dinsdag 23 december 2014

BRIEF AAN JAN (2 EN SLOT)

Weet je de reactie nog van mijn ouders op ons spijbelgedrag? Vooral mijn moeder was laaiend. Ze sloeg me een paar keer op mijn kop met de bos lila tulpen, die ik haar nota bene net kado gegeven had. Mijn moeder was dus woedend op mij maar veel meer nog op jou, want jij had mij opgestookt; jij was de kwade genius. Ik mocht  nooit meer met jou omgaan. Je vader kwam nog bij mijn moeder aan de deur, hij wilde praten maar er viel met haar niet te praten. Je weet vast nog wel dat ze de deur hard voor zijn neus dichtsmeet.  We hebben sindsdien nooit meer afgesproken bij mij thuis. In de weekenden zagen we elkaar toch wel. Samen gingen we naar de disco, de bioscoop en naar de Kuip. We dronken wat  bij jou thuis.
Op school voerde je nog steeds geen reet uit. Jij werd van school getrapt (terug naar de Mulo) en ik haalde met m’n hakken over de sloot het hbs-diploma. Jij moest je Mulo afmaken; één jaar nog.

In de Lantaren deed je op zaterdagmiddag een kursus Elementair Toneel, met als cursusleider Detlev Pols. Jij was toen uitgenodigd voor een fuif, een Amerikaanse fuif, iedereen moest wat te eten of te drinken mee nemen. Ik mocht ook meefuiven …. als ik maar wat meenam ….ik had een flesje wijn gekocht.  Na de cursus kwam je naar buiten gelopen, druk in gesprek met haar  …… op slag was ik  verliefd  en zij ook op mij …. dat feest daarna, was een mooi feest, het allermooiste feest van mijn leven. Ik kan me niet herinneren dat ik jou heb gezien die avond, Jan. Deze avond was de eerste avond samen met haar, mijn toekomstige vrouw.

Jij en ik verloren elkaar een beetje uit het oog. Jij was je Mulo aan het afmaken in Rotterdam. Ik zat in Utrecht, daar was ik me door het eerste jaar van de school voor de journalistiek aan het worstelen. Jij zou het komend jaar ook toelatingsexamen voor dat schooltje komen doen en je slaagde nog ook. In de weekenden was ik nogal vaak in Rotterdam. Dan zaten we vaak bij jou thuis. Ik kleedde me in die tijd als een hippie: uitbundig kleurrijk.  Je moeder noemde mij  toen  afkeurend ‘een homo’, weet je nog, Jan …. met dat soort wilde ze niks te maken  hebben.  Je moeder was een kettingrookster met een zware rokersstem. Ze liep altijd in haar blote benen en had dan zo’n ultra kort strak rokje aan, alsof ze een jonge meid was. Zelf leek ze wel een hoer, zoals ze erbij liep maar dat durfde ik toen niet te zeggen. Sorry, hoor Jan.

In de herfst van 1970 hadden we allebei geen kamer. Nu had ik toevallig een tante in Hilversum wonen met een redelijk groot huis. Jij en ik boften toen dat we een paar dagen bij haar konden blijven slapen en eten. Tante Elly was  een zus van een oom van me. Ze woonde daar alleen; tien jaar geleden was ze gescheiden en haar drie kinderen waren toegewezen aan haar ex. God mag weten waarom. Tante Elly was blij met ons gezelschap. Dat bleek uit alles. Ze had lekker gekookt; een cake gebakken en ze bleef maar lachen en praten met ons over politiek, Hilversum, opvoeding  en …sex.  Tot drie keer toe herhaalde ze, kort achter elkaar, de stelling, dat het toch wel héél vreemd zou zijn, als zij , als vrouw van in de veertig, met ons, jonge jongens van 19, naar bed zou gaan. Tante Elly was zeker niet mooi maar ze had een heerlijk, sappig lichaam, dat  zowel jou als mij toch nog wel kon opwinden. Ze was zelf zeer gretig, ‘gulzig’ noemde jij haar, Jan; ze vrat ons bijna op. Tante Elly heeft jou, mij en zichzelf in ieder geval een onvergetelijke nacht bezorgd!

Kort daarna zou jij een kamer vinden in Driebergen. Ik had geen kamer meer nodig, want ik stopte op dat schooltje. Jij ging door. Maakte je die school nou ook af, Jan? We zouden elkaar tot op de dag van vandaag niet meer zien. Jij leerde een vrouw kennen en ging met haar samenwonen in het gekraakte klooster in Driebergen. Ik trok bij mijn vriendin in Rotterdam in. Kort daarna trouwden we. Ik heb jou en je vriendin nog uitgenodigd voor onze bruiloft. Je bent niet gekomen. Een gelukwens had je ons nog wel gestuurd. Je laatste levensteken. Ik ontving het op onze trouwdag 6 april 1971.
Sinds 1974 hoor ik zo af en toe zeggen, dat je niet meer in leven zou zijn. Het tegendeel verneem ik eigenlijk nooit. Wat mij vooral dwars zit, Jan, is dat ik nooit afscheid van je hebt kunnen nemen.
Ik ben er nu zo langzamerhand wel van overtuigd dat je niet meer ‘onder ons’ bent, Jan. Daarom groet ik je …. ergens in het heelal.
Wentel je eeuwig in alle goeds daar, jongen!

Je vriend.
Jos





Het volgende stukje: 5 januari 2015 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten