Ik ben vandaag, 17
augustus 1959, jarig, negen jaar oud! Ik denk alsmaar aan dat prachtige kado
dat ik net gekregen heb: vijftig meerkleuren knikkers. Natuurlijk van mijn
lievelingstante Lea. Zelden ben ik zo blij geweest met een kadootje. O, dit is beslist niet het grootste en
mooiste kado, dat ik ooit kreeg. Ooit kreeg ik wel eens een meccanodoos, een
hijskraan en een auto met afstandsbediening. Niet van mijn eigen ouders. Die
hadden daar geen geld voor. Vijftig kleurenknikkers! Het liefst ga ik nu gelijk
naar buiten. 1 op, 2 op, 3 op 10 op of ketsertje, ook leuk …. maar helaas, ik moet
binnen blijven.
Er komt nog meer bezoek:
twee ooms met hun twee tantes. Saai!! Tante Fiet en tante Pien, dat zijn twee
oudere zussen van mijn vader. Tja, die ooms die bij die tantes horen zijn ome
Pim en ome Sam. Dat zijn twee broers. Zij zijn dus getrouwd met de zussen van
mijn vader. Zodra ze bij ons binnen komen, trekken de omes al een vies gezicht.
Alsof het bij ons in huis stinkt naar de pies of zo. Vooral ome Sam doet dat
eigenlijk. Oom Pim heeft meestal zo’n gezicht
van: ‘het stinkt hier wel maar ik doe
net of ik niks ruik.’
De tantes zijn allebei van
mening, dat mijn moeder niet deugt. Zij heeft hun jongste broer (mijn vader
dus) met veel te veel kinderen opgezadeld. Ik ben dus geen enig kind. Ik heb nog
twee zusjes en een jongere broer. Die is niet goed, zeg maar gerust: gek. Hij woont
al lang niet meer bij ons thuis. Ik zou niet eens weten waar die wel woont. Geen
flauw idee ook hoe die er uit ziet.
Ze hebben ook nog kinderen
meegenomen, die omes en tantes. Vier. Ze zitten constant, onderuitgezakt met
hun mond wijd open, tegen hun vader of moeder aan geplakt. Een knulletje, neefje
Kees, dat stijf tegen zijn mammie aan zit, heeft niet alleen zijn mond
wagenwijd open maar hij zit ook constant te kwijlen.
Mijn moeder vraagt wat
iedereen wil drinken. De grote mensen willen allemaal koffie en de kinderen
krijgen limonadesiroop. Dan vraagt mijn moeder aan de visite: ‘en … wat willen jullie voor lekkers bij het drinken:
een krakeling of een lekkere kletskop?’ Precies, precies op dat zelfde moment stopt mijn neefje met
kwijlen en roept hij als eerste van de visite ‘een krakeling, tante Nanda’. Hij gaat pas weer kwijlen als
hij de laatste krakelingkruimels heeft doorgeslikt.
Als ik weet dat die lui op
bezoek komen ga ik het liefste weg. Natuurlijk kan dat vandaag niet; dat weet
ik ook wel, want ik ben jarig. Ze geven altijd geld voor mijn verjaardag, niet
aan mij maar aan mijn ouders. Vier kwartjes meestal. Mijn vader laat het mij
nog wel even zien voordat hij het in zijn eigen portemonnee stopt. Ik laat hem maar gaan. Ik denk ik krijg het
later nog wel eens van hem terug. Of hij geeft me misschien zomaar eens een
ijsje. Maar niks daarvan.
Uiteindelijk begrijpt mijn
moeder ook wel dat ik me rot verveel met dit bezoek. Dus mag ik buiten gaan
knikkeren. Kwijlneef Kees wil met me mee naar buiten. Mijn moeder voelt
gelukkig goed aan dat ik hem absoluut niet mee wil hebben. Als Kees op wil staan
gaat mijn moeder even héél gemeen met haar naaldhak op zijn voet staan. De
tranen springen hem in zijn ogen. Zij kijkt hem aan, met haar dwingende blik en
bijt hem toe: ’Hier blijven Kees!’
‘Ja, tante Nanda,’ kreunt
hij zacht.
Ja, in dat soort dingen is mijn moeder altijd goed
geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten