donderdag 28 maart 2013

Een goedweermens


Vrijgezel Alex is een echt goedweermens. Het moet ‘s zomers wel heel erg slecht weer zijn wil hij niet in zijn korte broek en met ontbloot bovenlijf in de buurt rondlopen. Het is overduidelijk dat hij trots is  op zijn grote (1.80 m), slanke lichaam en … eerlijk is eerlijk … hij ziet er voor een zestiger nog best goed uit. De zon hoeft maar één lentedagje goed te schijnen of hij is alweer poepbruin … trouwens … ’s winters ziet hij er ook niet bepaald uit als een Hollandse bleekscheet …  hij heeft altijd wel ‘een tintje’, waarschijnlijk geërfd van voorouders uit (sub)tropische gebieden.

Op zomerse dagen speelt Alex de onbezoldigd beheerder van het ruime binnenterrein van ons wooncomplex. In zijn blote, bruine body, met zijn zonnebril en zijn vrolijk gekleurde bermuda, schrijdt hij  voort over het ruime binnenterrein … borst vooruit, kin omhoog, zijn armen  zó langs zijn lijf, alsof het lijkt dat hij onder beide oksels een wc-rol vastgeklemd houdt.
Met een door hemzelf aangeschaft grijpertje ontdoet hij het binnenterrein van het aangewaaide en achteloos weggeworpen zwerfvuil.  Ook verzorgt hij het groen: hij knipt dorre takjes weg en verwijdert uitgebloeide bloemen. Dat doet hij op zijn hurken of gebukt, zijn bermuda zakt daarbij flink af, waardoor omwonenden een uniek uitzicht geboden wordt op  Alex’ welgevormde bouwvakkersdecolleté.      

’s Zomers lijkt hij haast wel alomtegenwoordig te zijn in de buurt. Vanaf zijn balkonnetje becommentarieert hij op een vrolijke manier de activiteiten van degenen die zich op het grote binnenterrein bevinden.
In de richting van een stel babbelende buurtvrouwen davert hij:
‘Genoeg geluld nou, hè, dames ... als jullie niks anders te doen weten kom je je handen maar effe bij mijn thuis laten wapperen, hahahaha … genoeg te doen hier.’   
 Waarop de vrouwen gekscherend reageren met:
‘Begin jij zelf maar vast, Alex,  wij komen er zo aan.’
Onhoorbaar voor hem voegen ze er aan toe dat ze niet graag aan die klus bij hem thuis zouden beginnen … er wordt gekletst, dat het bij Alex een waar mannenhuishouden is …vergeelde gordijnen …  onderlangs alle wanden staat een grote verzameling (lege) bier- en wijnflessen en andere lege flessen van alcoholische dranken opgesteld en op Alex zijn wc kan je maar beter helemaal niet komen … een misselijk makende geur  … oude remsporen … smoezelige stortbak met verdachte vingerafdrukken …  …
Tja, Alex, zo ga je dan zo maar over de tong nadat je eens een keer wat buren op je verjaardagsfeestje te gast hebt gehad!

Met de kinderen is ie ’s zomers vaak leuk bezig. Vooral de jongens trekken naar hem toe. Of hij voetbalt als een ouwe hond met ze mee òf wanneer er al voldoende voetballertjes zijn, speelt is hij de scheidsrechter. Ook zit hij vaak zomaar een beetje te kletsen en te lachen met de jongelui op een van de bankjes. Hij is een soort aardige extra opa voor ze. Een van de weinige volwassenen, die tijd voor ze heeft.

’s Winters  zie je Alex zelden of nooit. Ook in deze snerpend koude lente van 2013 heeft hij zich nog nauwelijks op straat vertoond.  Nou ja, alleen  ’s ochtends in alle vroegte komt ie zijn huisje uit om heen en weer te fietsen naar het Centraal Station. Daar haalt hij een tas vol gratis krantjes op en die gaat hij verspreiden onder ‘zijn Metro abonnees’ in ons buurtje. Alex heeft zo zijn eigen  kleine onbezoldigde krantenwijk georganiseerd. Als hij ‘s morgens tegen acht uur al zijn krantjes bezorgd zijn, heeft ie voor die dag al weer voldoende buitenlucht gehad … en vertoont hij zich dus niet meer ... wat hij dan doet? Wie het weet mag het zeggen …. volgens een van de gasten op zijn al eerder gememoreerde verjaardagsfeestje  is zijn huis volgestouwd met video’s en boeken, dus zal hij de tijd ook binnen wel zinvol weten door te komen. 

dinsdag 26 maart 2013

Meelopertje


Ik ken Jan eigenlijk alleen van de middelbare school. Jaren zestig, vorige eeuw, zo. De triomfdagen van Beatles en Rolling Stones; van Feijenoord ook. Hij was een stille onopvallende jongen. Bleek, mager. Met die grote bril op dat kleine koppie van hem en dat golvende achterovergekamde vette  haar,  ……hm …. was hij nou niet bepaald moeders mooiste.

In de tweede klas kwam hij pas bij ons op school… een middelmatige leerling … wel goed in economie enzo . Hij blokkeerde altijd als hij een beurt kreeg bij mondeling overhoringen …. kreeg altijd een vuurrooie kop ook.
Het duurde even voordat hij aansluiting kreeg met ons, de jongens van zijn eigen klas: twee bee. Hij liet zijn haar groeien en deed zijn bril niet meer op, zo leek hij een beetje op Keith Richards, die van de Rolling Stones. Helemaal geaccepteerd werd hij door het groepje Stonesfans toen hij het bevel van de schooldirecteur negeerde om naar de kapper te gaan en nette kleren naar school aan te trekken. Maar … een echt prominent lid van die groep is hij nooit geworden; een meelopertje was ie en is hij al die tijd gebleven.

Zijn sport was voetbal ….echt heel goed in dat spelletje waren we geen van allen, ook Jan niet, het enige echte supertalent van de school was die kleine Andries Dekkers; hij kreeg een profcontract aangeboden bij Sparta ….en dat sloeg tie af!
In de loop van het derde schooljaar ontstond bij een clubje voetbalfanaten de traditie om bij thuiswedstrijden van Feyenoord naar de Kuip te gaan.  Het was de tijd waarin Coen Moulijn als dertiger nog excelleerde al noemden wij hem toen al liefkozend ‘die ouwe lul’.
Jan was er altijd bij maar  ook hier had hij nooit het hoogste woord, zelfs juichen bij een doelpunt deed hij minder uitbundig dan wij ….hij lachte alleen wat,  stak een vuist in de lucht en riep: ‘yeah!’

Ik ben een keer bij hem thuis geweest. Veel broertjes en zusjes had ie …toen al wel zeven en ik geloof dat er later nog meer bij zijn gekomen. Hij was de oudste. Wat me van dat bezoek is bijgebleven is de sjofele staat van het meubilair, de vloerbedekking en de penetrante zeiklucht ……. katten of andere huisdieren waren er niet ….dus waarschijnlijk  kwam die lucht van  een stel notoire bedpiesers.

Onze economiedocent wilde eens bewijzen dat arbeiderskinderen de hbs nooit haalden. Hij deed bij ons in de klas een onderzoekje naar de beroepen van de vaders. Hij kreeg gelijk want er zat bij ons dus zogenaamd géén arbeiderskind in de klas.
Mijn vader zat in de directie van C&A Nederland. Maar ik weet bijna wel zeker dat Jan zijn vader ergens in een fabriek werkte, ….. gezien de armoedige toestand bij hem thuis. Maar Jan antwoordde doodleuk dat zijn vader directeur was bij Bolletje … van die beschuit. Hij schaamde zich er volgens mij voor dat zijn vader arbeider was.
Dat was tòèn …. later pas kwam de trots daarover blijkbaar bij hem naar boven … trots op een vader,  van wie hij mocht doorleren, terwijl ze thuis die studiekosten eigenlijk nauwelijks konden opbrengen. Later, kort na het eindexamen, verklapte Jan me dat zijn vader al jaren bij Bolletje rollen eierbeschuit in dozen verpakte en naar het magazijn moest sjouwen.

Na de middelbare school ben ik hem uit het oog verloren en dan, wie had dat kunnen denken , dan  groeit  Jan, dat schuchtere meelopertje, uit tot een van de meest gelezen schrijvers van Nederland. Wel leuk hem zo heel anders gekend te hebben en … eerlijk is eerlijk: Ik wou dit ik maar een heel klein beetje van zijn talent had.
         

zondag 24 maart 2013

Mongool


Het regent deze ochtend pijpenstelen. schiet ik onwillekeurig in de lach als ik mijn buurvrouw Lia in de deuropening zie staan met die ruim bollende witte wollen pet met klep half over d’r ogen, haar lange bruine gewatteerde jas en een dikke sjaal omgeslagen. Ze móét er echt even uit voor een paar boodschappen, anders was ze binnengebleven, zegt ze.
‘Je lach me toch niet uit, hè?’ vraagt ze.
Een beetje wel eigenlijk. Ik moet lachen omdat ze er nu net zo uitziet als de mongool die ik, op weg naar de sportschool, altijd tegenkom. Uitsluitend qua kleding bedoel ik dan hè … want verder is Lia een knappe, intelligente vrouw.
Die mongool die ik bedoel is een vrouw van een jaar of veertig die samen met haar moeder, die toch al een eindje in de zeventig lijkt te zijn, op weg is naar  … tja, .. waarnaar? Het kan eigenlijk van alles zijn, naar familie of de supermarkt bijvoorbeeld maar ik heb het sterke vermoeden dat ze zo steeds om diezelfde tijd ’s ochtends naar de dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten gaat.

Vrijwel altijd zijn ze samen en vrijwel altijd hebben ze mot met elkaar. Moeder kan het niet gauw goed doen. Met haar lage  damesstem gooit ze haar moeder allerlei voor mij onverstaanbare verwijten naar het hoofd, althans zo komt het bij mij over. Soms loopt ze stampvoetend een paar meter  voor haar moeder uit, met een gezicht dat op onweer staat. Een andere keer loopt ze juist weer tergend langzaam een paar passen achter moeder aan. Haar zo dwingend steeds weer achterom te kijken en óók haar pas in te houden.
Een heel enkele keer zie ik haar alléén op pad gaan. Ook dan heeft ze dezelfde boze uitstraling die  waarschijnlijk gewoon bij haar hoort. Met grote stappen loopt ze me tegemoet; zonder op of om te kijken vervolgt ze haar weg.
Ik heb wel eens medelijden met die oude moeder, die het altijd fout doet in de ogen van haar dochter. Wanhoop straalt uit moeders ogen. Het valt niet mee als je op weg bent naar de tachtig en je zit constant opgescheept met zo’n recalcitrante dochter.

Mijn jongste broer M. is ook een mongool. Drieënveertig is hij nu. Mijn moeder was 39 toen ze van hem beviel.  Hij is diametraal het tegenovergestelde van die bozige dame: meestal erg rustig, vriendelijk en meegaand.  Wat dat betreft is het natuurlijk net als bij gewone mensen: elke mongool is weer anders.
Hoewel mijn broer M. niet zo’n moeilijk persoon is, heeft mijn moeder er verstandig aan gedaan om hem, toen hij nog een tiener was uit huis te plaatsen naar een begeleide woonvorm.  Het viel haar niet mee dit zo te besluiten. Ze heeft er menig traantje om gelaten maar het was een goede beslissing. Een verstandelijk gehandicapt kind in huis blijft tot in lengte van dagen een hele zorg, ook al is M. nog zo rustig en vriendelijk.
Mijn moeder heeft zo doende een redelijk rustige ‘oude dag’ gehad en M. heeft het in zijn eigen huisje met zijn begeleiders en andere gelijkgestemde bewoners  ogenschijnlijk naar zijn zin … zowel voor mijn moeder als voor M was het altijd weer een klein feestje als ze elkaar weer zagen bij hem of bij haar thuis … of op een verjaardag … want dán was het dubbel feest.

donderdag 21 maart 2013

Lekkere boterhammetjes


Ik heb er echt zin in: boterhammetjes eten met lekker beleg. Ik was niet eens van plan om veel te eten maar toen ik eenmaal bezig was kon ik niet meer stoppen. Ik begon met zo’n lekkere Klootwijk-krentenbol. Toen een boterhammetje met paardenrookvlees, dan eentje met pindakaas, eentje met kaas en marmite, een met hagelslag, nog eentje met pindakaas, eentje met honing en om het  af te leren een boterham met hagelslag. Ik had nog helemaal niks gedronken tussendoor. Dus ik drink ik een glas melk … ik sterf nog steeds van de dorst … nog een glas melk dan maar… nog steeds dorstig. Ik kan wel blijven drinken.

Even mijn eten laten zakken. Onderwijl een krantje lezen en dan naar de markt. Voor het eerst in mij  leven voel ik letterlijk aan den lijve het begrip uitbuiken … Jezus wat krijg ik een uitpuilende buik … ’t was echt veel te veel … had er misschien niet zoveel melk  achteraan moeten drinken …

O, helemaal vergeten, vanmiddag zou ik gaan sporten, over een uurtje al … ik heb afgesproken met Sjoerd … we zouden een rondje Kralingse Bos doen …. 5 kilometer joggen maar als ik me straks nog zo klote voel als nu dan ga ik hem mooi afbellen.

Niet alleen mijn buik maar ook mijn aderen bollen helemaal op …vooral die aderen op mijn handen zie ik per seconde dikker worden. Mijn lijf heeft duidelijk moeite met die grote aanvoer van voedsel. Ik had de rits van mijn broek al losgemaakt maar dat is nog niet afdoende … mijn broek moet echt helemaal uit …hij zit echt te strak … ik krijg een pijnlijk zeurend gevoel in mij buik …  sterf ook nog steeds van de dorst … begin me een beetje misselijk begin te voelen.

Blijven zitten lukt nu ook al niet meer … ga liggen op de bank … ja …dat verlicht … laat een enorme scheet … stinkt niet ….lucht wel op

Dat doe ik nooit meer: zo veel eten, zoveel drinken; dat sporten vanmiddag kan ik wel schudden: ik ga Sjoerd afbellen … ’t is niet voor het eerst  … :
‘Ik spreek nòg eens keer met je af!,’ zegt hij geirriteerd, ‘waarom eet je niet gewoon na de training dat is toch veel logischer.’
‘Ja, je hebt wel gelijk,’ zeg ik schuldbewust, ‘het is stom van me.’
Sjoerd is herstellende van een blessure en zou het vanmiddag weer eens rustig aan gaan proberen ...  samen met mij …  
‘Zullen we dan morgenmiddag,’ probeerde ik nog.
‘Ja, dahhaaag, ik gá gewoon vanmiddag, hoor, daar heb ik me nou al helemaal op ingesteld … dan maar in mijn eentje, dat moet ook lukken!’
‘Het spijt me,  Sjoerd, zullen we het dan maar weer houden op volgende week woensdag?’
‘Nou, als ik de training van vanmiddag goed doorkom ga ik zèlf in ieder geval volgende week weer. Om precies drie uur ga ik lopen. Ik merk wel of jij er dan ook bent. Afspreken heeft blijkbaar toch geen zin.  ‘t Is niet de eerste keer … nu eens heb je dit dan weer dat … overigens: sterkte jongen, ik hoop voor je dat je het allemaal binnen kan houden.’

Dat laatste lukt dus niet … ik heb mijn darmen uit mijn lijf staan kotsen … het lag denk ik toch níét aan de hoeveelheid …. die paardenrookvlees was over de datum … als het überhaupt wel paard was …

zondag 17 maart 2013

De vuilnisbakzak


Wat zou er in ’s hemelsnaam in die vuilnisbakzak zitten? De oude Chinees helt helemaal naar links over; de vuilnisbakzak sleept net niet over de grond. Op enkele stappen achter de man loopt een vrouw, waarschijnlijk zíjn vrouw … ze is ook oud en ook een Chinese. Ze zijn beiden sjofel gekleed. Rommelmarktkleding …. duidelijk aan vervanging toe. De pantalon is de man een paar maten te groot. De lange gewatteerde winterjas van de vrouw zit haar veel te ruim. Ze lopen in de richting van de Rotte. 
De  vuilnisbakzak is nog niet voor de helft gevuld … en dan toch al zo zwaar… stenen kunnen het niet zijn gezien de vorm die de zak heeft aangenomen.

Nat zand, natte aarde of een mengsel daarvan kan ook niet; dan ziet zo’n zak er toch weer heel anders uit; dan wordt die strak naar beneden getrokken en zijn er niet allerlei uitstulpingen te zien aan de buitenkant van de zak. Lege flessen zou wel weer kunnen, hoewel … nee, eigenlijk ook weer niet, want dan zou die veel voller moeten zitten; lege flessen zijn niet immers niet zo zwaar en bovendien, zou dan, bij elke stap die de Chinees zet, wel wat gerinkel hoorbaar moeten zijn.
Nat wasgoed, ja dat zou er in kunnen zitten! Kleddernat wasgoed …. een paar handdoeken, , theedoeken, onderbroeken, sokken, lakens, pyjama’s  en een badjas. Hun wasmachine begaf het vlak voor het centrifugeerprogramma moest beginnen en nu zijn ze op weg naar familie om daar hun was droog te laten zwieren.
En zakken met vlees, zou dat het niet kunnen zijn? Vlees, vis, garnalen of rijst … ingevroren … natuurlijk, ze hebben waarschijnlijk daar net aan de andere kant van de Rotte, een restaurantje en hebben gisteravond thuis wat voorwerk gedaan voor enkele gerechten en sjouwen die ingrediënten nu naar hun eethuis.

Ze lopen nu in de richting van het steile voetgangers- en fietsersbruggetje over de Rotte. Halverwege het bruggetje zet de man zijn zware last op de grond. Hij wacht even tot zijn vrouw bij hem is. Ze bespreken wat met elkaar en knikken dan allebei. Gezamenlijk tillen ze dan de vuilniszak heel langzaam op en zetten hem op stenen brugleuning. Beiden houden de onderkant van de zak vast, ieder een punt, en de man geef een zet tegen de zak zodat de inhoud in het grote wak onder de brug in de verder bevroren Rotte belandt. Waterhoentjes, eenden en meeuwen  storten zich op deze onverwachte Chinese maaltijd: stukken kip, hompen vis, garnalen, langoustines en  een grote hoeveelheid rijst en bami. Zeker nog over van het feestje van gisteren.

Glimlachend bekijkt het Chinese stel hoe de vogels zich te goed doen aan dit copieuze maal. Uit alle richtingen komen dan steeds meer meeuwen aangevlogen. Zoals gewoonlijk gunnen de meeuwen de andere hongerige vogels niks, sterker nog: oorverdovend bevechten ze elkaar om elke garnaal. Binnen drie minuten is de inhoud van een halve vuilniszak opgevreten, op wat kruimeltjes hier en daar na. Dat vinden de meeuwen blijkbaar de moeite niet meer waard. Zo hebben de andere hongerige watervogels toch ook nog wat … zelfs om die paar kruimels ontstaan heftige gevechten tussen waterhoentjes en eenden.

De Chinees schudt nog wat achtergebleven kruimels rijst uit de zak en verfrommelt hem. De man loopt de brug af op enkele passen gevolgd door zijn vrouw. Hij gooit de verfrommelde zak in de afvalbak en wacht tot zijn vrouw weer bij hem is. Ze geeft hem een arm en samen vervolgen zij hun weg.  

donderdag 14 maart 2013

Sleutelbos


Ik was eigenlijk van plan om een column te schrijven over de nieuwe paus, over de facebook-rellen of over de extra huurverhoging maar toen ik opeens  mijn huissleutels kwijt was moest ik dáár wel over schrijven.

We hadden zitten klaverjassen in het buurthuis op de hoek. Ik was, samen met mijn maat Henk,  eindelijk eens een keertje als winnaar uit de strijd gekomen. Wij ruimden met zijn allen de ruimte aan kant, zodat die er weer spic en span uitzag. Nog schoner als toen we er in kwamen. We namen afscheid van elkaar en ik sloot af. Het was gemeen, bijtend koud maar desondanks stapte ik vrolijk (door onze klaverjaszege natuurlijk) op huis aan. Bijna ben ik bij huis als ik me realiseer, dat ik de sleutels van de klaverjasruimte nog bij Lies in de brievenbus moet stoppen … Lies is degene die verantwoordelijk is voor het sleutelbeheer van het buurthuisje. Zij woont zo’n tweehonderd meter verderop dus dat betekent wel weer even (vrolijk) doorstappen in de kou.

Ik druk bij Lies op de bel; ze vraagt wie daar is.
‘Ik’, zeg ik dus en ik roep  er gelijk achteraan dat ik de sleutel van de klaverjasruimte bij haar in de brievenbus gooi ..
‘Okeehee,!’ roept zij en ik zet er weer flink de pas in naar huis. Bij mijn portiek aangekomen bemerk ik dat ik mijn sleutelbos niet meer heb … maar, zo vraag ik me af … wanneer en waar ben ik die sleutelbos dan verloren … ik heb niks op de straatstenen horen vallen. Dan zit er niks anders op dan maar bij mezelf aan te bellen; gelukkig is mijn vrouw thuis want ik moet er niet aan denken dat ik in deze kou op straat moet blijven bivakkeren.  Mijn vrouw doet open … en … de trap oplopend in de portiek van mijn woning, bedenk ik me, wat ik allemaal in het werk moet stellen om weer aan een behoorlijke sleutelbos te komen. Want behalve de sleutels van de portiek en de voordeur, zat ook het lidmaatschapskaartje van de sportschool er aan … en de bonuskaart van Albert Heijn maar die laatste is de minst belangrijke. Dat gaat dus behalve behoorlijk wat tijd, moeite en ook flink wat geld kosten … en dan … als ik bijna boven ben, als ik met de sleutelbos van de klaverjasclub mijn voordeur wil openmaken realiseer ik me pas .. wat er met mijn eigen sleutelbos is gebeurd. Die heb ik bij Lies in de brievenbus gegooid.

Mijn vrouw had de voordeur van ons appartement al opengezet en ik loop gelijk door naar onze vaste telefoon om Lies te bellen en haar te vertellen wat voor stommiteit ik heb uitgehaald.  Zij kan er de humor wel van inzien en relativeert voor mij de zaak door te stellen dat haar zoiets al zo vaak is overkomen:
‘Ik kom wel even naar beneden dan haal ik jouw sleutelbos uit mijn brievenbus en dan ruilen we de bossen. Doe maar rustig hoor.’

Een kwartiertje later dan gepland kom ik dus feitelijk pas echt thuis.
‘Heb je de vaste telefoon misschien meegenomen, daarnet?, vraagt mijn vrouw.
Ik zou het niet precies meer weten maar voor de zekerheid voel ik even in mijn jaszak en ja hoor, daar zit de vaste telefoon, los in  de jaszak van mijn winterjas.

Blurp! Zouden daarvoor pillen bij het Kruidvat ofzo te koop zijn? Ik ga morgen even maar kijken.

dinsdag 12 maart 2013

Peggy


‘Loop maar even mee naar mijn slaapkamer’ zeg ik tegen buurman Kees. Mijn pc staat op mijn slaapkamer; daar wil ik hem even laten zien hoe hij bij de belastingdienst zorgtoeslag aan kan vragen, vandaar.
  
Terwijl ik de pc opstart hoor ik Kees vol verbazing achter me zeggen:
‘Wat heb jij daar nou in die kast staan?’
‘Mijn pc, dat zie je toch’
Neen, hier bedoel ik, die sexbom daar’ en ik zie dat hij met open mond naar Peggy staat te staren.
Peggy is een barbiepop, niet zo maar een barbiepop maar een bijzonder sexy model. Misschien heeft ze in de Barbie-reeks wel een andere officiële naam maar die ken ik niet.  Deze pop is superslank, heeft lang blond haar, pronte borstjes, lange slanke benen, hoge zwarte pumps, een zwart mini jurkje en een goudkleurig ceintuurtje om haar taille.  Verder heeft ze zwaar opgemaakte ogen en zwoele, volle, roodgestifte lippen.
‘Wat bedoel je nou precies, Kees?’
‘Wat moet jij nou met die sexbom daar in je kast?’
‘Oh dat,’ zeg ik gekscherend, ‘de een heeft pin-ups hangen in zijn slaapkamer, een ander, zoals ik, heeft een sexy barbiepoppetje in zijn kast zitten, ieder zijn meug nietwaar?’

Peggy zit daar nu al een jaar of drie. Op een van mijn fietstochten langs de Rotte zag ik op de heenweg iets liggen op het fietspad dat vaag op een pop leek. Ik besteedde er verder geen aandacht aan. Toen ik op de terugweg, ruim een uur later weer langs die plek fietste lag de pop er nog steeds. Aanvankelijk reed ik er langs maar ik ging toch even terug om het goed te bekijken. Het bleek dus dit gave ‘schatje’ te zijn. Omdat het daar al zeker anderhalf uur gelegen had, besloot ik om het mee naar huis te nemen.
‘Ik kan er vast wel iemand blij mee maken,’dacht ik, ‘ is het vandaag niet dan is het wel morgen of overmorgen. Maar tot op de dag van vandaag heb ik nog geen geschikte kandidaat kunnen vinden en in afwachting van haar verhuizing, zit Peggy jou vanuit mijn kast liefdevol aan te staren.’
‘Je kan me nou wel zo smalend aan staan te kijken, Kees, toch is het werkelijk zo gegaan  … en het valt nog niet mee om van haar af te komen … ja in de vuilniszak … maar dat vind ik weer zonde van zo’n gave pop.

‘Heb jij misschien belangstelling, Kees of ken je misschien iemand die je daar een plezier mee zou kunnen doen?’
‘Ja, ik heb wel een nichtje van zes, die heeft ook wel barbiepoppen maar ik vind dit model te sterk sexueel getint voor zo’n jong meisje.  Daar wacht ik liever nog even mee.
Je zou er mee op een rommelmarkt kunnen gaan zitten; dan ben je Peggy, denk ik, zo kwijt; ik denk dat je er best 5 euro voor kan vangen.’

‘Ja, dat is wel een goed idee …… het zal alleen nog wel even duren voordat ik voldoende andere spullen heb om op een rommelmarkt te gaan staan … en dat doe ik dan eigenlijk alleen voor Peggy, want ik hou helemaal niet van rommelmarkten. Weet je wat ik wou: dat ik die pop destijds gewoon op dat fietspad had laten liggen.’

‘Moet je nou nog zien, hoe dat zit met die zorgtoeslag zit, want daar kwam je toch voor, hè?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Nou laat die pop dan maar even rusten en kom hier zitten!’


zaterdag 9 maart 2013

Kater Thijs


Thijs is onze kater. Hij is nu hoogstwaarschijnlijk twaalf; toen we hem kregen werd ons verteld dat hij zes jaar was en dat is nu zes jaar geleden dus vandaar: twaalf. Het is een rode cyperse kater, met tamelijk lange haren, die je overal in ons huis en op al onze kleren tegenkomt. Heel bijzonder zijn de pluimpjes op zijn oren. Hij is tamelijk kort, gedrongen en heeft een goede conditie. Dat laatste laat hij vooral zien wanneer hij in gevecht is met zijn muis, zijn namaakmuis, die hij wild aanvalt, omhoog gooit, naspringt, wegzwiept en weer achterna rent. Hij draait zich op zijn rug, houdt hem tussen zijn voorpoten vast, trapt hem met zijn achterpoten en bijt hem af en toe in zijn kop. Dan laat hij zijn muis weer achteloos liggen, wacht nog even om te controleren of  de muis echt niet meer beweegt, loopt dan naar zijn voederbakje en eet wat brokjes. Iets anders dan droogvoer eet hij niet. Alle andere katten die we hadden kregen brokjes alleen als bijvoeding, hun hoofdgerecht bestond altijd uit vers vlees of vlees uit een blikje. Een heel enkele keer bedelt Thijs wel eens om een stukje verse kip als dat op het aanrecht gesneden wordt. Meer dan een klein fliedertje kip hoeft ie nooit, hij is gauw tevreden.

Thijs is een gecastreerde kater met lange rode en witte haren. Hij moet echt elke dag geborsteld worden anders raken zijn haren in de klit. Hij is zo slim om ons ook dagelijks aan die borstelbeurt te herinneren: luidkeels gaat hij staan te miauwen voor de deur waar zijn borstels liggen.

Over het algemeen moet hij niet zo veel van mannen hebben; hij is een echte vrouwenvriend. Als er mannen op bezoek zijn, onze zonen inclusief, laat hij zich pas weer zien als het bezoek weg is. Maar aan elke vrouw die langs komt moet meneer even snuffelen.

Als ik thuis ben verstopt hij zich níét constant. Hij komt wel te voorschijn maar hij is altijd wat schrikkerig … als ik naar hem toeloop, zoekt hij zo snel mogelijk een veilig plekje op, alsof hij bang is dat ik hem ga slaan of zo … misschien ben ik wel te groot, beweeg ik te snel of praat ik te hard ….. ik weet het niet.
Een oud-collega raadde me eens aan om me klein te maken, op mijn hurken te gaan zitten of zo, en dan met een zacht stemmetje iets tegen hem te zeggen ….. en verdomd dat hielp.
‘Pspspsppspsss,’ deed ik, lief en zacht, ‘hallo Thijsje, hallo … ja, wat raar hè, dat ik nou ineens zo’n klein mannetje ben, ja, en wat raar, en vreemd ook dat ik nu zo zachtjes en zo lief tegen je praat, ja, het lijkt wel of ik kierewiet geworden ben,  heè? Ja!’  Thijs kijkt me inderdaad even aan als of tie echt denkt dat ik niet helemaal in orde ben. Hij aarzelt even maar dan besluit hij toch om langzaam mijn kant op te komen en zowaar, hij snuffelt aan de door mij uitgestoken hand, laat zich aaien, draait een rondje om zijn as en laat zich zowaar nòg eens door mij aaien. Goeie tip van mijn oud-collega.  Het werkt!

Gisteravond zit ik naar het voetballen op tv te kijken; sprong Thijs zomaar ineens op mijn schoot … voor het eerst in die zes jaar …. hij bleef nog zitten ook. Het moet niet gekker worden.
  

donderdag 7 maart 2013

Het portiek


Het portiek van de flat waar ik woon leent zich uitstekend tot openbaar vuilnisvat, toilet of hangplek voor jongeren maar het gekke is dat wanneer ik thuiskom of wegga, ik zelden of nooit iemand in mijn portiek aantref. Een enkele keer zie ik wel eens een vrijend tienerstelletje, dat verschrikt opkijkt als ik bij thuiskomst ineens voor hun neus sta, in een portiekje, waar ze zich onbespied waanden.

Toch zijn er tekenen die wijzen op een druk gebruik van dit portiek. Honderden platgetrapte plakken kauwgom zijn inmiddels vergroeid met de straatstenen, waartussen ook nog eens vele tientallen sigarettenfilters terecht zijn gekomen. Met regelmaat tref ik er lege of halflege blikjes bier en frisdrank aan en uit de penetrante zeikgeur die er hangt maak ik op dat wat gedronken is, ook ter plekke weer geloosd werd. Ik vraag me alleen af wanneer gebeurt dat allemaal. Ik loop regelmatig en op verschillende tijdstippen in en uit, ik ben nooit hele dagen weg, want ik werk niet meer en toch zie ik zelden iets onoorbaars gebeuren.

Er is de laatste tijd iemand, een buurtbewoner (?), die het portiek als een voorstation gebruikt voor de grofvuil ophaaldienst van de ROTEB. Nu eens staat er een kapot kinderzitje voor op de fiets, dan weer een afgedankte salontafel of een defecte koelkast. Het vervelende is dat die buurtbewoner niet meer langskomt om zijn of haar vuil werkelijk aan de stoeprand te zetten zodat de ROTEB het in kan laden en mee kan nemen.  Dat doe ik dan maar. Ik heb het idee dat ik de enige ben die zich daartoe geroepen voelt. Er moet ook een fietsendief actie zijn want al diverse malen heb ik een geheel onttakeld fietsframe uit het portiek weg moeten slepen.
 
Waar ik me ook over verbaas zijn de misselijk makende, vaak ongelooflijk grote groenige slijmklodders, die ik aantref. Eén keer heb ik gezien dat een van de buren, nota bene niet eens iemand die aan het portiek woont, een verse klodder deponeerde. Toen ik het niet kon laten daar wat van te zeggen …. ik zei zoiets van:
‘Lekker zeg, als ik daar in trap dan loop  ik dat gore slijm van jou mijn schone huis in…’ reageerde hij met:
‘Dat je daar een punt van maakt ….. maar eh … daar zou je trouwens geen last van hebben als je net zoals wij je schoenen uit zou doen voordat je je huis in gaat….
’ Wat een brutaliteit!’

Een enkele keer tref ik een gebruikt condoom aan, zoiets vind ik dan weer te onsmakelijk om met mijn blote handen op te pakken en in de afvalbak te gooien; daarvoor heb ik speciaal zo’n grijpertje gekocht waar tegenwoordig de straatschoonmakers van de ROTEB ook mee werken.
Al met al heb ik nu zo het idee dat de meeste rotzooi in de avondlijke of nachtelijke uurtjes terechtkomt in de portiek.

Toevallig kwam ik van de week een beetje laat thuis, tegen twaalven … er hing er een vijftal knaapjes, dat eigenlijk al lang op hun bed hadden moeten liggen,  tegen de muren en de fietsrekken aan en snacks te nuttigen. De verpakkingen lagen al in proppen op de grond, net als de lege platgetrapte bierblikjes.
‘Zo,’ zei ik, ‘eet smakelijk  heren! Jullie gaan die troep die je hier gemaakt hebben straks toch zeker wel even opruimen zeker, hè.’
‘Ja, natuurlijk meneer, wij zijn hele nette jongens,’ lachtten ze ongeloofwaardig..
‘Okee,’ zei ik vol wantrouwen, ‘dan is het goed.’
Een half uurtje later ging ik voor de zekerheid nog even kijken en ik moet zeggen: ze hadden het portiek keurig netjes achter gelaten. Aan hen ligt het dus niet.

dinsdag 5 maart 2013

Slaan


Het is me nog niet zo heel vaak overkomen dat ik zo boos op iemand was, dat ik hem wel wat wilde aandoen ……Meestal beperkt boosheid zich bij mij tot de lawaaierige uiting van een onsamenhangende woordenstroom.
Natuurlijk heb ik mijn kinderen wel eens een corrigerend tikje gegeven en met een van mijn zonen heb ik zelfs wel eens serieus geworsteld … en eerlijk gezegd kan ik me nu niet eens meer precies herinneren waarom ik toen handtastelijk werd. Wel weet ik me te herinneren dat die worstelpartij onbeslist eindigde en dat mijn zoon, hij was toen 18 of 19,  vrijwel meteen is gaan zoeken naar een eigen woonplek. Onze verhouding is er gelukkig sindsdien wel weer wat hartelijker geworden.

Terwijl ik dit schrijf, krijg ik zo langzamerhand de aanleiding tot de vechtpartij weer een beetje in beeld: onenigheid over tv-kijken. Zoonlief zat of lag ( waarschijnlijk dat laatste) voor die televisie. Het toestel stond luid en overduidelijk MTV-beelden en -geluiden de huiskamer in te knallen ……. dat irriteerde me  …. ik had daar een bloedhekel aan ... wilde daar een beetje rust, zodat er gelezen en gepraat kon worden. Ik  wilde die MTV gewoon niet in mijn  woonkamer … en zeker niet zo hard … daar had hij een tv voor op zijn eigen kamer.  Ik zette demonstratief (en zeer autoritair) de tv uit en toen explodeerde er iets…... wie er nu de eerste tik heeft uitgedeeld weet ik echt niet meer … zal ik wel geweest zijn.

Tja en onlangs schreef ik nog over die lingerie-winkelier, die me vastpakte en me ten onrechte beschuldigde van het inkinkelen van zijn dure étalageruit … en hoe ik hem toen hard tegen zijn schenen schopte, waarna hij me van schrik liet lopen.

Een ander slachtoffer van mijn grote boosheid was Hans. Hans was eigenlijk een van mijn beste  vriendjes. We liepen vaak samen van en naar school. We zaten bij elkaar in de klas. Hij kwam me ook nog wel eens ophalen om samen buiten te spelen.
Op school had ik al de hele middag een rotgevoel in mijn buik. Eigenlijk had ik aan de meester moeten vragen of ik naar de wc mocht (‘twee vingers opsteken en wiebelen in je schoolbankje’) maar ik had er zo’n hekel aan om te poepen op school: je kreeg altijd maar twee dunne velletjes pleepapier mee van de meester en daar kreeg ik mijn kont nooit goed mee schoon. Ik wou dat ik het toch maar wel had gedaan: want de buikkrampjes hielden aan en toen ik dacht een scheetje te moeten laten kwam er tegelijk een dunne lading poep mee …. wat een ellende … en stinken  … en plakkerig zitten gelijk. Mijn klasgenootjes om mij heen gingen demonstratief hun neus dicht zitten knijpen en de meester (meester Mens) kwam, nieuwsgierig geworden, ook even snuffelen.
‘Heb jij het in je broek gedaan, jongen’ vroeg hij aan mij. Ik knikte, schaamde me rot. De hele klas lachen! Ik moest er van huilen.
‘Ga maar vlug naar huis toe,’ zei de meester, ’andere kleren aantrekken en dan weer gelijk terug komen naar school, hè!’ Omdat ik buikpijn bleef houden heeft mijn moeder me toen even thuis gehouden.

Een paar dagen later voelde ik me wel weer goed en ging ik weer naar school. Alles leek okee alleen Hans deed zo vreemd onder het speelkwartier. Normaal spelen we samen met nog wat klasgenootjes maar het leek nu net of hij niks met me te maken wilde hebben …..
‘Poepbroek, je bent een poepbroek, zei die pesterig.’ En ook op de weg van school naar huis bleef hij een paar passen achter me lopen, samen met nog een paar anderen zongen ze:
‘Jossie is een poepbroek, Jossie is een poepbroek’. Dat maakte me eerst verdrietig en toen opeens heel erg boos. Ik draaide me om, stormde op Hans af en gaf hem met mijn vuist een stomp op zijn gezicht. Alléén Hans, die anderen deed ik niks … en Hans was nog wel mijn vriend … hij viel achterover. Zijn brilletje was gelijk in tweeën, hij had een bloedneus en een gat in zijn hoofd. Ik spurtte gelijk naar huis … nog nooit was ik zo boos geweest op iemand.
’t Werkt soms blijkbaar wel zo’n dreun. Daarna ben ik  nooit meer gepest!
Alleen bekoelde na die dreun de vriendschap met Hans wel een paar weken. We hebben er nooit meer wat over gezegd tegen elkaar maar onze pijn is eigenlijk  gesleten door met elkaar en andere jongens uit de straat ‘voetbalmetsies’ te spelen.  Na een tijdje is Hans me  gewoon weer komen ophalen om samen naar school te lopen.    

zaterdag 2 maart 2013

Meel uit Vlaardingen


Volkoren tarwemeel heb ik vanmiddag gekocht. In Vlaardingen doe ik dat. In de winkel van een molen genaamd Aeolus. (Aeolus is de god van de wind.  ) Het meeste brood dat ik eet, bak ik zelf. Heel af en toe eet ik eens een krentenbolletje van de supermarkt of een sneetje allison van de ‘warme’ bakker maar dat zijn uitzonderingen. Ik vind het brood dat in de handel is, zo vreselijk slap … niet te vreten. Daarom maak ik het zelf … van dat volkoren tarwemeel … heerlijk stevig zuurdesembrood.

Zo eens in de twee maanden heb ik nieuw meel nodig. In rustig tempo fiets ik dan in een uurtje naar die molen. Het is vandaag redelijk fietsweer: 6 graden Celsius en op de heenweg de wind mee. Eindelijk breekt er ook weer eens een zonnetje door.
Ik koop in die molen niet alleen meel maar ook zemelen, pompoenpitten, zonnepitten, sesamzaad en kattenbrokjes. Alleen dat laatste doe ik maar niet door mijn brood heen. Die zijn voor onze kater, die alleen brokjes lust.
Het personeel in de molen is vriendelijk maar een beetje paranoia. Ik heb de indruk dat ze altijd op hun hoede zijn … ze reageren net alsof er niet zo heel lang geleden een roofoverval op de winkel is gepleegd. Ik kom daar nu ruim vijf jaar en dat gevoel geven ze me daar al die jaren al. Als ik binnenkom, ga ik meteen op zoek naar wat ik nodig heb en ik voel direct dat ik, met elke stap die ik in die winkel zet, door twee of drie mensen met Argus-ogen wordt bekeken.  Als ik me tot een van hen wend, om te vragen waar ook alweer de pompoenpitten staan, wordt eerst net gedaan alsof ze hard aan het werk zijn; ze laten me mijn vraag nog eens herhalen en dan loopt er iemand  naar het schap met die pompoenpitten. Ik betaal netjes voor het meel en andere ingrediënten, samen iets meer dan tien euro; daar kan ik weer acht weken lekker van eten.

Op de terugweg rijd ik altijd het flatgebouw tegemoet waar een oud vriendinnetje van me woont. ’t Is nu bijna veertig jaar geleden dat we, een blauwe maandag, wat hadden maar ik zou haar denk ik nog wel herkennen. Ik was 22 … Sonja net 17 en eigenlijk mochten we het dus nog helemaal niet met elkaar doen …  althans ik niet met haar.

Het lijkt wel of ze daar gaat, daar, op het grasveld voor haar flat: een leuke, tamelijk kleine vrouw met rode haren. Ze laat twee kleine drukke hondjes uit. Haar rode haar ….ik kan me haast niet voorstellen, dat ze nog haar eigen kleur haar heeft …… maar àls ze inmiddels grijs geworden is,  wat wel voor de hand ligt, dan heeft ze het nu in precies in haar eigen jeugdige kleurtje geverfd.  Ze loopt zo ongeveer 100 meter bij me vandaan … het zelfde loopje …. dezelfde gestalte.
‘Sonja!’ roep ik, vanaf mijn fietsje, zó hard, dat ze me wel moet horen en zwaai. Met een ruk draait ze zich naar me om. Ik vraag me af of ze mij herkent of dat ze zomaar terugzwaait.  Ze lijkt te lachen. Uit de verte zelfs blinken haar tanden in de zon. Dan keerde ze zich weer om en zonder verder op of om te kijken loopt ze naar  de ingang van haar flat, trekt haar hondjes naar binnen en verdwijnt uit mijn zicht.
Ik heb niet de illusie dat ze mij van die afstand nog herkend heeft: toen ik met haar omging droeg ik nog geen bril en had ik een mooie bos krullend donkerblond haar; nu loop ik rond met een voornamelijk kale kop met hier en daar wat grijze haren d’r op.
Wat natuurlijk ook kan is dat ze me wel heeft herkend maar dat ze het verleden wilde laten rusten.

Zes keer per jaar fiets ik zo langs Sonja’s flat en even zo vele keren is zij even in mijn gedachten. Het zijn deze keer wel erg aangename gedachten geweest, want ik heb zeker een paar kilometer niet eens gemerkt, dat ik  flink  ‘windje tegen’ heb.