluk en zó ervòòr ….. wat is er’, vraagt ze,…  ‘hé, wat is er!?’ Tu es si pâle! (Wat zie je bleek!).

Juni 1998.

Rotterdam 28 juni 1998. In alle vroegte ben ik vertrokken naar Avignon in Frankrijk. Het is nog rustig op de weg. Ik rijd niet harder dan honderd. Sinds mijn crash, vorig jaar rijd ik al nauwelijks meer op de grote weg. Met invoegen en passeren heb ik nog steeds veel moeite.  Luid claxonnerend halen mijn medeweggebruikers mij in.

Op de Route du soleil in de buurt van Lyon probeert de chauffeur van een kunstig overgespoten Renaultbusje me  op te jagen. Dat laat ik echt niet gebeuren. We botsen bijna. Dat busje haalt me in en slaat over de kop. Meteen zet ik mijn auto op de vluchtstrook. Ik ben in shock. Hoor gegil en gehuil. Het busje ligt op zijn kant, bebloede meisjes klauteren uit de auto. Er komt politie; ze vragen me niks. Ze sturen me weg van de vluchtstrook.  Ik moet mijn auto een vrachtwagen oprijden en word naar een benzinepomp gebracht. Vlak bij. Nooit meer wat gehoord van dat ongeluk.

Vier jaar geleden? … eind juni 2002? … in de buurt van Lyon?  De schrik slaat me om het hart. Dat was ik! Mijn schuld, dat ongeluk. Wat afschuwelijk, … haar been … Wat nu? Ik weet niet wat ik over me afroep als ik haar zeg dat ik het was, die toen zo langzaam reed. Als ik zwijg blijf ik me er schuldig over voelen. Vertel ik het haar dan verdwijnt mijn schuldgevoel ook niet meteen maar ik ben dan tenminste eerlijk geweest.

Rachelle en ik bekijken het festivalprogramma voor vanavond. Het wordt  l’ Avare’ (de vrek) van Mollière.

Ik besluit geen slapende honden wakker te maken.