donderdag 26 februari 2015

KWIJLNEEF

Ik ben vandaag, 17 augustus 1959, jarig, negen jaar oud! Ik denk alsmaar aan dat prachtige kado dat ik net gekregen heb: vijftig meerkleuren knikkers. Natuurlijk van mijn lievelingstante Lea. Zelden ben ik zo blij geweest met een kadootje.  O, dit is beslist niet het grootste en mooiste kado, dat ik ooit kreeg. Ooit kreeg ik wel eens een meccanodoos, een hijskraan en een auto met afstandsbediening. Niet van mijn eigen ouders. Die hadden daar geen geld voor. Vijftig kleurenknikkers! Het liefst ga ik nu gelijk naar buiten. 1 op, 2 op, 3 op 10 op of ketsertje, ook leuk …. maar helaas, ik moet binnen blijven.
Er komt nog meer bezoek: twee ooms met hun twee tantes. Saai!! Tante Fiet en tante Pien, dat zijn twee oudere zussen van mijn vader. Tja, die ooms die bij die tantes horen zijn ome Pim en ome Sam. Dat zijn twee broers. Zij zijn dus getrouwd met de zussen van mijn vader. Zodra ze bij ons binnen komen, trekken de omes al een vies gezicht. Alsof het bij ons in huis stinkt naar de pies of zo. Vooral ome Sam doet dat eigenlijk. Oom Pim  heeft meestal zo’n gezicht van:  ‘het stinkt hier wel maar ik doe net of ik niks ruik.’
De tantes zijn allebei van mening, dat mijn moeder niet deugt. Zij heeft hun jongste broer (mijn vader dus) met veel te veel kinderen opgezadeld. Ik ben dus geen enig kind. Ik heb nog twee zusjes en een jongere broer. Die is niet goed, zeg maar gerust: gek. Hij woont al lang niet meer bij ons thuis. Ik zou niet eens weten waar die wel woont. Geen flauw idee ook hoe die er uit ziet.
Ze hebben ook nog kinderen meegenomen, die omes en tantes. Vier. Ze zitten constant, onderuitgezakt met hun mond wijd open, tegen hun vader of moeder aan geplakt. Een knulletje, neefje Kees, dat stijf tegen zijn mammie aan zit, heeft niet alleen zijn mond wagenwijd open maar hij zit ook constant te kwijlen.
Mijn moeder vraagt wat iedereen wil drinken. De grote mensen willen allemaal koffie en de kinderen krijgen limonadesiroop. Dan vraagt mijn moeder aan de visite: ‘en …  wat willen jullie voor lekkers bij het drinken: een krakeling of een lekkere kletskop?’ Precies, precies  op dat zelfde moment stopt mijn neefje met kwijlen en roept hij als eerste van de visite ‘een krakeling,  tante Nanda’. Hij gaat pas weer kwijlen als hij de laatste krakelingkruimels heeft doorgeslikt.
Als ik weet dat die lui op bezoek komen ga ik het liefste weg. Natuurlijk kan dat vandaag niet; dat weet ik ook wel, want ik ben jarig. Ze geven altijd geld voor mijn verjaardag, niet aan mij maar aan mijn ouders. Vier kwartjes meestal. Mijn vader laat het mij nog wel even zien voordat hij het in zijn eigen portemonnee stopt.  Ik laat hem maar gaan. Ik denk ik krijg het later nog wel eens van hem terug. Of hij geeft me misschien zomaar eens een ijsje. Maar niks daarvan.
Uiteindelijk begrijpt mijn moeder ook wel dat ik me rot verveel met dit bezoek. Dus mag ik buiten gaan knikkeren. Kwijlneef Kees wil met me mee naar buiten. Mijn moeder voelt gelukkig goed aan dat ik hem absoluut niet mee wil hebben. Als Kees op wil staan gaat mijn moeder even héél gemeen met haar naaldhak op zijn voet staan. De tranen springen hem in zijn ogen. Zij kijkt hem aan, met haar dwingende blik en bijt hem toe: ’Hier blijven Kees!’
‘Ja, tante Nanda,’ kreunt hij zacht.

 Ja, in dat soort dingen is mijn moeder altijd goed geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten