maandag 28 november 2011

Vlaai

Op de hoek van een druk kruispunt, vlakbij de Afrikaandermarkt sta ik te flyeren. Flyeren??? Hoe bedoelu: flyeren?? Flyeren is het uitdelen van kleine pamfletjes met informatie, die voorbijgangers even vlug kunnen lezen, alvorens ze het in hun jaszak of  tas stoppen. Sommigen frommelen zo’n flyer na lezing tot een klein propje en gooien het in de dichtstbijzijnde prullenbak; anderen laten hun propje gewoon op straat vallen. Makkelijk dus. Op de flyers die ik vandaag uitdeel, staat informatie over het plan van B&W van Rotterdam, om 65-plussers, binnenkort het recht af te pakken op gratis reizen in bus tram en metro.

Schandalig natuurlijk  maar daar wilde ik mijn ‘stukkie’ eigenlijk niet over schrijven vandaag. Terwijl ik sta te flyeren zie ik een uitermate spichtig meisje van hooguit zestien jaar aan komen lopen.  Sjofel jasje; ritsje open. De strak zittende spijkerbroek verraden haar lange dunne beentjes. Ze heeft lange donkere haren, die wapperen in de zwakke wind. Haar gezicht is lijkbleek. Het lijkt net alsof ze klappertandt hoewel het allerminst koud. Het is vandaag ook niet bepaald een topdag maar het is absoluut geen klappertandweer.

Het spichtige meisje heeft een spichtig hondje aan de lijn. Zij loopt in de richting van een miniem stukje gras tussen het roze asfalt van het fietspad en het zwart van de autoweg. Haar hondje is niet alleen spichtig maar het scharminkeltje is ook mottig en bibbert continu. Hoogstwaarschijnlijk van de kou, bij gebrek aan een goedsluitend vachtje. Ik bespeur bij zowel hond als baasje iets van blijheid, een gevoel van opluchting als ze zijn aangeland op dat kleine stukje groen. Zij, omdat ze heel goed weet dat ze haar beestje nu niet op straat hoeft te laten poepen en haar hondje omdat hij nu eindelijk even de tijd krijgt om zijn drolletje te draaien.  Nou ja, drolletje. Wat hij draaide was allerminst een drolletje; hij spoot  zich werkelijk in één keer helemaal leeg, het arme beestje……..wat zal hij daar een krampjes van gehad hebben. Nu hij het allemaal kwijt is straalt de opluchting van het snuitje van die kleine rakker af. Hij staat nog even her en der zijn plarkje te besnuffelen.

‘Kom Wodan!’ roept het vrouwtje, we gaan. Het beestje, dat nog niet is uitgesnuffeld,  zet de hakken in het zand. Ik zie twee politieagentes naderen op hun mountainbikes. Ze stoppen bij het meisje met de hond.

‘Zo, jonge dame, u heeft uw hondje daar laten poepen, nietwaar,’ zegt de mollige agente met de donkere bril. Het meisje spreekt niet. Ze knikt slechts ‘ja’ en schudt slechts ‘nee’. Nu knikt ze van ‘ja’.
De agente vervolgt:
’Hondenpoepjes moet je altijd gelijk zelf opruimen. Oprapen met een zakje en dat in de dichtstbijzijnde afvalbak deponeren. Dat  moet u als hondenbezitter toch weten.’
‘Heb je een zakje bij je?’’
Ze schudt van ‘nee’.
‘Dat moet je toch echt altijd bij hebben als je je hondje uitlaat.’
‘Kijk eens,’ zegt nu de  politieagente, die nog helemaal niets had gezegd, ‘hier heb je een papierenzakdoekje van me. Raap het maar gauw op en gooi het maar weg.’
‘Dat kan helemaal niet, mevrouw, ik kan het niet oprapen. Wodan is aan de dunne. Ik zal thuis  wel even een emmertje water gaan halen. Dat water gooi ik er dan wel overheen, dan kan zijn poep wat makkelijker de grond in zakken.’
‘Nee, laat maar, het gaat straks toch regenen,’ zegt de mollige politieagente die  zit te bladeren in een boekje:
‘Ik zie hier net dat ik je zo maar een boete van dertig euro zou kunnen geven voor dit vergrijp. Voor deze keer zien we het door de vingers, dame……maar…..  nooit meer vergeten: volgende keer een zakje mee, hè?’
Het meisje knikt gedwee en trekt haar Wodan krachtig mee.+
Ik stop de agentes allebei nog vlug even een flyer toe, die ze vluchtig lezen en netjes in hun fietstas stoppen.
‘Fijne dag verder,’ roepen de agentes bijna in koor.
‘Ja, dank je, hetzelfde ehhh, werk ze,’ zeg ik, als ik me enkele millimeters voel wegzinken in Wodans vlaai.

woensdag 23 november 2011

Coen en de kikkererwten

Vandaag ben ik weer eens aan de beurt om te koken. Drie keer per week kook ik en drie keer per week kookt zij. Woensdag t/m vrijdag ben ik de lul. Nou nee, dat is wat te sterk uitgedrukt.  Ik vind koken nou niet bepaald super om te doen, iets  waar ik naar uitkijk  maar een hekel heb ik er echt niet aan. Ik beschouw het wel als een noodzakelijk iets en kwijt me meestal zorgvuldig van die taak. Meestal. 
Zij daarentegen verklapte me onlangs dat ze koken ‘werken’ vond.
Dat is haar goed recht natuurlijk. Ik kan het me alleen niet voorstellen dat je koken voor jezelf en je partner werken vindt. Ik ben er verder niet op door gegaan maar misschien is het wel zo dat ze het ‘werken’ vindt om voor anderen (mij) te koken.  Of ze heeft eigenlijk liever  dat ik altijd kook. Ik weet het niet; we moeten het er nog maar eens over hebben.

Ik heb nu nog geen flauw idee wat ik ga maken. Ik zal eens even gaan kijken of er in de koel- of vrieskast of in de voorraadkast ingrediënten liggen  voor de maaltijd van vanavond. 
In de voorraadkast vind ik een blik kikkererwten. Lekker en gezond maar daar moet wel iets bij natuurlijk. Even googlen, levert me het recept ‘Kip met Kikkererwten’ op. (Ik voeg het recept aan dit stukkie toe.). Vrijwel alle ingrediënten die ik nodig heb voor dat recept zijn toevallig nog in huis ook. Helaas moet ik alleen wel even de deur uit om wat verse koriander en een paar tomaten kopen.  Helaas ja, want het  is een nare, gure, druilerige dag. Blijf liever binnen……..o ja, dat is waar ook……bijna vergeten………
Vandaag, straks eigenlijk al, om drie uur,  wordt in de Bloklandstraat, vlakbij huis, de muurschildering van Coen Moulijn  onthuld.  Kunstenaar Erik van Zijst heeft die gemaakt.  Coen’s weduwe komt en ook een paar voetbalvirtuozen, die alles kunnen doen met een voetbal. Zelfs wordt er nog een gedicht voorgelezen. Daarna is er nog een gezellige receptie in het  Jan van der Ploeghuis. Een reden te meer om daar bij te zijn en omdat Bas van der Heijden  daar toch om de hoek is, ga ik er even langs voor  die tomaten en koriander.

Raar eigenlijk, dat ik, als fervent Sparta-fan, daar ga kijken. De onthulling van een muurschildering van zo’n groot Feijenoorder.  Tsja, Coen was voor mij een voetballer die de partijen oversteeg.  Ook al was hij Feijenoorder,  zijn spel was gewoon te  mooi, te hemels, om onderworpen te worden aan twisten tussen Sparta en Feijenoord supporters. Het zelfde gold voor mij met betrekking tot Cruijff en van Hanegem.

De gehele zijgevel van een pand in de Bloklandstraat is gebruikt voor  de muurschildering.  Ziet er mooi uit. Kijk maar op de foto’s bij dit stukkie. De onthulling vanmiddag bij de Bloklandstraat was een zeer aandoenlijke gebeurtenis.  Coen’s  weduwe en een aantal van zijn oud collega’s waaronder Wimpie Jansen,  Eddie Pieters Graafland, Gerard Kerkum, Frans Bouwmeester en zelfs de beroemdste Spartaan: Tinus Bosselaar (toch ook een blauwe maandag Feijenoorder)  was erbij.

Foto’s van de onthulling van de muurschildering van Coen Moulijn.


 





En dan nog die kikkereerwten......

 Met het Kikkererwtenrecept is een zeer smaakvolle maaltijd te bereiden. Je proeft het eigenlijk al een beetje als je het recept aandachtig doorleest.  Ik kan het iedereen aanraden. Het is meer dan goed binnen te houden en nog snel  klaar ook.
  
Recept
KIP MET KIKKERERWTEN
Bereidingstijd:
Gang:
Ingrediënten voor 4 personen
1 kg kip in stukken
225 g rauwe kikkererwten, gaar gekookt of gaar uit blik
2 e olie
2,5 cm geraspt gember
4 teentjes knoflook, fijn
1 vers groene of rode peper, fijn

INGREDIËNTEN VOOR PASTA: 
60 ml water
1 e gemalen koriander
1 t kurkuma (geelwortel)
1/2 t cayennepeper
1/2 zwarte peper
1 t kaneel
1/2 t nootmuskaat

VERDER: 
zout
450 ml hete water
45 g ghee of ongezouten boter
1 ui, in ringen gesneden
2 e verse koriander, fijn
2 tomaten in plakjes

Bereidingswijze
1. Fruit knoflook, gember en rode of groene peper tot zacht.
2. Voeg kruidenpasta toe en bak al roerende voor 3 min.
3. Voeg stukken kip toe en bak op hoog vuur tot mooi van kleur (zo 4-5 min.)
4. Voeg kikkererwten toe en bak verder voor 5 min.
5. Voeg zout en water erbij en stoof gerecht tot kip gaar zijn.
6. Verhit ghee of boter in een koekenpan en bak uien goudbruin van kleur.
7. Voeg uien toe aan kip met overgebleven vet en helft van verse fijn koriander.
8. Kook zachtjes verder voor 10 min. met deksel op pan.
9. Verdeel over een serveerschaal en garneer met plakken tomaat en fijn verse koriander.







zondag 20 november 2011

Sint

Sinterklaas (en een stuk of dertig pieten)doen over een half uurtje mijn woonbuurt even aan. Vanuit de tent op het binnenterrein waar de goedheiligman zo dadelijk welkom zal worden geheten, klinken beurtelings hiphop-,  metal- en technoklanken klanken op.  Noch het ‘kapoentje’-lied noch het ‘stoomboot’-lied  is hier te horen.  Jonge kinderen en hun ouders zijn nog niet gesignaleerd in de buurt van de tent. Begrijpelijk met die rotherrie. Alle stoeltjes op het terras zijn nog onbezet. Slecht drie slungels, die hoogstwaarschijnlijk houden van deze muziek, maken minimale bewegingen. Ze staan met de armen tot de ellebogen in hun zakken. Hun hoofden diep weggedoken in de bontrand-capuchons.

Toen ik mijn eerste grote klaaskado kreeg was ik denk ik zes of zeven. Mijn ouders hadden waarschijnlijk de staatsloterij gewonnen want niet alleen ik maar ook mijn twee oudste zussen kregen voor ons doen dure kado’s.  Mijn zussen kregen ieder een pop die kon praten. De jongste kreeg een pop  die ‘mama’ kon zeggen. In de buikwand  van die pop zijn de klanken  ‘mam-ma’ aangebracht en wanneer de pop van voor naar achter of andersom wordt bewogen is het net alsof het woordje 'mamma' ten gehore wordt gebracht. Mijn oudste zus kreeg een pop die geheel was aangekleed als een rooms-katholieke non. Met rozenkrans om haar hals. Die kon ‘amen’ zeggen en ik dacht ook ‘ja’ maar dat laatste weet ik niet zeker meer.
Mijn kado was echt super voor die tijd: een knalrode  auto met  afstandsbediening.  Met een draad van een meter. Draadloos had je toen nog niet. Toch vond ik het heel tof.  Ook al moest ik het hele huis doorrennen om die auto te kunnen besturen. Jammer was wel dat de batterijen zo gauw leeg waren.  Dat was mijn eigen schuld natuurlijk want ik  speelde er veel te veel mee en al gauw zei mam tegen me dat ze geen centjes had om elke dag nieuwe batterijen te kopen.  Logisch. Toen heb ik die afstandsbediening er maar gelijk afgetrokken. Op een dag liet ik per ongeluk mijn auto, nu dus zonder afstandsbediening,   in het halletje achter de voordeur van ons huis staan. Mijn vader had hem niet gezien. Daar is ie gewoon veel te moe voor als ie thuiskomt van zijn werk.  Mijn autootje was als een sloopauto onder zijn  werkschoenen geplet. Het karkas bleek van een bijzonder zwakke kwaliteit metaal.  De kar is meteen de vuilnisbak in gekieperd. ’t Was toen nog geeneens Kerst.  Mijn pa had trouwens een lelijke jaap op zijn hoofd. Moest gelijk op de fiets  naar het ziekenhuis. Met één hand moest ie  het pak watten op de hevig bloedende wond drukken. Acht hechtingen.  Was ie mooi mee met de kerst.  Jaaaaahaaaaaaa, een ongeluk zit in een klein hoekje!

Ze zijn gearriveerd op ons  binnenterrein: Sint en al zijn Pietermanknechten. Een Antilliaanse drumband begeleidt het gezelschap.   De drummers maken een gezellige teringherrie, die voor enkele uren  alle het gevogelte uit de buurt  zal verjagen.
De organisatie kan tevreden zijn; er zijn ruim tweehonderd belangstellenden.  Opvallend veel opa’s en oma’s  ook. Jammer dat het zo mistig is en kil.
Voor het eerst verdringt een echt klaaslied de agressieve technoklanken:  ouders en kinderen zingen het ‘kom maar binnen’-lied.
  






donderdag 17 november 2011

Lekkerrrrrr!!

Op 9 september 1980 draait onze jongste zoon Bart, nauwelijks drie maanden oud, zich voor het eerst van zijn buik op zijn rug. We zitten dan in een huurcaravan op Texel. Een korte extra vakantie. Het waait er veel en hard. De lucht is blauw; veel zon dus. Vanochtend heb ik een afspraak met de dokter. Ik heb veel last van mijn rechterknie gekregen tijdens het joggen. De pijn is nu ook heftig als ik alleen maar op die keiharde klotenbank in de caravan zit.  De dokter schrijft me pilletjes voor: dagelijks drie innemen, gedurende tien dagen. De eerste neem ik gelijk als ik ze ontvang van de apotheker.
Vanmiddag gaan we met zijn allen bramen plukken. Bart kan dat natuurlijk nog niet maar Koos, onze oudste, die nu drieëneenhalf jaar is,  wel. Helemaal verrukt is hij van oogsten van wat dan ook. Aardbeien, appeltjes, rozenbottels, aardappels enz.
Voorafgaand aan de ‘pluk’ gaan we met elkaar een ijsje eten. Mijn zus Diana, die ook mee is, trakteert. We nemen oubliehoorns met drie bollen in verschillende smaken. Alleen Koos wil drie groene bolletjes pastiche ijs. Vijfenzeventig centjes voor een hoorn met drie bolletje!

Kom daar nu, anno 2011, maar eens om. Nu betaal je bij de ijsboer godverdomme de belachelijke prijs van vier euro voor zo’n ijsje. Ik heb al drie jaar geen ijsje meer gekocht en als er niks aan die prijzen verandert dan hoeft dat ijs ook helemaal niet meer voor mij.  Die ijsboeren mogen van mij met z'n allen door hun ijs zakken. Maar dit terzijde.

Die superkleine Bart krijgt natuurlijk zelf geen ijs maar hij  mag af en toe het ijs aflikken dat door Carola op zijn lipjes wordt gesmeerd. Zijn lachende glimogen, zijn ongeduldig zwaaiende armpjes en trappelende beentjes maken het overduidelijk: dit vind Bart heerrrrrlijk. Koos ook trouwens. Herhaaldelijk horen we hem zeggen:
‘Lekkerrrrrrrrrr’.
Het bramen plukken is voor ons allen een waar festijn. Zoveel bramen en zulke grote als hier op Texel hebben we nog nooit gezien. Bart ligt nu lekker te pitten. Dus wij kunnen onze slag slaan. Wij stoppen alle geplukte bramen in een doos. Morgen gaan we jam maken. Koos vreet al zijn geplukte bramen gelijk op. Hij propt zijn mondje veel te vol zodat ie zijn kleren wel onder moet  kwijlen. Het is maar goed dat ie oude kleren aan heeft want er is geen enkel wasmiddel kan tegen die prachtige  paarse bramenvlekken op.  Dat betekent dus helaas dat die kleren linea recta de vuilnisbak in kunnen. Regelmatig roept Koos verrukt uit:
‘Lekkerrrrrr.’
Op de terugweg wippen we even de super binnen en slaan wat in voor het avondeten. We houden het simpel  en  binnen de beperkte mogelijkheden van deze minicaravan: een soepje, saté met pindasaus en stokbrood. Carola is even met Bart naar de douches om hem te verschonen. Ongelooflijk hoe snel zo’n kleine caravan gevuld is met de verstikkende geur van de poepluier van zo’n klein mannetje. Koos zit ondertussen enthousiast met zijn knikkerspel te spelen.
Diana en ik zorgen voor het eten. We staan elkaar voortdurend in dat kleine piemelkeukentje in de weg maar sportief als we zijn, doen we net of dat he-le-maal geen probleem is. Het eten is eigenlijk  sneller  klaar dan we dachten. Carola is ook al weer terug als we Koos horen zeggen:
‘Lekkerrrrrrr’
Koos had helemaal niks te eten gehad. Nog eens zegt hij:
Lekkerrrrr.’
Voor hem staat mijn potje pilletjes, tegen de kniepijn, vanmorgen bij de apotheek gehaald. De negentien pilletjes die er in zaten zijn weg; die zitten nu hoogstwaarschijnlijk in Koos zijn maag.
Ogenblikkelijk rijd ik naar die dokter; zonder aarzelen regelt hij een helikopter die ons naar het ziekenhuis in Den Helder moet brengen.
‘Zijn maag moet onmiddellijk worden leeggepompt.’ zegt de dokter.
Het gaat allemaal razendsnel. Binnen tien minuten landt de helikopter voor het ziekenhuis. Artsen en verpleegkundigen staan daar klaar met een rijdende brancard. Nog eens tien minuten later is Koos zijn maagje leeggepompt. Het maagpompsel blijkt een kleurrijk goor toetje te zijn, gevormd door de roze pillen, paarse bramen en de groene gesmolten bollen pastiche ijs met daarin drijvend half verteerde stukken oubliehoorn met ijs. De arme schat heeft wel even pijn als die slang door zijn strotje wordt geduwd. Dat mag ook best een keertje voor dit  hele goede doel. Volgens de ziekenhuisarts slikte Koos een dodelijke dosis pillen. Zijn maag is nog niet leeggepompt of hij vraagt gelijk weer om snoep. In de kantine van het ziekenhuis dan maar een Mars gekocht voor hem, die er in gaat  als koek.
Erg lullig wel trouwens dat we toen niet eens even met die helikopter  teruggevlogen konden worden naar onze caravan.  Moesten we verdomme met de pont en dan ook nog eens een half uur lopen naar de camping! Alles bij elkaar zeker nog  anderhalf uur onderweg geweest.

    

zaterdag 12 november 2011

Opa

Ik fiets over de Noordsingel. Moet even naar de apotheek. Eenenzestig jaar ben ik nu. Zeg maar gerust een oude man. Als ik nu terugdenk aan mezelf als tiener dan vond ik de mensen boven de dertig al oud. Toen ik 15 was, was mijn moeder 34 en mijn vader 33.  Ouders zijn voor hun eigen kinderen per definitie oud, ook al zijn ze  relatief gewoon nog jong. Bekakte corpsbal-studentjes hoor je niet voor niks zeggen:
‘Ik ga dit weekend naar Wassenaar, Kralingen of Hillegersberg: naar mijn ouwelui.’

Er zitten echt te veel van die witte ganzen hier in de Noordsingel. Honderden. Soms liggen ze gewoon een kwartier op de rails,  de tram op te houden.

Het beeld dat ik als jongeman had van een man van zestig, komt totaal niet overeen  met hoe ik mezelf nu als zestiger ervaar. In mijn beleving was de zestiger van toen passief, inactief, dor, geplaagd door vele grote of kleine gebreken, doof, blind, stram, niet sportief en a-seksueel.  

Ik ben sinds mijn zestigste verjaardag met pensioen en ik ben nog nooit van mijn leven zo actief geweest. Nooit voelde ik me fitter dan nu en van gebreken heb ik gelukkig nog geen last. Nou vooruit, ik zal het niet mooier maken dan het is: ik heb vreselijk veel last van aambeien. Eigenlijk is het drie maal niks. Wat zijn aambeien nou helemaal? Geregeld een beetje sperti smeren en ze verdwijnen als sneeuw voor de zon. Wou dat het waar was! Ik moet alleen nooit vergeten om een inlegkruisje in mijn slip te doen, want anders sijpelt die vette sperti-troep via mijn boxer-short en mijn spijkerbroek op de bekleding van elke stoel waar ik op zit.
Sportief?
‘Nou en of! Op de sportschool fiets ik me rot. Spinnen heet dat. Spinnen is op de sportschool een werkwoord en geen meervoud van het zelfstandig naamwoord ‘spin’.

Als twintiger wist ik overigens niet beter of de  man boven de zestig was seksueel tot op het bot uitgedroogd. Mijn buren, mijn opa’s en op den duur ook mijn vader kon ik niet anders dan met diep medelijden bezien. Ze moesten door het leven zonder seks! Was het leven dan nog wel leuk om te leven, vroeg ik me af. 
Als twintiger en ook nog wel als dertiger vernam ik, dat vrouwen na hun vijftigste (na de overgang) minder behoefte zouden hebben aan seks. Kinderen konden vrouwen dan sowieso niet meer krijgen. Mannen zouden tot hun dood in staat blijven om kinderen te verwekken maar de meeste van hen zijn dan niet meer zo fanatiek. 

Dat ben ik natuurlijk ook niet meer.  Alles gaat gelukkig nog wel op eigen kracht. Ik ga alleen maar naar de apotheek voor een heel goed smeerseltje tegen mijn aambeien en beslist niet voor viagra! Ik ben eerlijk: mijn veroveringen zijn dezer dagen veel minder talrijk. Ook zijn ze minder oogverblindend ... maar datzelfde geldt ook voor mij. Godzijdank ben ik gezegend met een rijke fantasie, die me er op een bevredigende wijze doorheen helpt, wanneer de hormonen zo nu en dan eens opspelen.    


woensdag 9 november 2011

Cor Eversteijn

Cor Eversteijn.
‘Who the fuck’ is Cor Eversteijn zult u denken. Cor Eversteijn is een bekende Rotterdammer. Hij is zowel herenkapper als bokser. Ooit is hij Nederlands kampioen boksen bij de amateurs. Hij is geboren en getogen in Spangen. Net als ik. We zitten op dezelfde kleuter- en lagere school. Op die lagere school staat geen onderwijzer voor de klas maar  een broeder, een katholieke geestelijke, gekleed in een zwarte pij.
Gedurende drie jaren, twee jaar kleuterschool en een jaar lagere school trekken Cor en ik vrij veel met elkaar op. Cor is niet zo'n eenstudiehoofd. Hij vindt het dan al leuk om te stoeien. Ook met mij. Hij is klein en heel sterk. Waarom weet ik niet maar meestal laat hij mij winnen. Hij blijft al in de eerste klas van de lagere school zitten. Later nog een keer. Ik verlies hem daardoor uit het oog. Jongens van de hogere klassen bemoeien zich meestal niet zo veel met de 'kleintjes' in de lagere klassen. Ik dus ook niet. 

De familie Eversteijn woont in vlakbij; op drie minuten lopen. We kunnen beiden, ieder vanuit ons eigen huis de profvoetballers van Sparta zien trainen. Cor zit al een tijdje bij mij in de kleuterklas. Maar hij is me in het begin helemaal niet opgevallen.
Twee zussen bij mij in de straat, brengen me elke dag naar de kleuterschool. Mijn moeder heeft daar zelf geen tijd voor. Vlak na mijn geboorte, ik ben de oudste thuis, krijg ik er een broertje en twee zusjes bij. Daar heeft ze haar handen meer dan vol aan; zeker omdat mijn broertje ernstig geestelijk gehandicapt blijkt te zijn.

Die zussen, vrijwilligers vanuit de kerk, helpen eerst alleen mijn moeder met mij naar de kleuterschool te brengen. Op een gegeven moment moet ook de moeder van Cor geholpen worden. Wat er precies aan de hand is bij Cor thuis? Geen flauw idee. Mijn moeder heeft  er nooit iets over gezegd dat Cor voortaan ook mee zou lopen naar school.Opeens zit hij bij ons aan de eettafel een hapje mee te eten. Hij drinkt meestal ook wat en loopt dan met mij en de zussen naar school.  Mijn moeder zegt alleen maar tegen mij dat Cor met mij meeloopt omdat zijn moeder ziek is. Wat ze heeft weet mijn moeder niet. In ieder geval moet Cor gewoon geholpen worden. Dus dat deed ze. Klaar! De werkelijke reden hoor ik pas vele jaren later: vader Eversteijn heeft toen Cor zijn moeder zwaar mishandeld heeft.  

Gewoonlijk loop ik hand in hand met de zussen. De een houdt mijn linkerhand vast de ander mijn rechter. Soms laten ze me dan tussen hen in zwieren, van hoog voor naar hoog achter ... van hoog voor naar hoogschter ...  Schitterend vind ik dat! Maar ja, dat is er met de komst van Cor niet meer bij natuurlijk. Allebei hebben we dan een eigen zus, die ons bij de hand neemt. Jammer, voor mij geen gezwier mee.

Cor is, net als ik, een heel verlegen ventje. Ik kan me niet herinneren dat hij bij ons thuis, onderweg naar school of op school, iets gezegd heeft tegen mij. Hoe ik ook mijn best doe, ik kan me zijn stem niet herinneren. Echt vrienden zijn we ook nooit geweest. Van 1958 tot 1979 vergeet ik zomaar dat er een zekere Cor Eversteijn bestaat. Zelfs zijn nationale  bokskampioenschap bij de amateurs in 1970 is aan mij voorbij gegaan. Door zijn boksprestaties en  helaas ook door zijn overmatig drugs- en drankgebruik wordt Cor rond 1980 voor mij aan de vergetelheid onttrokken.  Hij is populair. Cor is een markante Rotterdammer. De Rotterdamse Media volgen hem op de voet in zijn laatste jaren. In  1983, nauwelijks drieëndertig jaar oud, sterft hij.

maandag 7 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (14, slot)

Inmiddels is de zaak door een anoniem telefoontje van een bewoonster van de  Spangense Kade in een stroomversnelling geraakt.  Zij meldde dat zij tussen drie en vier uur die nacht heftig  geblaf hoorde. Ze had er eerst nog maar weinig aandacht aan geschonken maar toen het blaffen overging in amechtig janken,  ging ze toch even kijken wat er nu  aan de hand was.  De honden stonden daar beneden niet aangelijnd voor hun baasje en dat baasje schopte die arme beesten waar hij ze maar raken kon.  Dat kon zo niet lang doorgaan; dat pikken pitbulls niet. Het baasje pleegde  zijn sadistisch handelingen in doodse stilte. Toen de honden het welletjes vonden, sprongen ze in eerste instantie naar zijn kuiten en zo successievelijk naar andere lichaamsdelen. Ze trokken de man naar de grond en toen pas zag ik dat het ome Bram was.  Bram, de Graaier. Weinigen wisten dat hij ook de boekhouder van de Rotterdamse onderwereld was.  Daar wisten ook de honden niks vanaf maar desondanks gingen ze te keer. Ze rukten zijn armen, benen en hoofd, los van zijn romp. Ze wisten zelfs Brams onderlichaam van zijn bovenlichaam te scheiden.

Waarom ik de politie toen niet waarschuwde? Bang voor mijn eigen hachie. Wat dacht je? Je denkt toch zeker niet dat  ik de penose op mijn dak wil krijgen. Misschien was het wel een soort afrekening.  Ja, dat kan toch best? Die lui verzinnen van allerlei rarigheid.
Nu het onderzoek naar de moorden vast dreigt te lopen, dat lees ik tenminste in de krant,  wil ik anoniem wel laten weten wat ik gezien heb.  Volgens mij heeft Bram de hand aan zichzelf geslagen. Volgens mij heeft hij de honden zo getergd dat ze hem aanvielen. Op een gegeven moment bewoog er niets mee aan ome Bram. De honden zaten ieder met een arm van hem Bram in hun bek. Toe kwam er een kerel aangelopen, ogenschijnlijk stomdronken. Hij  liep een beetje wezenloos heen en weer door  de bloederige troep op de stoep. De honden leken hem niet eens in de gaten te hebben. Ze bleven althans roerloos met hun superbot in hun bek zitten en gaven geen kik. De man zwalkte in de richting van de romp van Bram en pikte de portemonnee uit diens jasje vermoed ik. De dronkaard stopte  die portemonnee in zijn eigen jack en zwalkte verder naar zijn huis, iets verderop de Spangense Kade. Ja, hij woont heel dicht bij mij zag ik.
Ik kon die nacht de slaap niet vatten. Geen wonder eigenlijk ook, op de keper beschouwd.
Die honden bleven de rest van de nacht in de buurt van de verslonden ome Bram hangen, alsof ze wilden aangeven het  allemaal niet zo dodelijk bedoeld te hebben. Tot de vroege ochtend, het zal half negen geweest zijn, was er behalve die twee pitbulls dan, verder geen hond te bekennen geweest op de kade.  Toen naderden twee mannen met gleufhoed en lange regenjas …..rechercheurs…….  De honden liepen nieuwsgierig op hen af en besnuffelden het duo. De heren zijn daar niet van gediend en  halen beiden flink uit naar de beesten, die bangelijk jankend afdruipen.   De heren bellen verderop  aan bij het dronken droppie dat vannacht die portemonnee uit de jas om de romp van wijlen Bram viste.
Het duurt even maar na een kwartier doet de man al open.

Ik vind dat die honden niet langer op straat moeten blijven zwerven, daar zijn ze veel te gevaarlijk voor.  Naar die dronken droppie breng ik de schatjes, die zoekt het maar uit met die kutbeesten.   Toen die vent vannacht in hun buurt was waren de honden zo mak als lammetjes.  Ik zie die beesten nog  als dolle de trap op stormen bij die gozer . Gelijk zetten ze hun tanden in de rechercheurs. De rechercheurs hadden de pech dat deze twee pitbulls uitstekend getraind waren om iemand af te maken. De honden hadden het allemaal geleerd van ome Bram zelf.  Daar komt dan nog bij de opgekropte woede van  van de beestjes van toen ze zo intens gemeen door de rechercheurs getrapt werden.  Ik kan van een dergelijk schouwspel niet genieten, keer me er vanaf  en loop in de richting van mijn woning. Nog geen twee minuten later haalt mijn 'buurman' me in,  rennend in de richting van de taxistandplaats. Hij is duidelijk niet meer onder invloed van alcohol.

De identiteit van de  anonieme dame, van het relaas van hierboven, is al snel achterhaald. Ten overstaan van zowel Staal als Kozijn heeft ze haar verklaring bevestigd en ondertekend.
Niet alleen de verklaring van deze buurvrouw  wees in de richting van suïcide. De notaris die het testament afhandelde was in het bezit van een brief van Bram waarin hij schreef dat hij zich ’s nachts, op straat,  door twee pitbulls wilde laten verslinden. Hij was al bezig de honden daar op af te richten.

Dus was het toch niet de doldwaze elektrische fietser en Bram-hater Chiel;  Chiel krijgt een flinke boete voor zijn roekeloze rijgedrag; alle schade aan café de Draaitol en de daar aanwezige mensen zal hij moeten vergoeden.
Ook was het  Thijs niet, de man van Janneke, die zo jaloers is op Bram.
Of  Janneke,  Brams minnares (in ruil dikke fooien).
En ook niet Sonja, de ex van Chiel  of Brams verongelijkte zoon Miech;  die laatste moet wel onmiddellijk zijn honden laten afmaken.
KeesJan kon gewoon de portemonnee aan Brams erfgenamen teruggeven. Hij had helemaal niks van het geld gebruikt. Nog net niet. Wel krijgt hij een taakstraf voor lijkenpikkerij.

Ome Bram sloeg dus via de hondjes van zijn zoon Miech heel gewoon de hand aan zichzelf! De dood van de twee rechercheurs was te verklaren als botte pech. Ze waren op het verkeerde moment op de verkeerde plek.




         

vrijdag 4 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (13)

Inmiddels is komen vast te staan, dat de honden, die verantwoordelijk zijn voor de dood van ome Bram en de twee rechercheurs,  afkomstig zijn uit de kennel van Miech. Beide beesten droegen een chip onder de huid met alle relevante gegevens. Rechercheur Kozijn krijgt die informatie van het hoofdbureau en sluit dit gelijk kort met zijn collega Staal in Portugal.
Volop reden voor Staal om ogenblikkelijk af te reizen naar Coimbra, ware het niet dat hij nog met KeesJan wat moet regelen. Hij kan niet anders dan de Portugese autoriteiten vragen KeesJan nog even vast te houden. Morgen komt Staal met een of twee andere verdachten uit Coimbra en dat stel gaat dan zo snel mogelijk richting Nederland. De Portugezen schikken zich in deze gang van zaken.

Staal neemt een taxi naar Coimbra. Die stad ligt ongeveer 100 kilometer ten zuiden van Porto.   Die taxi-chauffeur rijdt toch hard! Niet alleen op de vlakke weg maar ook op de bochtige gedeelten, bergopwaarts, met uitzicht op zeer diepe ravijnen. Bergafwaarts gaat het nog sneller. Meneer de chauffeur haalt net zo makkelijk in: of er nu wel of geen tegenligger aankomt op het veel te smalle tweebaansweggetje, het interesseert hem allemaal niet. Zijn devies is: vlug,vlug, vlug.  Voor 75 euro is hij in drie kwartier in Coimbra, bij het hondentrainingscentrum ‘Cuidado com o cão’, de  kennel van  Miech. Staal zegt de taxi-chauffeur te wachten. Hij gaat binnen het half uur met zijn taxi weer terug naar Porto.

Miech is op de kennel en loopt Staal tegemoet. De mannen hebben elkaar niet eerder ontmoet. Als Staal zich voorstelt, weet Miech meteen dat hij hier is in verband met de moord op zijn vader Bram.  Miech is er eerlijk over als hij geconfronteerd wordt met de gegevens van de twee honden, de killers van Bram en de rechercheurs. Het waren inderdaad zijn honden. Miech staat perplex, dat deze beestjes dat op hun geweten hebben. Hij is ze nu al een tijdje kwijt. Ze zijn hem ontstolen toen hij een paar dagen in Nederland doorbracht om wat geldzaken te regelen.  Hij heeft er niks van gemerkt. De achterdeur van zijn huis is gewoon open gemaakt; niet geforceerd dus. Er is geen enkele schade. Ik heb geen aangifte gedaan omdat ik dacht dat de honden wel gewoon weer naar me toe zouden komen. Dat gebeurde dus niet. Op een gegeven moment  ben ik zonder mijn honden maar wel met een nieuwe vriendin Sonja, naar Coimbra teruggekeerd. Haar heb ik leren kennen op de dag na verdwijning van de honden. Staal zegt dat hij dat verhaal kent, van zijn collega Kozijn, die sprak met de ex van Sonja. Die man is echt helemaal he-le-maal de weg kwijt.

Miech weet alleen maar uit de krant, dat zijn vader is afgemaakt door twee honden. Dat het zijn honden waren hoort hij nu pas. Zijn vader zal morgen worden begraven. Hij is niet van plan om speciaal voor die gelegenheid naar Nederland af te reizen. 
De relatie tussen Miech en zijn vader is nooit zo best geweest, zeg maar gerust dat de relatie slecht was.  En zeker, zo vertelt hij aan Staal, nadat zijn vader hem weigerde te helpen het faillissement te voorkomen van zijn kennel in Flakkee. Allemaal heel vervelend voor hem natuurlijk maar nog geen reden om de man af te maken.  Uiteindelijk heeft vader Bram wel een paar centen willen investeren in deze nieuwe kennel hier in het Portugese.

Staal wil dat Miech mee komt naar Nederland. De betrokkenheid van zijn honden bij de moorden  is daarvoor al genoeg aanleiding. Sonja kan wel gewoon in Coimbra blijven als ze dat wil en voor de beesten zorgen. Zij kan momenteel, met de beste wil van de wereld, nergens van worden verdacht in deze zaak.  Misschien wordt ze nog opgeroepen als getuige. Dat stemt Miech al gerust genoeg.

Ergens tussen Coimbra en Porta, krijgt Miech een helder moment. Hij heeft het steeds al vreemd gevonden, dat iemand zomaar uit zijn huis zijn honden kon stelen, zonder iets te forceren aan de woning. De woning, waar ik in verbleef,  was vòòr mij bewoond door mijn vader zelf. Het zou best kunnen dat hij alle sleutels van mijn huisje nog in zijn bezit had. Dus……………. het zou ook best eens zo kunnen zijn dat mijn pa zelf de hondjes meegenomen heeft. Of het moet iemand zijn geweest die die huissleutels weer gejat heeft van mijn vader.  

dinsdag 1 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (12)

Kozijn heeft al een paar keer op de bel gedrukt bij Chiel van Dam. Er komt geen enkele reactie. De rechercheur doet navraag bij de buren. De benedenbuurvrouw heeft hem twee dagen geleden voor het laatst gezien. Zij zag hem toen thuiskomen op zo'n elektrische fiets. Dat ding zette hij nog vast aan die lantarenpaal hier voor de deur.  Sindsdien heb ik hem niet meer gezien maar des te meer gehoord.  Vreselijke tering muziek, tering herrie kan ik beter zeggen,  maakt hij, het lijkt wel of de hele  Josti-band aan het inspelen is in zijn huis.  Vanmorgen zie ik dat het slot van zijn fiets doorgeknipt in de hondenzeik onderaan de lantarenpaal ligt; de fiets is pleite. Gejat dus. Nog maar eens aanbellen bij Chiel.   
Kozijn houdt nu de bel zeker drie minuten achtereen ingedrukt. Eindelijk! Chiel is wakker. Nou, ja wakker, wakker,….slaapdronken mompelt hij dat Kozijn naar boven mag komen.
‘Let maar niet op de rommel,’ zegt hij met dubbele tong. Over de vloer van zijn woonkamer verspreid liggen naar schatting zo’n vijftig, naar ik aanneem, lege blikjes Heineken. Kozijn verliest zijn evenwicht over een blikje en belandt zo op schoot bij Chiel, die ongeschoren op zijn zwart lederen tweezitter zit. Ongeschoren. Zijn blote, witte, zwaar behaarde benen steken uit een onderbroek, die al lang in de wasmand had moeten liggen. Openhangend ruitjesoverhemd met daaronder een verschoten  morsig wit t-shirt.
‘Zal ik eens een kopje koffie gaan zetten?’ vraagt Kozijn. Hij wacht wijselijk niet op antwoord. Chiel is niet in staat tot een behoorlijk gesprek. Een kop koffie doet  in dit geval vaak wonderen.
Als Kozijn met de koffie in zijn hand terugkomt, treft hij Chiel in tranen. Hij heeft in zijn spijkerbroek geplast. Dat is vast en zeker vaker gebeurd want dit huis is doordrongen van een penetrante zeiklucht.  Kozijn vraagt aan Chiel of hij soms zit te janken omdat hij in zijn broek heeft gepiest. Woedend is Chiel op zichzelf en hij roept uit:
´Ik heb het verdomme alweer niet gemerkt, weer niet, weer niet!´ ….en  hij slaat zichzelf heel hard met een blikje in zijn kruis.  
Na zijn eerste bakkie koffie begon Chiel gelukkig al wat helderder uit zijn ogen te kijken. Hij vraagt wat Kozijn komt doen. Deze legt uit en Chiel begint opnieuw smartelijk te huilen.
‘Ja, arresteer me maar, hoor,  meneer de rechercheur, ik ben met mijn fiets café de Draaitol in gereden en ik heb daar mijn gal gespuwd over ome Bram. Dat heb ik gedaan. Maar met de moord op hem en die agenten,  heb ik helemaal niks te maken toevallig.´

Chiel tipt Kozijn om eens met Miech, Bram zijn zoon te gaan praten. 
'Das geen beste die Miech. Ik durf er om te wedden, dat die moorddadige honden van zijn kennel komen. Die Miech heeft ook mijn vrouw Sonja van me afgepikt. Ik hoorde laatst dat  dat Sonja en Miech ergens in Portugal een kennel zijn begonnen.'  Chiel is nu weer ontroostbaar:
‘Er is nu niemand meer die een lekker badje voor me maakt en me eens lekker inzeept.’
Kozijn fronst zijn wenkbrauwen en vraagt:
‘Een badje? Inzepen? Deed je vrouw dat allemaal voor jou?’
‘Ja,  is daar wat mis mee dan?

Kozijn haalt zijn schouders op en maant Chiel het land niet te verlaten zolang de zaak Bram nog niet is opgelost. De rechercheur noemt Chiel een enorme klootzak, omdat hij door zijn gedrag in de Draaitol zichzelf heeft geprofileerd als zeer verdacht. Voor Kozijn is het echter al snel duidelijk dat deze  Chiel van Dam nergens toe in staat is. Zeker niet zonder vrouw. Het enige dat hij momenteel kan is zuipen, zuipen en nog eens zuipen.

Kozijn komt er via de Nederlandse ambassade in Portugal betrekkelijk eenvoudig achter dat Sonja en Miech honden trainen in Coimbra. et was nu zaak voor hem om razendsnel zijn collega Staal te contacteHet is nu zaak dat Kozijn zo snel mogelijk zijn collega  Staal informeert. Die zit nu hopelijk nog in Portugal om KeesJan, de hoofdverdachte op te halen. Sonja en Miech zitten daar ook. Die moet Staal dan gelijk maar even oppikken.