zondag 31 augustus 2014

DOUCHE

Op advies van mijn huisarts ga ik niet zo veel onder de douche. Ik heb een te droge huid vindt hij. Dus beperk ik me tot twee ultra korte poedelbeurten van hooguit vier minuten per week.
Maar denk alsjeblieft niet dat dat doktersadvies ten koste gaat van de broodnodige hygiëne: ik zorg er vanzelfsprekend wèl voor dat alle geurgevoelige plekken dagelijks een wasbeurt krijgen. Gewoon, aan de wastafel! In de eerste vijftien jaren van mijn leven deed ik het altijd zo; tot mijn tiende zelfs aan het keukenaanrecht.
Héél erg rouwig ben ik trouwens niet over het douche-advies van mijn huisarts. In mijn huidige woning is het namelijk geen lolletje om te douchen … natuurlijk word ik er wel goed schoon van maar het is gewoon een klote-douche. Waanzinnig eigenwijs is die: ik kan aan de knoppen draaien wat ik wil, maar die douche bepaalt gewoon zelf de kracht en de temperatuur van de waterstraal. Nu eens moet ik gillend wegspringen voor een kokend heet maar lullig straaltje water; dan weer word ik door een keiharde ijskoude straal bijna de badkamer uitgespoten. Het is echt een waardeloze douche.
In mijn vorige huis, ik woonde toen in Schiemond, had ik een ligbad; het was  een heerlijk bad. Ik ging daar weliswaar niet elke dag in liggen maar toch wel minstens vier keer per week en als ik zin had, ook wel meer.  Gemiddeld lag ik dan zo’n half uur te ontspannen in het weldadig warme water. Ik gebruikte toen die Hammam badgel, die gel met die geurige samenstelling. Dat was genieten.
Ik testte mezelf hoe lang ik onder water kon blijven. Neus dicht, ogen dicht en neus richting bodem van het bad. Het gaf me het gevoel van drijven in een zwembadje, onder water. Meestal kwam ik uit zo tussen de drie à vier minuten. Niet slecht, toch.
Van de vorige huurders van dat huis heb ik de bubbelbadinstallatie voor een habbekrats overgenomen.  Zo’n bubbelinstallatie bestaat uit een soort stofzuigerslang en een rubberen zitelement, ter grootte van de badbodem. In dit zitelement zitten gaten ter grootte van een smartie. Met kracht wordt daar lucht doorheen geperst (via die stofzuigerslang);  deze lucht wordt door de gaten van het zitelement het badwater weer ingebubbeld. En dan kan er ook nog eens, door aan een knop te draaien, van héél zacht tot héél hard gebubbeld worden. Als ik daar nog zou wonen, zou ik het advies van mijn huisarts aan mijn laars lappen.

Maar helaas: ik woon daar niet meer. Mijn vrouw had het daar niet meer naar haar zin. Niet om die badkamer, hoor, want dat bad kon haar niet zo veel schelen. Dat gebruikte ze eigenlijk alleen maar om in te staan, onder de douche. Ze hield gewoon niet zo van ‘badderen’; ze had er altijd gauw genoeg van. Nee ze wilde uit  dat huis weg omdat ze daar in die buurt weinig contact kon krijgen met andere buurtbewoners. We gingen dus verhuizen naar het Rottekwartier, naar het huis met de douche, waar ik godzijdank zo weinig mogelijk gebruik van mag te maken.

zaterdag 30 augustus 2014

LUCY

Vanmiddag zat ik met Rody, een neef van me in Pathé Schouwburgplein. Dat komt zo: van  een vriendin kreeg ik voor mijn laatste verjaardag  een Pathé-bioscoopbon en omdat Rody er vandaag toch was en we ons stierlijk verveelden, stelde ik voor om naar de bioscoop te gaan. Nu heb ik om je de waarheid te zeggen een rothekel aan Pathé.
Veel liever ga ik naar Cinerama of LantarenVenster (LV). Het soort films dat in die laatste twee bioscopen geprogrammeerd wordt staat me meer aan en ook het publiek gedraagt zich over het algemeen meer zoals het hoort in een bioscoop, vind ik. De films van LV zijn over het algemeen wat artistieker, gedurfder, geëngageerder en de bioscoop vertoont vrijwel alle goede tot redelijk goede Nederlandse speelfilms en ook zijn daar regelmatig films vanuit andere culturen  en subculturen te zien.
Pathé Schouwburgplein maar eigenlijk het gehele Pathé-concern speelt veel meer op zeker. Alle grote kassakrakers of films met hitpotentie, worden aangekocht.  Het gaat hier meestal om peperdure Amerikaanse producties en een enkele keer ook om Nederlandse maar, zoals gezegd, dan moet succes zowat gegarandeerd zijn.
 Wat me vooral tegenstaat bij Pathé Schouwburg is de stuitende ‘ongezelligheid’, ik zou bijna zeggen de ‘kou’. Het interieur is allemaal zo metaal, zo hard en hoekig. En de drankjes? Daar  valt weinig op aan te merken, hoewel, die zijn daar veel kouder dan elders. Toch ook even een positieve noot: de koffie is er uitmuntend, daar heb ik niets dan lof voor, die is lekker pittig en heerlijk warm.  Het popcorn-aanbod bij Pathé is hinderlijk. Gigantische dozen popcorn, voor jonge kinderen nauwelijks te omvatten, worden tijdens de voorstelling duidelijk hoorbaar weggeknauwd.
De rumoerigheid (hard praten)  en ingetogen agressiviteit (beetje stoeien, beetje duwen, beetje stompen) is ook iets wat me tegenstond. Ik kon er vooral niet tegen als dat gedoe onder de voorstelling doorging. Vooral wanneer er niemand van de leiding tegen optrad. Maar ook dat zij gezegd:  tegenwoordig is dat gelukkig anders … verbeterd.
Heerlijk vind ik nou juist van LV, dat je daar tijdens welke voorstelling dan ook, je een speld kan horen vallen en wat me helemaal blij maakt: er is daar in dat theater helemaal geen popcorn te koop.

Ik ben dus met mijn neef Rody in Pathé naar de film Lucy gaan kijken. Zonder die cadeaubon had ik die film nooit gezien, omdat ik in principe niet naar deze bioscoop ga … maar dat heb ik al duidelijk gemaakt.  Op die cadeaubon kan ik niet alleen gratis naar de film maar er zit ook een  drankje bij. Ik laat mijn neef kiezen: hij neemt een flesje cola en er zit  … jawel  hoor… een halve emmer popcorn bij  … hij kiest voor zoete… Rody helemaal blij!
Het is nog steeds koud en ongezellig daar bij Pathé Schouwburg maar een grote verbetering is de relatieve rust die heerst in het hele pand: je kan gewoon op je gemak met je kind of je neef naar de film kijken. Mensen praten nu uit zichzelf al niet mee onder de voorstelling. Ze eten nog wel die vermaledijde popcorn  … ook die neef van mij dus … maar gek genoeg, Rody  zit vlak naast me knauwen …..en ik heb nergens last van ! Mijn neef is trouwens razend enthousiast over de film Lucy ..… ik wat minder maar slecht vind ik hem nou ook weer niet.

Lucy (met in de hoofdrol Scarlett Johansson) is een, tamelijk ongeloofwaardige soort, pseudo-filosofische actiefilm over het optimaal gebruiken van je hersencapaciteit; je kan overigens  tijdens de film het beste je verstand op nul zetten.

’t Is best een aardige film; gemaakt met flair en vette knipogen: de bloedbaden zijn prima weg te spoelen met cola en popcorn.  

vrijdag 29 augustus 2014

MARKTHAL

Het wordt echt een schitterend gebouw, die nieuwe overdekte Rotterdamse Markthal . Met 100 marktkramen, 200 appartementen en een parkeergarage voor 1200 auto’s. Hij ligt, als je zo van de Laurenskerk afkomt rechts van Station Blaak. 1 oktober gaat ie open. De hal is helemaal bedacht door MVDRV architecten, 5 architecten dus, als ik goed tel. Zij hebben het interieur een beetje afgekeken van dak van de Santa Caterina-markt in Barcelona.
Ik vraag me af wat het zal gaan worden, gaat die hal werkelijk de harten van ons Rotterdammers veroveren, want de termen, exclusiviteit , diversiviteit, kwaliteit, beleving en educatie zijn dan wel veelbelovend maar ze klinken allemaal wel duur, toch … terwijl de mensen van die markthal toch zouden moet weten, dat wij Rotterdammers dol zijn op goed & goedkoop!
Zullen we onze ouwe trouwe buitenmarkt op de Binnenrotte wel kunnen missen, vergeten, loslaten? Want het is natuurlijk een fantastische markt, waar we allemaal veel van houden en waar wij ook heel veel kunnen kopen voor heel weinig. Van rode kool tot kousenband, van peterselie tot djahé, van bintjes tot zoete aardappelen , van appels tot lychees, en ga zo maar door.
En dan is daar nog m’n rommelmarktje, persoonlijk ben ik niet zo van afdeling tweedehands kleren maar meer van de leuke spulletjes. Wie heeft daar niet, al is het maar één keer in zijn leven,  een persoonlijk juweeltje tegen een zeer schappelijk prijsje weggeplukt. Voor twee gulden vijftig werd ik jaren terug de eigenaar van een Statenbijbel uit 1898.  Ik ben er nog steeds heel blij mee. De waarde is nu waarschijnlijk vertienvoudigd maar daar gaat het niet om. Wat zal er straks met onze rommelmarkt gebeuren? Geen denken aan, dat die een plek krijgt in die nieuwe hal. De exacte plannen zijn nog niet bekend maar in het Rotterdamse wordt al gefluisterd dat de huidige marktplaats, de Binnenrotte dus, een parkachtig gebiedje zal worden. Boompjes, grasperkjes, leuke zitjes …. of daar plaats zal zijn voor de verkoop van tweedehandsspulletjes? …. lijkt me haast van niet … hooguit ijsjes … Vietnamese loempia’s.

 Om wat te mogen verkopen in die nieuwe hal moet aan nogal wat voorwaarden voldaan worden. Van de ruim 200 marktkooplieden, wagen zich er misschien daarom, slechts zestien aan  de grote stap naar die hal.  Er is een heuse ballotagecommissie. Denk niet dat je als groenten- en fruithandelaar alleen op je kwaliteitsfruit en je mooie ogen wordt toegelaten … nee, je handel moet ook nog es allemaal biologisch zijn … en: je zal je waar een beetje spectaculair aan de man moeten kunnen brengen. Voor de oude garde marktkooplui zal het even wennen zijn: een  kraam in de Markthal: die moet zeven dagen per week van 9.00 uur – 20.00 uur geopend zijn!
De ijssalon van de Meent is er een die al zeker is van een overdekte plek; een van de honderd; voor 42 euro per plek. IJs? In de markthal? Geef mij maar een lekker ijssie buiten in het zonnetje.
De vele marktkooplui die de overstap niet (willen) maken vrezen wel voor hun toekomst. Vlak voor de markthal komen t.z.t. wel wat marktkramen  maar of dat er genoeg zullen zijn is maar de vraag.
‘Wij, van de Binnenrotte,  zijn de motor voor die markthal’ zegt een marktkoopman, let maar eens op: dinsdag en zaterdag, de vaste marktdagen, dat worden de beste dagen voor die hal, want dan komen de mensen dus eerst bij ons kopen en dan pikken ze meteen even dat ‘markthalletje’ mee om zijn oogverblindende schoonheid te bewonderen. Maar alle gekheid op een stokkie: hoe mooi die hal ook is: je denkt toch zeker niet dat de mensen bijvoorbeeld op een willekeurige maandagmiddag alleen voor een bossie radijs naar die Markthal komen?’


donderdag 28 augustus 2014

DAMMEN

Normaal gesproken dammen we een paar potjes op de woensdagmiddag, Peter en ik. De ene keer bij, mij de andere keer bij hem thuis. Vandaag zou ik eigenlijk een thuiswedstrijd spelen maar het lijkt mij een beter idee niet binnen te blijven zitten Het is zalig weer!  Een eindje fietsen bijvoorbeeld, wat fruit en drinken mee, ja, dat lijkt me wel wat. En dan nemen we ook dambord en damstenen mee; wie weet kunnen we onderweg nog ergens, op een schaduwrijk plekje een potje doen.  (Want dammen doe je in ‘potjes’, toch?!)
Zo aan het eind van de ochtend word ik gebeld door Peter; ik durf d’r  om te wedden dat ie een rotsmoesje heeft: hij wil niet komen dammen … meestal geeft ie zijn vissen de schuld … let maar op.
‘ Jee, moet je eens luisteren, ik zit er eerlijk gezegd al de hele ochtend tegenaan te hikken maar ik vind het potdorie veelste warm om de godganse middag bij jou binnen te gaan zitten schuiven. Ik stel voor, Jee,  om gewoon eens een keertje over te slaan …  ik moet mijn vissen nu toch eindelijk weer eens een lekkere beurt geven; het is echt al veelste lang geleden dat ik hun aquarium schoongemaakt heb …. en ’s middags staat de zon nooit op het aquarium, lekker koel dus daar.  Sorry, Jee, volgende week weer dammen!
‘Peter, ‘ zeg ik, ‘groot gelijk, voor binnen dammen is het geen weer maar we kunnen ook … en dan vertel ik hem mijn ideetje voor deze middag. Peter is gelijk om.
‘Grandioos idee, Jee, ik ga gelijk wat spulletjes bij elkaar pakken … neem jij je damspel mee?’
Peter repte met geen woord  meer over zijn behoeftige vissen.
‘Nee, neem jouw damspel maar mee, jouw bord is wat steviger, stabieler. Zien we elkaar dan bij jou voor de deur om één uur?’
‘Okido, Jee, vergeet je je pet niet, met die kale knar van je, ha ha. Zonder gekheid, de zon is nog scherp hoor, je zit zo met een knalrode brandende kop. Hé, tot één uur.’

Het is nog ruim voor één uur als Peter al druk in de weer is rondom zijn mountain bike. Nu eens zit hij op zijn knieën, dan weer op zijn hurken, soms staat hij ook even op en loopt hij om zijn fietsje heen. Het lijkt wel alsof hij die fiets jaren niet gebruikt heeft. Hij controleert of er nog voldoende lucht in de banden zit; of zijn remmen het nog goed doen; of zijn stuur en zadel stevig vastzitten en of zijn bel het nog doet. Hij controleert zijn bel zo fanatiek, dat zijn vrouw ongerust naar beneden komt om te kijken of er wat aan de hand is.
Naast zijn mountain bike, op het trottoir, ligt nog van alles klaar voor onderweg: een bidon, een pakje brood, een banaan, bandenplakspullen, regenkleding en zijn fototoestel. Vóór Jee zich meldt, klaar om te vertrekken, heeft Peter alles al in zijn fietstassen gestopt.
‘Prima ideetje van jou, echt top, Jee! Ik ga nog even naar boven me verkleden… ben zo weer terug.’

Niet veel later is Peter weer bij zijn fiets, gekleed in een veel te strak kanariegeel wielrenshirt (rugnummer 1 …..) en dito wielrennersbroek, zo een met een zeemleren kruis. Verder behoort tot zijn outfit: een Ray Ban zonnebril, kekke schoentjes (met toeclips) en een grijze helm waar een klein grijs paardenstaartje eigenwijs onderuit wappert. Jee zou het liefst die outfit meteen driftig van zijn lijf rukken maar hij houdt zich in:
‘Kijk nou toch eens aan, uitslovertje dat je d’r bent! Kan dat nou echt niet een tandje minder, jongen? We gaan toch zeker vanmiddag de Mont Ventoux niet bedwingen!’
Peter grinnikt een beetje om de woorden van Jee. Nu, zo naast Peter staand, voelt  Jee zich opeens wat onzeker met  dat opoefietsje van hem, zijn  wapperende streepjesoverhemd, de kaki driekwartbroek, het Heinekenpetje op zijn kale kop en die grote, blote voeten in  Jezussandalen.

‘Luister eens Peter, wat natuurlijk kan … als ik nou boven een tafeltje haal, kunnen we toch ook, onder het genot van een drankje en een hapje, hier samen op straat een lekker potje dammen?’

dinsdag 26 augustus 2014

MONDHYGIËNISTE

Bij mijn vorige tandarts, Appel heet hij, heb ik  op een dinsdag een afspraak om  tien uur ’s ochtends. De maandag ervoor  werd ik opgebeld door zijn assistente met het verzoek om een half uurtje eerder te komen. Geen probleem. Om half tien zit ik daar die dinsdag. Het vervelende is alleen dat ik daar om tien uur nog steeds zit te wachten en om kwart over tien ook nog. Goed, om vijf over tien meldt mevrouw van Dal (type Caroline Tensen) zich in de wachtkamer en om tien voor half elf roept de tandarts haar binnen. Ik loop meteen achter die dame de behandelkamer in en vertel Appel dat ik al zowat een uur wacht. Hij wil mij echter niet eerder behandelen dan dame van Dam, die nog maar net  binnen was. Dat is voor mij onaanvaardbaar. Ik wil helemaal geen nieuwe afspraak meer maken en zeg Appel dat ik op zoek ga naar een nieuwe tandarts. Ik stamp woest zijn praktijk uit  en knal de deur achter mij dicht. Op enige meters afstand gevolgd door Appel in zijn wapperende witte tandartsjasje … hij liegt ook nog es tegen me dat mevrouw van Dal al vóór mij een afspraak had en hij belooft me, dat ik binnen tien minuten aan de beurt ben …. hoe kan hij nou weten hoeveel werk er voor hem in de mond van mevrouw van Dam ligt te wachten.
‘Meneer Mastwijk, meneer Mastwijk u bent zo meteen aan de beurt.’ Toedeloe Appeltje.

Een andere tandarts, de heer Lessur, is snel gevonden. Deze man organiseert het alleen wat anders. Hij doet één keer per jaar de periodieke controle in plaats van twee keer zoals  Appel en trouwens de meeste tandartsen. Lessur doet ook niet aan mondhygiëne, zoals die Appel, die er speciaal een voor op zijn loonlijst had staan. Mijn nieuwe tandarts wil dat zijn patiënten kort vóór de periodieke contrôle bij  de mondhygiëniste geweest zijn.

Nog nooit van mijn leven ben ik bij een mondhygiëniste geweest.(Zou dat beroep uitsluitend door vrouwen worden uitgeoefend?). Maar goed, ik zoek er een op internet  … een beetje in de buurt, bel elf uur ’s ochtends … en  vertel dat ik een beetje haast heb omdat ik de volgende dag naar mijn tandarts moet en dat die …. nou ja okee … ’s middags om drie uur kan ik komen. Ze is een Marokkaanse, leuke, echt heel vriendelijke vrouw, niet zo groot, lange donker blonde haren, rond brilletje, bruine ogen.
Ze maakt alles netjes schoon, tussen, voor en achter mijn tanden en mijn kiezen en ondertussen vertelt ze vrolijk maar wel met een opgeheven vingertje, dat ik wel mijn tanden een beetje beter moet poetsen en dat ik zeker twee keer per dag met een tandenstoker tussen mijn tanden en kiezen moet stoken.   Binnen een uur ben ik klaar,  honderdvijf euro  (verzekering vergoedt) en ik kan naar mijn tandarts.  Leuke vrouw. Echt.

Tandarts Lessur is zeer te spreken over hoe mijn mond er uit ziet.  Zo mooi schoon heeft hij zelden gezien … zò schoon. Ik besluit dan maar gelijk om vaste klant te worden bij die Marokkaanse en twee keer per jaar door haar mijn mond te laten doen.
De tweede keer dat ik bij haar ben gaat het heel anders. Ze ziet onmiddellijk dat ik nauwelijks gepoetst heb … ik poets nooit meer als één keer per dag …   ze vraagt me waarom, waarop ik zeg dat dat volgens mij wel genoeg is.
‘Het spijt me hoor meneer, maar ik kan u nu al zeggen dat ik u vandaag niet pijnloos kan behandelen, sorry .
‘Als ik zo zie wat ik straks allemaal tussen uw tanden uit moet halen, meneer Mastwijk, dan maakt u mij niet wijs, dat u met de tandenstokers hebt gewerkt … ‘, is ze nou boos of doet ze maar alsof?
‘Stoken doe ik ook maar één keer per dag …’ slikte ik van de zenuwen.
‘Veel te weinig … u moet het natuurlijk allemaal zelf weten maar als u zo graag paradontitis  wil krijgen, dan moet u vooral zo doorgaan … ‘
‘Paradontitis?’ ik durf het woord nauwelijks uit te spreken.
Haar ogen spuwen vuur:  ‘Parodontitis is een vergevorderde ontsteking van uw tandvlees wat leidt tot verlies van het steunweefsel, zoals kaakbot …. Ik geef u zo wel een folder, kunt u thuis te bestuderen.’
‘Dat klinkt niet best allemaal,’ zeg ik benauwd.
‘Ja, ik zeg het maar liever direct, het is voor eigen bestwil ... kijk nu eens hier,‘
ze houdt opeens een grote ronde spiegel voor mijn mond …
‘Steek uw nu tong eens uit,’
Mijn tong is nog behoorlijk bruin van de koffie, zie ik, terwijl ik toch zeker weet, dat ik vlak voordat ik van huis, ging als een gek heb staan poetsen ……
‘Weet u wat dat is, dat bruine daar op uw tong?’ vraagt ze (alsof ze er zelf kotsmisselijk van wordt)
‘Koffieaanslag toch, denk ik, of niet‘, ze zal me toch niet gaan slaan, hoop ik?.
‘Nee, meneer Mastwijk, dat zijn allemaal BACTERIËN!!’, ze zegt het echt heel erg hard, misschien wel met drie uitroeptekens.’ Het kan zijn dat ik me vergis maar ik meen even een satanische blik in haar ogen te zien.
‘Vanaf vandaag, meneer Mastwijk,  gaat u uitsluitend voor uw eigen bestwil, twee maal per dag uw gebit, tong en ja … ook uw verhemelte poetsen en niet te vergeten de tanden stoken.’
We maken een afspraak voor over een half jaar. Natuurlijk zou ik in dat half jaar een andere mondhygiëniste kunnen zoeken … er zijn er immers zat. Maar ik ben een beetje bang, dat wanneer ik over een half jaar niet bij haar op de afspraak verschijn, ze ineens voor mijn deur staat, me mijn huis uitsleurt en me dwingt om mee te gaan naar haar praktijk:

‘en nou heel wijd open die mond en gauw een beetje!’

maandag 25 augustus 2014

BINNENTERREIN

Binnen het complex woningen, waar ik een woning huur, ligt een ruim binnenterrein, dat onlangs is heringericht. Er zijn o.a. creatieve speelplekken voor kinderen gemaakt en in april jl. is het binnenterrein in gebruik gegeven aan omwonenden. Een deel van dat binnenterrein is  opgedeeld in twintig volkstuintjes van elk circa twintig vierkante meter, waarvoor zich maar liefst dertig belangstellende bewoners hebben aangemeld. Twintig gelukkigen,  krijgen te horen, dat ze aan de slag kunnen in hun tuintje.  In de maanden april, mei en juni werken de volkstuinders al bijzonder hard en enthousiast om straks in de zomer en in het vroege najaar lekker te kunnen oogsten.  Het blijkt zo in die eerste weken een grandioos idee te zijn die volkstuintjes. Tijdens het werken aan ‘het groen’ praten en lachen de volkstuinders volop en wisselen allerlei wetenswaardigheden uit. Ons buurtje leeft er helemaal van op. Ook de omwonenden, die geen tuintje hebben, slaan met veel plezier hun buren-tuinders gade.
Ook de jonge kinderen leven zich uit op het heringerichte binnenterrein: zij genieten van een uitdagend klimobject, dat is geconstrueerd rond een stevige kastanjeboom en waarin een glijbaan is gemaakt. Echt héél uniek is, verderop op het terrein, een snel stromend riviertje, waarvoor de kinderen wel eerst zelf het water diep uit de grond zullen moeten oppompen.

Op een rustige junimiddag wordt de stilte opeens door luid geschreeuw doorbroken. Tot mijn schrik zie ik daar Gaby, met alle woede die in haar is,  de al behoorlijk hoog opgeschoten gewassen uit een tuintje trekken … ik hoop maar dat haar eigen tuintje is … en maar schreeuwen … ik versta er helaas niets van. Ze is Pools … en maar schreeuwen. Af en toe kijkt ze naar boven. Naar de derde verdieping, daar staat Aicha. Ook iemand met een tuintje.  Heel af en toe probeert ze iets terug te zeggen Woedend gaat ze door met trekken, totdat het hele stukje grond kaal is. Het is gelukkig haar eigen stukje grond. Aicha heeft achter haar rug om geluld. Ze lult dat Gaby met haar groenteplantjes op haar grond staat. Woedend propt ze al haar opgekweekte groente in de compostbak. Ze schreeuwt nog wat na. In woede klinkt dat Pools dubbel zo woedend … nooit  heb ik haar daarna meer in haar volkstuintje gezien.
Ik heb dus mooi even te vroeg gejuicht over de heilzame werking van de volkstuin op het buurtwezen. Op zich was dit maar een incident. Het bleek een uiteindelijk onbeduidend misverstand. De sfeer is nog steeds zeer relaxed. Alleen Gaby was zó boos, dat ze een paar weken lang helemaal niemand meer in de buurt gedag zei. Toen ik haar vanmiddag tegenkwam groette ik haar luid en duidelijk en zowaar er kon bij haar een karig glimlachje van af. Die zal wel bijtrekken.

Danny woont in een van de benedenhuizen rond het binnenterrein. In Danny’s tuin komt geen groen. Danny gaat voor een grijze tuin. Grijs,  met grijze stoeptegels gaat hij zijn tuin betegelen. Hij is een jaar of dertig, Danny, vader van een zoon van vier en bevriend met buur Yannick. Yannick is veertig jaar en woont aan de overkant, drie hoog. Danny en Yannick zijn vrienden, voor zover je tenminste met iemand als Yannick bevriend kan wezen. Yannick is of was ’n junk. In ieder geval heeft hij nog steeds zo’n heroïne-doodskop en hij steelt ook nog als de raven. Bij hem voor de deur staan wel dertig fietsen, vastgemaakt aan één lang slot: van drie gejatte fietsen maakt hij twee ‘nieuwe’.  Soms zie ik hem vanachter mijn woonkamerraam, voorbij lopen met een nieuwe prooi. Bij de bagagedrager houdt hij  die fiets omhoog… die fiets zit dus duidelijk nog op slot …  en hij loopt er zonder enige gêne mee naar zijn rovershol. Ik bel de politie … maar die doet geen klote….

Stratenmakers, bij mij voor de deur, langs de Rotte,  hebben, voordat ze op vakantie gaan een flinke stapel straattegels en bijbehorend zand laten liggen. Na hun vakantie komen ze  hun werk hier afmaken … alleen  … zand en tegels zijn dan wel pleite. Want het spul dat er ligt is ruim voldoende voor Danny zijn achtertuin. Eén dagje  sjouwen en twee dagjes bestraten zijn voor Danny en Yannick voldoende voor een fraai, grijs en  bijzonder goedkoop achtertuintje.

zondag 24 augustus 2014

MIDDELHARNIS

Vandaag ga ik op bezoek mijn oudste broer. Drieënzestig jaar is hij. Ik ben bijna een jaar ouder. Tinus is zijn naam  en hij is verstandelijk gehandicapt. Mijn broer functioneert op het niveau van  een tweeëneenhalf jarige. Hij woont in zo’n speciale instelling. In Middelharnis. Er wonen daar natuurlijk meer mensen zoals hij. Sommigen zijn niet alleen verstandelijk maar óók nog eens lichamelijk gehandicapt.  Middelharnis ligt op Goeree Overflakkee, dat is voor mij vanuit Rotterdam vier uur reizen: twee uur heen en twee uur terug. Maar dat is geen probleem. Ik doe het graag. Een keer per maand ga ik naar hem toe. Ik vind het steeds weer leuk om hem te zien en hij is, op zijn beurt, altijd zichtbaar enthousiast; hij maakt opgewonden, kleine huppelpasjes als hij me ziet aankomen … we geven elkaar een hug en Tinus zeult me dan mee naar het bezoek van de andere bewoners en naar de leidsters om hen te vertellen dat ik zijn broertje ben: …
‘Broertje broertje, broertje …’ herhaalt hij steeds.  Ja, zo noemt hij mij, zijn grote broer.

Vandaag ga ik dus Middelharnis. Thuis, raadpleeg ik, onder het genot van een kopje koffie  voor de zekerheid de site OV9292 nog even voor de vertrektijden en of er eventuele vertragingen van de Arriva-bus 136 naar Middelharnis zijn. Ik kijk gelijk even wanneer de bus weer teruggaat. Uiterlijk vijf uur vanavond wil ik weer thuis zijn, want dan is het mijn beurt om een heerlijke zondagse maaltijd te bereiden. Die moet dan rond zes uur klaar zijn en dan kunnen we in alle rust onze maaltijd verorberen, zodat we voor zeven uur klaar zijn met eten. Voor mij, als voetballiefhebber, is dat uitermate belangrijk, want dan kan ik naar Studio Voetbal gaan zitten kijken.
Terwijl ik dat zo allemaal zo’n beetje zit te bedenken, maak ik plotsklaps een ongecontroleerde beweging met mijn rechterarm, waardoor mijn bakkie pleur omkiepert en mijn toetsenbord  vrijwel volledig gevuld wordt met warme koffie met melk en suiker. Of het toetsenbord nog te redden is betwijfel ik maar  ik probeer in ieder geval zoveel mogelijk koffie uit het bord te schudden. Ik leg het toetsenbord ondersteboven op een stel oude kranten en wie weet kan ik er morgen weer wat mee doen. Maar dat is te laat. Ik moet vandaag nog een goed werkend toetsenbord hebben. Nou ja, gelukkig is het in Rotterdam altijd koopzondag. Ik ga, als ik terug ben uit Middelharnis, wel even bij Media Markt langs.
Helaas kan ik nu dus de informatie, die ik wil hebben niet meer opvragen bij OV9292; ik hoop  maar dat er niks veranderd is sinds vorige maand.

De bus rijdt inderdaad nog heen en terug volgens dezelfde dienstregeling en er zijn geen storingen.
Tinus was weer door het dolle heen toen ik aankwam … de gebruikelijke hug … de hupjes…het meezeulen naar de aanwezige leidsters … ‘Broertje, broertje, broertje’
Leidster Connie zei me,  dat Tinus en ik niet kunnen gaan wandelen, wat we  normaal altijd wel doen.
‘Ook niet met een rollator?’, vraag ik. Dat vindt Connie ook geen goed idee. Tinus brak namelijk in mei zijn been op drie plekken (zijn botten zijn dus inmiddels behoorlijk broos geworden).  
‘Misschien dat jullie in september weer kunnen gaan wandelen samen’, zegt Connie
‘Prima,’ zeg ik, ‘dan gaat Tinus nu in de rolstoel en doen we een rondje Middelharnis’.   
Eerst moet Tinus nog even een grote plas doen, anders zou het fout gaan onderweg.
Ik duwen, broerlief relaxed in de rolstoel en nog niet eerder, in de jaren dat ik  Tinus hier nu maandelijks bezoek heb ik hem zo horen genieten. Lachen dat hij deed! Lachen!Ongelooflijk wat een lol hij had. Ik duwen … hij lachen … lachen … hij kwam niet meer bij.  

Die gaat nóóit meer met me wandelen.

zaterdag 23 augustus 2014

FIETSSLEUTELTJES

Dertig euro ben ik deze zaterdag kwijt aan mijn wekelijkse boodschappen bij de super. Voornamelijk voor spullen als melk, bier en spa. Alles zit nog in het boodschappenwagentje en ik loop naar de inpaktafel. Daar haal ik het karretje leeg en stop alles in de tassen. Naast me is een tengere, tamelijk jonge Surinaamse vrouw, bijna klaar met het inpakken van haar boodschappen.
‘Nee hè,’ hoor ik haar licht paniekerig zeggen en ze voelt in de zakken van haar blouse, colbert en broek. Ze pakt haar portemonnee en kijkt er vanuit alle invalshoeken  in en met een verbeten mondje schudt ze ‘nee’ en zegt:
‘waar kunnen ze toch gebleven zijn’.
Ik kan het haast wel raden maar ik vraag het toch:
‘Bent u wat kwijt mevrouw?’
‘Ja meneer’ antwoordt ze, ‘mijn fietssleuteltjes, ik kan ze nergens meer vinden.’
Misschien heeft ze de  sleutels wel in de tas tussen haar boodschappen laten vallen; daarom gaat ze die tas weer helemaal leeghalen maar: geen fietssleutels. Dan al die boodschappen weer terug in de tas. Iets radelozer voelt ze nog eens in alle zakjes maar ze vindt niet wat ze zoekt. Ze duikt nog onder de inpaktafel maar ook daar is niks te vinden.
Ondertussen ben ik klaar met inpakken. Ik zou dus weg kunnen gaan. Dit is mijn probleem niet maar ik vind het een beetje lullig om die vrouw aan haar lot over te laten. Zo’n goed mens ben ik dus, ja!
‘Mevrouw,’ zeg ik, ‘misschien hebt u ze wel in uw fietsslot laten zitten, dat is mij ook wel eens overkomen.’
‘Ja, daar heb ik nog niet aan gedacht, dat zou best eens kunnen. Ik ga gelijk even kijken … ach meneer, zou u zo lang even op mijn boodschappen willen letten? Ik ben zo weer terug?’
Een paar minuutjes hoef ik me maar te vervelen daar want  ze is inderdaad zo terug. Ze  loopt met haar mobieltje aan haar oor. Al bellend kijkt ze me aan en schudt met een zuur gezicht ‘neen’’.

‘Hallo met mij’
……………………..
‘Bij Bas van der Heijden.’
……………………………
‘Ja, ik weet dat het retevroeg is; dacht je soms dat ik lollig wou zijn, eikel?’
………………………………
‘Kom je nest nou maar uit; stap in die auto en kom me hier ophalen!’
……………………………………………………
‘Ik sta hier met een zware boodschappentas, lul; èn ik ben mijn fietssleuteltjes kwijt. Kom me nou maar gauw halen.’
……………………………………………………..
‘Ik hèb overal al gezocht, man!’
……………………………………………..
‘Ja, daar ook; ik zeg toch OVERAL!’
…………………………………….
‘Op de Bergweg … en schiet een beetje op!
Je had al lang hier kunnen wezen’
.……………………….
‘Ja!’

‘Dus u bent gestopt met zoeken, mevrouw?’
‘Ja, ik heb net mijn vriend gebeld. Hij komt me met de auto halen.’
Samen lopen we met onze boodschappen naar buiten. Zij loopt nog eens speurend om haar fietsje maar de sleutels blijven spoorloos.
‘Het zou me niks verbazen,’ zeg ik, ‘dat wanneer u straks thuis bent,  ze toch nog tussen de boodschappen blijken te zitten. Tussen de bladen van die krop sla bijvoorbeeld, daar zouden ze zich makkelijk schuil kunnen houden.’
Als mijn boodschappen in mijn fiets zitten, zeg ik gedag tegen de mevrouw.
’Bedankt,’ zegt ze nog, ‘voor het meezoeken’ en tegelijk klinkt getoeter … getoeter van de auto van haar vriend. Ik verbaas me: het is geen neger, die vriend van haar maar een gewone bleekscheet.
Ze wijst naar de boodschappentas en hij zet hem in de auto. De achterbank van de auto duwt hij naar voren, zodat haar fiets ook mee kan. Hij doet zijn mond niet open.
‘Vanmiddag maakt je met de slijptol het slot voor me open, hè Henk?’ zegt ze.  

‘Nou, dag meneer, tot volgende week misschien en nog bedankt, hè.’ 

vrijdag 22 augustus 2014

SPOTIFY

Na het sporten brunch ik thuis met koffie en twee heerlijk (zelfgebakken) zuurdesem-boterhammen, één met honing en één met pindakaas. Na dit lekkers  wacht mij een kloteklus: Spotify.
Wat een ellende heb ik over me afgeroepen door de gratis versie te nemen van Spotify. Ja, zeiden ze daar ‘op deze gratis versie zit ook wat reklame’. In werkelijkheid zit in die gratis versie volop reclame! Onnavolgbare hoeveelheden misselijkmakende pop-ups worden op het computerscherm gekwakt. Waarom ben ik toch zo’n vreselijke krent! Ik had gewoon gelijk akkoord moeten gaan met dat tientje (9,99 euro) abonnementsgeld per maand dan was ik verstoken gebleven van die reclame-ellende.  Nou zit ik met de gebakken peren.
Ik neem trouwens zo maar aan dat iedereen weet wat Spotify is ….neen?:…. echt niet? Nou, dat is een soort super jukebox op internet.  Je kan met Spotify op je pc, elke gewenste song of elk album dat je maar wilt horen beluisteren. Je kan er ook je afspeellijsten samenstellen voor op je mobiel, IPod of IPad. Bij mij gaat dat niet lukken, want ik heb een telefoon uit het jaar 0.
Maar goed, ik heb dus met mijn stomme kop gekozen voor die gratis Spotify-versie met als gevolg, dat normaal, rustig werken op mijn pc is totaal niet meer mogelijk is. Het muziekaanbod is puik maar die pop-ups … nou ja daar had ik het al over… ik krijg die pop-ups nu niet meer uit mijn pc … Ik kan niet meer normaal werken; niet meer mailen, geen teksten maken, geen foto’s meer bewerken. Dus … besluit ik maar, beter laat dan nooit, om een abonnement te nemen van een tientje … maar …. dat viel nog niet mee! Als je voor dat tientje een abonnement wil bij Spotify, dan moet je dat wel betalen met een MASTERCARD, VISA of PAYPAL, want andere smaken zijn daar niet. En laat ik nou net die drie smaken niet hebben. Cash betalen of met een acceptgiro kan natuurlijk al helemaal niet. Nee, Spotify doet uitsluitend zaken via internet en wanneer ik  op dit moment iets wil kopen via internet dan kan ik dat alleen via IDEAL. Dus: jammer maar helaas. Dan maar geen Spotify-abonnement … maar … ik denk: daar móéten toch meer mensen last van hebben: via IDEAL worden in Nederland toch de meeste betalingen verricht. Ik ga eens googlen en wat ik dacht klopt: veel mensen blijken er last van te hebben dat ze niet met IDEAL kunnen betalen en er is inmiddels een oplossing!
Koop bij de site www.3vcard.nl een 3V VOUCHER en zet er (minimaal) 20,00 euro op. Deze 3V VOUCHER (die gewoon betaald kan worden met IDEAL) werkt als een VISA-CARD waarmee Spotify betaald kan worden. Is het nog te volgen?

Weinig klantvriendelijk, hoor.  De vele reclames tussendoor zijn godzijdank nu wel van mijn pc verdwenen maar die ellendige pop-ups, waar ik vóórdat ik met Spotify in zee ging nóóit last had, teisteren mijn pc nog steeds, hoewel een ietsje minder. Misschien moet ik ook eens googlen naar anti-pop-up-trucs en als dat probleem is opgelost  rest, eerlijk is eerlijk, een grandioze muzieksite..

donderdag 21 augustus 2014

ECHT IETS VOOR LUDMILA


Eigenlijk móét ik niks meer;  ik ben uitgewerkt … gepensioneerd dus. Natuurlijk, thuis zal ik  wel eens de handen uit de mouwen moeten steken, anders gaat mijn geliefde echtgenote heftig protesteren. En terecht. Zo kook ik, drie keer per week, zeem de ramen een paar keer per jaar, draai vele wasjes en doe de wat zwaardere boodschappen, want we hebben geen auto. Maar daar wou ik het allemaal niet over hebben, want, naast dat huishoudelijke werk, doe ik ook nog wat vrijwilligerswerk. Ik werk onder andere namelijk mee aan het project ‘Samenspraak’.
In ‘Samenspraak’ praat een nieuwkomer in Nederland met een oer-Nederlander (zoals ik dus); minimaal een jaar en één keer per week twee á drie uur met als doel het verbeteren van de spreekvaardigheid van de nieuwe Nederlander.  Op het moment heb ik vijf klantjes: drie Polen, een Australische en een Iranees.  
Zo’n ‘Samenspraak’-bijeenkomst duurt bij mij twee uurtjes. Steeds hetzelfde van opbouw: het eerste uurtje praten we met elkaar over min of meer belangrijke zaken van de afgelopen week; bijvoorbeeld nu eens over de zieke kat van de buren dan weer over de kwestie Rusland-Oekraïne. De nieuwe Nederlander moet het meest praten en ik corrigeer de gemaakte fouten. Vervolgens doen we een half uur, heel schools grammatica-oefeningen  uit het basisschoolboekje: (is het: de boek of het boek?; is het: dat huis of deze huis) en tenslotte, het laatste half uur lezen we samen een artikel uit de krant of (een paar bladzijden van) een roman of een toneelstuk; ik let dan streng op de uitspraak en of de tekst wel begrepen wordt.

Is dat verdomd interessant vrijwilligerswerk of niet soms?!

En dan komt daar nog bij dat ik, geheel vrijwillig mag werken met enkele uitermate aangename nieuwe Nederlanders. Ik zal me tot twee van hen beperken: de  twee fraaie Poolse zussen allebei halverwege de dertig. De oudste, Mariana, moet nog erg  veel leren. Ze is weliswaar in Rotterdam afgestudeerd (als Econoom) maar: dat deed ze in de Engelse taal. Al zeven jaar woont ze nu hier en al die jaren heeft ze het Nederlands zwaar verwaarloosd. Tot voor kort stond ze echt nog met haar mond vol tanden maar ….. het begint nu een beetje te komen en dat is mede te danken aan  ‘Samenspraak’ (aan mij dus (sic)). Het is heus moeilijk, als  Pools je basistaal is, om Nederlands te leren: het Pools kent bijvoorbeeld geen  lidwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.
Tja, zolang ze het Nederlands niet onder de knie heeft moet ze baantjes ver onder haar niveau accepteren: een nul urencontract als zwemlerares bij Zwembad Schuttersveld (in een half jaar tijd heeft ze nog geen uur gewerkt!) en een baantje van maximaal tien uur per week als dierenartsassistente bij een in Berkel gevestigde Poolse dierenarts.
Haar jongere zus Ludmila daarentegen spreekt vloeiend Nederlands, soms denk ik: ze spreekt nog beter Nederlands dan ik. In feite is zij net zo lang in Nederland als d’r zus.
Ludmila spreekt zo goed Nederlands door d’r ex-vriend. Die wilde alleen maar in het Nederlands met haar communiceren … dat heeft zes jaar geduurd … en dan gaat het snel, hoor. Ze prààt niet alleen vloeiend Nederlands, ze léést het ook vloeiend: ze leest gewoon boeken die jij en ik ook lezen:  van Sylvia Noort, Nicci French, Connie Palmen, Tommy Wieringa en ga zo maar door. Eigenlijk, denk ik, heeft ze dat hele ‘Samenspraak’ niet nodig …. ze denkt dat ze haar uitspraak nog wat kan verbeteren … en ze is onzeker over haar zinsconstructie ….. pfff … Ik laat haar maar denken wat ze wil denken, voorlopig werken we lekker samen … en ik geef het grif toe: ik vind het wel gezellig zo, die twee uurtjes per week met Ludmila.

Toch lukt het ook Ludmila niet, ondanks al haar taalvaardigheid, een baantje op haar niveau te vinden. Met haar universitaire opleiding Financial Accountancy werkt ze nu drie dagen per week als medewerker bij een hondentrimsalon (ze moet daar de honden een wasbeurt geven)  en twee dagen per week (vrijdag en zaterdag) werkt ze in een kapsalon, speciaal voor in Rotterdam en omgeving wonende snordragende Polen.  Echt iets voor Ludmila!

woensdag 20 augustus 2014

OLALA

Met een banaan en een glas appelsap achter de kiezen stap ik deur uit richting sportschool. Tja, maandag-, woensdag- en vrijdagochtend is het vaste prik: sportschool.  Het is kwart voor negen als ik daar incheck; om deze tijd wordt het er weer lekker rustig. Daar houd ik van: sporten in alle rust. Hé, Keith is er ook nog; normaal gesproken begint hij  al om 6 uur ’s ochtends en is hij tegen acht uur al weer pleite.  Keith is een excentrieke Engelsman (een ouwe zeerot) die al een aantal jaren op deze sportschool rondloopt. Hij sport altijd in zwarte kleding en heeft daarbij een eveneens zwarte muts op zijn kop, waar een grijs paardenstaartje onderuitkomt. Al zijn verrichtingen in de sportschool houdt hij minutieus bij  in zijn onafscheidelijke, minuscule schriftje. Keith en ik hebben elkaar leren kennen op de sportschool een jaar of vier geleden en sindsdien maken we zo af en toe eens een praatje, drinken koffie en als een van ons er een paar keer niet geweest is, en we weten niet wat er aan de hand is, gaan we voor de zekerheid eens poolshoogte nemen.
Toevallig was ik van plan om vanmiddag bij hem langs, omdat ik hem hier al drie weken niet gezien had. Het had hem natuurlijk best mis kunnen lopen omdat ik nu eenmaal wat later sport dan hij. Maar neen, het klopte toch, hij was twee weken in de lappenmand geweest …had zelfs vijf dagen op krukken gelopen … had geen gevoel meer in zijn rechter onderbeen …
‘Maar in dat been had je de laatste jaren tóch al geen gevoel meer, Keith?’ merkte ik op
‘Nee, man, in mijn linkerbeen heb ik al jaren geen gevoel meer, nu komt mijn rechter er verdomme ook nog eens bij …’
Hij heeft ook een paar dagen niet op dat rechterbeen kunnen staan, vandaar die krukken natuurlijk. Maar nu ging het wel weer een beetje; hij was ook al drie dagen in touw op de gym.
Keith vond het een prima idee om elkaar vanmiddag te zien bij hem thuis. Praten we dan onder het genot van een kopje thee verder.

Keith woont net als ik langs de Rotte; we wonen hemelsbreed zo’n driehonderd meter van elkaar. Op weg naar zijn huis kom ik  langs  ‘Olala Chocola’ ambachtelijke chocolademakers en daar hebben ze me toch lekkere bonbons en het leek me nou eens een goed idee om dat koppie thee van straks daar eens mee op te leuken. Ze zijn goed aan de prijs hoor: tien bonbons voor zeven euro maar daar heb je ook wel wat voor.  
Om kwart over vier tikte ik  tegen Keith’s raam  (hij woont op de begane grond)  …. geen reactie …. nog es tikken … ja hoor daar kwam hij aan gehold … dàt kon hij in ieder geval weer …hollen … scheerschuim nog op zijn gezicht …liet me binnen …  veel te gehaast maakte hij zijn scheren af  …en uiteindelijk had ie op verschillende plekken zijn gezicht open gehaald.
Ik moest de waterkoker aanzetten voor de thee en voor ons allebei een theetje uitzoeken. Hem maakte het niet uit wat voor thee. Ik schonk het water in de theekoppen. Keith was verrast door de bonbons. Met zijn bloedende kop zat hij zichtbaar te genieten van de handgemaakte cocosbonbon. Normaal ben ik helemaal niet zo van die zoetigheid … maar deze handgemaakte kersenbonbon … Olala!



dinsdag 19 augustus 2014

PINDASAUS

Gelukkig ligt  vanmorgen weer de Volkskrant in mijn brievenbus, een hele opluchting trouwens want gisteren lag daar tot mijn schrik en afschuw, die christelijke klotekrant Trouw.  Je moet toch wel een enorme eikel zijn, wanneer je als krantenbezorger het verschil tussen de Volkskrant en Trouw niet kan zien.

Vandaag biedt de Volkskrant gruwelijke reportages over de beestachtig moordzuchtige IS. De Oekraïners en  de Russische Separatisten, die niet alleen elkaar maar ook onschuldige burgers  afmaken. Ik lees de grappige column van Sylvia Witteman, over de eerste schooldag van haar jongste zoontje, dat niet naar school wil, met zijn te kleine gymschoenen; geef hem eens ongelijk. Ook de column van Jean Pierre Geelen lees ik, die schrijft over wat er gisteren en eergisteren allemaal op de televisie is geweest; dan weet ik dat tenminste ook weer.  Verder zijn er de verslagen van de Europese Kampioenschappen atletiek, dat boeit me niet zo en … natuurlijk voetbal: het artikeltje gaat over een volslagen achterlijk persoon, van beroep voetballer met de naam Luis Suarez. Deze man heeft het gepresteerd om in korte tijd tot driemaal toe zijn tanden in het lijf van een tegenstander te zetten. De voetbalclub Barcelona heeft vele tientallen miljoenen euro’s voor deze gek neergeteld om hem zijn voetbalkunsten in Spanje te laten vertonen. Dat Barcelona, tot op heden toch een nette vereniging, zich niet kapot schaamt met zo’n kannibaal als Suarez in de gelederen is mij een raadsel…. en …. het nieuws van vandaag over deze Suarez is: hij traint mee bij Barcelona!
Het gemis van de Volkskrant van gisteren heb ik overigens ruimschoots goedgemaakt. Ik had er gewoon niet eerder aan gedacht maar er liggen elke dag een paar exemplaren van die krant in de bibliotheek. Stom. Daar had ik gewoon niet aangedacht.
Gaat wel tijd in zitten in zo’n krantje lezen: kost toch gauw anderhalf à twee uur per dag. Ik trek er niet elke dag zoveel tijd voor uit, hoor,  want deze pensionado heeft ook zo af en toe wel eens wat anders te doen.
Zoals vandaag: een nieuw fototoestel kopen, natuurlijk bij Media Markt. Op het Binnenwegplein maakt een ‘zeepsopkunstenaar’ met behulp van de wind en een touw tussen twee lange stokken kolossale zeepbellen; de een nog gigantischer dan de ander. Ik en nog enkele shoppers genieten er van … tot er een mannetje van een jaar of vijf  het nodig vindt om elke iets grotere bal uit elkaar te laten spatten door er tegen te schoppen.  Ik kijk zo es in het rond … ja … ergens moet toch een vader, moeder, opa of zo zijn maar niemand maakt aanstalten om het joch te corrigeren … als hij weer eens zo’n prachtige zeepbel verknalt, kan ik het niet laten en roep (iets te luid):
‘Hé, jij! Stop daar verdomme eens mee, joh!’ Op dat moment pas komt mams schielijk uit het publiek tevoorschijn op haar roze pumps: ’Kom EricJan, kom, we gaan verder.’ Ze fatsoeneert zijn jasje en zijn spijkerbroekje; het kereltje wil nòg zo’n bel gaan mollen maar dan zegt mam:
‘Neen, nou niet meer, schat’ en samen verdwijnen ze in de richting van de Hoogstraat.

Ik ga meestal maar naar Media Markt voor al mijn fototoestellen: daar zijn de prijzen goed, ze hebben soms heel aardige aanbieding en er lopen genoeg verkopers rond om je van alles wijs te maken over welk toestel dan ook. Meestal bepaal ik thuis al mijn keuze: bekijk enkele testen van de Consumentengids en bepaal hoeveel geld ik wil gaan uitgeven. Honderd euro vandaag is vandaag de limit. Vanmiddag valt mijn keuze op de Nikon Coolpix voor honderdtien euro. Een tientje boven de begroting … nou ja, dat moet kunnen, ik ben content en dat ga ik vieren. Da’s niet moeilijk hier want vlak voor Media Markt staat de SuperPatatTent van Bram Ladage. Eens per jaar trakteer ik mezelf  feestelijk op zo’n grote patat met onbeschoft veel  pindasaus … en vandaag is die feestelijke dag.

maandag 18 augustus 2014

6.47 minuten

Nog nooit was ik zo laat  op de sportschool. Om half twee maar liefst en dit terwijl mijn normale tijd zo rond acht uur ’s morgens is. De afgelopen nacht was ik laat naar bed gegaan en ik sliep eigenlijk pas nadat ik twee slaappillen had geslikt en het zal toen drie uur in de nacht geweest zijn. Tja, het is weer klote met in slaap vallen maar gelukkig: ik sta ’s morgens tussen elf en twaalf uur  fris en vrolijk op.

Ik had best wel eerder op de sportschool kunnen zijn maar ik wil altijd eerst even een ontbijtje en een stevige bak koffie bij de Volkskrant. Een enorme teleurstelling: er is géén Volkskrant maar er ligt een Trouw in mijn brievenbus. Wat een enorme miskleun van de bezorger! Voor mij is er geen grotere kutkrant dan Trouw. De Volkskrant heeft op maandag altijd een prima uitgebreide sport(voetbal)bijlage en Trouw heeft nauwelijks sport. Nog nooit had ik zo snel mijn ontbijtje op; Trouw is he-le-maal niks. Die bezorger moet het niet wagen morgen weer zo’n stink-Trouw in me bus te stoppen…. want dan ga ik mijn abonnement opzeggen.
Vroeger, als je de krant een keertje niet kreeg, of je kreeg de verkeerde krant  bezorgd, werd je eigen Volkskrantje dezelfde dag nog nabezorgd. Dat doen ze tegenwoordig niet meer.
‘Lees de krant maar op internet,’ zegt de bezorgservice  … en daar geven ze je dan een code voor …. maar daar begin ik niet aan ……. al die broodkruimels in mijn toetsenbord en m’n koffie d’r overheen … ik eet en drink niet achter mijn pc ……en nou heb ìk toevallig een pc …wat doen ze met iemand die zo’n ding niet heeft? Geven ze misschien tegoedbonnen; kan je de krant van morgen in de super kopen …. die van vandaag mag je zelf van je eigen geld gaan kopen in de winkel.

Nou mag ik onderhand mijn sportspulletjes wel bij elkaar gaan zoeken, anders zit ik tegen de tijd dat ik het eten moet klaarmaken nog te roeien op de gym. (Vanavond maak ik trouwens Burrito’s van Knorr…..voor het eerst …. is dat goed binnen te houden? …. dit overigens  terzijde).
Van mijn jongste zoon en zijn echtgenote kreeg ik een kadobon ter waarde van maar liefst veertig euro. Te besteden bij Bever, wandelsport BV.  Zoals iedere wandelaar in Nederland weet is Bever zo’n beetje de allerduurste wandelsportzaak van Nederland, dus echt helemaal blij was ik niet met die kadobon. Natuurlijk bedankte ik ze wel vlug:…haar: drie luchtkusjes (links, recht, links) hem: een high five maar ik dacht gelijk: wat moet in daar nou in godsnaam mee? Daar koop ik bij die Bever hooguit een paar sokken voor of een zweetbandje en dan moet ik nog een tientje bijbetalen of zo. Maar dat viel me eigenlijk reuze mee. Ik had toevallig een wandelrugzakje nodig en laat er bij Bever nou een hangen voor 49,95 euro. Hoefde ik maar 9.95 euro bij te betalen voor het schattigste rugzakje dat ik ooit had. Als ze dát bij Bever hadden geweten, hadden ze er, zeker weten, veel en veel meer voor gevraagd.
In mijn fraaie rugzakje gaan, vandaag voor het eerst, mijn propere sportspulletjes mee. Mijn keurige nette en heerlijk geurende schoongewassen witte handdoek. D’r is niemand die dat ziet, want de handdoek ziet er elke dag hetzelfde uit. Net zo schoon als gisteren. Hij ruikt ook nog net zo  lekker als gisteren, want ik ben dan wel aan het sporten … dat wel … maar zo weinig fanatiek, dat ik nooit transpireer. Mijn sportkleding  wordt dus ook nooit vuil. Maar toch …. maar toch gaan ze elke dag lekker kopje onder in mijn wasmachine en zo hoort het ook volgens een van de ongeschreven regels van de sportschool.
Verder gaat in de tas mijn flesje water, zonder water natuurlijk, want ik vul het flesje op het fitnesscentrum, dat scheelt weer sjouwen, toch? Verder de wielrenhandschoenen, van die   handschoenen waar de vingers van afgeknipt zijn. Die laatste gebruik ik bij het spinnen, fietsen en cross-country en als ik gewichten ga heffen. Het helpt tegen eelt op de vingers, zeggen ze. 
Inmiddels ben ik (hè, hè)op weg naar de sportschool. Het is maar zeven minuten lopen  van huis (ik heb het eens precies opgemeten met een stopwatch): 6:47 minuten precies.
Een andere ongeschreven regel op vrijwel elk fitnesscentrum is dat er geen winden worden gelaten. Terecht! Het is daar binnen toch al zo benauwd en broeierig en als je dan toch persé een wind moet laten, doe het dan zo ver mogelijk uit de buurt van een medesporter of trek je even terug op het toilet.

Ik heb me er de afgelopen jaren op getraind om in die wandeling van 6:47 minuten van huis naar de sportschool alle scheten te laten die me dwars zitten.  Ook vandaag is het weer gelukt. Ik ga weer onbezorgd aan het sporten.

zondag 17 augustus 2014

REGENZONDAG

De hele dag binnen zitten, omdat vandaag de ene na de andere stortbui losbarst, daar heb ik trek in. Ik ga eerst even douchen, mijn haar wassen, me scheren en dan ga ik naar buiten. Sjiesus Mina, wat stort het als ik de douche uitkom. Ik zie de regen neerstorten in de Rotte en dan weer een flink eind opspatten. Vandaag doe ik een rood t-shirt aan en de broek van mij Adidas trainingspak. Gelukkig heb ik voor de vierdaagse een paar waterdichte loopschoenen aangeschaft (bij de LIDL, voor nog geen 20 euro) en eindelijk had ik vandaag ook mijn regenpak weer eens nodig. Een half jaar geleden kocht ik het en die zelfde avond al had ik het nodig. Het goot en toevallig moest ik op de fiets helemaal van Rotterdam Noord naar Rotterdam West. Nog nooit was ik zo nat! Het bleek zo’n regenpak te zijn dat niet ademt … alle uitademing van mijn lijf tijdens de route van Noord naar West was in mijn pak blijven drijven.
Dat weet ik natuurlijk als ik het pak vandaag aantrek. Maar dat het pak toen zo nat van binnen geworden was kwam natuurlijk doordat ik zo vreselijk hard gefietst had, want als ik niet door zou fietsen zou ik te laat komen op de toneelrepetitie en dan zou ik de wind van voren krijgen.
Vandaag is dus de  tweede keer dat ik dat regenpak gebruik … nu ga ik me niet haasten en zal er geen sprake zijn van nattigheid aan de binnenkant, hoop ik. Er zit ook een capuchon op de jas, die zet ik alvast op voordat ik de deur achter me dichttrek.
Halverwege het trappenhuis kom ik de buren tegen die me  verbaasd aankijken en vragen:
‘Ga je wandelen met dit weer?’
‘Ja, zeg ik, ik heb echt eens zin om me helemaal te laten verzuipen.’
‘Getver.’ zegt de buurvrouw.
‘Nou buurvrouw, ik heb er ook helemaal geen zin in om de hele dag binnen  te blijven hangen. Ik wandel even naar mijn volkstuin, compost wegbrengen.’
‘Ja, eigenlijk heb je wel gelijk ook.’ zegt de buurvrouw.
De buurman, nog steeds in zijn korte broek, gromt met zijn blik gericht op zijn blote harige beentjes iets onduidelijks ..het klonk als:
’gmggg s.’
Als ik eenmaal buiten sta is het noodweer voorbij. De eerste meters wandel ik nog met de capuchon op mijn kop maar doordat dat al gauw te warm wordt, gaat die snel weer af.
De straten zijn nat, logisch en niet overal heeft het regenwater goed de weg weten te vinden naar het riool. Grote plassen liggen langs de Noordsingel. Er is heel weinig verkeer. Nauwelijks wielrijders, sommigen met poncho’s, een enkele ‘dwaas op de fiets’ met een plu, en sporadisch komt een auto me tegemoet.  Een enkele automobilist kan de verleiding niet weerstaan  en rijdt hard door een plas regenwater zodat ik zeiknat wordt. Het is dan mijn lol dat die infantiele automobilist niet weet dat ik zo’n uitstekend waterdicht regenpak aan heb.
Aan de waterkant zie ik een, naar ik aanneem Marokkaanse man, spijkerbroek, grijs katoenen jack, capuchon op, een zeer lange scherpe neus, waaronder een Hitlersnorretje prijkt. Hij voert brood aan de eendjes. Dat zal wel het brood van gisteren zijn, want ik heb wel eens gehoord dat van de islam geen oud brood gegeten mag worden. Wel vreemd, alleen de eendjes hebben belangstelling voor het brood van de Marokkaan. Om hem heen zitten tientallen meeuwen die er niet naar talen. Ook de ganzen achter hem geven geen sjoege, hoewel ze doorgaans als er brood te snaaien valt haantje …. nou ja oké …. haantje de voorste zijn. De enige aalscholver in het gezelschap blijft met zijn vleugels gespreid op de rand van singel zitten opdrogen.

Eindelijk denk ik dan toch de regenbui te horen die ik al verwachtte toen ik naar buiten ging … maar  het blijkt  de luid klaterende fontein in de Bergsingel te zijn. Het blijft voorlopig nog droog. Het regent nu alleen nog  af en toe wat druppels op me kop van de bomen waar ik onderdoor loop. Een enkele keer hangen takken van struiken zo laag, dat ze over mijn hoofd scheren.
Na drie kwartier wandelen arriveer ik bij mijn huisje op de volkstuin Op het moment dat ik de inhoud van de compostzak leegschud  in de compostbak laat een plotseling opspringende pad mij behoorlijk schrikken. Die pad zal zelf ook wel geschrokken zijn.
Nu alleen nog even piesen en dan weer naar huis. In de spiegel in het huisje zie ik een rode veeg over mijn voorhoofd en mijn grijze haren. Het is geen bloed, ik ruik al gauw dat het het sap is van vlierbesjes; ik was er zojuist nog onderdoor gelopen. Even wassen en op naar huis …. en er dreigt nog steeds geen druppel regen te vallen.







zaterdag 16 augustus 2014

KOTS, BEDELEN EN CATHY

Augustus is al een aardig eind op streek, de dagen korten, het wordt buiten allengs frisser maar onze dappere ouwe buurman laat zich op straat nog altijd zien in zijn korte broek … en naar ik aanneem houdt ie hem ook thuis doorgaans aan.
Het is normaal gesproken niet zo’n zooitje in ons portiek maar vandaag blijkt de buurman extra ontdaan. Hij komt walgend de trap afwankelen met een tot aan de nok toe gevulde tien-liter-gieter: ‘Ze hebben de portiek weer eens onder gekotst.’
Het is inderdaad een misselijk makende aanblik, dat overgeefsel, uitgestort over dat wat er al op de vloer van het trappenhuis ligt, zoals zonnepitschillen, sigarettenfilters, verfomfaaide chipzakjes, potato chips (paprika en naturel), lege sigarettenpakjes, alluminiumfolie van chocolade repen, ongewenste post van andere buren, verpakkingen van marsreepjes, gebruikte tissues, lege frisdrankblikjes, lege bierblikjes, een paar waterijsstokjes, kauwgum (van bijna veertig jaar oud), een stukje döner of kapsalon en een flinke homp pizza.
Eén gieter is duidelijk niet voldoende buurman gaat er met frisse tegenzin nog een gietertje … hij zal wel moeten, want ik kan het nu niet doen. Ik ga zoals altijd op zaterdagochtend namelijk naar Bas van de Heijden oh nee, dat heet tegenwoordig DIrk van den Broek. Als ie slim is, buurman, dan pakt die gelijk z’n  bezem om alle troep van het trottoir af naar het riool te vegen; dan zijn we er tenminste gelijk vanaf. Maar, goed dat zien we dadelijk wel weer als ik terug ben van Dirk van den Broek.

Bij binnenkomst bij Dirk van den Broek  staat een persoon met een groen veiligheidsjack met zijn rug naar mij toe  hinderlijk in de weg. Hij probeert een andere klant, die de winkel wil verlaten, iets duidelijk te maken. Als ik ‘het veiligheidsjack’ op zijn schouder tik draait hij zich om en meteen is het me duidelijk. Het is die Noordafrikaanse verstandelijk gehandicapte man  ….of … ach, ik zeg maar ronduit: die Marokkaanse gek. Hij wendt zijn blik meteen weer van mij  af en gaat verder met bedelen bij die andere klant, want dat was hij aan het doen. Hij heeft het gemunt op de halve euromunt van het boodschappenkarretje. De meeste klanten zijn bang … ze durven geen ‘neen’ te zeggen tegen die idioot. Ik weiger hem wat te geven. De filiaalchef komt aangelopen en dat ziet de Marokkaanse gek nu ook … hij duwt me bijna ondersteboven en rent de winkel uit … hij weet best dat hij hier niet mag bedelen, zo gek is ie nou ook weer niet.

’t Is eigenlijk altijd dezelfde riedel die zaterdagse boodschappen. Ik koop bij … nou, bij Dirk zal ik dan maar zeggen …  voor de hele week voornamelijk de wat zwaardere spullen zoals melk, yoghurt, bier, frisdrank, spa, appelen, aardappelen.  Mijn vrouw gaat voor kaas en de  vaak minder ‘gewichtige’ groente- en fruitinkopen naar de markt.
Als ik klaar denk te zijn met boodschappen doen, schiet me ineens te binnen dat ik nog een reep melkchocola mee moet nemen voor mijn zoon. Daarvoor moet ik wel bijna helemaal terug naar de ingang van de super. Daar zie ik opeens een leuke, mooie vrouw vrolijk op me af komen:
‘Hé, hallo Jee, hoe gaat het met jou?’ en ze geeft me de bekende kussen: twee links en een rechts.
‘Hallo,’ zeg ik tussen de kussen door, ‘hoe gaat het met jou?’ en eigenlijk weet ik niet eens wie ze is, realiseer ik me als ik haar alweer verder de supermarkt in zie lopen.
‘Ik weet niet eens meer hoe je heet; wat stom hè?’

‘Welnee joh, ik ben Cathy … weet je het nou weer?’

vrijdag 15 augustus 2014

OPPASSEN

Ruim een half jaar zijn ik en mijn geliefde echtgenote opa en oma. Het was nog maar net Nieuwjaar geweest, toen Ben, onze kleinzoon geboren werd. Wat waren we trots op die kleine Ben. Als man krijg je er nooit helemaal hoogte van maar alle dames rondom mijn schoondochter Ina, waren het erover eens èn het was duidelijk van alle damesgezichten af te lezen: het was een extreem, extreem moeilijke bevalling geweest. Ook was iedereen het erover eens, dat het alle moeite dubbel en dwars waard was geweest want wat een heerlijk jong had ze ter wereld gebracht.
Moeder Ina was, zo gelijk na de geboorte, helemaal tevreden over haar zoon … op één klein detail na: ze vond dat hij van die dikke lippen had. Maar die dikke lippen? Die  zijn toch alleen maar mooi?! Veel mensen leggen vandaag de dag veel geld neer om hun lippen wat dikker te maken en Ben heeft ze van nature.
Mijn zoon Alf was natuurlijk ook apetrots op zijn zoon. Nooit zag ik hem zo  blij, trots, ontroerd en niet te vergeten beschermend. Zijn vrouw Ina en zijn zoon Ben hadden hun rust natuurlijk hoognodig. Het waren voor allebei (maar zeker ook voor Alf zelf) uiterst vermoeiende dagen geweest. De eerste paar weken schroomde hij ook niet tegen het kraambezoek te zeggen dat het de hoogste tijd was … of hij verzocht de bezoekers vriendelijk doch dringend het pand (zijn huis) te verlaten.
Mijn vrouw en ik zijn trouwens niet zomaar alleen opa en oma, neen we zijn oppasoma en oppasopa: vrijdags reizen mijn vrouw en ik van Rotterdam naar Dordrecht om op Ben te passen. Op de donderdagen wordt Ben naar ‘s-Gravendeel gebracht en daar zorgen de ouders van Ina voor hem en op woensdag gaat hij naar de kinderopvang.
Ik kijk met heel veel plezier uit naar de oppasdag: flesjes maken, fruit- en groentehapjes voeren, vieze luiers verschonen (meestal, godzijdank, alleen pies), speentjes oprapen, ze afspoelen en weer in het mondje doen; Ben een boertje laten doen (en dan een hele golf spuug over je rug heen krijgen), en ….. als het lekker weer is lopen deze trotse wandelopa en wandeloma achter de Maxi-Cosi te flaneren over de Dordtse markt. Tijdens deze wandelingen ligt Ben steevast te pitten. Slapen doe ie nog veel en dat moet ook wel gezien  de groei en ontwikkeling, die hij in relatief korte tijd heeft doorgemaakt; het is ook heel spannend en mooi om te zien hoe Ben zich van week tot week ontwikkelt.
Als oudste jongen uit een gezin met 10 kinderen, ben ik wel wat gewend, zo draai ik mijn hand niet om voor een vies luiertje meer of minder: vaak genoeg heb ik de poepluiers van mijn kleine broertjes moeten  verschonen. Bovendien heb ik me, in ons huwelijk, als progressieve huisvader, met onze eigen kinderen ook nooit afzijdig gehouden van de minder appetijtelijke klusjes. Alf en Ina weten zich dus verzekerd van een flink stuk baby-ervaring bij deze oppasopa.
Waar ik zelf eigenlijk wel van opkijk is dat het aantal tot nu toe door mij verschoonde (poep)luiers op de vingers van een hand te tellen is. Het is niet zo dat ik het niet wìl doen, absoluut niet, maar om de een of andere reden heb ik het steeds net iets te laat in de gaten dat het nodig is.

Ik moet er gewoon weer even aan wennen zeker.    

donderdag 14 augustus 2014

MOBIEL GESPREKJE

Hallo, waar ben je?
……….………………………………………………………………
Ook thuis! … Gaat ie?
………………………………………………………………………
Toe maar, heb je soms een prijsje gewonnen?
…………………………………………………………………….
Of voel je je zomaar zo lekker?
…………………………………………………………………..
Natuurlijk moet dat kunnen!
…………………………………………………………………
Inderdaad, ik heb dat zelf ook wel eens, ja.
………………………………………………………………..
Ik ben meestal niet zo uitbundig.
………………………………………………………………
Je doet net alsof het je niet bevalt.
……………………………………………………………
Mag best hoor … maakt mij echt niks uit; hé jij daar ga eens gauw  weg daar!
………………………………………………………………
Nee, dat heb ik niet tegen jou.
……………………………………………………………
Welnee joh, ik heb het tegen onze Poefie. Ze spring op mijn
net opgemaakte bed die kleine deugniet.
……………………………………………………………..
Die kattenharen hè, ja, heb je daar ook zo’n hekel aan?
………………………………………………………………
O, ja, dat is waar ook, daarom ben je toch gestopt met katten.
………………………………………………………………..
Ja, toen ben je toch aan honden begonnen?
…………………………………………………………….
Twee honden? Ik vind persoonlijk honden véél bewerkelijker dan poezen.
………………………………………………………………..
Ja, je krijgt misschien wel veel meer liefde van die beesten terug maar ondertussen moet je ze minstens wel drie keer per dag uitlaten en binnen het half jaar hebben ze je bankstel compleet verziekt.
………………………………………………………………
Ook heel kleine hondjes moet je toch zeker drie keer per dag uitlaten?
……………………………………………………………..
Wat zeggie nou? Op je balkon?
………………………………………………………………
Getverdemme, dat kejje toch niet maken ……… en sta je er dan per ongeluk nooit eens een keertje midden  in?
………………………………………………………………..
Hoe doe krijg je dat dan voor mekaar?
……………………………………………………………………
En vallen er dan nooit eens klodders uit die krant? Wordt die krant nooit eens  eh…… ik zal maar zeggen week?
……………………………………………………………………
Noem je dat soms geen werk?!
……………………………………………………………………….
Overal die kattenharen vanaf lopen borstelen dat is inderdaad ook een rotwerk, ja, daar kom ik zomaar rond vooruit. 
Effetjes wat anders …. waarom gaan die keffertjes van jou ineens zo tekeer? ………………………………………………….
Da’s toch bezopen, vind je ook niet? Dat doen ze toch zeker niet bij iedereen die bij je aanbelt?
…………………………………………………
en bij vrouwen en kinderen houden ze zich koest?... geef mij ook van die beesten.
………………………………………………….
Je raakt zelf ook een beetje opgewonden als er mannen in de buurt zijn, hè? Ik heb het laatst gemerkt, zeg het nou maar eerlijk.
………………………………………………………
Het is toch niet altijd slecht volk.
……………………………………………………
Waarom zou je bang zijn voor je buurman?
………………………………………………….
De nek omdraaien? Die kleine schatjes?
………………………………………………….
Ik weet niet of de dierenbescherming daar iets aan doet.
………………………………………………….
Waarom wil je buurman die schattige hondjes van jou nou de nek omdraaien?
………………………………………………..
Heb je hem dan aangeraden om vlak voordat hij naar bed gaat een glaasje warme melk met honing te drinken ……….; daar slaap je doorgaans zo heerlijk op, althans ik wel …...
……………………………………………….
O, hij slaapt er niet op …….. misschien kan hij eens melatonine proberen vòòr het slapen gaan.
………………………………………………….
Zo, dan schrik je je even rot hè? Dat geeft een flinke dreun op zo’n ruit.
……………………………………………………
Gelukkig dat hij alleen maar een heel grote ster in je ruit sloeg, want ja, als hij door de ruit heen geslagen had, nou, dan zou hij  een lelijke wond aan zijn hand gehad kunnen hebben.
……………………………………………….
Ja, dat is wel het verstandigste wat je kan doen … gewoon weggaan bij die deur en in de woonkamer gaan zitten: tv kijken ofzo ….
……………………………………………..
Bleef dat dan nog de hele nacht duren?
………………………………………..
Okee, op den duur slaat toch de vermoeidheid toe en verdwijnt hij wel weer naar zijn eigen huisje….dan kan jij rustig gaan slapen.
………………………………………..
Ga vanavond wat eerder onder de wol en doe voor de zekerheid iets aan de ruit van je voordeur.
………………………………………..
Wat? Je buurman …  in een grote plas bloed?
…………………………….………
Neen, niet de dierenbescherming natuurlijk niet!. Bel maar gauw 112; doei!


woensdag 13 augustus 2014

RIJDEN OP DE MARKT

Gelukkig was het vandaag niet zo druk op de markt. Meestal is het: hoe warmer hoe drukker. Ik schrijf ‘gelukkig’ omdat het er weer eens wemelde van de voertuigen en hulpmiddelen op wieltjes en als het dan mooi weer is er voor de normale marktklant zowat geen plaats.
Het is natuurlijk vreselijk dat mensen noodgedwongen van een scootmobile gebruik moeten maken. Maar ik vind het daarentegen bespottelijk dat ze zich rustig met hun ruimteverslindende voertuig tussen de overige marktklanten inwringen en zonder blikken of blozen tegen hielen botsen en over tenen rijden. Rijden in de scootmobile, vind ik, zou op de markt verboden moeten worden.
Ook rollators zijn zo’n bron van ergernis. Van een scootmobilist kan ik me nog voorstellen dat ie per ongeluk tegen enkels aan botst maar marktgangers met een rollator verdenk ik vaak van om hun hulpmiddel als wapen in te zetten in de strijd om de koopwaar: niks zeggen maar stevig met het rollatoortje duwen: ‘ga eens opzij’….’laat me er eens langs’. Gebruik van de rollator zou op de markt alleen toegestaan moeten zijn op daluren: voor negen uur ‘s ochtends en na vijf uur ‘s middags.
Het zou overdreven zijn om te stellen, dat het voor alle rollatorgebruikers geldt, maar ik heb er eens opgelet en het viel mij op, dat de persoon achter de rollator, doorgaans uitermate veel ruimte in neemt. Overigens mag dàt natuurlijk nooit een reden zijn voor strengere sancties in de richting van de omvangrijkere rolstoelgebruiker; die kan er natuurlijk ook niet altijd iets aan doen.
Kinderwagens horen eigenlijk ook thuis in de categorie rollator. O, sorry, tegenwoordig worden  kinderwagens, zo begrijp ik, maxi cosi’s genoemd. Die maxi cosi voor één kindje veroorzaakt qua ruimte een vergelijkbare irritatie-overlast als de  rollator; deze zou dus uitsluitend op daluren de markt op mogen. Die maxi cosi’s voor tweelingen echter zijn qua ellende net zo erg als scootmobiles en zouden dus helemaal van de markt geweerd moeten worden. Trouwens (en dit terzijde): er worden me de laatste jaren wel erg veel tweelingen geboren, zeg, … ze rijzen de pan uit, …. ik hoorde laatst iemand zeggen dat ‘de tweeling’ een degeneratieverschijnsel is … schijnt iets te maken te hebben met incest … ik weet ook niet hoe het precies  zit … zal ’t es googlen.
Van de boodschappenwagentjes op kleine wieltjes heb ik eigenlijk niet zo’n last. Ze worden meestal door de marktklant achter zich aan getrokken. Ze zijn voor mij als achterop komend verkeer altijd duidelijk zichtbaar en voor het zeldzame geval dat iemand me met zo’n karretje voor de voeten loopt, zie ik het direct en in het ergste geval kan ik het karretje altijd een rotschop geven … meestal zijn de bezitters van boodschappenkarretjes niet de sterksten …. dus dat kan ik rustig doen.

Helemaal onbeschoft vind ik de steeds vaker voorkomende, arrogante rotgewoonte van voornamelijk jonge mensen,  om, maakt niet uit hoe druk het ook is, met hun fiets aan de hand, laadbak voorop, grote fietstassen achterop de markt op te lopen … van vroeg tot laat  lopen ze te shoppen op de markt met hun fietsen, van aftandse roestige brikken tot gloednieuwe hybrides. Met de uitstekende fietssturen botsen ze tegen tegen ruggen, armen en borsten van niets vermoedende marktkopers aan. Deze categorie marktbezoekers zou niet alleen geweerd moeten worden van de markt, neen, deze categorie zou meteen bekeurd en hun fiets geconfisceerd moeten worden..

Ik heb trouwens een behoorlijk pijnlijke rib (gekneusd … gebroken) overgehouden aan een  botsing met een fiets op de markt deze middag. 

dinsdag 12 augustus 2014

GRIJZE DUIF

Grijze Duif
In 1959 wonen mijn drie zusjes, mijn moeder en ik in Rotterdam, Spangen; in de van Lennepstraat op twee hoog in een vierkamerwoning. Mijn vader woont hier officieel natuurlijk ook maar hij is er alleen nooit: hij vaart als pantrybediende op een passagiersschip van de Holland Amerika Lijn; maar daar gaat het nu niet om.
Ik ben een jongen van negen, mijn zusjes zijn zeven, zes en twee. Mijn moeder is dan dertig. Ons (huur-) huis is gebouwd rond 1910. Van buiten veel steen; van binnen veel hout. Houten vloeren. Elke stap die in dat huis gezet wordt, elk stukje speelgoed dat daar valt, elke stoel die er verzet wordt, alles dreunt door naar de buren. De benedenbuurvrouw wordt gek van ons. Ze reageert meestal onmiddellijk; dan bonkt ze met een voorwerp tegen haar plafond … onze vloer dus. Ik weet nog steeds niet met welk voorwerp ze dat doet … met een zwabber, vermoed ik.
Mijn moeder lijkt daarna gelijk een beetje van slag:
‘Doe maar een beetje zachtjes, jongens; ik wil geen last met dat mens van beneden.’  ‘Jongens’ noemt ze  mijn zusjes ...  stom. Eigenlijk vindt mijn moeder die buurvrouw maar een zeikwijf.
‘Kinderen moeten toch gewoon kunnen spélen,’ vindt ze … dat denk ìk tenminste, alleen zegt ze dat nooit hardop. Wel stampt ze een enkele keer hard op vloer als reactie op het gebonk van de buurvrouw. Van die onduidelijke houding van mijn moeder heb ik wel een beetje last. Ik hou me thuis meestal maar koest; zit rustig in de stoel van mijn vader. Mijn zusjes trekken zich nooit iets aan van die buurvrouw en evenmin van mijn moeder, áls die zich al eens boos maakt tenminste. Soms zeg ik er, als grote broer, wel eens wat van. Maar naar mij luisteren? Ho maar! Ze blijven klieren, gillen en met speelgoed gooien en ze hebben er nog lol in ook. Maar dadelijk, als ik naar buiten moet, ben ik het weer die op zijn kop krijg van die ‘grijze duif’, want zo noemen wij onze ‘geliefde’ benedenbuurvrouw.
Het lijkt haast wel alsof ze achter haar voordeur staat te luisteren of ik naar buiten ga. Want net als ik voor haar deur sta trekt ze die met een ruk open en zegt dan met een gemeen snerpende heksenstem:
‘‘Waarom hebben jullie de hele ochtend weer zo’n rotherrie lopen maken? Ja jij! Jij en die ellendige rotzusjes van je. Het moet nou maar eens afgelopen zijn! Ik sterf de hele dag van de koppijn door jullie! Zeg maar tegen je moeder, dat ‘ik er werk van ga maken.’’
Ik word een beetje eng van die grijze duif, mompel ‘jjjjja buuv….’ en sluip verder zo geruisloos mogelijk de trap af.
Eigenlijk is het toch te gek voor woorden, dat ik het me zo aantrek: ik maak zelf helemaal geen herrie. Ik lees boekjes, maak moeilijke sommen en doe, in mijn eentje, rustige spelletjes, zoals bijvoorbeeld het vlooienspel en hoedje-wip. Dààr kan dat mens toch geen last van hebben?
En wat mijn moeder betreft: zij veroorzaakt al helemaal geen overlast: op haar sloffen beweegt ze geruisloos door het huis en iets als stofzuigen bijvoorbeeld: dat doet ze alleen als ze zeker weet dat de ‘grijze duif’ niet thuis is.
Je kan dus wel zeggen dat mijn moeder en ik heel erg rustig zijn thuis, ‘dooie vogeltjes’ bijna.  Aan ons ligt het dus niet. Het vreemde is alleen dat mijn drie zusjes, de drie kleine herrieschoppertjes, om de een of andere onduidelijke reden nooit door die grijze duif worden aangesproken. Het gevolg daarvan is dat ze zorgeloos en onbekommerd hun gang blijven gaan: ze bekogelen elkaar met hun knikkers (met veel gejank tot gevolg), ze maken hoge torens van mijn houten blokken, die omkieperen als ze  te hoog worden en soms gaan ze gewoon in de woonkamer touwtje staan springen … ze kunnen eigenlijk net zo luidruchtig zijn als ze maar willen. Dat doen ze dan ook naar hartenlust; mijn moeder doet er in feite nooit iets tegen en naar mij luisteren ze gewoon niet.

Pech voor de buurvrouw. Pech ook voor mij want ik ben en blijf de Kop van Jut al is dat wel minder sinds ik met wollen sloffen aan naar buiten sluip. 

maandag 11 augustus 2014

VIERDAAGSE 2014

Grijze Duif
In 2014 ga ik in Nijmegen de vierdaagse lopen. Dertig kilometer per dag. Samen met mijn op één na oudste zus, zestig jaar inmiddels. Vooral zij wil heel graag meedoen en ze wil het niet alleen doen, dus ben ik haar maatje.
In februari 2014 start onze voorbereiding. De loopafstand wordt (tot juli) langzamerhand opgevoerd van tien tot vijfendertig kilometer per oefendag. Tot de twintig kilometergrens gaat alles vanzelf. Probleemloos. Beetje moe ben ik soms, dat wel, maar verder is alles oké.
Boven de twintig km wordt het lopen voor mij een klein drama; de ene na de andere blaar komt op en afplakken helpt geen zier. Vooral mijn kleine teentjes zijn erg pijnlijk. Zowel het linker als het rechter kleine teentje zijn een heel klein beetje naar binnen gegroeid. In plaats van recht vooruit. Ze worden nu bij elke stap geplet onder de teen ernaast. Al googlend ga ik op zoek naar iets dat dit euvel kan verlichten. Ik vind gelkokertjes. Die kokertjes kunnen over de teentjes worden geschoven (als een vingerhoed over een vinger) en verminderen zo de druk en dus de pijn enigszins. Het lopen in deze voorbereiding wordt zo iets minder een kwelling.
Tien dagen voor de start van de vierdaagse, val ik en stoot daarbij loeihard de grote teen van mijn linkervoet.  De teen zwelt op en doet vreselijk veel pijn bij elke stap die ik zet. (Mijn pijngrens is overigens wel erg laag; eerlijk is eerlijk.) Om die grote teen tijdens het lopen wat te ontzien, houd ik hem krampachtig wat omhoog, waardoor er een nieuw blessure ontstaat: nu aan de kuit. Dat kan er nog wel bij!
Acht dagen voor de start van de vierdaagse meld ik me bij fysio Rubroek. Fysiotherapeuten Evi en Christina gaan er alles aan doen om me snel van die kuitblessure af te helpen.
De behandeling bestaat uit:
- dry needling’: het laten ontspannen van de kuitspier door een klein naaldje in een                 kuitspierverharding te prikken;
-tapes aanleggen op het geblesseerde linkerbeen, van de hiel tot de knieholte.
-masseren van de kuit
Uiteindelijk blijken drie behandelingen genoeg. Daarna kan ik alweer pijnloos lopen. Op de dag dat ik naar Nijmegen ga, kan ik om acht uur ’s ochtends nog even terecht bij de fysio voor het aanleggen van nieuwe kuittapes, als voorzorg.
Ik heb in die vier dagen en honderdtwintig kilometer wandelen in Nijmegen geen centje pijn meer gehad aan mijn kuit. Prima werk dus van de fysiotherapeuten.  De dames hadden ook nog een paar goeie tips ter voorkoming van blaren mij:
-doe nooit de schoenen onderweg uit; de kans is groot dat ze dan niet meer aan te trekken zijn over  de dan opgezwollen voeten
-leg ’s avonds een kussen of zo onder de opgezwollen voeten, zodat zwelling kan wegebben.
Maar helaas de tips hebben niet geholpen. Elke stap die ik zet na de eerste twintig vierdaagse kilometers doet pijn en dat komt door de blaren op de voetzolen en op de kleine teentjes (die kokertjes helpen toch niet afdoende).
Ik heb die honderdtwintig vierdaagse kilometers uitgelopen … met pijn en moeite  … weliswaar een onvergetelijke ervaring … doch: ééns maar nooit meer!

Voor mijn zus is deze vierdaagse een soort zegetocht geworden. Vrolijk swingend legt ze, zonder ‘n centje pijn,  alle vier de dagen het parcours af, lachend en zwaaiend naar en meezingend met de talloze toeschouwers langs de route.  Volgend jaar gaat ze weer; zo weet ze zeker. Ze is al opzoek naar een maatje.