zaterdag 28 februari 2015

OME GERARD

Ome Gerard, overleed in 2003 in zijn woonplaats Leidschendam. Hij was de oudste broer van mijn vader. Ome Gerard kwam de laatste jaren haast nooit meer zijn woonplaats uit. Alleen voor een begrafenis of iets dergelijks. Dit keer kwam hij  naar Rotterdam met vervoer op maat en rollator, voor de uitvaart van zijn broer Jan, ome Jan voor mij. Het was 1999 en ome Jan stierf op 69 jarige leeftijd. Veel te jong. Hij was mijn leukste oom. Een goede voetballer ook. Vaak nam hij me achterop zijn motor mee naar zijn wedstrijden. Jammer dat hij zo veel rookte. Tot aan zijn dood.
Ome Gerard was toen al alleen, weduwnaar. Zijn vrouw, tante Miep was al heel  lang geleden gestorven. Hij was een nukkige man van zeer weinig woorden. Zijn jongste zus, tante Riet, ook niet de vrolijkste, was er ook op de crematie, hij gaf haar een hand, ze condoleerden elkaar en dat was het dan. Tante Riet huilde weer verder. Bij mijn vader aangekomen, kneep ome Gerard hem stevig in zijn bovenarm en schudde hem een beetje door elkaar: ‘Sterkte jongen, hou je haaks’, ome Gerard was bijna tien jaar ouder dan mijn vader.
Hij voelde zich altijd een beetje verheven boven zijn andere broers, zwagers,  zussen en schoonzussen. Dat kwam niet alleen omdat hij de oudste was, het had er ook mee te maken, dat hij beroepsmilitair was (bij de Marine). Wat  meespeelde was dat hij oorlogsinvalide was, hij trok met zijn linkerbeen. Het trieste voor ome Gerard was dat hij zich dan wel verheven voelde, zijn familie trok zich er helemaal niets van aan, sterker nog ze gingen de strijd met hem aan (en wonnen bijna altijd) en hij werd de deur uitgekieperd. Hij was natuurlijk geen partij met zijn manke oorlogspootje.
In het crematorium vroeg ome Gerard mij wie zo alles rond het overlijden van ome Jan geregeld had, van legaten tot crematie. Hij vroeg naar de bekende weg, dat wist ik, want ome Jan had mij daarvoor aangeraden bij hem.
‘Ja, ome Gerard, dan bent u bij mij precies aan het goede adres,’ zei ik. Om hem te laten schrikken, zei ik, dat ik het niet meer zo goedkoop kon doen als voor ome Jan. Maar daar komen we wel uit. Hij was inderdaad geschrokken en wilde gelijk weten wat mijn tarief was.
‘Neen, geintje, ome Gerard, geef mij maar gewoon een evenredig deel van de erfenis. Hetzelfde krijg ik van ome Jan.’
Ik had nu nog geen idee, wat het overlijden van ome Gerard me op zou kunnen leveren, maar ik vond het een beetje cru om te vragen of hij schulden had of hoeveel hij op de bank had staan. We liepen hier tenslotte te praten in het crematorium, vlak voor de begrafenis van ome Jan.

Vier jaar na ome Jan ging ome Gerard, hartaanval. In alle vroegte kreeg ik een telefoontje van een dokter uit Leidschendam of ik even langs wilde komen. Ome Gerard had mij inmiddels aangewezen als executeur testamentair, dus ik kon aan de noodzakelijke betalingsverplichtingen voldoen. Tevens hadden ome Gerard en ik laten vastleggen, dat ik een van de erfgenamen. We waren met zijn drieën, de erfgenamen van ome Gerard. Tante Riet, mijn vader en ik. We zouden er ieder ongeveer tweeduizend euro per persoon aan overhouden.
Tante Riet was er nog pissig over, dat ik haar broer niet van te voren een tijdje opgebaard had laten liggen in een rouwkamer of zo, zodat iedereen, die dat had gewild, hem nog even rustig had kunnen bekijken.

Ik zei dat ome Gerard dat absoluut niet wilde. Maar in werkelijkheid vond ik dat zonde van het geld.

vrijdag 27 februari 2015

LOOTJE TREKKEN

De dag na mijn negende verjaardag heb ik nog steeds die vijftig meerkleuren knikkers. Daarbij heb ik ook nog twintig knikkers met één kleur. Mijn bedoeling is om er aan het einde van de dag in totaal honderd knikkers te hebben. Mijn kleine buurmeisje van zes, Suus, heeft een heleboel knikkers, dus ik denk: ’Ik ga die dertig knikkers winnen van Suus, makkelijk zat.’ Ik wil er niet zo lang mee bezig zijn, dus roep ik:
 ’10 op’.
‘Neen, da’s te veel’ zegt Suus, ‘vijf op!’
‘Tien op!’ zeg ik bazig.
‘Neen, zes op, anders ga ik naar huis,’ zegt Suus
‘Oké dan,’ zeg ik, ‘zes op.’

Suus kan veel beter knikkeren dan ik en na drie potjes ben ik al achttien knikkers kwijt.
‘Ik stop er mee Suus, jij bent veel te goed,’ zeg ik.
‘Jij kan niet tegen je verlies,’ zegt Suus. ’Je mag wel blij wezen dat we geen ‘tien op’ gespeeld hebben, wat je zo graag wilde, want dan was je nou zowat blut geweest.’

Ik heb nog wel een ideetje om makkelijk knikkers te winnen: een knikkerloterij! Op mijn kamertje, ga ik lootjes maken. Ik schrijf op een tekenblad dertig nulletjes en één keer één tot en met tien. Al die cijfertjes knip ik uit en dan heb ik veertig lootjes. Die lootjes vouw ik één voor één goed samen en doe ik in ‘de pot’ (een oud koffieblik). Met deze knikkerloterij moet ik toch wel aan de honderd knikkers komen of misschien wel meer. Want hoe werkt het? Wie een lootje wil trekken uit de pot moet eerst een knikker aan mij betalen. Staat er ‘nul’ op het lootje, dan win je nul knikkers; staat er tien op het lootje dat win je tien knikkers. Na elke trekking moet het lootje weer terug in de pot.
Ik heb expres dertig lootjes met ‘nul’ er op gemaakt, zodat ik veel winst zal maken en in het begin gaat het ook erg goed. Ik moet wel eens 1,2 of drie knikkers uitbetalen maar er waren zeker al vijftien nullen getrokken.
Een van de oudere gasten uit de straat, Alfred, trok het lootje met de tien uit de pot. Dat was een groot verlies. Maar ja de honderd halen was nog niet onmogelijk. Ik maak weer een klein beetje winst door een paar nul-lootjes maar dan slaat Ed, de broer van Alfred toe: weer tien knikkers verlies.
Ik voel me niet zo lekker door die verliezen en wat ik heel vreemd vind is dat Alfred, Ed en hun grote zus Paula (van twaalf) een beetje staan te smoezen en te giechelen. Ik denk ‘o, mijn gulp staat open’ maar dat is niet zo.
‘Ik wil nu ook een lootje trekken, zegt Paula en ze betaalt een knikker. Ze stopt haar hand in de pot en trekt wèèr het lot met nummer tien. Dan komen Alfred en Ed nog een keer en ja het wordt eentonig allebei natuurlijk tienen. Ik ben blut.
Alfred, Ed en Paula hebben lol. Ik kan wel janken.
‘Je bent ook echt een uilskuiken, hè,’ zegt Paula. ‘Snappie nou hoe dat kan, elke keer dat lootje ‘tien’trekken’?’
‘Nee, dat snap ik niet,’ zeg ik.
‘Gewoon,’ zegt Paula,’ik doe net of ik dat lootje ‘tien’ terug stop in de pot maar ik houd het in mijn hand en bij mijn volgende beurt doe ik net alsof ik een lootje trek maar het lootje (met 10) zit dus al in mijn hand.
Ik vind het heel gemeen van ze maar ze verdommen het om me die knikkers terug te geven.
‘Moet je maar niet zo stom zijn!’

Ik was nog wel zo trots op die meerkleuren knikkers. Met een leeg koffieblik en een lege knikkerzak stampvoet ik naar huis. Thuisgekomen moet ik heel erg hard huilen. Mijn moeder ziet de lege knikkerzak, ze troost me en denkt dat ze weet wat er gebeurd is. 

donderdag 26 februari 2015

KWIJLNEEF

Ik ben vandaag, 17 augustus 1959, jarig, negen jaar oud! Ik denk alsmaar aan dat prachtige kado dat ik net gekregen heb: vijftig meerkleuren knikkers. Natuurlijk van mijn lievelingstante Lea. Zelden ben ik zo blij geweest met een kadootje.  O, dit is beslist niet het grootste en mooiste kado, dat ik ooit kreeg. Ooit kreeg ik wel eens een meccanodoos, een hijskraan en een auto met afstandsbediening. Niet van mijn eigen ouders. Die hadden daar geen geld voor. Vijftig kleurenknikkers! Het liefst ga ik nu gelijk naar buiten. 1 op, 2 op, 3 op 10 op of ketsertje, ook leuk …. maar helaas, ik moet binnen blijven.
Er komt nog meer bezoek: twee ooms met hun twee tantes. Saai!! Tante Fiet en tante Pien, dat zijn twee oudere zussen van mijn vader. Tja, die ooms die bij die tantes horen zijn ome Pim en ome Sam. Dat zijn twee broers. Zij zijn dus getrouwd met de zussen van mijn vader. Zodra ze bij ons binnen komen, trekken de omes al een vies gezicht. Alsof het bij ons in huis stinkt naar de pies of zo. Vooral ome Sam doet dat eigenlijk. Oom Pim  heeft meestal zo’n gezicht van:  ‘het stinkt hier wel maar ik doe net of ik niks ruik.’
De tantes zijn allebei van mening, dat mijn moeder niet deugt. Zij heeft hun jongste broer (mijn vader dus) met veel te veel kinderen opgezadeld. Ik ben dus geen enig kind. Ik heb nog twee zusjes en een jongere broer. Die is niet goed, zeg maar gerust: gek. Hij woont al lang niet meer bij ons thuis. Ik zou niet eens weten waar die wel woont. Geen flauw idee ook hoe die er uit ziet.
Ze hebben ook nog kinderen meegenomen, die omes en tantes. Vier. Ze zitten constant, onderuitgezakt met hun mond wijd open, tegen hun vader of moeder aan geplakt. Een knulletje, neefje Kees, dat stijf tegen zijn mammie aan zit, heeft niet alleen zijn mond wagenwijd open maar hij zit ook constant te kwijlen.
Mijn moeder vraagt wat iedereen wil drinken. De grote mensen willen allemaal koffie en de kinderen krijgen limonadesiroop. Dan vraagt mijn moeder aan de visite: ‘en …  wat willen jullie voor lekkers bij het drinken: een krakeling of een lekkere kletskop?’ Precies, precies  op dat zelfde moment stopt mijn neefje met kwijlen en roept hij als eerste van de visite ‘een krakeling,  tante Nanda’. Hij gaat pas weer kwijlen als hij de laatste krakelingkruimels heeft doorgeslikt.
Als ik weet dat die lui op bezoek komen ga ik het liefste weg. Natuurlijk kan dat vandaag niet; dat weet ik ook wel, want ik ben jarig. Ze geven altijd geld voor mijn verjaardag, niet aan mij maar aan mijn ouders. Vier kwartjes meestal. Mijn vader laat het mij nog wel even zien voordat hij het in zijn eigen portemonnee stopt.  Ik laat hem maar gaan. Ik denk ik krijg het later nog wel eens van hem terug. Of hij geeft me misschien zomaar eens een ijsje. Maar niks daarvan.
Uiteindelijk begrijpt mijn moeder ook wel dat ik me rot verveel met dit bezoek. Dus mag ik buiten gaan knikkeren. Kwijlneef Kees wil met me mee naar buiten. Mijn moeder voelt gelukkig goed aan dat ik hem absoluut niet mee wil hebben. Als Kees op wil staan gaat mijn moeder even héél gemeen met haar naaldhak op zijn voet staan. De tranen springen hem in zijn ogen. Zij kijkt hem aan, met haar dwingende blik en bijt hem toe: ’Hier blijven Kees!’
‘Ja, tante Nanda,’ kreunt hij zacht.

 Ja, in dat soort dingen is mijn moeder altijd goed geweest.

woensdag 25 februari 2015

ZWANGER

Leuke foto! Verdomd leuk stonden ze op die foto. Ze kenden elkaar nog maar net. ’t Zal 1948 geweest zijn. Allebei stonden ze ontspannen te lachen. Haar had hij vaak zien lachen, zij was een echt lachebekje, maar hem niet. Wat viel er toen eigenlijk te lachen? Zo te zien was het wel lekker weer, ze droegen luchtige kleding. Hij had wel een vermoeden waarom zij lachte: Hennie was toen net zwanger en niemand op de hele wereld wist het. Er was op de foto ook nog helemaal niks van te zien … misschien wist zelfs haar vriend Koos er nog niks van, zou best es kunnen, maar hij lachte wel mee.
Zwangerschappen zijn hard en meedogenloos: ze zijn onmogelijk geheim houden. Dus op een foto van een paar maanden later ziet hij Hennie en Koos naast een kinderwagen staan met hun vrolijke zoontje Bram er in, hoewel, of dat zoontje dan vrolijk is, valt moeilijk te zien op zo’n klein afdrukje.
Hennie en Koos van der Smeer, vormden een uitermate vruchtbaar koppel. In de vijftiger, zestiger jaren waren grote gezinnen eerder regel dan uitzondering met name in de Rooms - Katholieke hoek. Mijnheer pastoor en zijn kapelaans stimuleerden ongegeneerd een gestage voortgang van de voorplanting. Het scheelde maar weinig of die R.K.- mannen lieten hem er zelf bij moeder de vrouw inhangen.
De familie van der Smeer presteerde buitengewoon: zeventien kinderen, negen jongens en acht meisjes, in drieëntwintig jaar …. Ja, en dan ook nog twee dood geboren, twee knullen, had best leuk geweest voor die andere negen knullen als ze waren blijven leven … ja, dan hadden ze een familie-elftal kunnen hebben!
Voor Hennie en Koos was het leven niet eenvoudig. Oké, Koos verdiende als waterstoker, niet slecht, maar om die negentien mondjes te voeden moesten toch wel een paar overuren gemaakt worden.
Na kind nummer vijf was Koos eigenlijk continu moe. Hij kwam als het ware slapend thuis, at slapend zijn eten op en ging ook weer slapend naar bed (of bleef slapen in zijn fauteuil). ’s Ochtends werd hij rond zes uur weer monter wakker en ging hij tegen half acht honderden liters water stoken. Toen de televisie zijn intrede deed at Koos zijn prak op, kijkend naar zijn favoriete programma’s zoals Rawhide, Rintintin, Swiebertje, Hitchcock, een kwartje per seconde en alle sportuitzendingen. Vaak viel hij voor de tv in slaap. De beste typeringen voor de man Koos in deze periode van zijn leven waren wel: grote vermoeidheid, diepe somberheid en grote hoeveelheden sport.
Hennie daarentegen groeide en bloeide in deze vruchtbare periode. Elke zwangerschap leek haar lichtvoetiger door het leven te doen gaan. Was Koos niet in staat om ook maar enige inspanning te verrichten in het gezin, het leek net alsof Hennie met gemak voor drie werkte. Ze leek er echt voor geschapen, voor zo’n groot gezin.

Toch had Hennie hem eens in vertrouwen gezegd, dat ze twee of drie kinderen ook prima had gevonden. ’t Is eigenlijk gewoon zo gelopen … Koos kon niet van me afblijven hè …. het was zo’n opgewonden mannetje … onophoudelijk dat irritante gefrunnik aan mijn lijf …. alleen als ik zwanger was liet hij me goddank met rust. Dus daar zorgde ik na de bevalling wel voor: snel wèèr zwanger worden. Daar kwam nog bij: in al mijn zwangerschappen heb ik me steeds een soort superieure koningin gevoeld.

dinsdag 24 februari 2015

PIS

In de Islamitische Staat, I.S., wordt nu in het grootste geheim, maar wel volop,  gewerkt aan het binnenhalen van de perenoogst in het kader van het projekt Peren van de Islamitische Staat (kortweg: P.I.S.).  Naar verluid zijn ook vanuit Nederland afgereisde jeugdige  jihadisten hierbij ingeschakeld. Het leeuwendeel van deze peren zal door de jeugdige Hollandse aanhangers van de Islamitische Staat zelf naar Nederland worden getransporteerd. De peren zullen gewoon verkocht worden onder de soortnaam Saint Rémie. Deze vrucht is in het Kalifaat geïnfecteerd met het AC-virus  (het Anti  Christ-virus). Zoals de naam al zegt richt het virus zich uitsluitend tegen christenen. Het virus detecteert in het menselijk lichaam christelijke sporen en slaat dan ogenblikkelijk toe. In eerste instantie is het niet de bedoeling om christenen meteen te doden. Het gaat er eerder om ze erg vervelend letsel toe te brengen. De kruisvaarders, zoals de christenen ook wel genoemd worden door de heldhaftige strijders van de Islamitische Staat, zullen voor het mooie vooral langdurig moeten lijden. Het AC- virus kan het beste gezien worden als een bommetje, dat zich heel precies richt op een lichaamsdeel of een belangrijke lichaamsfunctie en vervolgens vernietigend toeslaat.  Zeg nooit dat ze dom zijn die strijders … Binnen 1 tot 3 weken slaat het virus dan toe en wordt de schade voor de arme kruisvaarder zichtbaar. Zo kan er één vinger verloren gaan maar, net zo goed alle tien. Eén arm, één been, één oor (dit kan alleen bij jonge kinderen en demente ouderen), één oog, de neus, de nieren, de lever, de prostaat, één borst, één eierstok, één teelbal, de penis het kan allemaal zomaar vernietigd worden …. Als Allah het wil
Wàt precies door het virus vernietigd gaat worden is gewoon niet  te voorspellen … Maar … is het niet knap?.... I.S. heeft er dit keer voor gekozen om ook eens iets aan de creativiteit van dit bij uitstek toch starre jihadistische virus over te laten.
Overigens: er is helemaal niets tegen te doen … heb je je peertje eenmaal verorberd dan kan je er op wachten tot er iets van je lichaam uitvalt…. Hoe krijgen ze het voor elkaar??....
Preventieve maatregelen bieden geen soelaas om de simpele reden, dat er van de buitenkant niets bijzonders aan de vrucht valt waar te nemen. Ja, het beste is eigenlijk  de komende  zomer in het geheel geen peertjes te eten. Maar wie doet dat? En bovendien … van een P.I.S.-dreiging is dan nog niemand op de hoogte!
Jeugdige Hollandse Jihadisten staan tegen het einde van de P.I.S.-campagne in steden en dorpen klaar om mensen met de duidelijk zichtbare P.I.S.-verschijnselen zogenaamd hun hulp aan te bieden maar in werkelijkheid worden de gewonden in veewagens  gegooid en op transport gezet naar het Kalifaat. Daar zullen zij in het stadion van de voetbalclub RQQ uit Raqq uit hun lijden verlost worden (lees: onthoofd worden) ...  Als Allah het wil ….
Het ligt in de bedoeling deze onthoofdingen, in augustus 2015, rechtstreeks te vertonen op de Nederlandse televisie en wel in de rust van de allereerste interland voetbalwedstrijd tussen het Kalifaat en het Nederlands Elftal. De NPS heeft hiervoor de uitzendrechten al verworven. Het stadion van Raqq zal naar alle waarschijnlijkheid tot de laatste plaats bezet zijn. Ditmaal niet alleen met uitzinnige Kalifaatbewoners maar nu ook met familieleden en andere nabestaanden van de te onthoofden personen. Natuurlijk zal ook een groot aantal Oranje-supporters hun helden toejuichen. … Als Allah het wil…

Het entreegeld bedraagt per persoon slechts 100,= euro.  I.S.-leider Abu Bakr al-Baghdadi heeft toegezegd dat de totale som van de entreegelden ten goede zal komen aan Vroeg Dementerende Jihadisten. Deze beweging bouwt overal in het Kalifaat centra voor heldhaftige ex-I.S.-strijders … Als Allah het wil…

zondag 22 februari 2015

TRANEN

Naarmate mijn vader ouder werd, 65 plusser bedoel ik, kwamen zijn tranen steeds sneller. Had hij  een leuk cadeautje gekregen, een onverwacht uitstapje gemaakt of eens lekker met zijn familie gegeten, dan brabbelde hij zijn dank in een onverstaanbaar taaltje, waarbij hij zijn tranen vaak de vrije loop liet.

Toen de Rotterdamse voetbalclub Sparta, een aantal jaren geleden nog in de eredivisie speelde, ging ik regelmatig kijken op het Kasteel, het stadion van Sparta in Spangen. Ik schrijf dat omdat ik bij elke thuiswedstrijd stond te janken. Toen was ik pas 60! Voor aanvang van de wedstrijd werd dan de Sparta-mars gespeeld en zo’n kleine tienduizend Sparta-fans zong dan uit volle borst mee. Beluister de link: https://www.google.nl/?gws_rd=ssl#q=sparta+mars+tekst:

Rood-wit is onze glorie

Rood-wit zit ons in’t bloed
Bij neerlaag of victorie
Bij voor- of tegenspoed
Rood-wit gaat nooit verloren
En jaren nog hierna
Zullen wij laten horen SP-AR-TA
Zullen wij laten horen SP-AR-TA

Deez’ vlag zij is ons heilig
Reeds honderd jaren lang
Bij rood-wit zijn wij veilig
Zijn wij voor niemand bang
Wij zweren bij die kleuren
En zingen hoe ’t ook ga
Bij wat er ook gebeuren zal SP-AR-TA
Bij wat er ook gebeuren zal SP-AR-TA

Het gebeurde meestal halverwege het eerste couplet al, de tranen stroomden en ik zong zoals mijn vader brabbelde … met dat vreemde piepstemmetje. Maar waarom?  Ik woonde vanaf mijn derde jaar, in Spangen, schuin tegenover het Sparta-Kasteel. Vanaf mijn zevende ging ik onregelmatig met mijn vader kijken. We stonden dan op de jongenstribune en eigenlijk heb ik alleen maar leuke herinneringen. Ook toen werd voor aanvang van de wedstrijd de Sparta mars gespeeld en gezongen. Het is mij een raadsel, die tranen. Zou het zo zijn dat ik veel meer emotioneel betrokken was bij het Sparta uit mijn jeugd en dat de tranen vloeien bij die oudere man, die die betrokkenheid uit zijn jeugd node mist?

Vanmiddag las ik in het nieuwe nummer van Hard Gras (een voetbalblad voor lezers) een verhaal van een lezer. Hij beschrijft dat hij tijdens een autorit op het nieuws hoorde dat Abe Lenstra dood was. Een van de grootste voetballers van Nederland. De grote drie: Cruijff, Lenstra, Wilkes. De man hoort het bericht, zet zijn auto op de vluchtstrook en zit daar zo’n twintig minuten te huilen. Hij huilt en ziet weergaloze acties van Abe Lenstra voorbij komen als voetballer van Heerenveen en het Nederlands elftal. Ook ziet hij het beeld dat Abe vrij snel na zijn voetbalcarrière  wordt getroffen door een beroerte. Abe is vanaf dat moment invalide en moet zich voortbewegen in een rolstoel.
De man die zit te huilen in zijn auto droogt zijn tranen en neemt zich voor  om voorafgaand aan zijn seniorenwedstrijd van de komende zondag één minuut stilte voor de legende die Abe is te organiseren. De scheidsrechter is akkoord, de tegenstander is accoord. Daar staan ze: die 22 oude voetballers, een scheidsrechter en twee grensrechters … in de striemende regen … gierende wind … en een kou waar je hoofdpijn van krijgt. Een minuut voor Abe … toen ik dat las moest ik huilen … niet zo heel erg hard, maar toch, 64 ben ik nu … ik ga echt mijn vader achterna.





zaterdag 21 februari 2015

HEFTIG

Hij had het benauwd. Daar werd hij wakker van. Van zijn eigen gekuch. Het was nog donker … nacht. Hij wilde het schemerlampje op zijn nachtkastje aan doen maar zowel zijn arm als zijn rug kreeg hij zowat niet in beweging.
‘Alice,’ riep hij, ‘help me eens ik stik er zowat in … Alice.’ Alice reageerde niet. Heel voorzichtig probeerde hij zijn rug in beweging te krijgen. Met veel pijn en moeite lukte het hem om bij de schakelaar van de schemerlamp te komen. Hij moest alsmaar erg hoesten en schrok erg toen hij zag dat door zijn gehoest bloedspetters op de lamp vlogen. Er zat volop bloed in zijn mond. Zijn armen waren flink opgezet, blauwig; er zaten verschillende diepe bloederige krabbels in. Hij stierf van de koppijn. Bovenop zijn kop, daar waar nog een beetje haar zat, was een plakkerige bloedende wond. Op zijn rug kon hij niet kijken het voelde of er een paar ribben gebroken waren.
‘Alice, Alice,’ roept hij,’ geen reactie,’Alice!’ Als hij het dekbed van Alice openslaat  schrikt hij zich rot. Haar laken is besmeurd met bloed en naast haar bed ligt een kapotte fles wijn. Er gaat een bloedspoor naar de slaapkamerdeur. Alles doet hem vreselijk pijn. Maar hij moet naar Alice.
Het bloedspoor gaat naar de badkamer. Daar ligt, aan flarden gescheurd, de pyjama van Alice. De douche staat nog aan. Naar de kamers van de kinderen nu … het spoor gaat door …. de kinderen, Arjan en Tomas zijn godzijdank nog in diepe slaap. Naar beneden. Daar, tussen de salontafel en de driezitsbank ligt Alice. Het lijkt alsof hier in de woonkamer, in alle hoekjes en gaatjes, ergens naar gezocht is. Letterlijk alles is overhoop gehaald.  Hij snelt zich naar Alice; schreeuwt haar naam en probeert haar wakker te schudden.  Ze is dood. Ze is hard op haar gezicht geslagen …  op haar schedel ook. Op de tafel staat een 25 kilo halter van zijn fitness … besmeurd met bloed. Dan pakt hij de halter en beukt in op Alice’s lijf, krampachtig wreedaardig, van boven naar beneden. Ook pijnigt hij zichzelf met de halter, vooral zijn hoofd. Er begint hem weer iets te dagen. Hij loopt weer naar boven naar de slaapkamer van de jongens; beukt zichzelf op zijn ribbenkast; gaat hun slaapkamer in. Ze slapen nog steeds lekker. Zelfs slapen ze door als hij ineens hard begint te huilen en naar de badkamer gaat. Hij zet de  hevig bloedende Alice onder de kokend hete douche. Rukt de pyjama van haar lijf. Gillend van de pijn rent ze de trap af naar de woonkamer. Hij rent achter haar aan en dondert in zijn haast van de trap.

Hij en Alice liggen in bed; drinken een wijntje. Ze praten gezellig maar krijgen opeens heftig ruzie. Hij weet niet meer waarover. Sex? Geld? Kinderen? Hij slaat haar in haar gezicht. Alice krabbelt hem in zijn armen, tot bloedens toe. Woedend is hij. De fles wijn staat aan Alice’s kant van hun bed. Daar loopt hij heen. Hij slaat de fles kapot op Alice’s hoofd. Dan vlucht ze de slaapkamer uit, naar de douche. Hij gaat achter haar aan.

donderdag 19 februari 2015

TE VOET

Vanochtend ben ik om acht uur opgestaan. Vroeg voor mijn doen, tegenwoordig. Ik moet de wekker zetten want uit mezelf word ik niet wakker om die tijd. Zeven uurtjes slaap heb ik dan gehad. Ik heb om tien uur een afspraak met de Poolse Anita. Ze krijgt Nederlandse les van mij in de bibliotheek. Voorlopig moet ik eerst nog even ontbijten. Ik eet mijn zelfgebakken boterhammetjes, met banaan en  honing. En een kop thee. Ja, tegenwoordig drink ik thee. Sinds een week of zes heb ik de koffie afgezworen. Ik las in ergens op internet een artikel, dat koffie heel slecht is voor de lever en dat geloofde ik zomaar. (Google maar op ‘koffie’ en ‘lever’ als je hierover meer wilt weten.) Aangezien ik zogenaamd ‘voor mijn gezondheid’ al genoeg pillen moet slikken die slecht zijn voor mijn lever, dacht ik: ‘koffie, weg ermee!’. 
Thee is ook goed binnen te houden: een heerlijk dampende pot Earl Grey thee is niet te versmaden.
Bij een goed ontbijtje hoort voor mij ook een goede ochtendkrant. Na een slechte bezorgperiode rond de jaarwisseling, ligt die krant nu elke ochtend weer keurig netjes op tijd in de bus. Wat me in de krant van vanochtend vooral opvalt is de hopeloze triestheid van Oost-Oekraïne. Zowel van de Oekraïnse militairen als van de burgers in dat kleine dorpje Debaltseve. Als ratten zitten ze in de val. Ze worden bestookt door separatisten en door Rusland gesteunde milities. Nota bene is drie dagen geleden een bestand afgekondigd. ‘Maar over Debaltseve zijn geen afspraken gemaakt,’ huichelt Poetin. Die Russische president gaat over lijken.

Ik heb zin om te wandelen dus ik ga te voet naar de bibliotheek. Het is niet zo’n sensationele wandeling. Er valt niet veel over te zeggen. Behalve dan misschien over slagerij de Groene Weg waar ik langs loop. Dit is de duurste en meest élitaire slagerij van Rotterdam. Voor slechts 25 euro koop je maar liefst drie ons biologisch dynamisch rundgehakt koopt en voor nog geen 5 euro heb je al een onsje paardenrookvlees. Maar goed … ik ben te voet op weg naar de bieb.
De afspraak is om tien uur. Anita is er nog niet. Als ze er om kwart over tien nog niet is, ga ik twijfelen aan onze afspraak. Ik ben zo stom geweest om mijn mobieltje weer eens thuis te laten dus ik weet niet of zij iets gesmst heeft. Ik kan ook geen contact opnemen met haar. Om de tijd te overbruggen tussen nu en mijn volgende afspraak, besluit in wat te gaan lezen in de bieb. Ik ben hier nu toch.
Ik pak een boek van een onbekende schrijfster, een francaise, die een Franse prijs heeft gewonnen voor schrijfsters onder de 25 jaar. Ik neem me voor om  dit boek, ondanks alles, te blijven lezen tot ik weg moest naar de volgende afspraak.
Het boek speelt zich af in Zürich en gaat over een kapper, die de belangrijke taak heeft, ervoor te zorgen, dat de president er goed geknipt en geschoren uit ziet. Hij is zowel zijn kapper als zijn schoonheidsspecialist. Ook zijn neus- en oorharen knipt hij en gezien de sterke baardgroei van de president moet hij zeker twee keer per dag geschoren worden.
Op een dag dringen twee terroristen de kapsalon van het presidentieel paleis binnen. De terroristen knevelen en blinddoeken de kapper en de president en voeren ze in een gereedstaande auto naar een hoger gelegen gebied.
Wat ben ik blij, dat ik niet verder hoef te lezen in dit boek. Ik ben inmiddels al drie keer in slaap gevallen.
Het is nu half één, tijd om, te voet,  naar de Libyer, Abdul, te gaan om hem Nederlandse les te geven. Om één uur heb ik met hem afgesproken bij hem thuis op de Schiekade.
Ik ben heel erg benieuwd waarom Anita vanmorgen niet is komen opdagen … ik denk dat ze me wel gesmst zal hebben.



woensdag 18 februari 2015

NEE ZEGGEN

KARIN
Mijn vrouw was met haar vriendin Martha een paar dagjes de stad uit. Ik zou voor  de kinderen zorgen en wilde mijn donkere kamer in gebruik nemen. Tja, alle benodigdheden om foto’s af te drukken had ik in huis, een vergrotingsapparaat, vloeistof, bakjes, papier, rode lamp, pincetten, droger … ik weet mijn god niet wat nog meer. Het tijdperk van de digitale foto was nog erg ver weg.
De jongens, ze waren toen nog respectievelijk 4 en 6 jaar, lagen tussen half acht en acht uur in bed. Ik verduisterde de badkamer, want daar ging het allemaal plaats vinden. Ik had een rolletje laten ontwikkelen met wat vakantiefoto’s van ons gezinnetje op Texel.
 Stond ik net met die rode lamp aan in de badkamer,  ging de bel. Het is natuurlijk geen verplichting om de deur open te doen als de bel gaat. Maar van erg heftig op die bel drukken, worden de jongens misschien wel wakker. Dus alles maar weer goed afdekken in de badkamer en kijken wie daar aan de deur is.
Bleek het Karin te zijn, mijn studiegenoot op de Nutsacademie. We deden Sociale Agogiek; zaten in het tweede jaar. Samen waren we bezig aan een werkstuk ‘Sociale begeleiding in de Stadsvernieuwing’. Karin had een deel af, dat kwam ze brengen. Ze wilde het alvast door mij laten lezen. Ik zei, dat ik nu geen tijd had om het door te lezen en er over te praten.
‘Ik heb net alles klaar gezet om foto’s af te gaan drukken, Karin, dus ….’
‘O, leuk, Jee, mag ik met je mee kijken hoe je dat doet?’
Nu pas viel het me op dat Karin er anders dan anders uitzag. Vooropgesteld: Karin was absoluut mijn type niet. Ze had iets te dikke, heel erg witte benen, nauwelijks kont, nauwelijks tiet, een wit spichtig gezichtje met veel sproeten ….. maar het aller …allerergste vond ik, dat ze onophoudelijk wauwelde ... naast me op  de fiets … op het schoolbankje…..in de kantine.
Wel had ze prachtig lang zwart haar dat reikte tot op haar billen. Deze avond had ze vlechten gemaakt; zoals Pippi Langkous. Stond haar leuk. Ze had haar bril afgelaten en haar hinderlijk besproete gezichtje, bepoederd. Haar ogen opgemaakt. Zo, met haar korte zwarte corduroy rokje en haar zwarte maillot, zag ze er zelfs een beetje sexy uit.
‘Heb je gehoord wat ik vroeg, Jee, ik zou het leuk vinden, om met je mee te kijken hoe je die foto’s gaat afdrukken.’ Zoals ze nu tegen me sprak, sprak ze nooit tegen me: met een warme, zwoele stem. Ze rook ook lekker. Zou ze gehoord hebben dat ik vanavond alleen thuis ben? Maar van wie dan?
Ik heb altijd al moeilijk nee kunnen zeggen, dus Karin mocht bij mij in de donkere badkamer mee komen kijken naar hoe ik de vakantiefoto’s ontwikkelde.
Over mijn afdrukwerk was Karin zeer enthousiast. Ze raakte me, zo in die donkere badkamer  steeds lichtjes met haar handen aan. Per ongeluk (?) ging ze met haar armen, buik en benen langs me heen. Karin was zo anders. Zo zwoel en fysiek had ik haar nog nooit meegemaakt. Ze wauwelde zelfs niet.
Normaal gesproken kan ik nooit zo makkelijk ‘neen’ zeggen maar dit keer kostte het me wel heel erg veel moeite.
We hebben nog wel samen een mooie foto afgedrukt van mijn vrouw en de jongens op het Texelse strand. Hij hangt nu nog bij ons op de fotowand.



THIJS

Met onze kater, Thijs gaat het een beetje beter. Hij kan zijn koppie al weer wat hoger houden. Kalium doet dus zijn werk. Hij eet ook iets meer. Dus wie weet komt Thijs er wel boven op. Duimen!

dinsdag 17 februari 2015

ALLERBELABBERDST

Thijs
De dierenarts heeft onze kater Thijs, die zijn koppie niet meer kan oprichten onderzocht. Wij dachten dat hij een tia had gehad. De dokter, die hem afgelopen maandag grondig onderzocht, constateerde: zijn hartje is onregelmatig en zwak, hij heeft ondergewicht en verhaart erg: grote plukken van zijn vacht vinden we door ons hele huis. Kortom zijn conditie is allerbelabberdst.
De dokter wil een bloedonderzoek laten doen om te weten te komen of de nieren van onze kater goed zijn, of hij suikerziekte heeft en of hij voldoende kalium in zijn lijf heeft. Kaliumgebrek kan er volgens haar de oorzaak van zijn dat Thijs zijn kop niet meer omhoog kan houden.
Vanmiddag rond half vijf belde de dokter met de uitslag van het bloed onderzoek: de nieren zijn goed, hij heeft geen suiker maar wel een groot gebrek aan kalium. We denken dat de dokter het goed gezien heeft, dat kaliumgebrek de oorzaak is van zijn slap hangende kopje. Ik heb internet nog es geraadpleegd daar staat een verhaal over de ziekte van Thijs, hypolalaemie met een foto precies zoals onze kater nu is. Voor wie het wil bekijken, hier is de link:
De dierenarts vertelt dat we bij haar kaliumpoeder (Tumil-K) kunnen kopen. Eén keer per dag moet er een half theelepeltje over Thijs zijn eten worden gestrooid; het is te hopen dat hij zijn eten dan nog wil opeten.
De dokter wil geen valse hoop wekken: Thijs is er überhaupt gewoon slecht aan toe; dat kaliumgebrek kan dan wel een beetje worden weggewerkt maar aan zijn zwakke hartje is weinig meer te doen.

Saskia
Saskia is een leuke, sportieve vrouw. Ze is lid van de atletiekvereniging PAC,  eigenlijk alleen maar voor het (recreatief)trainen van de vijftien kilometer. In een gemengde groep loopt ze, met zo’n 20 mannen en 10 vrouwen.
Ze werkt bij de Stichting Jeugdzorg in Schiedam; 32 uur per week als juridisch medewerker. Aan twee medewerkers geeft ze leiding.
Twee keer in de week loopt ze bij PAC door het Kralingse Bos. Als ze dat niet had dan zou ze al lang gestrest thuis zitten. Het lopen is echt een uitlaatklep en tegelijkertijd een oppepper van jewelste.
Toen ze begon met haar werk in Schiedam kon ze het gemakkelijk alleen aan. Nu doet ze in haar eentje het werk van twee. Er is gewoon geen geld voor uitbreiding.
Thuis gaat het allerbelabberdst. Haar man Peter werkt bij de politie. Grea en Hester, ze schelen een jaar, zitten op het vwo en gooien er met de pet naar; dat wordt blijven zitten dit jaar.
Door Peters onregelmatige diensten en Saskia’s bezigheden zien ze elkaar niet of nauwelijks. Of ze is aan het rennen bij PAC of ze ligt uitgeteld in bed als Peter thuis komt en bij haar in bed stapt.
Ze voelt wel dat Peter haar borsten, haar buik, haar billen streelt en zij voelt zijn opwinding ook wel maar ze doet alsof ze slaapt. Peter kan haar al jaren niet meer bekoren.
Niet dat ze helemaal geen behoefte heeft. Integendeel! Noem haar allesbehalve frigide. Wat haar ontbreekt is moed.

Saskia voelt onder het hardlopen, dat Eric, een leuke vent, belangstelling voor haar heeft. Ze durft er alleen niet op in te gaan.  

zondag 15 februari 2015

TINUS & THIJS

TINUS
Eén zondag in de maand ga ik in Middelharnis op bezoek bij mijn verstandelijk gehandicapte broertje Tinus (bijna 64). Het is met bus 136 van het Zuidplein ongeveer een uurtje rijden.
Op driekwart van de afstand, in Oude Tonge, sprong met een enorme knal een van de glazen deuren van de bus aan gruzelementen. Er was geen mens in de buurt te zien die een steen gegooid of een kogel afgeschoten kon hebben. De buschauffeur mocht met deze kapotte bus niet verder rijden. Toevallig is in Oude Tonge ook de busremise van Arriva,  dus de chauffeur kon daar een nieuwe bus ophalen. We moesten allemaal uitchecken en in de nieuwe bus kregen we van de chauffeur ‘vrij reizen, voor de overlast’.’
Dit oponthoud had hooguit vijf minuten vertraging tot gevolg gehad.

Tinus had er geen weet van en als ik hem erover verteld zou hebben, dan had hij het niet begrepen. Hij zou hooguit een paar keer gevraagd hebben ‘waarom’
En na mijn antwoord zou hij wederom gevraagd hebben ‘waarom’.

Het is altijd een klein feestje om binnen te komen in de huiskamer waar Tinus zit. Zodra mijn broer me ziet, staat hij blij, opgewonden op uit zijn stoel. Komt naar me toe en roept dan met zijn hoge ietwat hese stem ‘broertje, broertje’. Hij pakt mijn arm vast en sleept me naar de anderen aanwezigen in de woonkamer.  ‘Broertje, broertje’ roept hij dan. Dat doet me goed, zo’n entree. Fijn zo’n welkom.
Vaste prik op zo’n zondagmiddag is een wandeling van anderhalf à twee uur. Tot een half jaar terug liep Tinus zelf nog en goed ook. Maar nadat hij zijn voet op maar liefst drie plaatsen tegelijk gebroken had, is hij afhankelijk geworden van een rolstoel.
De stemming van Tinus tijdens zo’n ‘normale’ wandeling was nou niet bepaald altijd goed te noemen. Hij liep vaak te zuchten en te steunen. Een van de leidsters in Middelharnis zei het zo: ‘Tinus loopt gauw te miepen.’
Gezeten in een rolstoel en voortgeduwd, bestaat er  geen vrolijker mens dan Tinus. Het is lachen, gieren, brullen en vrolijke liedjes zingen, helemaal op zo’n prachtige zondagmiddag als deze.


THIJS
Thijs is ziek. Zaterdagavond merkten we het. Thijs is onze rode kater. Hij is ongeveer twaalf jaar, precies weten we het niet want we hebben hem van Thijs, een vriend van onze oudste zoon. En die Thijs heeft hem weer van iemand die hem als piepklein poesje op straat gevonden heeft.
Onze kater Thijs kan zijn kop niet meer  oprichten. Het is heel erg eng om te zien. Het lijkt alsof zijn kop niks meer te maken heeft met rest van zijn lijf. Hij slaapt gelukkig het merendeel van de tijd. Maar als hij wat doet, sjokt hij, met  zijn kop nauwelijks een paar centimeter boven de grond van zijn slaapplaats naar zijn etensbakje, naar zijn kattenbak en weer terug.
Brokjes eten kan hij niet meer, hij gooide die brokjes voorheen altijd achter in zijn keel maar die beweging kan hij niet meer maken. Wat ie nu wel eet is kleine reepjes ham. Dat gaat niet echt gemakkelijk maar hij krijgt er wat van binnen. Drinken gaat goed. Godzijdank. Alleen lukt het hem nu niet meer om de kattenbak in te stappen. Met als gevolg dat ik vandaag al twee grote plassen urine vòòr de kattenbak heb moeten opdweilen. Poepen heeft hij nog niet gedaan. Van Thijs zijn drolletjes hebben we doorgaans weinig last omdat die altijd keihard zijn. Dus van mij mag Thijs overal in huis poepen.

Mijn vrouw belde vanmiddag  haar vriendin Tonia om haar te feliciteren met haar verjaardag. En natuurlijk vertelt ze haar het verhaal van Thijs. Blijkt een kat van haar vriendin dezelfde verschijnselen te hebben gehad. Volgens haar was het een beroerte. Zij was met haar kat naar de dierenarts geweest. Niks aan te doen stelde die. Tonia vertelde dat er op den duur wel een kleine verbetering optrad: de kop kon een beetje beter opgericht worden en ook het lopen ging ietsjes soepeler.
Toch was het dier binnen drie maanden dood, niet door een spuitje van de dierenarts maar door een nieuwe beroerte.


Morgen heeft onze dierenarts spreekuur. Die moet onze Thijs maar eens goed bekijken.

zaterdag 14 februari 2015

KANKERKALE

Vanmiddag was ik op de sportschool. Normaal ga ik nooit op zaterdag maar ik moest deze week nog een keer inhalen, want ik was afgelopen donderdag niet geweest. Het was gelukkig lekker rustig. Ik deed zo mijn routineoefeningetjes aan de bijbehorende apparaten: buikspieren, biceps, triceps …  terwijl een drietal Turkse jongens een beetje stond te geinen. Ze hadden het raam aan de voorgevel opengezet en een van hen riep iets vanaf de eerste étage naar voorbijlopende vrouwelijke hulpagenten (met van die fluorescerende groene hesjes). Ik kon niet verstaan wat de jongens zeiden, de voorbijlopende agentes blijkbaar ook niet.
‘Hé hoor je me niet, ben je doof soms?’ lol.
Het raam werd dichtgedaan en Inmiddels was een behoorlijk frisse wind de sportschool ingetrokken. Ik ging verder met het oefenen van mijn hamstrings en de borst- en buikspieren. Weer werd het raam opengedaan om een passerend clubje dames joelend en juichend toe te schreeuwen. Ik was al behoorlijk bezweet van de eerdere oefeningen en ik voelde de tocht flink langs me heen gaan. Het raam werd weer gesloten.
Ik had de drie boys tijdens mijn verblijf in de oefenruimte  overigens nog niet zien trainen. Ze stonden een beetje met elkaar te kletsen, naar buiten te kijken en af en toe een beetje te klieren met dat raam. Voor zo ver ik weet, moeten de sporters gewoon van die ramen afblijven. Als de ramen open moeten, zorgt de  leiding daar wel voor.
Ik was nu toe aan de oefeningen voor de liezen. Het turkje met sikje komt voor het apparaat staan waar ik op bezig ben. Hij lacht en zwaait naar een naderende een jongeman buiten, die zwaait terug. Het Turkje zwiept het raam open en begint tegen het figuur buiten te schreeuwen.
‘Hallo,’  zeg ik, ‘wil je dat raam dicht doen, het is koud.’
‘Nee, ik moet even praten met broertje ….’
‘Je moet het raam nu dicht doen, het is koud, ik wil  niet ziek worden.’
‘Ja, even maar, ik doe raam straks dicht ….
‘Nee,’ zeg ik, ‘niet straks …NU!’
‘Wat zeg je?’
‘Nú moet je het raam dicht doen.’
‘Nee, ik ga eerst met broertje praten …
‘Okee,’ zei ik,  ‘dan loop ik wel even naar beneden, naar de leiding.’
‘Ja, doe maar man, doe maar, ik ben niet bang. Kankerkale!
‘Je hoeft ook niet bang te zijn, zei ik.’
‘Ga dan! Ga dan! Kankerkale!

Ik leg de locatieleider uit wat er is gebeurd. Hij loopt onmiddellijk met me mee naar boven. De jongen blijkt inderdaad niet bang uitgevallen. Hij is er in ieder geval niet voor op de loop gegaan. Met zijn twee maatjes staat hij te druk gebarend te praten. Ik wijs de locatieleider aan, met wie van de jongens ik het aan de stok heb.
Briesend komt hij op me af en bijt me toe, dat hij mijn hond niet is. Hij zegt me dat ik hem heb behandeld als mijn hond, door hem te vragen dat raam nú te sluiten.
Het turkje met de sik bleef te keer gaan, nu ook tegen de locatieleider. Alle aanwezigen op de eerste verdieping van de sportschool hebben hem zeker wel tien keer horen brullen dat hij mijn hond niet was. Hij moest uiteindelijk zijn lidmaatschapskaart aan de locatieleider afgeven en zich verder gedeisd houden.
Ik heb die middag geen last meer gehad van dat opgewonden standje. Ik heb nog lekker een uurtje geroeid, gefietst en gecrossed.

Bij het verlaten van de sportschool vertrouwde de locatieleider me toe dat deze jongen nog weinig kans heeft in deze school toegelaten te worden.

vrijdag 13 februari 2015

ONTMAAGD

Het is vandaag  precies 45 jaar geleden, dat ik haar ontmoette, dat ik haar versierde (of zij mij?), dat we samen op een heerlijk feest waren en daar wild dansten en dronken werden. 13 februari 1970 was het  en aan Valentijnsdag (14 februari) werd toen nog niet gedaan. Dat begon pas rond 1995.
We zaten allebei nog op school, ik op de toneelschool en zij op de kunstacademie.  We kenden elkaar twee weken toen ze bij me op bezoek kwam. In Utrecht. Mijn hospita had haar zien aankomen en verbood haar bij mij te blijven slapen. Toen we ’s avond tegen tienen nog op m’n kamer zaten, kwam ook haar man zich er mee bemoeien, boosaardig,dreigend: ‘Weg wezen!’ Ik heb toen al mij spulletjes bij elkaar gepakt. Mij zouden ze niet meer terug zien. Ze kregen nog een halve maand huur van mij. Daar konden ze naar fluiten.  
We waren nu dakloos. Maar ik wist dat we terecht konden in het grote kraakpand op het Wilhelminaplein. Een aantal klasgenoten van me zat daar ook. We waren welkom. Er was nog een mooie kamer vrij. Midden in de kamer lag een tweepersoonsmatras met een wit hoeslaken er omheen.
Ik wist niet precies hoe zij zich voelde maar ik was zo geil als boter. We hielden elkaar al lekker stevig vast tijdens de wandeling naar het kraakpand, we maakten grapjes, lachten, beten elkaar zachtjes en zoenden elkaar.
Condooms!! Godverdomme! Ik had er nog geen moment aan gedacht. Jezus!! En in die tijd sloten alle winkels om zes uur. De drogisterijen dus ook … en het is nu al tegen middernacht. 
We hadden het alle twee nog nooit gedaan. Zowel opgewonden als nerveus waren we. Zij eenentwintig, ik negentien. Zonder condoom wilde ze er niet aan beginnen. Van een zinderend voorspel kon nu eigenlijk geen sprake meer zijn. Ze pakte pen en papier en begon druk te rekenen. Voor mij viel er heel weinig te rekenen: mijn pik was nu tien centimeter kleiner dan tien minuten geleden. Het rekenen had haar niet de zekerheid gegeven waar ze naar zocht. Haar ei zou naar alle waarschijnlijkheid pas morgen springen … dacht ze … Ze besloot het er trillend van de zenuwen toch maar op te wagen:
‘Laten we het in Godsnaam dan maar doen,’zei ze. ‘Kom dan maar op!’
Mijn pik stond razendsnel weer fier overeind, dat wel, maar  voor het lekkere en het mooie kwam ik  veel te vroeg klaar. Zij niet.
Wèl waren nu alle twee in één keer ontmaagd. Dat kon maar gebeurd zijn.
Een  bloedvlek, ter grootte van een pioenroos en zo ontiegelijk mooi rood, zat in het hagelwitte laken.
Ze was dus niet klaar gekomen en de ontmaagding was ook al pijnlijk. Ook nu nog. We konden niet echt blij zijn. Beteuterd lagen we naast elkaar. Ik had mijn arm om haar heen geslagen. Haar handpalmen had ze zo laag mogelijk op haar buik gelegd. Het leek alsof ze nog steeds aan het rekenen was.

‘Je bent al net als al die andere mannen, Jee,’ zei ze. ‘Voorbehoedsmiddelen daar denk je niet aan, dat moet de vrouw maar doen, nietwaar?’   

donderdag 12 februari 2015

GEWOON LEUK

Dit weekend wordt zwaar voor Thea. Haar man, Sjaak gaat een paar dagen weg met zijn wandelclub. Vrijdagmiddag tot en met zondagavond.  Wandelingen maken van max 30 kilometer per dag in de bossen rond Verdun (Noord Frankrijk). De nacht brengen ze door in een luxe gîte.

Vrijdagavond wordt Thea gebeld door Leo, haar collega. Ze praten wat over het werk. Dan zegt hij dat hij straks naar de bios gaat. Naar Cabaret, de film.
Loopt geweldig. Wereldwijd miljoenen bezoekers. Liza Minelli is de ‘big star’.
Cabaret draait al voor de 24e week in Rotterdam!. Toch is Thea er nog niet naar toe geweest. Sjaak en zijzelf ook, ze hebben het zo druk met andere dingen. Werk, studie, huishouden … kinderen natuurlijk, echte handenbindertjes van twee en vier jaar.
‘Ja sorry hoor, Leo, ik sta even in gedachten, die film lijkt me echt te gek! Ik wil er al heel lang heen.… maar er komt verdorie nooit wat van.’
‘Nou, Thea,  zal ik jou eens wat zeggen? Vanavond komt er wèl wat van! We gaan! Hoe laat haal ik je op?’
‘ Je gaat een beetje te snel Leo, ik moet eerst oppas regelen voor die kleine boys. Ik bel je zo terug.’
Vaste oppas Nelly is snel geregeld. Ze heeft een makkie want de kinderen liggen al op bed.
 Thea hoort van Leo dat hij kaartjes gaat bestellen voor de voorstelling van half tien.
‘Gaat Sjaak nou ook mee of niet,’ vraagt Leo?’
‘Doe niet zo stom Leo, ik heb je vanmorgen op het werk zitten vertellen dat Sjaak een weekendje wandelen is.’

Om negen uur ontmoeten Leo en Thea elkaar in de bios. Ze begroeten elkaar met drie ‘luchtkusjes’  en drinken cappuccino’s. Met volle teugen genieten ze van de film, van  de tragiek, de zang, de dans, de humor. Thea heeft niet eens in de gaten dat Leo zijn arm haar heen heeft geslagen en zij haar hoofd op zijn schouder heeft gelegd.
Na de film nodigt Thea Leo uit voor een wijntje bij haar thuis. Oppas Nelly kijkt er raar van op dat Thea zo laat nog een ‘vreemde vent’ mee naar huis neemt. Zeker op dit late tijdstip. Maar ze vraagt niets, ontvangt haar geld en gaat naar huis.

Thea schenkt een lekker wijntje, een Saint Emilion 1992 en snijdt er een paar lekkere stukjes oude Stolwijker bij.
‘Heerlijk,’ zegt Leo, en iets te gretig klokt hij de wijn naar binnen. Ze zitten naast elkaar op de bank en praten nog wat na over de film. Opeens schuift Leo  wat onbeholpen in de richting van Thea zodat hij zowat bij haar  op schoot zit.
‘Ho ho, Leo rustig aan jongen,’ ze schenkt hem nog een wijntje in en zegt, terwijl ze op een andere stoel gaat zitten: ‘als je dit wijntje op hebt, moest je maar een gaan.’

Leo opent de deur. Hij stapt de portiek in. Thea is met hem meegelopen om hem gedag te zeggen.
‘Weet je het zeker, Thea?’ vraagt hij terwijl hij haar bij haar arm naar zich toetrekt. Hij duwt zijn bebaarde gelaat in haar gezicht maar zij weert hem rustig  af. Hij bedoelt het niet kwaad, weet ze. Ze pakt zijn gezicht tussen haar handen, kijkt hem indringend aan en zegt: ‘Ja, ik weet het zeker Leo, ik vind je hartstikke leuke vent. Heel leuk om een avondje mee te stappen en samen een wijntje te drinken na afloop. Meer niet Leo, meer niet, ’ ze lachte verontschuldigend, woelde door zijn wilde krullen en gaf hem een zoen op zijn voorhoofd.

‘Wel thuis Leo, nog bedankt voor de film en doe de groeten aan Ada.’  

woensdag 11 februari 2015

IN GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN

Mijn vrouw en ik zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. De meeste lezers zullen het wel weten maar voor alle zekerheid schrijf ik nog even op wat dat is. In gemeenschap van goederen getrouwd zijn betekent dat alle schulden, die tijdens  het huwelijk gemaakt zijn en alle bezittingen, die tijdens het huwelijk verworven worden evenredig aan beide echtelieden toebehoren.
Nu heeft mijn vrouw toevallig een paar centen meer dan ik. Dat kan helemaal dus niet zult u zeggen en daar heeft u gelijk in. Want alles wat er de huwelijksgemeenschap binnenkomt is van man en vrouw samen; ieder bezit dus de helft. Maar wij hebben het enigszins anders aangepakt. Mijn vrouw en ik hebben ieder een aparte rekening, waarop ieders inkomsten worden bijgeschreven, nu allemaal pensioentjes en een aow. Omdat mijn vrouw ooit eens een erfenisje kreeg en eerlijk is eerlijk ook altijd wat meer verdiende dan ik, heeft zij inmiddels een behoorlijk bedrag op haar eigen rekening staan. Ik heb ook zo’n bankrekening maar mijn tegoed is aanmerkelijk lager dan dat van mijn vrouw. Nu hebben we afgesproken dat we maandelijks een bedrag storten naar een derde rekening. De huishoudrekening. Ik stort maandelijks 1.000,= euro; zij omdat ze wat rijker is, stort met frisse tegenzin maandelijks iets meer 1.100,= op die huishoudrekening. Met het geld dat overblijft op ‘haar’ rekening, kan ze doen wat ze wil; met het geld dat overblijft op mijn rekening, kan ik doen wat ik wil: dat is ons eigen geld. Dat hebben we zo afgesproken maar dat klopt op zich dus van geen kanten met de wetgeving inzake het ‘in gemeenschap van goederen getrouwd zijn.’
Toevallig spraken mijn vrouw en ik daar gisteravond over en toen bleek mij voor het eerst eigenlijk (en tot mijn verbazing ook), dat zij niet exact op de hoogte was met het principiële gevolg van op die manier van getrouwd zijn. Ik maakte de opmerking over onze gezamenlijke financiën, dat als puntje bij paaltje komt al het geld toch gewoon van ons samen was. Worden er bijvoorbeeld onverhoopt door een van ons grote schulden gemaakt, onverantwoord grote aankopen, een camper, bijvoorbeeld, dan zal zowel de rekening van de een als die van de ander worden aangesproken om  die schulden te vereffenen.
Bij echtscheiding wordt het totaal van de financiën gewoon door tweeën gedeeld ieder krijgt netjes zijn helftje en bij overlijden van een van de echtelieden gaat het geheel van de bezittingen naar de overlevende; althans zo hebben wij het geregeld.
Mijn vrouw was daarvan dus niet zo precies op de hoogte tot mijn verbazing. Met een mengeling van boosheid en verontwaardiging reageerde ze op mijn opmerking dat zij nù wel kan  bepalen wat ze met haar geld doet omdat dat nu eenmaal zo afgesproken is tussen ons tweetjes maar dat in principe al het geld van ons samen is; en dan nog precies ieder de helft ook.
Ze reageerde met een hartgrondig:
‘Neen! Als ik dàt had geweten, was ik wel op huwelijkse voorwaarden getrouwd.’ Zij bedoelde dan die variant waarbij er géén gemeenschap van goederen is maar waarbij alles privé blijft.

Niet echt leuke kost maar toch wel even goed om op een rijtje te zetten.

Circus

Tot mijn grote vreugde zijn optredens van wilde dieren in het circus al geruime tijd 'not done'. Inmiddels heeft een vermogende partikulier geïnvesteerd in nieuwe circusdieren en in een speciale circusopleiding. Daar zullen deze nieuwe dieren gedresseerd moeten worden. Het accent zal naar verluid komen te liggen op humor en acrobatiek. Dat zal de nodige inspanning vergen van de circusdirecteur.  Er zal altijd toezicht moeten zijn. Op dit moment is er alleen nog een school in Utrecht, het hart van Nederland. Het is echter de bedoeling om op den duur in alle grote steden in de randstad en in de provinciehoofdsteden zo’n school te vestigen. Ook wordt met de gedachte gespeeld in elk van deze steden een permanente verblijfplaats voor het nieuwe circusdier te bouwen. Uit onderzoek van de Rijksoverheid is namelijk gebleken dat reizen voor deze dieren, ook voor de nieuwe dieren, zeer vermoeiend is.
Utrecht is nu al meer dan volgeboekt; de school dan bedoel ik. Maar omdat het op dit moment de enige school in Nederland is, heeft de onderwijsinspectie een oogje dicht gedaan. De circusliefhebber uit Utrecht en omgeving komt trouwens al flink aan zijn  trekken, omdat daar alle lessen openbaar zijn. Een groot deel van het publiek bestaat uit de diereneigenaren en hun familie. Ook bevinden zich veel scholieren onder het publiek. Het is helaas nog niet zo dat de dieren intern op de school kunnen blijven. Ze moeten elke ochtend en avond weer naar school gebracht worden. Voor de eigenaar van groep konijnen, op de achterbank,  is dat natuurlijk een stuk minder arbeidsintensief als een koppel giraffen in een aanhanger.
Na de nieuwste wetgeving wordt in versneld tempo gewerkt aan de ontwikkeling van het nieuwe circusdier. Ook het probleem van het dierenvervoer wordt aangepakt en zal tot een minimum beperkt worden.
In samenwerking met diverse genetische laboratoria wordt al enige tijd druk geëxperimenteerd. Het doel van deze experimenten is mini-kopie-exemplaren te ontwikkelen van verboden wilde circusdieren: giraffes, olifanten en tijgers. Er is in dit experiment ook nauw samengewerkt met mensen van de KNVVKM: de Koninklijk Nederlandse Vereniging Voor Kleine Mensen. Deze mensen zullen ook in de nieuwe opzet van het circus een belangrijke rol krijgen.
De experimenten met de dieren kregen in eerste instantie lachwekkende resultaten. Zo werd er eerst een klein giraffeetje geboren met een normale lange nek en een over de grond slepende staart. Even zo koddig was een mini-giraffe met een ultra kort nekje. Godzijdank is het allemaal goed gekomen We hebben nu een giraffe gerealiseerd ter grootte van herdershond met een leuk daarbij passend nekje. Heel teleurstellend voor de experiment groep was dat we het op een na laatste giraffeetje nog hebben moeten laten inslapen, omdat het beestje onbedaarlijk bleef blaffen.
De mini-tijger kregen we eigenlijk vrij simpel door hem te kruisen met kleine huiskat. De huiskat was niet echt blij met de gang van zaken maar het nieuwe tijgertje mag er wezen.
Met het olifantje lukte het eerst van geen kanten. Het beestje werd wel kleiner, maar toch niet klein genoeg. Totdat ik ter ore kreeg dat er nog één levend exemplaar rondliep van de in Nederland wereldberoemde ‘Ollie’. Hem hebben we kunnen kruisen met het kleinste exemplaar uit onze verzameling. Het resultaat maag er zijn: moet je eens zien wat een prachtige Ollies we in de circuspiste hebben staan.


zondag 8 februari 2015

OUD-COLLEGA

Op de markt zie ik in de verte mijn oud-collega Ruud aankomen. Hij is lang. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85. Dus ook ik steek er boven uit. Ruud moet mij gezien hebben, denk ik, al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik gewoon niemand hoef te ontmoeten; dat  ik het liefst in mezelf gekeerd kan blijven. Ik draai me om en loop terug. Af en toe kijk ik om, dan zie ik Ruud niet meer. Zou die dan van de markt af gegaan zijn? Neen, daar is ie al weer; hij  stapt onder een kraampje vandaan, zal wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door, terug naar waar ik mijn fiets tegen een lantaarnpaal heb gezet.
Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Nu herinner ik het me weer: iemand had me verteld dat Ruud getrouwd was met een vrouw die twaalf jaar ouder was dan hij. Ze moesten trouwen. Dat meisje dat bij hen liep was natuurlijk hun kind. Ruud moet nu onderhand veertig zijn. Zo, dan moet zijn vrouw dus tweeënvijftig zijn.  Op een afstandje is het nauwelijks te zien dat zij zoveel ouder is. Ze lopen nu in de richting van de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos zakje met wat fruit. Ruud en zijn dochter knabbelen aan een banaan. Ruud móét me straks herkennen. Hij loopt vlak langs me heen, bij mijn fietsje, aan die lantaarnpaal. Maar nee, hij loopt gewoon door. Hij gooit nota bene vlak bij mijn voeten zijn bananenschil in een rioolput  en loopt rustig verder.
Nou wil ik hem toch wel even spreken.
‘Hé Ruud, Ruud, ken je me niet meer?’
‘Neen, geen flauw idee,’ zegt hij ‘maar verras me eens, wie ben je dan wel?
‘Ik ben Ad, Ad van Spangen.’
‘Sorry, jongen maar ik ken geen Ad van Spangen.’ 
‘Nee, Ruud, ik heet ook geen Ad van Spangen, ik heet Ad en we hebben drie jaar lang samengewerkt in Spangen weet je nog?’zeg ik.
‘O, ja nou weet ik het weer, jij was die kale ouwe lul, die sufgelulde. Toen ik daar kwam werken, zat je maar een beetje naar de toetsen van je typemachine te staren. Maar dat was gauw afgelopen. Binnen twee weken had ik je aan het werken gezet: het eerste wat we deden was samen onze werkruimte opknappen. Hoe is ’t ermee Ad?’’
Ik wist dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt had; hooguit drie jaar. Hij was toen met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.
‘Trouwens Ruud,’ zeg ik ,’lekker een dag je uit in Rotterdam met je schoonmoedertje en je dochter?’
 ‘Ja, Ad, ik ben wel een lekker dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dat is niet mijn schoonmoeder maar ……. ‘
‘Ja, dat weet ik heus wel, Ruud, ik maak maar een geintje.’


Het is nu, van zo dichtbij, wel heel goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer de jongste is. Ze heeft een behoorlijk gerimpeld gezicht. Maar … eerlijk is eerlijk: die dochter van Ruud is een mooie meid.

zaterdag 7 februari 2015

DOUCHE

Als ik in de loop van de ochtend, na een fikse wandeling  met mijn hond Router, de woonkamer binnenstap, zie ik tot mijn grote verbazing een man op de bank zitten, die ik niet ken.  Router slaat meteen aan en gaat afwisselend staan blaffen en grommen naar hem. De man voelt zich duidelijk wat ongemakkelijk  door de reactie van Router maar echt in  de war raakt hij er ook niet van.
‘Af Router, af,’roep ik, en Router kruipt braaf onder de bank, precies onder de plek waar de man zit. De man zit aan de koffie en mijn eerste gedachte is: dat is vast de meteropnemer voor het waterverbruik. Mijn vrouw heeft hem een bakkie koffie gegeven om een beetje op te warmen. Want het blijft maar ijskoud! Het vreemde alleen is dat mijn vrouw in geen velden of wegen is te bekennen. Ik roep nog: ‘Mirjam, Mirjam,’ want zo heet ze. Maar er komt geen reactie.
Ik stel me maar even aan die kerel voor: ‘Hans de Raaf’. Hij stelt zich aan mij voor als Nico Jaspers. Router gromt en ligt vlak naast Jaspers zijn voeten te kwijlen. ‘Af, Router, ga af!’
‘Laat me eens raden: U komt zeker voor mijn vrouw, meneer Jaspers?’
‘Ja, inderdaad, ik kom voor uw vrouw.’
‘Had u misschien iets afgesproken?’ vroeg ik.
‘Ja, om 10 uur vanochtend’ zei Jaspers, ‘we hebben elkaar ook al gezien, maar ze moest  even een boodschap doen. Ze dacht binnen het uur weer terug te zijn. Ik kon hier wel even wachten. Als mijn man komt, zei uw vrouw nog, zeg hem dan maar dat ik even naar het Kruidvat ben.’
‘Wat komt u hier eigenlijk doen, heer Jaspers?’
‘Tja, ik kom hier om uw douche te repareren. Volgens uw vrouw is de douche onbetrouwbaar: nu eens geeft ie een lekkere warme straal, dan weer een ijskoude en dan is ie ineens weer kokend heet. Zij moet dus steeds weer snel onder de douche vandaan springen. Het is volgens haar om gek van te worden.’ Router blijft onrustig. Zachtjes jankend ligt hij onder de bank; onder Jaspers. ‘Stil Router!’ zeg ik.
‘En nu geniet u van een lekker bakkie koffie alvorens u uw gereedschapstas pakt en in de douche aan de slag gaat,’ zegt Hans.
‘Nee, ik  ….. o, nu denk ik er ineens pas aan dat uw vrouw mij ook vroeg u te zeggen dat er ook voor ù nog een bakkie koffie in de keuken staat ….. en een rose koek … die zijn echt lekker!’ zei Jaspers, ‘maar u zei dat ik aan de slag kon gaan in de douche …. Dat is niet meer nodig ….’
‘Dat is niet meer nodig?’ zegt Hans de Raaf, die wel vlug in de keuken de rose koek pakt maar geen koffie neemt.
‘Nee, dat hoeft niet meer, voorlopig niet in ieder geval, want ik ben al klaar met het klusje,’ zegt Jaspers.
‘Okee,  u zit hier gewoon nog even uw koffie op te drinken en dan ….
‘Nee,’ zegt Jaspers,’ als uw vrouw straks terug is, ga ik nog even controleren of de temperatuur van de warmwaterstraal nu constante blijft en of er geen rare schommelingen zijn van ijskoud naar kokend heet.

U vrouw durft  dat, gezien haar slechte ervaringen met de douche, niet zelf te controleren. Ik wil dat wel voor u doen. Daar heb ik geen bezwaar tegen. Als ze straks terug is van het Kruidvat, met mijn antiallergie douchegel, dan spring ik hier lekker even  onder de douche.

vrijdag 6 februari 2015

PAPA

Wat een kou vandaag! Gelukkig hoef ik niet langdurig buitenshuis te vertoeven. Op vrijdag passen mijn vrouw en ik altijd op onze  kleinzoon Ben. Dus we moeten in ieder geval van Rotterdam naar Dordrecht reizen; dan zitten we voornamelijk in de trein.  Een halve kilometer fietsen van huis naar Blaak en een halve kilometertje lopen van station Dordt naar het huis van mijn kleinzoon. Wat een venijnig koude wind! Het is echt weer voor een bivakmuts, om ook de wangen warm te houden. 
Het is nog donker als we van huis gaan en het is ook nog donker als we bij de kleine Ben arriveren. Tegen acht uur doet mijn zoon de deur voor me opendoet; Ben is dan al lang klaarwakker en …… hij is lekker aan het werk:  hij is bezig met zijn verzameling houten blokken kriskras door de woonkamer te gooien. Als hij merkt dat opa en oma  binnenkomen, stopt hij zijn gooi- en smijtwerk en kruipt razendsnel naar ons toe …  gaat dan op zijn knietjes voor ons zitten en tilt zijn beide armpjes omhoog, trekt een lachend gezichtje, dat zegt: ‘Optillen opa!’
Vervolgens begint hij  wat woordjes te brabbelen, vooral onverstaanbare; maar het woord dat er momenteel bovenuitspringt is: ‘Papa!!’ Als ik hem optil kijkt Ben direct naar de wandkast naast ons en daarin  staat een foto van ‘Papa’ .  Dan wijst hij naar die foto en zegt ….. jawel: ‘Papa’. Die zoon van mij is populair.  Vandaag heb ik paar keer gemerkt dat Ben aan het rommelen is met zijn blokken, hij speelt met een autootje of hij brabbelt wat boven een opengeslagen boekje …. en dan ….opeens onderbreekt hij zijn geconcentreerde bezigheid, draait zich om, wijst naar die foto en roept dan hard: ‘Papa!’.
Hij kent al wat meer woorden: kikkers en eenden noemt hij ‘kakkak’; alle poezen zijn  ‘aai’; een koe wordt bij hem: ‘boeoeoe’ en een hond  is ahh-ahh, en daarbij slaat hij hard met zijn hiel op de grond. Ik had verwacht dat hij het woord ‘lekker’ al zou kennen maar niet dus. Wel heeft hij een duidelijk gebaar om aan te geven dat hij iets lekker vindt: hij strekt zijn armpje opzij en beweegt dat dan heen en weer.

Hij eet graag boterhammetjes. Drie stuks zo rond twaalf uur ’s middags. Twee met appelstroop en een met smeerkaas. Natuurlijk in kleine stukjes gesneden. Alleen al het klaarmaken wordt voor mij een behoorlijke kleefboel: drie tamelijk slappe, witte boterhammen in kleine stukjes snijden ….. Maar goed mijn vingers zijn zo afgelikt en gewassen en ik vind het nog lekker ook. Ben weigert overigens elk stukje brood,  dat hij niet zelf mag pakken en in zijn mond mag stoppen. Ook nu dus kleeftroep: handjes, gezichtje en mouwen onder een combinatie van smeerkaas en appelstroop. Vurrukkulluk. Ben mag dan wel zelf zijn goed belegde stukje brood pakken, het tempo waarin dat gaat bepaal ik of oma. Want Ben heeft de neiging om twaalf stukjes brood achter elkaar naar binnen te proppen en ze vervolgens, daar kan je dan op wachten, weer uit te kotsen.


Ondanks de bittere kou hebben we deze middag toch nog een wandelingetje van zo’n half uur door Dordt gemaakt. Van zo’n hele dag binnen zitten wordt je ook zo duf ….. en uit de wind en in het zonnetje, was toch wel effe lekker. Vond Ben ook. Hij wilde zelfs geen handschoenen aan. 

donderdag 5 februari 2015

HOTEL

Vanmorgen vroeg mijn vrouw zich af, hoe vaak ze het me nog moest vragen, voordat ik eindelijk de koelkast eens ging ontdooien en wat ging doen aan de de haperende afvoer van de wastafel in de badkamer.
‘Geen idee,’ was mijn reactie en eerlijk is eerlijk, ik heb werkelijk geen idee wanneer ik daar aan toe kom. Ik kon me trouwens ook niet  herinneren dat ze het mij ooit gevraagd had. En dat hoefde ook helemaal niet want op zich zijn dat twee taken van mij. Ik zei tegen haar: ’dat ik die dingen dit jaar heus wel eens een keer zal doen.’
Ze vond het toen nodig om mij op luide en verontwaardigde toon, duidelijk te maken dat het hier (daarmee bedoelde ze ons huis)  geen ‘hotel’ was. Alsof mij dat nog niet duidelijk was. Ik zeem in dit huis de ramen en maak het houtwerk  gelijk schoon. Ik kook drie keer per week, doe alle dagen de vaatwas (mijn vrouw droogt af), koop op zaterdagochtend de grotere hoeveelheden wat zwaardere boodschappen, ga in Vlaardingen een goed en goedkoper soort kattenvoer halen, ik koop voor zes weken kattenbaksteentjes; maandelijks verschoon en ververs ik de kattenbak, wekelijks breng ik de volle vuilniszakken en onze privépapierbak naar het afvalverzamelpunt in de straat; een keer per maand leeg ik onze persoonlijke glasbak in die van de gemeente, een paar straten verderop. Verder doe ik verschillende wassen: donkere, witte, gekleurde en de wolwas; en dan natuurlijk ook het ophangen afhalen en opruimen van die wasjes; dit laatste doe ik samen met mijn vrouw, dat zal zo’n beetje neer komen op fifty/fifty. Dat zijn toch allemaal dingen waar ik absoluut niet aan zou beginnen als ik in een hotel zou zitten. Ik zou haast zeggen ‘zo gek ben ik nou ook weer niet.’
Overigens, vroeg ik haar nu op mijn beurt, ‘een paart maandjes terug,  ben ik  twee à drie weken bezig geweest met  witten van het huis. Ook zoiets waar je niet opkomt als je denkt in een hotel te wonen: dan laat je meestal iemand komen.
Ik was niet besteld en toch lekker bezig als herfstschilder. Betalen hoef je hem niet want zowel jij als ik weten: het is hier geen hotel. Vreemd echter vind ik wel, dat ik nooit een waarderende opmerking van je heb gehoord over dat schilderwerk.
‘Aha’, zei je toen, ‘een pluimpje! Dààr was het je dus om te doen. Het ging jou niet om de schilderklus. Het ging er jou om een pluimpje van mij te krijgen.’
‘Nou ja,’ zei ik, ’ik bedoel te zeggen dat ik het nogal vreemd vond,  dat jij niet wou zien  dat ons huis gewit werd. En …. of je daar nou iets goeds of iets kwaads over gezegd zou hebben, dat zou me echt geen moer kunnen schelen. Het leek mij haast wel of je wilde negeren wat ik aan het doen was.’

Moe en dorstig van al dit slap gezeik, ga ik een glas Spa Rood in schenken.
‘Schenk voor mij ook gelijk een Spaatje Rood in?’vraagt mijn vrouw.

‘Ja, daaaaag, het is hier geen hotel!’

woensdag 4 februari 2015

KWETSEN

Mijn vrouw zei dat ze een avondje was wezen stappen. Ik lag in die periode net met een zware longontsteking in het ziekenhuis.
Ik vroeg: ’Wezen stappen?Met wie?’
‘Wat ‘met wie’ vroeg mijn vrouw?
‘Gewoon, met wie ben je wezen stappen? vroeg ik.
‘Dat ga ik jou niet vertellen hoor …,’zei mijn vrouw. Nee, ik vind het onnodig kwetsend zowel voor hem als voor jou. Ik denk dat het voor jou niet echt okee zou zijn als ik je over al mijn kleine verliefdheden zou gaan vertellen.’
‘Al je kleine verliefdheden? …….. zijn het er zo veel dan?’ vroeg ik.
‘Ik weet niet precies hoeveel, hoor, maar het gaat altijd wel weer snel over.  En het gebeurt alleen maar in mij hoofd hè. Die ander weet nergens van. Ze zijn meestal van op mijn werk. Soms heb ik wel eens twee verschillende op een dag. Het gebeurt ook dat ik een maand lang één kleine verliefdheid heb. Heb jij dan nooit zoiets?’ zei zij.
‘Ehhh, om je de waarheid te zeggen …. Ja …… ik heb bijvoorbeeld zo’n kleine verliefdheid met …’
‘Nee stop!’, zei zij, ‘dat wil ik niet horen. Wat jij met een ander hebt of wil hebben of denkt te hebben, dat hoef ik niet te weten, hoef ik niet te horen.’zei zij.
‘Van zo’n kleine verliefdheid heb jij meestal geen last hoor, schatje,’ zei zij ‘ nee, want ik doe meestal toch niks met zo’n kleine verliefdheid.’
‘Meestal doe je niks met zo’n kleine verliefdheid?’ zei hij ’meestal…’
‘Nou ja ik bedoel niet helemaal niks natuurlijk: ik haal wel eens een kop koffie voor hem, of geef hem een boterham van mij als hij trek heeft, ik lach vriendelijk naar hem als ik hem in de metro tegenkom. Met sommigen doe ik inderdaad helemaal niks: dan kijk ik stuurs voor me uit als hij naast me zit. Wat ik wil zeggen is dat jij heus niet bang hoeft te zijn dat je iets te kort komt, hoor. Want het is allemaal even vluchtig even luchtig; het is meestal zo weer over. Een heel enkele keer wordt die kleine verliefdheid wel eens wat heftiger …’ zei zij.
‘Ja, ‘ zei hij,’ zo had ik laatst een tamelijk heftige kleine verliefdheid met Loreena,’
‘Hè dat had je nou niet moeten zeggen, wat zei je nou …… Loreena ……. wat, die stagiaire bij jou op je werk?  Wat heb jij daar mee gehad? Die is toch veel te jong?’ vroeg zij.
‘We zijn na het werk wat gaan drinken in pub tegenover ons werk. Aan de bar gezeten, gedronken, gepraat,  gelachen, gestreeld,’ zei hij, ‘ik heb Loreena toen even met de auto naar huis gebracht. We hebben gezoend. ‘And that’s it!’
‘Zo’, zei zij, ‘dus jullie hebben gezoend? Getongzoend soms? Nee, dat zal wel niet hè?’
‘Nee, Loreena en ik hebben elkaar een zoen op de mond gegeven. Met gesloten mond. En maak je er nou alsjeblieft niet onnodig druk over, want dit stelt allemaal niks voor,’ zei hij ’Loreena heeft een heel leuk vriendje en ik heb een leuk vrouwtje en dat willen we allebei zou houden, toch?’
‘Oh, als bij mij een kleine verliefdheid eens wat heftiger wordt, dan kan het wel eens gebeuren,’ zei zij,’ dat mijn fantasie een beetje op hol slaat …dan haal ik me allerlei spannende dingen in mijn hoofd … maar dat is op zich heel onschuldig.’

‘Okee,’ zei hij, ‘ en met wie heb je dan nu die heftige kleine verliefdheid? ….. o nee dat mag ik niet weten, hè? ….. dat zou me toch alleen maar onnodig kwetsen????