Weet je de reactie nog van
mijn ouders op ons spijbelgedrag? Vooral mijn moeder was laaiend. Ze sloeg me
een paar keer op mijn kop met de bos lila tulpen, die ik haar nota bene net kado
gegeven had. Mijn moeder was dus woedend op mij maar veel meer nog op jou, want
jij had mij opgestookt; jij was de kwade genius. Ik mocht nooit meer met jou omgaan. Je vader kwam nog
bij mijn moeder aan de deur, hij wilde praten maar er viel met haar niet te
praten. Je weet vast nog wel dat ze de deur hard voor zijn neus dichtsmeet. We hebben sindsdien nooit meer afgesproken bij
mij thuis. In de weekenden zagen we elkaar toch wel. Samen gingen we naar de
disco, de bioscoop en naar de Kuip. We dronken wat bij jou thuis.
Op school voerde je nog
steeds geen reet uit. Jij werd van school getrapt (terug naar de Mulo) en ik haalde
met m’n hakken over de sloot het hbs-diploma. Jij moest je Mulo afmaken; één
jaar nog.
In de Lantaren deed je op
zaterdagmiddag een kursus Elementair Toneel, met als cursusleider Detlev Pols.
Jij was toen uitgenodigd voor een fuif, een Amerikaanse fuif, iedereen moest wat
te eten of te drinken mee nemen. Ik mocht ook meefuiven …. als ik maar wat
meenam ….ik had een flesje wijn gekocht. Na de cursus kwam je naar buiten gelopen, druk
in gesprek met haar …… op slag was ik verliefd en zij ook op mij …. dat feest daarna, was een
mooi feest, het allermooiste feest van mijn leven. Ik kan me niet herinneren
dat ik jou heb gezien die avond, Jan. Deze avond was de eerste avond samen met haar,
mijn toekomstige vrouw.
Jij en ik verloren elkaar
een beetje uit het oog. Jij was je Mulo aan het afmaken in Rotterdam. Ik zat in
Utrecht, daar was ik me door het eerste jaar van de school voor de
journalistiek aan het worstelen. Jij zou het komend jaar ook toelatingsexamen
voor dat schooltje komen doen en je slaagde nog ook. In de weekenden was ik nogal
vaak in Rotterdam. Dan zaten we vaak bij jou thuis. Ik kleedde me in die tijd als
een hippie: uitbundig kleurrijk. Je
moeder noemde mij toen afkeurend ‘een homo’, weet je nog, Jan …. met
dat soort wilde ze niks te maken hebben.
Je moeder was een kettingrookster met een
zware rokersstem. Ze liep altijd in haar blote benen en had dan zo’n ultra kort
strak rokje aan, alsof ze een jonge meid was. Zelf leek ze wel een hoer, zoals
ze erbij liep maar dat durfde ik toen niet te zeggen. Sorry, hoor Jan.
In de herfst van 1970 hadden
we allebei geen kamer. Nu had ik toevallig een tante in Hilversum wonen met een
redelijk groot huis. Jij en ik boften toen dat we een paar dagen bij haar konden
blijven slapen en eten. Tante Elly was
een zus van een oom van me. Ze woonde daar alleen; tien jaar geleden was
ze gescheiden en haar drie kinderen waren toegewezen aan haar ex. God mag weten
waarom. Tante Elly was blij met ons gezelschap. Dat bleek uit alles. Ze had
lekker gekookt; een cake gebakken en ze bleef maar lachen en praten met ons over
politiek, Hilversum, opvoeding en
…sex. Tot drie keer toe herhaalde ze,
kort achter elkaar, de stelling, dat het toch wel héél vreemd zou zijn, als zij
, als vrouw van in de veertig, met ons, jonge jongens van 19, naar bed zou
gaan. Tante Elly was zeker niet mooi maar ze had een heerlijk, sappig lichaam, dat
zowel jou als mij toch nog wel kon
opwinden. Ze was zelf zeer gretig, ‘gulzig’ noemde jij haar, Jan; ze vrat ons
bijna op. Tante Elly heeft jou, mij en zichzelf in ieder geval een
onvergetelijke nacht bezorgd!
Kort daarna zou jij een
kamer vinden in Driebergen. Ik had geen kamer meer nodig, want ik stopte op dat
schooltje. Jij ging door. Maakte je die school nou ook af, Jan? We zouden
elkaar tot op de dag van vandaag niet meer zien. Jij leerde een vrouw kennen en
ging met haar samenwonen in het gekraakte klooster in Driebergen. Ik trok bij
mijn vriendin in Rotterdam in. Kort daarna trouwden we. Ik heb jou en je
vriendin nog uitgenodigd voor onze bruiloft. Je bent niet gekomen. Een
gelukwens had je ons nog wel gestuurd. Je laatste levensteken. Ik ontving het op
onze trouwdag 6 april 1971.
Sinds 1974 hoor ik zo af
en toe zeggen, dat je niet meer in leven zou zijn. Het tegendeel verneem ik
eigenlijk nooit. Wat mij vooral dwars zit, Jan, is dat ik nooit afscheid van je
hebt kunnen nemen.
Ik ben er nu zo
langzamerhand wel van overtuigd dat je niet meer ‘onder ons’ bent, Jan. Daarom
groet ik je …. ergens in het heelal.
Wentel je eeuwig in alle
goeds daar, jongen!
Je vriend.
Jos
Het volgende stukje: 5 januari 2015