zaterdag 23 augustus 2014

FIETSSLEUTELTJES

Dertig euro ben ik deze zaterdag kwijt aan mijn wekelijkse boodschappen bij de super. Voornamelijk voor spullen als melk, bier en spa. Alles zit nog in het boodschappenwagentje en ik loop naar de inpaktafel. Daar haal ik het karretje leeg en stop alles in de tassen. Naast me is een tengere, tamelijk jonge Surinaamse vrouw, bijna klaar met het inpakken van haar boodschappen.
‘Nee hè,’ hoor ik haar licht paniekerig zeggen en ze voelt in de zakken van haar blouse, colbert en broek. Ze pakt haar portemonnee en kijkt er vanuit alle invalshoeken  in en met een verbeten mondje schudt ze ‘nee’ en zegt:
‘waar kunnen ze toch gebleven zijn’.
Ik kan het haast wel raden maar ik vraag het toch:
‘Bent u wat kwijt mevrouw?’
‘Ja meneer’ antwoordt ze, ‘mijn fietssleuteltjes, ik kan ze nergens meer vinden.’
Misschien heeft ze de  sleutels wel in de tas tussen haar boodschappen laten vallen; daarom gaat ze die tas weer helemaal leeghalen maar: geen fietssleutels. Dan al die boodschappen weer terug in de tas. Iets radelozer voelt ze nog eens in alle zakjes maar ze vindt niet wat ze zoekt. Ze duikt nog onder de inpaktafel maar ook daar is niks te vinden.
Ondertussen ben ik klaar met inpakken. Ik zou dus weg kunnen gaan. Dit is mijn probleem niet maar ik vind het een beetje lullig om die vrouw aan haar lot over te laten. Zo’n goed mens ben ik dus, ja!
‘Mevrouw,’ zeg ik, ‘misschien hebt u ze wel in uw fietsslot laten zitten, dat is mij ook wel eens overkomen.’
‘Ja, daar heb ik nog niet aan gedacht, dat zou best eens kunnen. Ik ga gelijk even kijken … ach meneer, zou u zo lang even op mijn boodschappen willen letten? Ik ben zo weer terug?’
Een paar minuutjes hoef ik me maar te vervelen daar want  ze is inderdaad zo terug. Ze  loopt met haar mobieltje aan haar oor. Al bellend kijkt ze me aan en schudt met een zuur gezicht ‘neen’’.

‘Hallo met mij’
……………………..
‘Bij Bas van der Heijden.’
……………………………
‘Ja, ik weet dat het retevroeg is; dacht je soms dat ik lollig wou zijn, eikel?’
………………………………
‘Kom je nest nou maar uit; stap in die auto en kom me hier ophalen!’
……………………………………………………
‘Ik sta hier met een zware boodschappentas, lul; èn ik ben mijn fietssleuteltjes kwijt. Kom me nou maar gauw halen.’
……………………………………………………..
‘Ik hèb overal al gezocht, man!’
……………………………………………..
‘Ja, daar ook; ik zeg toch OVERAL!’
…………………………………….
‘Op de Bergweg … en schiet een beetje op!
Je had al lang hier kunnen wezen’
.……………………….
‘Ja!’

‘Dus u bent gestopt met zoeken, mevrouw?’
‘Ja, ik heb net mijn vriend gebeld. Hij komt me met de auto halen.’
Samen lopen we met onze boodschappen naar buiten. Zij loopt nog eens speurend om haar fietsje maar de sleutels blijven spoorloos.
‘Het zou me niks verbazen,’ zeg ik, ‘dat wanneer u straks thuis bent,  ze toch nog tussen de boodschappen blijken te zitten. Tussen de bladen van die krop sla bijvoorbeeld, daar zouden ze zich makkelijk schuil kunnen houden.’
Als mijn boodschappen in mijn fiets zitten, zeg ik gedag tegen de mevrouw.
’Bedankt,’ zegt ze nog, ‘voor het meezoeken’ en tegelijk klinkt getoeter … getoeter van de auto van haar vriend. Ik verbaas me: het is geen neger, die vriend van haar maar een gewone bleekscheet.
Ze wijst naar de boodschappentas en hij zet hem in de auto. De achterbank van de auto duwt hij naar voren, zodat haar fiets ook mee kan. Hij doet zijn mond niet open.
‘Vanmiddag maakt je met de slijptol het slot voor me open, hè Henk?’ zegt ze.  

‘Nou, dag meneer, tot volgende week misschien en nog bedankt, hè.’ 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten