‘Oma van mamma’, zo noemden mijn zusje en ik de moeder van onze moeder. Zij was een heel lieve vrouw … klein, mager, knotje, lange grijze jurk, schortje voor, ‘n erg zorgzame moeke, die er plezier in had haar kleinkinderen te verwennen met een glaasje ranja met een boterbiesje. In die tijd, de vijftiger jaren, was er nog niet zo’n groot assortiment aan drankjes en snoepjes als tegenwoordig.
Oma bedoelde het nooit zo kwaad maar ze noemde mij altijd
‘kleine deugniet’ … pff braver dan ik,
dat kon haast niet en mijn zusje was een kleine heks, nou, dàt klopte dan weer
wel een beetje …
Ik weet niet beter of oma liep een beetje moeilijk. Dik
verband om haar rechterbeen en daaroverheen een nylonkous.
‘Ze wordt al jarenlang alsmaar gekrabbeld door die rotkat,’
zei mijn moeder. Toch wel raar: als je steeds aangevallen wordt door je poes?
Sorry hoor, dan doe je haar toch weg?!
Zolang er gegeten en gedronken kon worden was het goed
toeven bij oma, maar als alles op was, verveelden we ons wel gauw binnen. Dan
gingen we Mies een beetje pesten, …
achter haar aanrennen … moet je oma
maar niet zo krabbelen, rotkat … eigen schuld, dikke bult, … we gingen door tot
Mies zich ergens goed verstopt had.
Op het balkon staan deden we ook en dan kijken naar de
overburen, die eigenlijk ook alleen maar stonden te kijken … naar ons … oma
vertelde dat die mensen van de overkant de hele zondag niet naar buiten
mochten, nou ja, alleen om naar de kerk te gaan, mochten ze het huis uit. Ik
vond dat wel zielig, want er waren ook drie kinderen zoals wij bij.
Als het lekker weer was en windstil, gingen we op straat
badmintonnen; ook op zondag.
Oma en opa woonden in het centrum van Schiedam. Opa zat vaak
lange tijd met een boos gezicht uit het
raam te kijken. Volgens mijn moeder kon je erg lachen met opa en terwijl ze dat
zei, stond ze al te lachen. Ik vond dat opa er wel grappig uitzag: een tamelijk
groot, rond, een beetje rood aangelopen hoofd, bril; een bolle buik en korte
beentjes. Hij ging altijd gekleed in een afgedragen donker kostuum, wit
overhemd, stropdas.
Opa knapte op zodra hij rond de klok van vier, kort na
elkaar twee jonge borrels naar binnen had gegooid. Behalve een enthousiaste
drinker was hij ook een enthousiaste tambour maître bij de Schiedamse fanfare
en het eerste dat hij deed, nadat hij zijn borreltjes op had was het ‘zingen’
van de Radetzky mars.
We waren wel gewend aan deze uitspatting van opa en we
wisten ook dat het nu spelletjestijd was. Hij ging op zolder de spelletjes
halen. Waarschijnlijk zou hij naar beneden komen met het ‘kabouterspel’, ons
lievelingsspel. Opa had dat spel zelf bedacht en vorm gegeven. Het is eigenlijk
net zo’n soort spel als ganzenbord. Ik won vaak en dus vond ik het ook een leuk spel!
Wat ik minder leuk vond is, dat opa me steeds weer
feliciteerde, door met zijn dikke worstvingers over mijn bovenbenen te wrijven
en zijn ongeschoren lippen tegen mijn wangen te drukken.
Morgen: 2. Zwanger.