woensdag 17 december 2014

HITTE

Het is heet, wel 35 graden. De lucht is strakblauw. Zondagmiddag, één uur. De zon staat hoog aan de hemel. Zijn moeder heeft hem zojuist netjes aangekleed. Een wit overhemdje met korte mouwtjes; een kort lichtblauw broekje; bruine plastic sandalen en witte sokken (Een petje zou niet misstaan op een dag als deze).Theo moet van zijn moeder de eendjes maar eens gaan voeren, heeft ze gezegd. Daar heeft hij geen zin in. Te ver lopen in deze hitte. Er is hier niemand te zien. Niet in de Wolkersstraat, niet in de Unicumstraat.  Ook geen honden, katten, vogels. Er valt zelfs niet eens een duif dood van het dak. Theo gaat zich op een stoepje  zitten vervelen ergens op de hoek van de Wolkersstraat en Unicumstraat.
Zijn vrienden mogen meestal van hun ouders niet buiten spelen op zondag.  Dat komt omdat ze streng gelovig zijn. De meesten hier zijn van de Zwarte Kousen Kerk. Die ouders proberen hun kinderen te dwingen om ook streng gelovig te worden. Ze mogen niet alleen niet buiten spelen op zondag maar ook bìnnen mogen ze niks. Eigenlijk moet ik zeggen, binnen mogen  ze àlles doen, als het maar met de Here Jezus, zijn moeder en de bijbel te maken heeft. Dus bijvoorbeeld een Jezusje van klei kneden en dan een kruisje knutselen en daar  het Poppeke Jezus met spijkertjes aan vast nagelen.
Mijn vader is helemaal niet gelovig. Mijn moeder wel: Rooms Katholiek. Maar, ze is niet streng. Mijn moeder gaat zelfs nooit naar de kerk, daar heeft ze ook helemaal geen tijd voor want ze heeft maar liefst tien kinderen. Misschien zou ze af en toe eens naar de kerk kunnen gaan, als mijn vader eens iets in het huishouden zou doen. Maar dat doet ie nu eenmaal niet. Mijn vader zegt dat de meeste Rooms Katholieke priesters pedofielen zijn; dus  zal ik waarschijnlijk niet Rooms Katholiek blijven …. denk ik tenminste.
Theo trekt het  boterhamzakje kapot. Alle door zijn moeder klein gesneden stukjes brood vallen op zijn bovenbenen. De stukjes blijven plakken want er zit leverpastei op de ene boterham en op de andere appelstroop. De stukjes met appelstroop blijven heel goed op zijn bovenbenen plakken. Dat valt nog niet mee: die kleverige stukjes brood gooien;  het brood blijft gewoon aan Theo zijn vingers plakken. Het zweet breekt hem uit. Hij loopt naar de trottoirband op de plek, waar de rioolput zit. Daar wrijft hij de broodstukjes van zijn benen af.  Op zijn handen zit nu de onsmakelijk combinatie van leverpastei en appelstroop maar water is hier niet voor handen, dus zit er niks anders op dan dat hij zijn handen aflikt.
Hij ploft weer neer op het stoepje. De stenen zijn zo heet, hij verbrandt zijn billen. De lucht trilt van de hitte boven het trottoir en de rijweg.
Dan duiken ze opeens op, ze komen uit de rioolput. Ze hebben korte grijze en zwarte haren en ze zijn zo groot als ratten maar die zijn toch meestal bruin. Het zijn er wel tien of zelfs meer en blijkbaar zijn ze dol op brood met leverpastei en appelstroop want  in no-time is alles bij die rioolput opgegeten. En van die zwart-grijze ratten geen spoor meer.
Theo vindt het te warm worden; hij gaat naar huis, kijkt nog even bij de rioolput en ziet tot zijn verbazing dat echt al het brood opgegeten is.

‘Maar door wie dan?’ vraagt hij zich af. Hij heeft niks gezien. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten