Ze zijn zich wel netjes
komen voorstellen maar ik vertrouw ze voor geen cent, die nieuwe buren van me. Twee
zijn zich bij mij wezen voorstellen. Wie zijn die anderen lui dan, die in dat
huis ‘weet ik wat’ komen uitspoken. Ze zijn van een andere cultuur, dat wel.
Maar dat maakt mijn geen moer uit. Ze zitten net als ik in een
tweekamerwoning. Het verschil is dat ik
alleen ben en zij op zijn minst met een stuk of twintig. Er is altijd
beweging en kabaal hiernaast. Nu komt er eens een stel binnen, dan gaat er weer
stel weg … dat gaat de godganse dag door … en maar smijten met die deur … wat
zou daar te halen zijn … of gebracht worden?
Het dreunt zo vreselijk
door in mijn huis. Dat beeldje van de Heilige Maagd Maria, dat op mijn dressoir
stond valt in gruzelementen op de vloer; gewoon van de kast afgeschoven door dat
onophoudelijke gedreun! Bijna was ook het beeld van de Heilige Antonius naar
beneden gekieperd. Hij stond al met z’n tenen over de rand van het dressoir. Ik
kon hem nog net redden. Voor mij persoonlijk is dat beeld van de Heilige
Antonius waardevoller dan dat van de Heilige Maagd. (Sorry hoor Maria). Dat
heeft te maken met het feit dat ik nogal eens vergeet, waar ik iets gelaten
heb. Dat heb ik niet alleen nu, daar had ik al jong last van! Als ik weer eens
iets kwijt was, mijn bril bijvoorbeeld,
gaf mijn roomse moeder mij het advies te bidden tot de Heilige Antonius:
’Heilige Antonius beste vrind, maak dat ik mijn bril snel vind.’ Geloof het of
niet maar in negen van de tien gevallen was het gezochte binnen de minuut
gevonden. (Meestal stond die bril gewoon op mijn neus.)Wat Maria betreft heb ik ook
wel eens zoiets uitgeprobeerd: ‘Heilige Maria beste vriendin, bij wie hang ik
hem er vanavond eens in,’ maar dat doe ik nooit meer, want of het nu de straf was van
de Heilige Maagd zelf of misschien wel van Haar Zoon: ik stond na die bede zeker
wel drie maanden droog.
De buren moeten inmiddels
met velen zijn. Er wordt geschreeuwd;
even is er stilte en dan wordt er plots weer gezongen en gesprongen. Wat vreten
ze daar toch uit?
Ik zit op mijn houten vloer, die meedeint op
de heisa van hiernaast. De ontelbare stukjes Mariabeeld hoef ik niet eens met
mijn stoffer op te vegen, ze trillen als het ware vanzelf op mijn blik.
Hé, er beweegt daar wat … in
dat gat onder in de muur tussen mij en m’n
buren. Het gat zit vol met krioelende wormachtige wezentjes. Het lijken wel maden,
alleen twee keer zo groot als normaal en in de kleuren zwart, rood, bruin en
geel. Dat heb ik in al die jaren dat ik hier woon nog nooit gehad.
Hoe harder mijn buren schreeuwen,
zingen en springen, hoe meer van dat nare ongedierte mijn huisje binnenkrioelt. Ik probeer de
stofzuiger maar die zit al snel vol en (logisch)
die maden krioelen razendsnel de de stofzuiger weer uit. Mijn halve vloer vertoont
nu een spel met minieme bewegingen in de kleuren zwart, rood, bruin en geel. Ik spring op
om tussen mijn schoenzolen en het laminaat de maden tot pap te vermorzelen. Bij
elke sprong schreeuw ik en als ik na een aantal sprongen zie hoeveel ik er al vernietigd
heb schreeuw, zing en spring ik nog uitbundiger en zo verpletter ik er meer.
Hiernaast is het nu rustig
en stil.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten