vrijdag 31 maart 2023

DE KORTROKS (SLOT) KIK IS EEN WOESTE.

Dan is er ook nog broer Kik. Kik is een jaar ouder dan ik. Deze jongen is totalemento ditorbiato dell completemento falicantissimo victoria in excelsis pro deo … geestelijk gestoord dus …  eten, drinken gaan bij hem meer dan goed en tevens in razend hoog tempo. Zijn motoriek is matig te noemen. Horen doet hij goed. Zien heel slecht. Zwijgen kan hij helemaal niet. Kik functioneert tot zijn dood op het niveau van een peuter van anderhalf jaar. Vrolijk, onbekommerd en onbeheerst gaat hij door het leven.

Kik is een woeste. Mam vertelt me dat hij het presteerde, om mij, ik was drie,(nota bene één jaar ouder dan Kik, een zwieper te geven tegen onze kokendhete  potkachel aan.  Nog altijd is op mijn scheenbeen het litteken van de derdegraads brandwond te zien; een souvenir uit een periode waarvan ik me god-zij-dank he-le-maal niets meer kan herinneren.

Al snel wordt duidelijk dat Kik een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving. Als hij twee is wordt hij opgenomen in een tehuis voor geestelijk gehandicapten bij de Witte Nonnetjes ver weg in Zuid-Limburg. Eens in de paar jaar bezoeken mam en pap hem. Hij vervreemdt van zijn broer en zussen.

Het is nù zó gelopen dat Kik Kik is en ik Onno ben … maar … even zo goed had het zo kunnen zijn dat ik Kik was en Kik Onno. Dan was me wel een heleboel ellende bespaard gebleven. Werkelijk, dat realiseer ik me nu pas, want voor Kik is het immers elke dag lekker makkelijk.

‘Hallo Kik, lekker geslapen Kik?’

‘Ontbijtje Kik? Wat wil je op je boterhammetje?’

‘Zullen we even samen aankleden Kik? Want we gaan dadelijk naar de dierentuin, zwembad, wandelen in het park, kijken naar een voetbalwedstrijd of paardrijden enz.  enz. ….Kiks leven is keuzenloos genieten

Zijn eten wordt dag in dag uit, gekozen, klaargemaakt en voor zijn neus gezet. Hup, lekker eten Kik. Gaat hij ergens heen dan wordt hij door een busje voor zijn huisdeur opgehaald en afgezet voor de deur waar hij moet wezen. Lezen of schrijven kan hij niet dus dat wordt voor hem gedaan. Af en toe een beetje wandelen en  in ’t rond kijken ... en ga zo maar door … een luizenleventje.

Met zijn verjaardag krijgt hij bezoek en zijn standaard verjaardagskado’s zijn grote kralen om kettingen mee te rijgen, daar krijgt hij, ook na tientallen jaren rijgen, nog geen genoeg van. Hij probeert op zo’n verjaardag ook altijd de tas van een van de gasten af te pikken … tsja, als Kik dat soort dingen gaat doen wordt hij door de begeleiding naar zijn kamer gebracht.

Op haar sterfbed vraagt mam mij of ik Kik zo nu en dan wil bezoeken. Dat heb ik gedaan. Het eerste wat ik deed was hem van Zuid-Limburg naar Rotterdam verhuizen. Dan kon ik hem makkelijker bezoeken en kreeg ik toch nog een beetje een band met hem. Hij leefde nog zes jaar hier in de buurt. Op 65 jarige leeftijd stierf Kik.

donderdag 30 maart 2023

DE KORTROKS 5. HIJ HEEFT HET ZWAAR GEHAD.

 Niet zonder een flinke dosis gêne, erken ik, dat ik me nauwelijks bemoeit heb met mijn broertje Tet, ons mongooltje.  Mam, mijn zussen, broers en ook pap zijn veel meer bij Tet betrokken geweest, dan ik.  Twintig jaar ben ik, als hij geboren word. Tet en Ik hebben in feite nooit als broers onder één dak gewoond.

Vlak voor Tet ter wereld komt leer ik haar kennen. Tijdenlang kan ik aan niemand anders denken dan aan Carola, mijn grote liefde … alles draait dan alleen nog maar om haar.

Drie weken na Tets geboorte ga ik ‘op kamers wonen’. Van het knetterdrukke Kortrok-huis, naar de  beklemmende, eenzaamheid van de kleine, veel te dure zolderkamer in Utrecht.  Voor journalist ga ik daar leren.

Nieuw in huize Kortrok is de aanwezigheid van pap. Pap vaart niet meer! Hij doet nog precies hetzelfde werk (afwassen)  maar zijn werkplek is nu geen stralend, decadent cruiseschip meer op de oceanen maar de gaarkeuken van een de adem benemend-christelijk bejaardentehuis in Barendrecht.

Het is natuurlijk niet voor niks, dat die man ruim twintig jaar op zee gezeten heeft. Hij is liever weg of onderweg, dan thuis bij vrouw en kinders. Ook als hij vrij dichtbij huis werkt, is hij niet veel thuis. Òf hij werkt over, òf hij klaverjast, biljart of bingoot met de ouwetjes in zijn ouden-van-dagen-huis. Met de jongelui thuis weet hij niet zo veel raad. Thuis is hij de boebaas, op zijn werk de toffe peer.

Pap heeft er zelf nooit zo veel over verteld, maar hij moet het zwaar hebben gehad in zijn jeugd. Hij woont in Nederlands-Indië als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Op negenjarige leeftijd wordt hij gevangen gezet in een concentratiekamp, een Jappenkamp. In het plaatsje Tjimahi zit hij met zijn moeder en twee oudere  zussen en nog een stel Duitse vrouwen in een voormalige kazerne van de KNIL (het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger). Twee oudere broers en paps vader verdwijnen dan in zijn beleving, van de ene op de andere dag. Ze zijn zomaar ineens van de aardbodem verdwenen. Zijn vader en broers moeten aan die beruchte Birma-spoorlijn werken. De spoorlijn, die zo bekend wordt door de gruwelijke verhalen van de cabaretier Wim Kan. Eten en drinken krijgen de Hollandse gevangenen niet. In de tropische hitte moeten ze heel, heel hard werken aan die spoorlijn, werken en hun eigen reserves opgebruiken … tot ze er uitgemergeld, dood bij neervallen. Het is een hel  en het kost vele levens … maar niet die van mijn opa en de broers van pap … ook de cabaretier Wim Kan,  brengt het er levend van af.  Gelukkig maar, want hoe waren we anders die schokkende verhalen te weten gekomen?!

Als pap in het Jappenkamp vastgezet wordt, is hij negen jaar en zit hij in de derde klas van de lagere school. Pap zal nooit meer in welk schoolklasje, waar  dan ook zitten.

Soekarno, de president van Indonesië, schopt rond 1949 alle Hollanders zo’n beetje zijn land uit. In 1949 komt pap met het passagiersschip de Willem Ruys aan in Nederland. Om precies te zijn in Rotterdam, dat vier jaar na de Duitse bezetting, nog opgescheept zit met de puinhopen van de nazi terreur.

Pap laat zich daar niet door van zijn stuk brengen. Hij ontmoet mam, ze worden verliefd. Spoedig maken zij hun eerste kind en gaan dan trouwen (in die volgorde). Het gezin Kortrok is gesticht.

woensdag 29 maart 2023

DE KORTROKS 4. EEN MONGOOLTJE.

 Bijna zou ik mijn eigen diepe ellende, als kind, in de tweede helft van de vorige eeuw, hierdoor vergeten … een van mijn geliefde jankonderwerpen: het grote gezin. Ja, je spoort in feite toch niet als ouderpaar als je dertien kinderen neemt wanneer je er hooguit één misschien twee kan onderhouden. Nu heb ik nog niet eens verteld, dat van die dertien kinderen er twee geestelijk gestoord zijn. De een nog erger dan de ander.

De jongste is een mongooltje. (Aan het Syndroom van Down doe ik niet). Nota bene geboren in een periode dat alle bladen, van de Margriet tot de Donald Duck met schreeuwende koppen publiceerden: vrouwen opgelet!  Als je boven de 38 jaar zwanger wordt,  is de kans wel héééééééeéél erg groot, dat je een mongooltje baart!!!! Maar mam leest dat niet of ze wil het gewoon niet weten of het kan haar geen ene moer schelen. Mam maakt het inderdaad helemaal niks uit: ze is 43, houdt van zwanger zijn en van alle mogelijke kleine baby’tjes. Terwijl ik net in het tijdschrift ‘Ouders van Nu’ een ongeloofwaardig  artikel lees over pril ouder geluk in combinatie met een meervoudig gehandicapte kind, baart mam, haar dertiende en laatste kind. Mijn jongste broer: Tet (met een t). Op kraamvisite zegt iedereen: ‘wat een leuk ventje’ … ja, ja, zeg dat wel....maar ik zie het gelijk al. Tet, dat leuke ventje, is dus een mongooltje. Dat zie ik zo. Mij hoeven ze niks wijs te maken. Ik ben niet gek. Een mongooltje uit het boekje: oogplooitjes; breed neusje, huidplooitje op de handpalm en ga zo maar door. Ik heb het net allemaal zitten lezen in Ouders van Nu.

‘Dat heb je d'r nou van, mam' zeg ik, 'daar zit je tot je dood aan vast.' Als een soort troost vertel ik haar, dat mongooltjes nooit zo erg oud worden vijftig hooguit zestig jaar. Mam reageert nauwelijks verheugd. Ze lijkt wel geïrriteerd door wat ik zeg … ’zo lang ik kan, zorg ik voor Tet,’ zegt ze berustend, ‘al word ik  honderd … wie dan leeft, wie dan zorgt’.

In 1970 zijn er nog geen testen die kunnen aantonen dat er een mongooltje groeit in de buik van de zwangere vrouw. Als die er wel waren geweest had ie tenminste al in een vroeg stadium geaborteerd kunnen worden. Dan hadden we geen Tet gehad.

Ik vraag me af of mam dan besloten zou hebben om Tet te laten afdrijven … nee, ik vraag het me niet af ook … ik weet heel erg zeker dat ze dat  nóóóít, nooit van haar leven gedaan zou hebben. En … eerlijk is eerlijk:  Tet is een lieverd, een heel kwetsbare lieverd. Hij is gevoelig, lief, vriendelijk en grappig. Kortom: Tet is een schat, fijn dat hij er is.

dinsdag 28 maart 2023

DE KORTROKS 3. MOEDERS WIL IS WET.

 Wij zijn het gezin Kortrok. In 1957 bestaat die uit mam, pap, twee jongens (Onno en Bob) en drie meisjes (Anna, Ada en Beb). In 1970 is de familie bijna uitgegroeid tot  een klein kindertehuis. Dan bestaan wij  uit pap,  mam, vijf meisjes en acht jongens.

Het bijzondere van dit grote gezin is dat er nauwelijks centjes worden ingebracht door pap, de kostwinner … niet omdat pap dat niet wil … of omdat pap het geld verbrast maar … omdat pap domweg te weinig kennis, te weinig diploma’s en te weinig flair in huis heeft om een goed betaalde baan te krijgen.  Desondanks is hij, op zijn zachtst gezegd, zo onnadenkend om mijn moeder onophoudelijk ‘vol met jong te stoppen’. Als verzachtende omstandigheid geldt voor hem, dat mam in dergelijke zaken wel heel erg dominant is … als mam ‘n kind wil dan komt dat er gewoon … pap kan dan op zijn kop gaan staan … maar dan gaat het gezegde op: ’moeders wil is wet’ … mam heeft me wel eens verklapt, dat ze ontzettend blij is met haar zwangerschap, als excuus om pap negen maanden bij haar uit de buurt te houden … (nou ja, zoiets zeg je toch niet tegen je zoon,  een jongen van dertien, nota bene?!). Mam is overigens altijd best positief. Ze ziet er niet tegenop een mondje meer te moeten voeden:  ‘komt tijd, komt raad’,  zegt ze altijd … raad die overigens verdomd weinig buikjes voedt.

Ik vind het belachelijk, hoor. Met zo'n hongerloontje als dat van pap moet je niet meer dan twee kinderen nemen. Zelfs dan zal het nog niet meevallen om rond te komen. Jaar in jaar uit liggen we aan de geeuwhonger maar eerlijk is eerlijk: dood gaan we er ook weer niet van. Dat dan ook weer niet.

Jezus Christus nog an toe!  Wat is dìt nu weer?! Zit ik net een beetje lekker te schrijven … Gaat die klote buurman Kok, van hier beneden op een radiator staan te beuken, terwijl ik hier rustig (maar toch diep) in mijn geheugen zit te graven over mijn in en in zielige leven in de vorige eeuw. Die tering-alcoholist. Tachtig keer is hij al opgenomen in de Hannah-kliniek, de plaatselijke  afkickkliniek voor verslavingszorg. Meneer loopt daar doodleuk weg en is vervolgens zijn buren wekenlang tot hemeltergende overlast. Reken er maar niet op dat die lamzakken van de Hannah hem weer als de donder komen oppakken. Het lijkt haast wel of ze daar blij zijn dat ie is opgerot. Zondagochtend om half elf staat Kok, weer eens  volkomen lam, met zijn gore onderbroek op zijn knieën, voor mijn deur.

’Ik heb toch een dorst, Onno’, (dat ben ik) ‘heb je misschien wat voor me liggen?’ De klootzak. Hij bedoelt natuurlijk te zeggen dat ie smacht naar een neut. Wat hij van mij kan krijgen en dat moet hij nu toch onder hand wel weten,  is een emmer koud water in zijn smoel en als hij met dit soort ‘grappen’ bij me blijft aan komen, dan krijgt hij een emmer kokend heet water over zijn kop. Die lul! Dan kan hij op het brandwondencentrum een paar weken afkicken. Weglopen is dan onmogelijk zolang de brandblaren voor zijn ogen zitten. Zo!!

maandag 27 maart 2023

DE KORTROKS 2. OP DE POF.

 Eén hele auto staat te glimmen in onze straat. Voor de deur van de winkel.  Daar staat de witte Peugeot (net een racecar) van de krenterige kristelijke kruimelkrimineel, tevens kruidenier  Henk de Porte. Potlood achter zijn oor; vetknobbel op zijn kin, vlakbij zijn oor. De vrouw van onze kruidenier is een wandelende vetknobbel, net als haar dochter Tanja.    Geen wonder, want moeder en Tanja stoppen met veel te grote regelmaat, etenswaren uit hun eigen winkel in het gapende gat onder hun neus. ’Mááááááá, mag ik wat pakken?’ zingt Tanja. Bij  menig klant van de Porte staat die vraag in het geheugen gegrift, met name de lijzige, lamlendige en tegelijk dwingende wijze waarop Tanja de vraag stelt.

Wij (Kortrok) moeten poffen bij de Porte. Poffen? Ja, poffen! Nú kopen en (veel) later betalen. Ik sta in die winkel. De Porte tilt zijn hoofd met een kort knikje iets omhoog … kijkt me vuil aan … zegt niets … wat hij, zonder woorden vraagt  is:

‘Wat mot je, jong, je zal wel weer geen geld bij je hebben? ’

‘Mijn moeder vraagt of u mij een kilo suiker en een pak koffie wilt meegeven … en … eh … wilt u het in het boekje opschrijven? 't Is voor Kortrok, meneer.’

'Kortrok’. De  Porte draait zich om. Zegt verder niks. Weegt de suiker af en pakt de koffie. ‘Zeg maar tegen je moeder, dat ik deze zaterdag een betaling van haar verwacht.’

Ik krimp ineen en zeg: ‘Ja, meneer, ik zal het tegen me moeder zeggen’.

Bij het afrekenen, drie maanden later overigens pas, blijkt de kilo suiker in het boekje van meneer de Porte anderhalve kilo te zijn geworden. Dat ene, destijds meegenomen pak koffie zijn er zomaar ineens  twee geworden. De fijn-katholieke meneer de Porte, lid van het kerkbestuur, heeft in de kerk blijkbaar ook een beetje leren toveren … tsja … ga drie maanden nadien nog maar eens twisten over een beetje suiker en wat koffie … bovendien kunnen we verder poffen bij hem dan wel schudden.  Zo  is die de Porte dan ook wel weer.

Tanja, is de vriendin van mijn  magere sprietzus Anna. Mam wil niet hebben dat ik Anna ‘magere spriet’ noem. Ze wil ook niet dat ik Anna ‘pissebed’ noem, hoewel ze toch wel mooi elke nacht haar bed nat zeikt.  Maar  het is niet alleen mijn magere spriet-pissebedzus Anna; ook mijn stoere zussie Ada … zo  ... die kan me ook flink in d'r nest zeiken, hoor,  on-ge-lo-fe-lijk. Als ze daarmee wat had kunnen winnen, was ze nou mooi binnen geweest.  En … gotte gotte God, wat stinkt het bij ons in huis. Met dank aan de zeikende zusters Kortrok, die zich overigens, geloof het of niet, hebben ontwikkeld tot de mooiste meiden van de straat! Tsja … het kan raar lopen. 

O ja, ik moet eigenlijk nog even uitleggen wie wij (de Kortroks) zijn; dat doe ik volgende keer dan wel.

Wordt vervolgd.

zondag 26 maart 2023

DE KORTROKS (1) EEN FOTO UIT 1958.

 Ik kijk naar een foto uit 1958. Het is Hemelvaartsdag. Dubbel feest vandaag bij de Kortrokjes:  Jezus is opgestegen ten hemel en mijn lieve, oudste zusje Anna, doet haar eerste heilige Communie. 

Ze heeft net  een knikker gepiekt in de richting van de pot. Het weer is zacht, hoogstwaarschijnlijk warm. Ik sta in mijn korte broek en wit overhemmetje gebogen over de pot om te zien of de knikker er echt in zit.  En inderdaad: hij is. Zij wint het potje. Ik speel even buiten met Anna.  Ik ben acht, zij is zes.

Het is dus feest vandaag. Anna is gekleed in het wit … een soort witte fee … een wit engeltje. Zij heeft vandaag haar eerste communie gedaan. De eerste communie, een belangrijk moment voor een katholiek meisje. De pastoor legt een hostie, een stukje slap brood, op de tong van het communicantje. Het stukje brood is door toverspreuken van de pastoor veranderd in een stukje lichaam van Christus. Het is op zes- a zevenjarige leeftijd, dat katholiek gedoopte kinderen voor het eerst in hun leven zo’n stukje lichaam van Christus mogen ontvangen. Een chique moment en daar horen chique kleren bij. Dresscode voor jongens: donker kostuum (korte broek mag); wit overhemd, vlinderstrik of stropdas. Dresscode meisjes: geheel in het wit.

Jongens hebben zonder uitzondering een stemmig (blauw/grijs) kostuumpje aan (met een korte broek; het is immers lente); verder een wit overhemd en een flikkerstrikje.

De jurkjes mogen kort of lang; als ze maar wit zijn. Anna ziet er prachtig uit! Ze draagt een schitterend wit jurkje, tot op de knie. Een petticoat eronder, waardoor de jurk een beetje wijduit staat. Grappig. Bijzonder zijn de grote witte tule strik in haar haar en de handschoentjes die tot haar ellebogen reiken.

Tegen de pui staan de fietsen, van onze visite. De voordeur staat open. De visite hoeft dan niet aan de bel te trekken en kan zo doorlopen naar boven. Veel visite op een dag als deze. Bijna alle katholieke familieleden  komen feliciteren, gebak eten, zuipen. Alle zussen en zwagers van ma en hun kinderen. Ma heeft ook wel een broer, Guus, maar die had zich al van kant gemaakt voor ik geboren werd.  Niet echt een Guus Geluk. Ik geloof dat het er mee te maken had dat hij homo was en zijn vader (mijn opa dus) had een stronthekel aan homo’s dus treiterde hij Guus  daar altijd mee.  Vreselijk … als het allemaal waar is … het fijne weet ik er ook niet van.  Opa en oma van mamma komen niet. Nooit! Oma kan haast niet lopen met in haar benen die grote wonden (grote gaten, noemt ma ze altijd). Opa komt niet, want  die vindt dat mijn vader een grote klootzak is, onder andere omdat hij zijn lagere school niet wil afmaken. Dus die màg van mijn moeder niet eens komen, want ze houdt niet van ruzie. Vandaag had opa trouwens best kunnen komen want pa is er toch niet, die zit nu voor zijn werk in Marseille; hij werkt op een cruiseboot.

De ooms en tantes en opa en oma van mijn vaders kant (de Kortrok-kant) zijn niet gelovig; ze snappen niet wat er zo feestelijk is aan het communiefeest. Dus blijven ze weg. Dat spaart weer drank en gebak. 

Wordt vervolgd

 

zaterdag 25 maart 2023

MAKKELIJK ETEN.

 Vandaag doe ik eens makkelijk: gebruik alleen maar ingrediënten, die al in huis zijn. In de groentebak liggen drie stronken witlof, die bijna verpieteren maar nog wel goed zijn. De witlof ruikt neutraal; zo hoort het ook. Wordt de witlof ruikbaar, dan is het de hoogste tijd om de stronk in de compostbak te gooien. 

Vorige week donderdag kocht ik zes slavinken; een aanbieding (1,99 euro) bijDirck (en dus niet bij DE Dirck).  Awel, ik had er vorige week maar twee nodig. Ik had er natuurlijk  vier, vijf  of misschien ook wel zes kunnen bakken maar dat deed ik dus niet. Het is niet eens in me opgekomen. Trouwens als ik wèl al die slavinken had opgegeten, dan had ik het voordeel van de gunstige aanbieding van Dirck gelijk weer teniet gedaan. Ik was misschien wel misselijk geworden van zes slavinken ... nou ja ... Neen, ik gebruikte er twee en stopte er vier in de vriezer. Voor een volgende keer dus. Wie wat bewaart heeft wat.

Om nu te voorkomen dat de vier slavinken aan elkaar vast zouden vriezen, besloot ik om twee plastic boterhamzakjes te pakken en in elk zakje twee slavinken te doen. Twee aan twee mogen ze van mij aan elkaar vriezen ... maar wel in twee aparte zakjes. Wel jammer van de verspilling van die twee boterhamzakjes. Ja, daar zit toch wel wat in, letterlijk en figuurlijk. Sinds ik niet meer dagelijks met een lunchpakket naar mijn werk ga, liggen die zakjes ook maar een beetje te verpieteren. Goed, dan  gebruik ik ze af en toe als diepvrieszakje ... nou ja, gewoon? ... het klinkt misschien raar maar het lijkt alsof de boterhamzakjes dat niet accepteren; alsof ze niet gebruikt willen worden als diepvrieszakjes.

Hoe kom ik daar eigenlijk bij?

Vijf van zeven zakjes gaan kapot als ik ze van de rol afscheur voor die vier slavinken; het lijkt potdorie wel of ze dat niet binnen willen hebben.

Maar goed, om een kort verhaal lang te maken: vandaag eet ik slavink nummer drie en vier. Wanneer de slavinken vijf en zes aan de beurt zijn om verorberd te worden, kan ik  nu nog niet zeggen.

Witlof, slavinkjes en aarzel, aarzel,aarzel ... ik wil het vandaag zo makkelijk mogelijk doen dus  ... ja, ik weet het al! Er staat nog een doos met zilveren zakjes Knorr aardappelpuree in de voorraadkast. Beetje jus erbij is wel nodig anders wordt het wat te droog.

‘Ho, ho, maak je het jezelf dan niet een beetje moeilijk?’

‘Dat neem ik op de koop toe; dan moet het gemak maar onder het lekkere lijden!’

Er is een toetje. En wat voor een. Een fruittoetje. Een heerlijk fruittoetje. Gemakkelijk! Want: gisteren gemaakt ... stoofpeertjes, mede door de veenbessen prachtig rood van kleur, heerlijk zoet met een vleugje kaneel. Straks koel geserveerd ... ik zit nú al te watertanden.

Jus: verhit boter, doe er een gesnipperd uitje en een teentje knoflook bij; dan een scheutje bier, gevolgd door een hels gespetter; scheutje Japanse soja (zoute), wat water ... en zet tenslotte het kookplaatje op de laagste stand. Oogt, ruikt en smaakt lekker die jus! 

Aardappelpuree is in drie minuten klaar.’ Tweehonderdvijftig milliliter water koken’, zo luidt het advies van Knorr; ‘de pureepoeder erbij, flink roeren en klaar is de puree’….maar er deugt niks van Knorr's advies. Wat aardappelpuree had moeten zijn, ziet er uit als  waterige blanke vla; puree, die je kan gorgelen dus. Misschien wel makkelijk maar niet de bedoeling. Ik verhit de puree in de hoop dat er nog wat verdampt voor ik aan tafel ga. 

Met slavinkjes 3 en 4  gaat het naar wens, ze zijn ontdooid, en liggen, gebruind, na een korte periode van grote hitte, nu op een lage temperatuur, wat te  sudderen in de koekenpan. 

‘De jus kan zal ook wel lekker smaken over de ‘vinkjes’,’ denk ik hardop.

Van sufgekookte witlof houd ik niet.  Ik eet witlof, hetzij rauw, hetzij knapperig. Met rauwe witlof hoef je natuurlijk helemaal niks te doen na het snijden. Knapperige witlof moet ongeveer acht minuten in de stoomkoker.

Ondanks wat tegenslag heb ik het in een half uurtje voor elkaar. Makkelijk dus en wat veel belangrijker is: het is lekker. Ik geef mezelf een dikke acht.

Lekker:

1.         slavinken drie en vier; niet te hard/niet te zacht gebakken; net goed

2.         witlof drie stronken; heerlijk knapperige groente

3.         jus; creatieve combinatie

4.         stoofpeertjes

5.         stoofpeertjes sap

 

Niet lekker: 

1.         Aardappelpuree  (gorgelbaar).

 

De einduitslag van deze maaltijd is 5 – 1.

vrijdag 24 maart 2023

KLEINE MANNEN (2).

Zijdelings heeft Professor Wubbels, na intercollegiaal overleg met zijn Hongaarse confrère , Treeg Sredliw, professor in de thermofysische geografie, vastgesteld dat hij, in tegenstelling tot één van de conclusies in een Russisch onderzoek, geen verband heeft kunnen leggen tussen ‘het steeds hinderlijker wordende gedrag' van kleine volwassen mannen en de opwarming van de aarde. Waarvan acte. Dáárachter kan de kleine man zich nu niet meer verschuilen.

Ik krijg, vooral uit de hoek van de kleine volwassen mannen, nogal eens het verwijt naar mijn hoofd geslingerd, dat ik gemakkelijk praten heb met mijn 1.98m en dat die lange mannen  óók niet allemaal de makkelijksten zijn. Een ongeluk zit natuurlijk niet altijd en niet alleen in het kleine mannenhoekje.

Inderdaad, dat klopt, doch getalsmatig is de overlast van de langere man te verwaarlozen. Het bezig zijn met dit vraagstuk wordt voor mij persoonlijk een klein drama. Ik heb namelijk twee kleine inmiddels volwassen kleinkinderen, een tweeling van  1.67m. Kleinzerig ben ik allerminst maar toch doet het me pijn. Ik ben dan wel bijna twee meter lang: maar ik heb maar een klein hartje. Ook mijn kleinkinderen zullen straks onder het nieuwe keiharde kleine mannen-regiem vallen ... en tsja ... ook hier geldt:  de goeden moeten onder de kwaden lijden.

Het probleem is acuut en moet met spoed worden aangepakt. De wil is aanwezig. De regering, de Tweede Kamer en ook het Openbaar Ministerie lijken bereid rücksichtslos op te treden met betrekking tot dit vraagstuk. Tot in de kleine uurtjes wordt overlegd over een actiepakket  ‘te nemen maatregelen’.

Het motto van de actie is: 'We krijgen ze wel klein.'

Her en der zijn al wat actiepunten genoemd.

-     meldplicht voor alle volwassen mannen onder de 1.68m. Alle media berichten hierover.

-     vorderen van een kleine honderd sporthallen, verspreid over het hele land en alle grotere voetbalstadions in Nederland. Hier wordt deze mannen tijdelijk geïnterneerd, geregistreerd, geïnventariseerd en wellicht ook nog gevaporiseerd (niet alle stadions zijn op dit laatste ingericht).

-     onder streng toezicht huisvesten in semipermanente woningen van jonge gezonde kleine volwassen  mannen; deze mannen worden ingezet voor het project: ‘Moderne Slavernij’. Het gaat hier voornamelijk om kleinschalige projecten, ten eerste het faciliteren van het GD-projekt' (zie later), ten tweede van de 'Zorg' en ten derde van het 'Milieu'. Na een korte scholing moeten die sterkere  mannen daar kunnen worden ingezet.

-    Voorbereiden en implementeren van het project 'Gedwongen Doneren'.

De minder gezonde kleine man valt, indien bruikbaar, onder het project: ‘Gedwongen Doneren’ (GD-project). Onze ziekenhuizen, nooit voor een kleintje vervaard,   staan voor een gigantische klus. Niet alleen het uitnemen van de organen van de kleine man maar ook het plaatsen daarvan bij patiënten voor wie ze zomaar van levensbelang kunnen zijn.

Toch staan veel langere patiënten sceptisch tegenover de ontvangst van 'zo'n orgaan'. In de brochure 'klein maar fijn' probeert het ziekenhuis de twijfels die er zijn weg te nemen.

-     Zorgdragen voor een zinvolle bestemming van de  zwaar verminkte of overleden kleine man. De verwachting is immers, dat na de gedwongen donatiefase, het restlichaam van het mannetje niet levensvatbaar meer zal zijn.

Een zinvol einde van de kleine man.

Het project 'zinvol einde,’ levert voorstellen voor het zo effectief mogelijk benutten van de lichamelijke overschotjes. (hierna volgen enkele mogelijkheden.) 

-     Aanbieden van rest-lichaampjes aan stammen menseneters in Afrika en Nieuw-Guinea. Ook in Klein-Azië wordt nog naar een zinvolle bestemming gezocht.(Voor koeling wordt zorggedragen.)

-     Aanschrijven van dierentuinen en safariparken. Deze instellingen kunnen nog in min of meer goede conditie verkerende mannetjes inzetten als ‘op te jagen wild'. In goede conditie verkerende krokodillen, leeuwen, tijgers en wie weet nog andere roofdieren, misschien ook wel roofvogels, zullen deze kleine dwingelandjes met liefde opjagen en verorberen.

-    Ze voeren aan aaseters, waaronder hyena's en gieren. Mochten onverhoopt deze aaseters ontevreden zijn over het gebodene dan kan ze voorgehouden worden:  'wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.'

 -   LevenIoze mannetjes in zee dumpen boven haairijke gebieden.

 -   Ze cremeren als een ander zinvol einde niet meer haalbaar is.

Nog wat aanbevelingen:

-     Voor het werkelijk welslagen van deze operatie is het noodzakelijk dat hier de grenzen gesloten worden voor de allochtone volwassen kleine man en zijn zonen. Het hoeft allemaal niet halsoverkop; het kan ook in kleine stapjes.

-     Alle kleine vrouwen en hun dochters zullen gesteriliseerd moeten worden.

Naar schatting zal Nederland, in een kleine vier jaar, 'kleine mannen vrij' zijn. Het wordt hier dan ongetwijfeld een stuk prettiger toeven. Het klinkt misschien allemaal wat hardvochtig, gewelddadig, wreed en dat is ook goed! Deze zaak is absoluut geen klein bier! 

donderdag 23 maart 2023

KLEINE MANNEN (1).

Om nu te zeggen dat het in Nederland slecht toeven is: ‘Nee, dàt beslist niet!’ Over het algemeen gezegd, hebben we het hier wel goed. Minder bedeelden uit andere landen komen niet voor niets zo graag deze kant op. Dat zouden ze beslist niet doen als het hier armoe troef zou zijn. Kortom: er komen talloze instromers, die een graantje van onze welvaart meepikken. Onder die vele instromers van diverse pluimage zit, volgens professor Okkie Wubbels, etno-geograaf aan de Universiteit van Groningen ook een groep kleine volwassen mannen (mannen onder de 1.68 m.) niet zijnde chondroblasten (dwergen, lilliputters).

De laatst jaren worden, met name uit de grote steden, geluiden opgevangen van bewoners over kleine ergernissen, die steeds vaker uitgroeien tot gevoelens van boosheid over misdragingen van deze kleine volwassen man, ongeacht of deze nu autochtoon of allochtoon is.

Om misverstanden te voorkomen wil professor Wubbels hier nog uitdrukkelijk vermeld hebben, dat de groep kleine vrouwen (onder de 1,68m)nog nooit voor enige overlast heeft gezorgd. 

Waarom is tegen deze groep kleine mannen tot op heden nog zo niks ondernomen?

De minister van Binnenlandse Zaken, die tegenwoordig net als iedereen op de kleintjes moet letten,  heeft Professor O. Wubbels de opdracht verstrekt eerst eens een low budget onderzoek te doen naar de aard van deze overlast, alvorens tot maatregelen over te gaan. Het resultaat is schokkend te noemen: de kleine man (KM) wordt door deelnemers aan het onderzoek genoemd als: 

Streber, valsspeler, druktemaker, vechtersbaas, oproerkraaier, machtswellusteling, dwingeland, bluffer, elleboogwerker, haantje de voorste,  gewelddadig.

Van de ‘onderzoeksgroep’ blijkt 80% autochtoon en 20% allochtoon te zijn, wat overeenkomt met de hier te lande normale verdeling autochtoon - allochtoon. Geen sprake is er derhalve van een allochtonenprobleem. Heel opvallend is een van de uitkomsten van dit onderzoek, dat deze kleinen vrijwel altijd alleen opereren. De overlast die ze veroorzaken is omgekeerd evenredig met hun lengte.  Vele kleinen maken één grote geldt ook binnen dit vraagstuk.

De bezettingsgraad van onze ziekenhuizen in de onderzochte gebieden lag vijf jaar geleden, voordat het KM-vraagstuk zich aandiende, 13% lager.  In psychiatrische verpleeghuizen is de uitkomst veel schrikbarender: daar was de bezettingsgraad 20% lager! Ook het ziekteverzuim in de bedrijven is ten gevolge hiervan gestegen. Het ziekteverzuim was 5,4% nu, vijf jaar later 9,1%. In alle voornoemde gevallen is er een duidelijk verband geconstateerd met de toename van het aantal KM’ers in woonbuurten en bedrijven.

Het is, zo mag uit het onderzoek van professor O. Wubbels wel worden geconcludeerd: het is niet zomaar een kleine groep in onze samenleving. We hebben het hier over ruim één miljoen volwassen mannen, kleiner dan 1.68 m. , die voor geen kleintje vervaard zijn en waar onderhand ruim 90%  van de Nederlandse bevolking al eens meer of minder last mee heeft gehad. Zowel geestelijk als lichamelijk.

 

(wordt vervolgd) 

woensdag 22 maart 2023

KLEURRIJK (2).

Ik kan het niet nalaten om nog even een kijkje te nemen bij het stadhuis.

Niet iedereen is meegegaan naar de trouwzaal. Als ik  me goed herinner kunnen er ook niet zo veel mensen in die zaal. De eerste bruiloftgangers komen trouwens  al weer naar buiten. Dat is niet eens zo raar want we zijn inmiddels een half uurtje verder.

Naast de ingang van stadhuis zie ik die zonderlinge man van zoëven de trap oplopen … zijn lange regenjas heeft hij niet meer aan … het regent ook niet meer. 

Blanke man, grijze baard: opvallend hier tussen de overwegend donkere mensen hier. Ook qua kleding is hij duidelijk een dissonant. De kleding van deze man is in vele opzichten paradoxaal te noemen. Van boven: wit overhemd, stropdas, colbert en een hoofddoekje. Van onderen: rode Nikes, geitenwollen sokken en een opvallend kleurrijke slobberbroek, iets te kort voor een lange, iets te lang voor een korte broek.  Onder het hoofddoekje pluizen warrig  grijze haren. Met zijn baard zou hij model kunnen staan voor Kapitein Iglo.

Het zojuist getrouwde paar treedt breed lachend kinderen tegemoet, die op het bordes  rijstkorrels en confetti op het stel laten neerdalen. De musici spelen ’Daar komt de bruid’ en hun kennissen ‘tatatatatataën’ dit lied uit volle borst mee.

De baardman bukt zich over zijn tas en rommelt er wat ik. Met in zijn hand een donker voorwerp,  staat hij in twee grote stappen, voor het kersverse echtpaar. Van dichtbij nu vuurt de baardman grote rode verfklodders af op het geshockeerde stelletje. Verfklodders  uit een paintballwapen! Vervolgens besmeurt hij zichzelf met het laatste beetje rode verf.  Surveillerende politieagenten en door het bruidspaar ingehuurde veiligheidsfunctionarissen, arresteren hem en voeren hem af naar het nabijgelegen politiebureau.

Op de pc van de baardman valt weinig te ontdekken. Veel onnozele schrijfsels en veel paintball - exercities. Allemaal op zijn zolder. Video-opnamen vertonen hem druk in de weer met  ‘paintballen’. Onder het slaken van oerwoudkreten beschiet hij posters van sterren, doorgaans zwarte sterren, als Opprah Winfrey, Aretha Franklin, Eddy Murphy en Denzel Washington. De enige uitzondering daarop is de witte Vader Abraham, die hij de laatste drie weken regelmatig onder ‘onder vuur’ heeft genomen op zijn zolder.

Mensen schrik aanjagen is  duidelijk een obsessie van de baardman.

Tegen de man en vrouw, die vandaag trouwden, verklaart de baardman geen enkele rancune te koesteren. Het stel is  gewoon op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats. In de Antilliaanse gemeenschap, heerst, geheel begrijpelijk, grote verontwaardiging over deze actie; de gemeenschap ziet in deze actie:

‘het zoveelste bewijs van de verregaande minachting jegens een voormalige groep landgenoten, die  tot op de dag van vandaag in onbeveiligde toestand heen en weer geslingerd blijft worden tussen hoop en vrees; onophoudelijk en onacceptabel!’ Aldus citaat uit het dagblad ‘De Hollandse Antilliaan’.

Door die krant te lezen weet ik nu ook waarom  er zoveel bekijks was bij die huwelijksvoltrekking in het Rotterdamse Stadhuis?

Het zijn twee grote Antilliaanse tv-persoonlijkheden die vandaag trouwen. Sidney Salditch en Amanda Virtensin.  In Nederland  zijn ze nauwelijks bekend. In de Antillen vormen ze het  razend-populaire  presentatie-duo van de Antilliaanse variant van ‘Opsporing Verzocht’. Vandaar ook dat ze zo vaak in Nederland te vinden zijn.

Hoe vergaat het de baardman? De man heeft er flink voor moeten boeten. Hij staat na de schadeloosstelling van 25.000 euro voor dat bruidspaar flink in het rood.  Naast het levenslange paintball-verbod, kreeg hij nog een werkstraf opgelegd: twee weken graffiti verwijderen bij Pro Rail. Daarna krijgt hij meteen ‘levenslang’ sociaal asiel in een Benedictijnenklooster  in Rochefort du Gard in Zuid-Frankrijk. 

dinsdag 21 maart 2023

KLEURRIJK (1).


Op en rondom de trap van de entree van het  Rotterdamse stadhuis krioelt het van de feestelijk geklede mensen. Als ik me niet vergis zijn het Antilianen.  Een drietal witte musici staat te spelen op het bordes van het stadhuis: trompet, saxofoon en trombone. De muzikanten zijn allen gekleed in grijze kostuums. Hun colbertjes glinsteren in de zon. Alle drie hebben ze een gedistingeerd sikje.

Van de aanwezigen loopt de helft met een fototoestel. Klaar om plaatjes te schieten. De gebeurtenis waarvoor iedereen hier is, moet wel met rasse schreden naderen. Op het fietspad staat een aantal Oldtimers (Fords en Spykers). Ik zíé die drukte wel, wanneer ik er langsloop maar vind het niet de moeite waard om er bij stil te blijven staan.

Ik moet geld hebben. Dus loop ik linea recta naar het Stadhuisplein. Daar is een muur met wat geldautomaten. Ik moet de fietsenmaker betalen. Geen idee wat ik hem schuldig ben maar ik neem voor de zekerheid zeventig euro op.

Dan hoor ik opeens opgewonden geluiden opstijgen aan de overkant, ter hoogte van het stadhuis. Een gigantische witte Mercedes, die zeker plaats biedt aan twaalf personen, rijdt het trottoir op voor het stadhuis. Er wordt door de omstanders enthousiast gejuicht en geapplaudisseerd. De musici blazen, zo lijkt het, met iets meer elan op hun instrumenten.

Een corpulente zwarte man van rond de vijftig  stapt uit dat voormalige witte pooiervoertuig. Wederom klinkt een klaterend applaus en  vrolijke muziek. Meneer kijkt rond, steekt zijn armen in de lucht en zwaait naar de aanwezigen. Alsof hij een soort kampioen is in het een of ander, die door een uitzinnige menigte toegejuicht wordt. Dan komt de caramelkleurige bruid uit die aso-benzine-slurper. De vrouw is zeker twee koppen groter dan de bruidegom, uitermate volumineus en dat beslist niet alleen omdat ze hoogzwanger is. Haar lange, mouwloze, kaki kleurige bruidsjurk is in de auto hoog opgekropen.  Het eerste wat haar te doen staat, na dat ze is uitgestapt is de jurk wat naar beneden sjorren. Ondertussen lijken de omstanders zo mogelijk nòg opgewondener voor háár dan voor hèm. Ook de musici doen er nog een schepje bovenop. ‘Oh when the saints, go marching in,’  blazen ze vrolijk maar toch professioneel.

Als een zangeres na een succesvol optreden buigt de bruid naar de omstanders. Ze zwaait met haar armen in de lucht. De slappe vleespartijen  aan de bovenarmen doen zonder tegen te sputteren mee. De belangstellenden verdringen elkaar voor een goed plaatsje om het allermooiste plaatje te kunnen schieten van dit blijkbaar zo populaire koppel, het stralende middelpunt van de drukte hier op het bordes van het stadhuis.

Terwijl  de drukte zich langzaam verplaatst naar de trouwzaal in het stadhuis,  ga ik  mijn gerepareerde fietsje ophalen.  Vóór de fietsenwinkel, maakt een man, grijze baard, rode schoenen,  zwarte muts en een lange donkerblauwe regenjas, zijn fiets vast aan een parkeerbeugel. Als ik langs hem loop, knikt hij beleefd in mijn richting en zegt: ‘Goedemiddag dames,’…….

’Huh?’ is het enige dat ik kan uitbrengen.

De schade bij de fietsenmaker valt mee. Twintig euro voor een nieuwe binnenband, drie nieuwe spaken en wat kloddertjes kettingvet. 

(Morgen Kleurrijk (2)

maandag 20 maart 2023

HET ALLERLEKKERSTE MOMENT VOOR EEN SIGAARTJE.

Nadat ik gestopt was met roken, haalde ik me van alles en nog wat  in mijn hoofd. Kan ik nog wel een beetje normaal leven leiden zonder mijn sigaartje ‘voor …  tijdens … of nadien’?

Een boek lezen?

Een stukje schrijven?

Gezellig babbelen met collega’s?

Iemand vriendelijk te woord staan?

Geconcentreerd auto rijden, fietsen, lopen?

Geduld hebben met de irritante medemens?

Uit eten?  Ook: gewoon thuis eten?

Naar een voetbalwedstrijd (kijken)?

De hele nacht doorslapen?

Rustig in slaap vallen?

Op verjaardagsvisite?

Mijn bed uitkomen?

Een kopje koffie?

Vergaderen?

Iets vinden?

Poepen?

De tijd zal het leren. Want: ik ben nu eenmaal gestopt. Mijn laatste sigaartjes maakten me misselijk … bezorgden  me hoofdpijn, pijn aan mijn keel, een schraal gevoel in mijn mond, op mijn tong, aan mijn lippen en bovendien merkte ik, dat ik te weinig zuurstof binnen kreeg. Dus het was prima om te stoppen.

‘Ik heb die twintig sigaartjes per dag he-le-maal niet nodig,’ zeg ik kordaat tegen mezelf.‘ Al zal het stoppen niet meevallen. Vijftien jaar ben ik nu verslaafd geweest aan de teer en nicotine. Niet meer dan logisch, dat mijn lichaam flink gaat opspelen wanneer het die stoffen niet meer binnen krijg.

Ik zal zonder twijfel afwezig zijn, chagrijnig, agressief en misschien soms een beetje depri. Hoofdpijn krijg ik en een uitgedroogde strot. Veel stemmen in mijn hoofd zullen me, in alle toonaarden, wijs maken, dat roken geen kwaad kan: 'pak toch weer eens lekker een cigarillootje, jongen, dan gaat het vanzelf beter met je.'

Het sigaartje deed me op het laatst geen goed meer, dus hield ik er mee op. Ik moest weerstand bieden aan de kwelduivels in mijn kop, die mij een wonderschone gezonde toekomst in het vooruitzicht wilden stellen, ook als ik weer ging  roken. Ik moest die demonen gewoon laten uitrazen en volharden in wat ik wilde: stoppen.

Het zal zijn tijd nodig hebben om het  nicotinegehalte in mijn bloed tot nul te reduceren. Bevreesd bedacht ik me wat er allemaal op me af zou komen. Hoe zal dat gaan? Na het eten bijvoorbeeld: het toch op-één-na-lekkerste rookmoment, dat ik me kan bedenken. Als ik vóór een maaltijd al weet dat ik erná niet mag roken, verword ik tot een tobbende 'met lange tanden’ eter'. Het op-één-na-lekkerste lekkerste rookmoment bestaat dan voor mij niet meer. Daartegenover staat dat ik veel meer lucht krijg. De schraalheid in de keel verdwijnt, alsmede de hoofdpijn. Bovendien scheelt het me een hoop geld. Ongeveer 50 euro per week. Tweehonderd per maand. De moeite waard toch?!.

Jarenlang rook ik inmiddels niet meer. Tien kilo zwaarder en duizenden euro’s rijker. Dat wel. Al die hierboven genoemde zaken, ik denk er niet meer aan. Het roken is volledig uit mijn systeem verdwenen.  En, als gevolg daarvan is ‘gezonder, hygiënischer, netter, frisser,’ mijn leven stukje bij beetje gaan domineren.

Bewegen doe ik meer: met mijn snelle sportfiets pak ik wekelijks zo’n driehonderd kilometer. Ik poets mijn tanden weer dagelijks, … nu heeft het weer zin.  Mijn kleren ruiken altijd lekker fris. Mijn  plafond blijft wit. De gordijnen blijven verbazingwekkend lang schoon. (Roken is immers héél slecht, vooral voor de gordijnen). Koffie heb ik door thee vervangen. Vrij snel vroeg mijn lichaam al niet meer naar nicotine na een kopje Earl Grey-thee.

Niet roken na het eten: wat een kwelling was dat! Drie maanden duurde die kwelling. Nu taal ik niet meer naar dat sigaartje.

Niks lekkerder dan een rokertje na een fijne vrijpartij. Bij uitstek hèt allerlekkerste rookmoment vond ik en menige man zal me dat na zeggen. Tegelijk met roken ben ik echter ook gestopt met vrijen. Wáárom zou ik überhaupt nog beginnen aan een lekkere vrijpartij? Zonder dat sigaartje achteraf, had ik daar geen enkele behoefte meer aan.

 

zondag 19 maart 2023

EEN KLEIN POTJE.

Twee vrouwen hebben een kinderwens. Marloes wordt de draagmoeder. Angelique de hulpmoeder. Vijf jaar wonen ze al samen … zijn gek op elkaar. Dat zie je zo. Hoe ze naar elkaar kijken, met elkaar omgaan. Altijd vrolijk. Altijd samen. Ze kùnnen gewoon niet zonder elkaar.

Nu hebben ze  Teun gevraagd om zaaddonor te worden. Waarom Teun? Hij is mooi, vriendelijk, slim ook en lief. Veel andere mannen zijn zo eisend en bezitterig. Dat heeft Teun nou helemaal niet. Hij woont  samen met Albert, de vader van Marloes.  

Albert leert Teun kennen op een biljarttoernooi in Dordrecht. Albert verliest die avond maar is gelukkig in de liefde: Teun en hij zijn smoorverliefd. Drie weken eerder vieren Albert en zijn vrouw Gon hun vijfentwintig jarig huwelijksfeest. Dan komt Albert opeens uit de kast. Teun en hij gaan al snel  samenwonen. Teuns huis is groot genoeg. Gon is intens verdrietig. Haar kinderen helpen haar er langzamerhand bovenop. Albert en Teun zijn ook lief voor haar, dat doet haar ook goed. Het is nu allemaal weer koek en ei. Ze zien elkaar weer en helpen elkaar als het nodig is.

Vandaag zal het moeten gebeuren. Marloes heeft er zin in. Ze heeft straks de juiste bevruchtingstemperatuur. Angelique pakt het kleine zeshoekig potje.  Ze hebben dit kleine potje speciaal bewaard voor deze avond.

Angelique zit met haar mobieltje te spelen op de bank.

‘Teun, het is bijna zo ver’, zegt Marloes, ‘kan je zorgen voor wat sperma?’

Teun knikt. 

Marloes zit een beetje verlegen giechelend tussen Teun en haar vriendin.

‘Heb je getemperatuurd?

‘Natuurlijk,' Teun. 'Ik weet toch hoe belangrijk dat is.’

Hij is een leuke vent om te zien. Lang, slank, losjes in de heupen, guitige donkere kijkers, gebruinde kop, kort blond haar (maar geen stekeltjes).

‘ Had paps geen zin om mee te komen?’ vraagt Marloes.

‘Nee, waarom zou die?’ vraagt Teun.

‘Hij zou je misschien een handje kunnen helpen.’

‘Hahaha, grappig hoor,’ zegt Teun.

Angelique giechelt.

‘Kijk, Teun, je sperma kan zo hier in,’ zegt Angelique, terwijl ze hem het kleine potje aanreikt ‘en mocht het potje te klein zijn , mors de rest dan maar op deze handdoek. Succes, jongen. Moet je je nog een beetje opgeilen? Een pornosite, een –boekje?

‘Nee, da’s niet nodig, ik fantaseer wel wat.’

‘Ik ga alvast naar de slaapkamer, Teun, zie je zoooo….,’ zegt Marloes.

Ze heeft nog amper haar schoenen en panty uit of Teun staat alweer naast haar bed, met het kleine potje, halfvol sperma.

Marloes springt vlug op bed, trekt haar slipje uit, pakt het pipetje, haalt daarmee wat van Teuns sperma uit het potje en spuit het zo diep mogelijk haar poesje. Dat herhaalt ze een paar keer. Voor de grap doet ze net alsof ze knetterend klaarkomt. Daar moeten ze alle drie erg om lachen. Zorgzaam als altijd legt Angelique twee stevige kussens onder Marloes d’r billen. Haar bekken komt dan hoger te liggen, waardoor ondeugende zaadcellen niet de kans krijgen stiekem weg te piepen uit de poes van Marloes.

Uit de douche klinkt opeens een afgrijselijk gejammer. Teun heeft het vast niet naar zijn zin.

‘Mijn eikel, mijn eikel, mijn eikel, het lijk wel of mijn eikel wegbrandt, godverdomme. Aan de rand van dat potje zit nog spul dat zet mijn pik in de fik.’

‘Steek hem hier maar in, Teun,’ zegt Angelique, die razendsnel een ijskoud Spaatje Rood in een glas heeft geschonken.

‘Sorry, sorry, sorry Teun. Ik heb een oud potje tijgerbalsem voor je schoongemaakt … blijkbaar niet goed genoeg.’ Marloes heeft nergens last van.

Als het ergste leed geleden is, drinkt Teun zijn glas Spa-rood in één teug leeg en gaat hij er vandoor. Zijn taak zit er op.

‘Hou je haaks, knul en doe paps de groeten,’ zegt Marloes.

Teun houdt zich groot maar aan zijn toegeknepen, waterige ogen is te zien, dat de brand bij hem beneden, absoluut nog niet geblust is.

De beide aanstaande mamma’s liggen nu  vredig en opgewekt naast elkaar. Hun kindje is zó welkom. Dit is dag eén. Nog 279 dagen aftellen, dan is het zover. Ze hopen op een meisje.

zaterdag 18 maart 2023

LEKKER FOEBELE.

Ik heb voor deze zaterdagochtend, de wekker op half zeven gezet. Ik heb een voetbalwedstrijd. Ga zelf geen wedstrijd spelen maar ik ga kijken naar mijn kleinzoon Bent (9). Hij speelt bij de voetbalclub Zwijndrecht.

Als opa Jos móét ik mijn kleinzoon natuurlijk zien spelen! Ik kan en wil het ook niet missen. Ik vind voetbal hartstikke leuk. Zelf doen lukt me niet meer zo. Maar ik heb ook veel plezier om naar het spelletje te kijken. Vooral als je kleinzoon meedoet.  Alleen moeten de wedstrijden van die jonge gassies niet zo achterlijk vroeg beginnen. Klokslag half negen.  Ik moest  in Rotterdam  om half acht de deur uit om om tien over acht op station Dordrecht te zijn. Daar komt mijn oudste zoon me ophalen. Hij gaat ook naar Bent kijken.

Om half negen belt Ralf, mijn jongste zoon en de vader van Bent, we zitten dan nog in de auto : ‘Waar blijven jullie nou?’ Komen we verdorie nog  vijf minuten te laat ook. Kejje nagaan:  half zeven kom ik uit bed en pas om vijf over half negen sta ik langs de lijn.

Zwijndrecht staat dan al met 3 – 0 achter in de wedstrijd tegen Rijsoord. Bent  speelt alleen niet in de eerste  tien minuten. De rest van de wedstrijd (dertig minuten) wel. Beide teams spelen in blauwe shirtjes spelen. Alleen de broekjes verschillen per team. Lekker verwarrend zou je denken … maar  ’t  blijkt geen enkel probleem te zijn.  Bent is veruit de langste van alle spelers op het veld. Hij zou zijn lengte goed kunnen benutten door wat vaker te proberen te koppen. Zijn inzet is verder geweldig, niet alleen van hem. Van alle spelertjes. Zwijndrecht is jammer genoeg twee klassen minder dan Rijsoord.  Die jongens van Rijsoord kunnen al wat meer met een bal: ze nemen de bal makkelijker aan, spelen beter samen en kunnen gerichter en harder schieten.

Dat laatste kan Bent ook goed: hij pakt de bal af van een Rijsoord-speler, loopt in de richting van het Rijsoord keeper en  schiet de bal loeihard op doel. Helaas, net geen doelpunt. De bal gaat via de kruising achter … heel jammer. Papa Ralf zag hem er al in gaan. De achterstand van Zwijndrecht  is wel inmiddels opgelopen tot 5 – 0.

Het is tien minuten rust voor de spelers. Er is twee maal tien minuten gespeeld. Voor mij en mijn zonen is het tijd voor een bakkie koffie.

Ik vergeet het helemaal te vermelden maar het is deze ochtend prachtig weer! Het is zo dubbel feest om hier langs de lijn te staan. Het lijkt haast wel lente. Het zou makkelijk ‘rokjesdag’ kunnen zijn. (google maar als je niet weet wat dat is).

De wedstrijden van de teams van deze leeftijdscategorie duren vier maal tien minuten. In het laatste deel van de wedstrijd weet Zwijndrecht te scoren. De eer is tenminste gered! Rijsoord scoort nog wel vier keer. De eindstand  wordt dan: 9 – 1.

Na de wedstrijd zitten de Zwijndrecht-spelers keurig naast elkaar in de dug-out te smullen van een troostend zakje chips.      

Het was een sportieve wedstrijd. Leuk om te zien. Volgende keer beter Zwijndrecht! Niet alle teams zijn zo sterk als dit Rijsoord.     

 

vrijdag 17 maart 2023

EEN BEETJE ...

Een vrouw  gekleed in een wit ski jack stapt in. Ze heeft haar met bont afgezette capuchon ver over haar hoofd getrokken. Ik zie een lichtbruine huid en rode lippen. Haar benen zijn slank en steken in een goedkoop, zwart,  strak joggingbroekje. In haar hand heeft ze een Aldi boodschappentas. Ze gaat een eindje achter me zitten. Ik zit in tram eenentwintig. In de spiegeling van een tramraampje probeer ik haar in beeld te houden. Tevergeefs. Het is vrijdagavond 23.40 uur; ben net weer in Rotterdam na een slechte try-out in theater de Passage in Schiedam … weet nu al niet meer wat ik gezien heb … Rineke  Stauter  geloof ik … bar slecht.

Het is flink op weg naar middernacht. Rotweer. Veel regen en harde wind. Jammer genoeg moet ik bij de eerstvolgende halte al overstappen op de bus.  Zij niet. Mijn laatste poging om nog iets meer van haar op te vangen mislukt. Haar capuchon verhult haar hele gezicht. Bij Rotterdam-Centraal moet ik er uit … overstappen op de bus. Tot mijn genoegen zie ik de dame ‘van de tram’ in de abri zitten. Ze is een halte later dan ik uit de tram gestapt; vlak tegenover deze abri. Ze wist waarschijnlijk dat de halte verplaatst was. Van haar gezicht krijg ik nog niet veel te zien. Ze zit weggedoken op een bankje.

‘Zeg gewoon iets tegen haar, man!’, por ik mezelf. ‘Een onschuldig praatje kan toch geen kwaad’. Neen, ik houd mijn mond en kijk af en toe naar haar en probeer een glimp op te vangen van haar gezicht. Een jaar of dertig is ze, vermoed ik.

Ze staat op om de dienstregeling te bekijken … loopt terug naar haar veilige hoekje in de abri. Ik had het echt niet ingestudeerd: ineens floept het er uit: ‘Duurt lang hè.’ (héél gedurfd!) Ze flapt haar capuchon nu naar achteren. Ik zie een mooi gezicht van een jonge vrouw. Rastahaar, dunne rood gestifte lippen, licht bruine huid (Antilliaanse?). Ik schat haar een jaar of dertig.

‘Wat zegt u, meneer?’

‘Het duurt lang vandaag eer die bus er is.’ Breidde ik mij floepzinnetje uit. ‘Normaal is tie er al om vijf voor twaalf nu is het al twee over twaalf.’

Ze denkt dat het door het weer komt.   

‘Ja dan hebben ze in ieder geval een goede smoes vanavond.  Waar moet u naar toe als ik vragen mag?’

‘Ik moet naar het Oude Noorden’

‘Oh, Ik moet naar Crooswijk.’ Haar stem is jeugdig. Haar ogen, middelgroot, glinsteren. Ze slaakt een diepe zucht als ze uit het busraam kijkt.

‘Ben je moe?’ vraag ik. ‘Nee, maar ik heb wel slaap. Ik heb vanavond gewerkt.’

‘Tot zo laat?’

‘Ja, tot half twaalf.’

‘Heb je het druk gehad?’

‘Nee, was het maar waar,’ lacht ze, af en toe haar rasta haren naar achteren zwiepend. ‘Ik heb eigenlijk de hele avond niets te doen gehad.’

‘Als ik vragen mag (ik aap haar na), wat voor werk doet u?’

‘Ik werk in een club…….’

‘Een seksclub?’

‘Ja, een seksclub.’

En, vraag ik met oprechte verwondering: ‘Is er dan de hele avond niemand geweest die u gevraagd heeft?’

‘Nee, niemand, maar dat vind ik helemaal niet erg hoor. Want ik ben maandag pas begonnen en eerlijk gezegd: tot op heden heeft niemand me nog gevraagd.’

‘Nou dat begrijp ik niet.’

‘De baas daar heeft  gezegd dat ik een paar dagen gewoon de kat uit de boom moet kijken. Leren, noemt hij dat, dan komen de klantjes op den duur vanzelf wel.’

‘Waren er vanavond dan wel klantjes voor de club?’

‘Ja, maar mij namen ze niet.’

‘Blijkbaar is niet iedereen is uit op een vrouw zoals zij’ denk ik.

Eindelijk, daar komt de bus. Ze gaat uitnodigend op een duobank zitten. Beleefd vraag ik toch maar of ik naast haar mag komen zitten.

‘Ga je gang.’

‘Je moet ook eens langs komen. De club is bij de ’s Gravendijkwal, Ratasta heet hij.’

‘Dat kan ik echt niet betalen.’

‘Het is echt zo duur niet hoor, veertig euro met condoom, vijftig zonder.’

‘Dat vind ik niet bepaald goedkoop … maar daarbij komen zeker ook nog eens de peperdure drankjes.’

‘Nee, dat is bij ons niet. Het is veertig of vijftig euro plus drankjes voor de gewone prijs.’

‘Het is alleen  jammer, dat, als je bij ons in de club geen klantjes hebt, je ook helemaal niks verdient.’

 ‘Dus je hebt nu al 6 avonden niks verdiend? ‘

‘Ja, nop.’

Misschien wil ze vannacht nog wel wat verdienen, bedenk ik me.

‘Werk jij ook aan huis?’….: ’I hope so, I hope so I hope so … dan ga ik gelijk met haar mee en … en dan doen we het voor twintig euro, want meer heb ik niet bij me … ’

‘Nee,' zegt ze, 'dan krijg ik problemen. De buren zitten achter de gordijnen te gluren.’

Ik moet de bus uit bij de eerstvolgende halte. Zij ook. Ik check nog even of ik voor háár kan kiezen als ik naar die club ga.

'Ja, dat moet lukken. Dan verdien ik ook nog eens wat.’

‘Nou, oké. Ik ga. Slaap lekker en … misschien tot ziens.’

Van de bushalte is het vijf minuten lopen naar mijn huis. Normaal val ik binnen een minuut in slaap. Deze nacht echter niet. Er speelt van alles … nou ja ….van alles …  neen, alleen ‘zij’ speelt door mijn hoofd. Ga ik naar die club? …  morgen? …  overmorgen? Het is wel veel geld.

Misschien kan ik haar eens bij mij thuis uitnodigen voor een kopje thee met wat lekkers … klinkt  aanlokkelijk maar volslagen irreëel… op die terugreis uit Schiedam ben ik geloof ik een beetje verliefd op haar geworden.

donderdag 16 maart 2023

PREVENTIEVE ZORG.

Ik ben boekhouder in een verzorgingshuis. Alle administrativo’s moeten één dag per jaar in de echte zorg werken. Dit jaar doe ik dat in zorgcentrum ‘Eindeloos’ in Nieuw Heeten, Overijssel. Op de verpleegafdeling. Normaal begin ik om negen uur; nu om zeven uur. Ben dan wel weer om drie uur klaar. Ik loop mee met Jokina, een vrouw uit Somalië; spreekt heel goed Nederlands. Vrijwel  alle verpleegsters hier zijn zwarte vrouwen. Het lijkt wel of witte Nederlandse vrouwen dit werk niet meer willen doen. Misschien vinden witte vrouwen dit werk beneden hun stand, te zwaar of... te slecht betaald.

Mijn dag begint met het wekken van de vier vrouwen in kamer zestien. Drie zijn er al wakker en ze  lachen gelijk al vriendelijk naar me ... dat heb ik toch maar mooi voor elkaar ... ze zijn alle drie dik in de tachtig maar dat maakt mij niks uit ... blijkbaar zijn ze blij met me. Het wekken van nummer vier, mevrouw den Ouden, gaat niet zo simpel. 'Komt door haar slaappillen,' zegt Jokina. Pas nadat ik een washandje over haar gezicht gehaald heb, wordt ze een beetje wakker. Tegelijk begint ze heel hoge gilletjes af te wisselen met bijten in mijn hand; gelukkig heeft ze haar tanden nog niet in. ‘Ik wil niet. Ik wil slapen,’ gilt mevrouw. Ze is drieënnegentig , kan niet meer zelfstandig haar bed uit komen. Daar is de Sara voor: een tillift. Een hulpmiddel voor verzorgenden om, zonder gevaar voor tilblessures, de cliënt van het bed naar een stoel of rolstoel, naast het bed te tillen. ‘Au, au, au, gilt mevrouw, au, au, au, nee, nee, ik wil niet, ik wil niet.,’ krijst ze alsof ze in een gevaarlijke kermisattractie hangt. Ze wordt in haar rolstoel gezet en door Jokina naar de badkamer gereden. De hele kamer ruikt inmiddels naar de ontlasting van mevrouw. Ze blijft onbedaarlijk grienen.

Ondertussen haal ik haar vuile bed af en verschoon het. De fresiaatjes naast haar bed hebben onderhand ook hun beste tijd gehad. De witte bloemen zijn verwelkt. Het brakke water in het vaasje, giet ik in de wasbak. Daar is mevrouw den Ouden al weer. In een schone nachtpon en een vrolijke roze ochtendjas. De haren gekamd, de tanden in. Ze zit nog na te snikken van het huilen van daarstraks. De Sara tilt haar weer haar bed in. Ik help met mevrouw op haar zij te rollen. Haar pyjama schuift daardoor wat naar boven op.

Wat ik dan te zien krijg kan ik slecht verdragen: wonden, hoog op  haar bovenbeen. Zulke wonden heb ik nog nóóit gezien. Die wonden maken me boos, verdrietig en onpasselijk tegelijk. Zwarte gaten zijn het  met de omvang van een vuist … de gaten zijn ook zo dìèp als een vuist.  Jokina behandelt die doorligwonden. Liefdevol, met aandacht, heel zorgvuldig. Mevrouw den Ouden kalmeert er zichtbaar van. Ik had wel eens wat over dat soort wonden gehoord, hoe erg het is en ook, dat het voorkòmen kan worden, onder andere door regelmatige verandering van houding. Maar preventie kost tijd en aandacht ... en door bezuinigingen blijft er nauwelijks tijd over voor die noodzakelijke preventieve zorg. Doorligwonden; ik zie ze vandaag voor het eerst.

‘Jokina, sorry, …. ik kan echt niet meer,’ stamel ik, ‘ik moet gaan.’ Ze knikt naar me. ‘Ga maar, ik snap het … geef het wel door.’

Mijn respect voor de werker in de zorg, is door ‘dit ene dagje echte zorg per jaar’ flink gegroeid! Het heel moeilijk en zwaar werk. …moet ook veel beter betaald worden. Belachelijk dat een simpel boekhoudertje in de zorg meer verdient.

 

woensdag 15 maart 2023

PIEKFIJN

Op deze fraaie verkiezingsdag probeer ik alles zo veel mogelijk positief te bezien met uitzondering van Geert Wilders, Thierry Baudet en (vooral) Sigrid Kaag.

Ik moet eerlijk toegeven, dat ik op zo’n dag als deze wel iets te veel zuip maar ... morgen stop ik daar weer mee. Morgen is al sinds jaren mijn alcoholvrije dag.

Dit is typisch zo’n dag waarvan m’n vriendin zou kunnen opmerken, dat ik weer lekker op weg ben manisch te worden. Ik fiets als een bezetene van huis naar oom Daan. Van oom Daan naar Piekfijn. Van Piekfijn naar het stemlokaal. Stemmen op de SP voor de provincie, stemmen op de Partij voor de Dieren voor het Waterschap.  Van het stemlokaal  naar de volkstuin. Van de volkstuin naar Albert Heijn en van Albert Heijn weer naar huis.

Op de volkstuin heb ik me te pletter lopen wieden. Was ik he-le-maal niet van plan! Als ik manisch aan het worden ben, doe ik àlles zonder plan. Impulsief. Ja, precies,  zo heet dat! Ik ben nu  manisch impulsief? ... gek word ik van mezelf!

Leuk bij Piekfijn! Hoho, stop … even uitleggen:

Piekfijn is een dochteronderneming van de ROTEB. Allerlei bruikbare spullen, worden door Piekfijn verzameld en voor een habbekrats verkocht; onder andere dus kleding. Oké, verder nu.

Leuk bij Piekfijn, dat contact met de fraai gekapte verkoopster. Ze komt naar me toegelopen; wil me iets zeggen maar ik ben haar voor: ‘U komt me toch zó bekend voor, mevrouw.’

‘O ja?’ zegt ze.

‘Ja, ‘zeg ik, ‘u bent toch die vrouw van de BoerBurgerBeweging? Net zo klein en dik en ook zo’n leuke kop heeft u.  ‘Dat hoor ik wel meer, ja. Maar nee hoor.

‘’De BBB gaat vandaag winnen, zegt iedereen! Gefeliciteerd alvast.’

Het grappige van deze situatie hier, ’zegt BBB Piekfijn, ‘is, ú bent qua postuur sprekend mijn oudste zoon. Twee jasjes heb ik hier net voor hem geselecteerd. Wilt u ze even aanpassen. Ik vermoed, dat als ze u passen het ook wel wat zou zijn voor mijn zoon.’

Ze geeft me de colberts ... ik pas er een. Veelsteklein ... en dat andere jasje: van hetzelfde laken een pak.

 Een paar uur geleden zat ik bij oom Daan een bakkie te doen … heb toen een tijdje, met mijn ogen dicht aan die mevrouw van Piekfijn zitten denken. ‘Twee druppels water, mevrouw,’ zeg ik in gedachten. ‘Heet u misschien toevallig ook van der Plas met uw achternaam? ‘

Ze zegt dat ze toevallig Brigitte Bardot- Boer heet. Mijn tante Miep, ook vaste klant bij Piekfijn, moet niks hebben van die BBB. Toen al niet. Ze is al vier jaar dood  en  getrouwd met ome Daan. Leuke man, zo’n ont-zet-tend leuke man, een echt mensenmens. In de vijftiger jaren had hij een succesvol clownsnummer, samen met zijn broer, ook al een tijdje dood ... en ik blijf maar door rebbelen …:

 Zelf heb ik net vier fleurige gilletjes het rek geplukt … over één gilletje heb ik nog mijn twijfels. Lijkt me wel mijn maat ... maar.....

‘Mevrouw ... eh ...Brigitte ... kijk even of dit me staat?’

’Natuurlijk, jongen,’ zegt ze, als ze terug komt lopen. Ik heb het gilletje nog maar net aangetrokken of ze zegt resoluut: ‘Oh nee, hang maar weer terug, hoor, het is een damesdingetje: de knoopjes zitten aan de verkeerde kant’

‘Dat maakt me nou geen reet uit hè. Dóé deze vier maar.’

Ze wil per stuk tien euro hebben voor die gilletjes maar ik geef er niet meer dan vijf voor.  Het gonst in mijn hoofd: ik zal toch niet wèèr manisch worden. Slapen gaat gelukkig nog wel goed. Ik word wel steeds drukker, warriger en brutaler. Heb het veel te veel naar mijn zin met mezelf. Hoogstwaarschijnlijk komt het omdat ik me voorgenomen heb alles zo veel mogelijk van de zonnige kant te bekijken. Het zou me niks verbazen, wanneer ik straks, als een donderslag bij heldere hemel, nog verliefd word  ook.  Ik zou alleen niet weten op wie.

Tot mijn grote vreugde hebben Kaag, Baudet en Wilders de verkiezingen vandaag flink verloren. De SP helaas ook, één zetel slechts maar toch …

GroenLinks en PvdA  samen (15) zijn nu even groot als de grote winnaar: BBB (15). Echt blij ben ik niet met die BBB. Maar ja, veel anderen blijkbaar wel.

dinsdag 14 maart 2023

MINI RACE-AUTO.

Op het grasveld voor de flat speelt een jonge zwarte man met een mini raceauto. Hij draagt een baseballjack en heeft kort kroeshaar. Ik schat hem op twintig jaar. Met de afstandsbediening bestuurt de man de auto. Hij probeert de felrode auto zo hard mogelijk te laten rijden over de voetpaden, die kris, kras over het grasveld lopen. Af en toe, als hij de kar een iets te scherpe bocht laat nemen, slaat die over de kop. Dan vraagt hij een van vele kleine ventjes die zeer belangstellend staan te kijken, om het autootje weer op zijn wielen wil zetten. Hij vraagt het aan één jochie en vijf zetten het op een lopen in de richting van het autootje … wie er het eerst is zet het autootje weer op zijn banden. Wat een hels geluid maakt dat ding … normaal is er een behoorlijke herrie van eksters, meeuwen, kraaien, spreeuwen, waterhoentjes en het nabije drukke vrachtverkeer maar daar is nu helemaal niks van te horen … wordt volkomen overstemd.

Het is een leuk schuwspel van bovenaf, ik kijk er naar van de vijftiende etage van mijn flat. Voor de ramen van de omringende flats staan ook bewoners te kijken. Dat maakt de jongeman niks uit, hij heeft alleen oog voor zijn speeltje. Hij daagt de kinderen uit door de auto ineens hard op ze te laten inrijden alsof zijn autootje een mini-moordenaartje is. De jongelui, met name de meiden natuurlijk, springen dan overdreven gillend opzij. Op de lange rechte stukken kan het karretje wel veertig.

De jongeman eist veel van zijn raceauto: vlak voor bomen, struiken en geparkeerde auto’s laat hij scherpe bochten maken. Onverwachts schiet de wagen in volle vaart een struik in. Meteen verstomt, godzijdank, het geraas. De man spoedt zich snel, ongerust naar de plek des onheils. De kinderen huppelen met hem mee. Hij zet de kar weer terug op een voetpad maar helaas, doch de kar doet niets meer. Hij neemt hem mee naar de straat waar alle echte auto’s rijden maar ook daar zegt de raceauto vooralsnog: ‘doe het zelf maar.’

De jongeman doet de motorklep open, kijkt er naar, eerst schudt hij met zijn hoofd en dan met zijn auto en … wonder boven wonder: de mini car doet het weer! Dat is wel heel gedurfd: hij laat de wagen op de openbare weg racen … het is hier flink druk … als dat maar goed gaat … dat kan haast niet … hij kàn hier wel wat sneller, dat wel, er zijn geen bochten … vijftig haalt hij hier makkelijk misschien wel zestig. Uit de zijstraat rechts, komt een 45 - kilometer AIXAM brommobiel aantuffen.  De jongeman speculeert er echter op dat er niets van rechts komt … met als gevolg: zijn race autootje wordt geplet onder de AIXAM brommobiel. Zo plat als een dubbeltje … die mini race auto. DE brommobiel is onbeschadigd.

De man pakt wat er over is van het raceautootje op en wandelt er mee naar zijn zwarte Fiat Rumba. Een paar jongens en meisjes lopen met hem mee naar de auto en geven hem bemoedigende tikjes op zijn rug of zijn been. Van een van mijn buurjongens, die daar ook bij liep, hoor ik dat de tranen bij die man over zijn wangen biggelden.

Hij opent de vijfde deur van zijn Rumba en gooit het wrakje naar binnen.

Hoofdschuddend  opent hij de deur van zijn auto, ploft achter het stuur en rijdt met gierende banden de straat uit.

maandag 13 maart 2023

SAMEN LEUKE DINGEN DOEN.

 Ik krijg een a-4-tje in handen, getiteld: ‘Hoe word je gelukkiger?’ Een van de tips: ‘Doe vaker leuke dingen samen: film kijken, uit eten, sporten, wandelen, theater bezoeken.’ Zo staat er verder te lezen: doe die leuke dingetjes vooral met geliefde anderen. Jaahaa, dat gaat wèl heel fijn met een filmpje kijken ... in een leuk restaurantje uit eten ... een partijtje badmintonnen. Maar helaas, met lezen en schrijven, mijn hobby’s, ben ik aangewezen op de solotoer.  En van dat schrijven word ik vandaag al helemaal niet gelukkiger. Ik zit midden in een writers-block.

Een andere goed bedoelde aanbeveling luidt: ‘vrij eens wat vaker’. Dat is niet zo makkelijk te verwezenlijken als je met  een vrouw bent, die daar niet zo op gesteld is. Dat is natuurlijk erg jammer maar beslist geen ramp.

Ik kan natuurlijk altijd nog vreemd gaan. Maar dat hoef ik niet te doen. Ze weet dat ik een vriend heb. Daar ben ik eerlijk over. Vind ik ook normaal. Stiekem zou ik niet willen. Zij vindt het prima zo. Mijn vriend, ook niet de fanatiekste, vindt dat trouwens ook.

De allergrootste garantie voor geluk is een saai burgerlijk bestaan. Op tijd naar bed; voldoende slapen. Niet te veel snoepen, roken, eten (op je gewicht letten).Voldoende bewegen. Geen alcohol. Niet zoeken.

Als ik eindeloos gelukkig was, zou ik dan nog wel schrijven?

Neen, na-tuur-lijk niet, want daar is dan geen tijd meer voor. Zo veel leuks te doen! Ik zou wel gek zijn om een portie te gaan zitten liegen achter mijn pc. Pijn aan me kont krijgen van het zitten op een slechte bureaustoel en mijn ogen te verzieken door veel te lang naar die monitor te staren …. en dan die verdomde writers-blocks.

Mijn vriend staat opeens voor mijn neus. De Beach Boys-cd  staat nog op: 'Barbara Ann' is nu te horen, het laatste nummer van deze cd. Hij vraagt om Fisher-Z:  ‘Wordsalad.’ Vind ik ook goed. New Wave muziek. Maakt me meestal vrolijk, energiek en gelukkig. Nu niet, want ik weet nog steeds niks te schrijven. Dat zeg ik tegen mijn vriend, nou ja … vriend … het is eigenlijk altijd een soort haat-liefde verhouding geweest … hij is zo verdomde eigenwijs … wil altijd gelijk hebben.’

‘Je moet gaan schrijven over dat bejaardentehuis waar je werkt.’ zegt ie. ‘Dat is pas interessant!’

‘Zou het???? Hoe weet jij dat nou, man?'

‘Nou, dat is iets wat ik gewoon weet, klaar!’ zegt hij dan heel stellig, met zo’n zelfverzekerde blik in zijn ogen. ‘Weet je wat,' zegt hij, 'combineer een verhaaltje over de gezellige, knusse  gebeurtenissen in je bejaardenhuis, gelardeerd met een dosis smerige onsmakelijkheden.  Dat is toch aan de orde van de dag in zo'n tehuis?'

Op zich geen slecht idee. Ik heb er later wat mee geëxperimenteerd maar ik werd kotsmisselijk van mijn eigen schrijfsels. Die bespaar ik mijn lezers maar liever. Zit ik nu nog wel steeds met mijn writers-block.

zondag 12 maart 2023

BEET.

Beet.

Charles, vijftig plusser, heeft een zeer lange, ruim zittende regenjas aan, waar vijftien centimeter benen onderuit steken. Zijn jas hangt los, daaronder draagt hij een stemmige grijze pantalon en een wollen roze pullover op een wit overhemd. Niet echt goed gekleed voor deze nog kille winterse zondag … en dan zet de verzorging hem, als hij met zijn moeder op stap gaat, nog niet eens een petje op zijn kop.

Charles is aan het winkelen in de supermarkt met zijn moeder. Charles is twee meter lang, heeft een langgerekt, keurig geschoren hoofd, waarop een bril met jampotglazen. Door een gigantische overbite wekt hij de indruk dat hij constant loopt te grijnzen. Het enige dat aan hem beweegt zijn zijn ogen en zijn benen.

Mama loopt in een prijzig leren jasje. Dat ze in de winkel los heeft hangen. Daaronder heeft ze een smaakvol grijs mantelpakje aan. Nu haar jasje open staat wordt ook een schitterende paarlemoeren broche op haar rijke boezem zichtbaar.

Ze heeft vanmorgen alles aan haar hoofd opgeleukt: haren, lippen, oren, wangen. Het Charles-dagje blijft feestelijk voor haar, ondanks alles. Aan haar lellen hangen zeer kostbare fonkelende diamantjes … een normaal mens zou die nooit in doen op een doorsnee zondagochtend.

Charles loopt als een tam, vermoeid, gedresseerd hondje achter mama en het winkelwagentje aan. Duwen van het winkelwagentje komt niet eens bij hem op.

Terwijl moeder drie lege flessen Spa Henriette en een leeg Heinekenflesje in de legeflessen-automaat stopt (de automaat geeft een bonnetje van 85 cent), heeft Charles twee meter verderop 'beet'. Hij steekt onopvallend en vliegensvlug twee vacuüm verpakte, gerookte makrelen in zijn regenjas … een in zijn linker- en een in zijn rechterbinnenzak.

‘Houdt jij het statiegeldbonnetje even bij je Charles?‘ vraagt moeder. Vergeet niet om het straks aan de kassière te geven hoor. Van Charles komt geen enkele reactie; moeder had niet anders verwacht.

Bij de kassa kijkt hij, nadat hij de legeflessen-bon aan haar gegeven heeft, met meer dan gewone belangstelling naar de kassière. Hij wendt zijn blik pas van haar af als hij een snoepje van haar heeft gekrgen.

'Nou, wat zeg je dan, Charles?'

'Dank u wel mevrouw.'

'Goed zo jongen.'

Willoos loopt hij achter moeder aan … op de inpaktafel gaan alle boodschappen in de tas. Charles krijgt nu traditioneel zijn Bounty toegestopt. Beiden wisselen geen woord. Kwijl druipt nu uit Charles zijn linkermondhoek. Moeder veegt met een tissue het kwijlspoortje discreet weg … altijd als Charles iets lekker vindt, loopt het water hem letterlijk uit zijn mond. De tissue verdwijnt in moeders jaszak….voor straks.

Terwijl zij de boodschappentas vult, zwenkt Charles van zijn ene op zijn andere been, zijn armen hangen iets voor zijn lichaam zijn hoofd staat wat schuin naar voren alsof hij wil checken of de speculaas en de lange vingers, niet vermorzeld worden door de pakken melk, fruitsap en de zak met aardappelen.

Als ze net de winkel uit zijn zegt moeder tegen Charles:

‘Kom jongen, geef die makrelen maar eens gauw aan mama. Dan gaan we die straks eens lekker samen oppeuzelen…..hè, knul?

‘Oppeulezse … lekkuh oppeulese’ zegt Charles.