dinsdag 4 juni 2013

Het formulier

Laat in de ochtend, tegen de middag haast, heb ik afgesproken met mijn vriend Tim. Tim is een Engelsman die het in de vijftien jaar dat hij in Rotterdam woont nog niet voor elkaar heeft gekregen om een beetje behoorlijk Nederlands te praten. Dat is natuurlijk heel erg slecht maar aan de andere kant: wij Nederlanders maken het er ook wel naar, want wij vinden het allemaal zo ontzettend leuk en interessant om aan wie het maar horen wil te laten merken dat wij zo verdomd goed Engels kunnen praten (en Frans en Duits ook natuurlijk) zodat het vrijwel nooit noodzaak wordt voor Tim om echt werk te gaan maken van het Nederlands. Daar komt nog bij dat wij, Nederlanders, het wèl een schande vinden van Turken, Marokkanen of Kaapverdianen, dat ze na 15 jaar hier nog nauwelijks Nederlands spreken maar een Engelsman vergeven we die zonde graag.

Maar nu had Tim pech met z’n onbeholpen Nederlands. Hij moest een of ander formulier (IB60 over 2013) van de belastingdienst hebben en via het ‘klantvriendelijke’ keuzemenu belandde hij bij een dame, die geen Engels wilde of kon spreken … ze vertelde hem in ieder geval (uitermate klantonvriendelijk natuurlijk) dat zij hem  niet kon helpen als hij geen Nederlands sprak … dat had hij tenminste begrepen.

Het bestellen van dat IB 60 formulier is het doel van mijn bezoek aan Tim. Tim woont op pakweg een kilometer van mijn huis vandaan. Net als ik woont hij langs de Rotte. Een wandelingetje van ruim tien minuten over het voetpad langs het riviertje,  slalommend tussen de rijkelijk aldaar, onder de reusachtige platanen gedeponeerde vogelpoep … geen poepjes van mussen , merels, vinkjes, roodborstjes of koolmeesjes, nee, het waren van die grote klodders van meeuwen, kraaien, duiven of misschien wel reigers. Bij het zien van die vele klodders op het trottoir bekruipt me meteen de angst dat  er ieder moment eentje boven op mij neer splasht … en toch blijf ik een tikje nerveus weliswaar,  onder die bomen lopen … alsof het een uitdaging is, helemaal schoon bij Tim aan te komen. En wonderwel lukt me dat nog ook.

Tim staat voor zijn huisdeur mos tussen de stoeptegels weg te snijden en tegelijk de verkeerde richting op te kijken om te zien of ik er al aan kom. Ik had gezegd dat ik tussen  half twaalf en twaalf uur zou komen … en het is alweer bij twaalven … hij is dus waarschijnlijk al een beetje onrustig geworden … typisch Tim. Bij Tim moet alles precies, op de exact afgesproken tijd plaats vinden anders wordt hij een beetje gek … dus dan moet ie wat om handen hebben …  

Hij schrikt toch nog van me als ik iets te hard ‘Ha, die Tim’ zeg, hij staat met zijn kont omhoog naar mij toe, met z’n zakmesje in die stoep stenen voor zijn deur te wroeten.
’Hey, you’re there,’ zegt hij, net alsof hij niet geschrokken is. 
‘De gemeente doesn’t do dit,’ zegt hij duidend op de rijtjes stenen vlak voor zijn deur. ‘And I hate that stuff’.

Nu ik alweer een tijdje onregelmatig bij Tim over de vloer kom, vraagt hij me niet meer of ik wat wil drinken en zo ja wat, neen, hij loopt, als ik eenmaal binnen zit linea recta naar de keuken en schenkt een bak thee voor me in.

Ik had net thuis koffie gedronken, dus ik zeg hem maar geen thee te doen vandaag maar ‘the water is al hot now, it’s no trouble …’. 
‘Nou, doe dan maar een bakkie,’ zeg ik

Met dat IB 60 formulier, waarvoor ik kom, ben ik gauw klaar: daar hoef ik geen woord Nederlands voor te kunnen spreken … verstaan echter wel …want via het in het Nederlands gesproken keuzemenu van de belastingdienst en het intikken van Tims BSN-nummer is het formulier besteld. Binnen vijf dagen moet het bij hem in de bus liggen.

   


    

maandag 27 mei 2013

Taderatatata tatatatatà

Tot begin augustus heb ik elke zondag een uur over en kan ik gewoon rustig aan tafel eten. Het bord hoeft dus even niet meer op schoot. Het voetbalseizoen is voorbij. ik hoef niet meer zenuwachtig op mijn horloge te kijken of ik om 7 uur wel voor de buis kan plaats nemen om Studio Voetbal te zien.
Ik houd er zelf niet van om als we bezoek hebben of als we ergens op bezoek zijn, dat er naar tv gekeken wordt maar voetbal is dè grote uitzondering. Als er belangrijk voetbal is: de Nederlandse eredivisie of de Europese Champions-League bijvoorbeeld, dan mag er wat mij betreft gekeken worden en als ons gezelschap niet van voetballen houdt, dan vind ik het geen enkel probleem, om zelf, in mijn alleentje, in een zijkamertje desnoods, met het geluid uit, naar de wedstrijd of de samenvattingen te gaan zitten kijken. Misschien heb ik het al eens een keertje opgeschreven, dat zal best wel,  maar omdat die zo grappig is schrijf ik hem nog eens op: ‘van alle onbelangrijke dingen is voetbal het allerbelangrijkste’.

Als ik zo van een afstandje naar mijn eigen gedrag kijk dan vind ik het eigenlijk wel een beetje, nou neen, niet een beetje maar héél erg zielig! De dagen en tijden waarop dat bovengenoemde ‘belangrijke’ voetbalvoetbal plaatsvindt, houd ik angstvallig vrij van alles: geen vergaderingen, geen cursussen, geen club activiteiten, geen sociale afspraken; geen bioscopie, geen theater: de woensdag-, donderdag- en zondagavonden houd ik zeer rigide, dat wel, vrij. Het komt eigenlijk nauwelijks voor maar als ik geheel per ongeluk toch iets gepland heb op zo’n avond, omdat ik dacht dat er toch niks bijzonders zou zijn… en er is dan toch wèl een topwedstrijd, dan maakt zich enige paniek van mij meester en dan zou het best eens kunnen gebeuren dat ik een heel fout  rotsmoesje verzin om onder die heel foute afspraak uit te komen:
ik voel me niet lekker, … onze kater moet echt naar de dierenarts … mijn schoonmoeder is jarig , mijn zoon (die nota bene net zo voetbalgek is als ik of misschien nog wel gekker … kan dat dan??? …) en mijn schoondochter hebben ons uitgenodigd voor een avondje ‘André van Duin’ of een andere grapjas die dan toevallig in Luxor speelt
Ja, daar ben ik dan een rare in  hoor, voor het voetbal mag ik liegen … dat komt omdat ik, hoe belangrijk voetballen ook is voor mij, diep in mijn hart vind dat zo’n voetbalwedstrijdje in feite geen excuus is om waar dan ook maar weg te blijven vandaar dus..
Vanavond was het dus voorlopig de laatste keer Studio Voetbal op zondag. Een rustige tijd breekt aan. Het zal even wennen zijn. Gegarandeerd dat ik onrustig wordt tegen zessen op zondag … als ik lekker bezig ben in mijn tuintje … de innerlijke wekker loopt af … om zes uur moet er eten gemaakt worden … om zeven uur moet het klaar zijn om op schoot gezet te worden … dat hoeft dus even niet meer … even afkicken en wennen aan het uurtje extra … een uurtje langer op ontspannen wijze genieten van alles in, op en om de volkstuin …. van een lekker fietstochtje … van een mooi boek …. en aan het eind van die twee maanden snap ik niet waarom ik me al die leuke dingen weer ga ontzeggen voor dat achterlijke afgezaagde spelletje waarbij  tweeëntwintig mannetjes zich twee maal drie kwartier de pleuris lopen achter een balletje aan en als een van hen dat balletje dan eindelijk te pakken heeft, schiet dat mannetje de bal weer heel snel naar een ander mannetje… gottegottegot, kan het nog gekker?.
En toch zit ik over twee maanden op zondag, om vijf voor zeven weer met hoge verwachtingen voor de buis. Bij de begintune van Studio Voetbal begin augustus 2013 voel ik alweer de eerste stoot adrenaline:
taderatatata tatatatatà,
taderatatata; tatatatà,
ta ta ta ta ta:, ta, ta, ta; taaaaaaa!! 

zaterdag 25 mei 2013

Fietsen in de regen

Fietsen in de regen  … je ontkomt er dezer dagen als fietser haast niet aan. Wachten tot de bui overgedreven is, is niet altijd mogelijk in verband met afspraken, dus  je moet soms gaan en hoe ga je dan ….met het regenpak in de fietstas voor het geval dat stortbui losbarst voor je op je bestemming bent aangekomen of trek je je regenpak thuis alvast aan op het gevaar af dat het pas gaat regenen als je al op je bestemming bent gearriveerd? Dan loop je eigenlijk wel een beetje voor lul in dat lompe blauwe regenkloffie. Toch?

Je kan natuurlijk ook overvallen worden door een bui als je je regenpak nog keurig op de kapstok heb laten liggen. Je ging ’s ochtends naar je werk en er scheen een vrolijk zonnetje. ‘Dat zonnetje  zal er vanavond ook nog wel staan,’ hoop je dan en je springt goedgemutst op je fietsje, naar je werk bij voorbeeld. Nou is het naar huis toe fietsen in de regen niet zo erg vervelend, thuis liggen zat droge kleren in de kast maar als op je doorweekt op je werk aankomt, dan zit je daar de hele dag in je natte kloffie droog te dampen  …. ohhof … je bent zo slim geweest om een setje droge kleren in een van je bureauladen neer te leggen,  voor het geval dat … maar ja dan staat die zak met natte kleren toch lekker in een hoekje van je werkkamer uit te dampen met de onvermijdelijke onfrisse uitwasemingsgeuren van dien … dat was heel vroeger toen er op het werk nog gerookt mocht worden, niet zo’n probleem,…toen overheerste de sigarettenrook de uitwasemingsdampen van de natte kleren …  maar tegenwoordig neem de penetrante walm van spruitjes, ui en knoflook langzaam bezit van je werkplek … heel genant.

’s Winters is het natuurlijk veel vervelender die nattigheid. Vooral sneeuw want dat spul plakt  vast op je regenkleding, je wordt alsmaar zwaarder en komt nauwelijks meer vooruit, niet alleen door de sneeuw op straat dus maar ook door die zware sneeuw op je winterkleding. Regen ’s winters is ook een kriem …die ijskoude regen die striemt tegen je gezicht, tegen je voorhoofd vooral en een pijn dat dat gaat doen  die pijn dringt tot diep in je schedel door, volgens mij wordt je kaal van dat soort regen want ik heb zo  vaak dat soort regen tegen gehad, toen ik bezorger was van kranten, huis-aan-huis bladen en reklamefolders … en een pijn aan mijn kop dat ik had,  ik werd dan ook al op mijn twintigste kaal en grijs ook maar dat laatste heeft weer niks met werken in de striemende koude plensregen te maken; dat grijs worden heeft te maken met piekeren en besluiteloosheid,… veel piekeren wordt je  grijs van en vooral ellenlang besluiteloos piekeren over het weer …zal het morgen wel of geen lekker weer zijn of moet ik een pet opzetten, want als je zoals ik al kalend ben en je zet geen pet op, verbrandt de hoofdhuid … en de overgebleven haren schijnen, als je daar aanleg voor hebt, zoals ik blijkbaar, sneller grijs te worden. Vandaar.

Maar ’s zomers kan het me niet zo veel schelen een fikse donderbui op mijn  kop te krijgen … ik ga echt niet verkrampt op mijn fietsje zitten kniezen zo van:
 ‘O, o,o,o wat is het weer vies weer, ik niet …ik zet echt mijn lijf niet schrap als het giet, nee, ik fiets gewoon lekker, door de elke wolkbreuk en in mezelf zeg ik, terwijl ik fier, ontspannen en helemaal rechtop, handen losjes aan het stuur, schouders ontspannen op mijn fietsje zit:
‘O wat heerlijk, regen, heerlijk … mensen kijken me dan wel eens vreemd na, zo van die is niet helemaal goed bij zijn hoofd, maar daar heb ik niks van, want iedereen mag het weten dat ik het helemaal niet erg vind om ‘s zomers de regen te trotseren en ergens als een verzopen kat aan te komen.   

 Daar heb ik helemaal niks van!

donderdag 23 mei 2013

Meneer X


Dit stukje gaat over een  vluchteling, laten we hem voor het gemak meneer X noemen  … een inmiddels uitgeprocedeerde asielzoeker … hij zit vast in een detentiecentrum. Hij is gevlucht uit een ver land … hij werd daar door de machtshebbers bedreigt  ... was zijn leven in ieder geval daar niet meer zeker … bekend is alleen  dat ie in Nederland als een crimineel in een gevangenis is gezet … terwijl hij niks anders gedaan heeft dan naar Nederland vluchten en hier asiel aanvragen … meer niet  … dat is blijkbaar voor onze rechtsstaat reden genoeg om iemand als crimineel te bestempelen en als zodanig te op te sluiten ….
Meneer X is nu een paar dagen bezig met een protestactie  tegen zijn  gevangenschap: hij doet, net als een flink aantal andere asielzoekers hier te lande overigens, mee aan de hongerstaking. Een aantal van hen drinkt ook niet. Meneer X drinkt óók niet meer.  Hij is volgens zijn advocaat een slimme man, hij weet precies waar hij wel of geen recht op heeft in zijn situatie.

Op een ochtend is X onderzocht door zijn vertrouwensarts:
‘Hij is zwaar mishandeld’, zegt ze.
Meneer X: ‘Ik kreeg een ontbijt voorgeschoteld, maar toen ik dat weigerde sloeg de bewaker me in mijn gezicht en schold me uit. De bewaker ging door het lint en begon me op mijn hoofd te slaan en te schoppen.’
De arts: “Hij heeft een dikke buil op zijn hoofd, een snee in zijn rechterwang en een op zijn voorhoofd, veroorzaakt door een pen die de bewaker gebruikte. Hij heeft bloeduitstortingen op zijn voorhoofd en slaap.”
Meneer X: ‘Andere bewakers moesten hem van mij aftrekken. Ik heb veel hoofdpijn en wonden op mijn hoofd.”

Misschien is het toevallige samenloop van omstandigheden en heeft het er helemaal niks mee te maken maar de bewaking van het detentiecentrum, is sinds kort in handen gegeven  van een particuliere bewakingsdienst. Voorheen was het personeel van dit detentiecentrum in dienst van de overheid.

Meneer X is zelf met gewelddadigheden tegen de bewakers begonnen’ beweert de woordvoerder van het Ministerie, maar volgens zijn arts is hij zelfs nauwelijks in staat om te lopen, laat staan gewelddadig te worden, gezien zijn verzwakte toestand. Sinds drie dagen heeft hij al niets meer gegeten en gedronken. Hij heeft, behalve het bezoek van de dokter, nog geen medische zorg gehad.

In de cel van X hangt een camera en die registreert alles wat gebeurt in zijn cel. De camera stond aan volgens  X maar de directeur van het detentiecentrum zegt  dat de camera uit stond.
De arts gaat aangifte doen van mishandeling en van het tegenhouden van medische zorg. De vertrouwensarts vreest dat hij mogelijk in levensgevaar is.
X kan volgens de directeur van het detentiecentrum,  door normaal personeel niet meer op een veilige manier benaderd worden en moest daarom naar een ander speciaal detentiecentrum, aldus de woordvoerder. Daar geldt een strenger regime en werkt personeel dat gewend is om te werken met zeer agressieve mensen.

De arts mocht vanmorgen, bij het bezoeken van X, uitdrukkelijk geen foto’s van hem maken. Ze vermoedt dat hij binnenkort wordt overgebracht naar het Justitieel Medisch Centrum in Scheveningen, gezien zijn zwakke gesteldheid. X is nog steeds in hongerstaking en het Ministerie van Justitie ontkent met klem dat X mishandeld is. ‘De uitgeprocedeerde asielzoeker X is "met grote zorgvuldigheid" behandeld in het detentiecentrum.’ Dat schrijft de staatssecretaris.
Hij schrijft dat X "op juiste gronden in een afzonderingscel is geplaatst, dat de procedures correct zijn toegepast en dat er geen sprake was van disproportioneel geweld".
De vertrouwensarts van X, maakte eerder vandaag bekend aangifte te gaan doen wegens mishandeling van haar patiënt. X had bij haar bezoek zware verwondingen aan zijn hoofd.
Gesuggereerd wordt dat hij deze verwondingen bij zichzelf heeft aangebracht. X zelf houdt vol dat bewakers hem in elkaar hebben geslagen. Volgens zijn vertrouwensarts zou hij zichzelf onmogelijk met een scherp voorwerp hebben kunnen verwonden, die snee in zijn wang, omdat hij in een isoleercel zat. De arts kon geen foto nemen voor het dossier van de asielzoeker, omdat audiovisuele opnames verboden werden.

Nu dacht ik toch dat ik in Nederland woonde, dat vriendelijke, beschaafde, democratische, gastvrije(!!), leuke, kleine landje aan de Noordzee. Ik dacht tot nu toe steeds dat taferelen als hierboven beschreven alleen uitgevoerd worden door sadistische lieden, die daarvoor ingehuurd worden door vileine militaire dictaturen.
Maar neen … in ons land krijgen we ook al dit soort kwalijke toestanden … al wordt door de gezagsdragers bij hoog en laag volgehouden dat ‘alles rondom X geheel volgens het geldende protocol is verlopen …’
Misschien wel, maar dan waarschijnlijk geheel volgens het geldende protocol ’intimidatie uitgeprocedeerde asielzoekers’!


zaterdag 18 mei 2013

Samenspraak


‘Samenspraak’ is een activiteit van het Gilde in Rotterdam en misschien ook wel in andere steden, dat weet ik niet precies. Ik doe daar als vrijwilliger aan mee. Het is de bedoeling dat iemand, die het Nederlands behoorlijk goed spreekt (zo iemand als ik dus) met een nieuwe Nederlander, die de Nederlandse taal nog niet zo heel erg goed machtig is,  afspreekt, om eens per week één á twee uurtjes samen Nederlands te praten.
Ik doe daar nu ruim een jaar enthousiast aan mee. Dat wil niet zeggen dat het altijd een succes is. Tot nu toe heb ik met drie mensen ‘samen gesproken’. Een Marokkaanse vrouw,  een Turkse en een Somalische man.
Met de Marokkaanse vrouw, Hasna en de Turkse man, Erkan, ging het prima. Maar met Mo, de Somaliër liep het van geen kanten maar daarover straks meer.

Hasna was mijn eerst ‘klantje’bij Samenspraak. Ze is woont en werkt al 7 jaar en in Nederland. Ze is getrouwd en heeft twee kinderen, twee zonen een  van vier en een van anderhalf. Een slimme meid van 35, is ze, bijna afgestudeerd is als architect. Ze was  bezig met haar examenopdracht, Ze moest dat werkstuk schrijven en verdedigen in het Nederlands en over dat laatste voelde ze zich onzeker. Haar eindexamenwerk is een ontwerp van een eco-schoolgebouw voor voortgezet onderwijs, alwaar de leerlingen al heel praktisch kennis moeten kunnen maken met diverse miljeuvriendelijke technologische toepassingen.  
Vanaf het eerste contact met haar verbaas ik me er over, dat iemand, die al zo goed Nederlands spreekt, nog een beroep doet op ´Samenspraak´.  Dat zeg ik haar natuurlijk ook maar ze zegt me, dat ze het gevoel heeft, niet duidelijk over te komen, wanneer zij, in het Nederlands, in haar studiegroep en naar haar opdrachtgevers van het schoolproject, haar werkstukken mondeling moet verdedigen … ik kan het me haast niet voorstellen. Maar goed … zij vindt in ieder geval dat haar Nederlands nog veel beter moet en kan ... daarom is ze bij ´Samenspraak´ gegaan.  Ik probeer haar toch nog maar eens duidelijk te maken dat er met haar Nederlands heel weinig mis is en dat het 'niet goed genoeg gevoel' echt tussen haar oren zit. Ze heeft meer een soort mentalcoach nodig. Maar daar wil ze niet aan. Ik neem me dan maar voor om voor haar zowel taal- als mentalcoach te zijn.
We spreken wekelijks af, ze is altijd stipt op tijd en we praten dan over krantenartikelen, boekjes, televisie programma´s, cabaretiers,  opvoeding  en geloof; ze is gelovig, zonder hoofddoekje. Ruim een half jaar doen we dat en het gaat alsmaar vlotter en wanneer ze geslaagd is voor haar universitaire opleiding besluiten we ermee te stoppen. Haar doel is bereikt.  Ik ben er van overtuigd dat ze ook zonder mij en ´ Samenspraak´ met vlag en wimpel geslaagd zou zijn.

Erkan, de Turkse jongeman van 23 jaar, vier jaar in Nederland, is een musicus, die wel een beetje beter Nederlands moest leren spreken. Muzikaal is ie geniaal. In de tijd dat wij ´Samenspraak´ deden slaagde hij cum laude voor het conservatorium met zeer hoge cijfers (saz is zijn instrument). Hij verdient ook al een aardig centje met muzieklessen te geven aan voornamelijk Turkse leerlingen. We spraken steeds af in de bibliotheek, dronken daar een kop koffie  en we maakten als het lekker weer was een wandeling. We hadden het onder andere over zijn krenterige huisbaas, van wie hij een duur huis met veel achterstallig onderhoud huurt en spraken over zijn leerlingen, over optredens met zijn band en zijn trouwplannen. Tja, we hebben ongeveer drie maanden Samenspraak gedaan, toen ging hij trouwen en vrij snel daarna verhuisde hij naar Amsterdam. Het was met hem altijd wel verleidelijk om samen Engels te praten, dat spreken wij allebei vloeiend …  we schakelden daar soms onbewust op over als we persé even snel iets aan elkaar duidelijk wilden maken. Zijn Nederlands behoeft nog wel wat verbetering ... misschien is er in Amsterdam  ook een Samenspraak ...


De Somalièr was een ramp. Mo (44 jaar) was al twee keer gezakt voor het examen van zijn inburgeringscursus en hij sprak nauwelijks een woord Nederlands … Engels dat wel … dat sprak hij goed.. dus het was altijd eerst proberen in het Nederlands en dan in het Engels. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van Samenspraak. Je moet je voor  ´Samenspraak´ wel een beetje verstaanbaar kunnen maken in de Nederlandse taal. Mo was al acht jaar in Nederland en dan nog zo slecht de taal spreken .. wat een verschil met Hasna en Erkan. Mo ging nauwelijks met Nederlanders om. Hij vertelde dat hij verschillende keren op een dag naar de moskee gaat om te bidden en vele malen zegde hij een afspraak met mij af omdat hij een moskee-afspraak belangrijker vond. Zijn leven speelde zich helemaal af in en rond de moskee, geen wonder dat hij na acht jaar nauwelijks een woord Nederlands sprak. In twee maanden tijd waarin normaal gesproken acht samenspraakbijeenkomsten zijn heeft hij maar liefst vijf keer afgezegd .
De laatste afspraak ging wel door. Die afspraak was in de bibliotheek. Hij kwam naar me toe, bedankte me (in het Engels) voor mijn hulp en zei dat hij zich bij een stichting  had ingeschreven om Nederlands te gaan leren.  Blij toe …. want dit was echt frustrerend.

Ben benieuwd wat er nu op mijn pad komt. Ik heb een vraag gekregen van twee Marokkaanse jongemannen die een samenspraakbegeleider zoeken. Ik ben benieuwd of dat wat wordt. Binnenkort kennismaken.


donderdag 16 mei 2013

Houtrot


Houtrot! Dat wens ik niemand toe. Ik ontdekte die houtrot tot mijn schrik tijdens de jaarlijkse verfbeurt van mijn volkstuinhuisje, een soort Zweedse blokhut. Het kenmerk van die houtrot is dat je zonder veel druk te zetten met een balpennetje dwars door een voorheen stevige balk heen prikt, alsof die balk in een soort stijve brintapap is veranderd.
Het zit achter in mijn huisje precies in een hoek; in de gevaarlijke hoek, de hoek waar de omstandigheden voor het ontstaan van houtrot ideaal zijn: namelijk relatief het meeste water en zon. Het ergste is nog dat ik van begin af aan wist dat daar die gevaarlijke hoek zat! Ik heb daarom elk jaar en dat al 13 jaar lang, zolang als dat huisje er staat, die hoek een extra gedegen verfbeurt gegeven en dan toch nog …  maar ja, niks meer aan te doen. Het is nu eenmaal zo. Ik heb het vermoeden dat de regenwater-afvoer van het huisje, zoals die al die jaren gefunctioneerd heeft, niet helemaal in orde geweest is, dus ga ik daar nu maar rigoureus wat aan doen: het is een voor mijn doen enorme klus die uitgevoerd moet gaan worden:
-           de houtrot aanpakken dat wil zeggen alle houtpap verwijderen en er nieuw hout in zetten.
-           een nieuw regenwaterafvoer laten maken … en dan ook maar gelijk
-           nieuwe dakbedekking laten leggen. Wij, mijn vrouw en ik, hebben er voor gekozen om                                            dakpanplaten, kunststof dakpannen zeg maar, op het huisje te laten leggen … die zie je wel veel tegenwoordig, als we dat laten doen, zo wordt er         gezegd, dan zijn we    ‘voor de eerste 25 jaar klaar’.

 Ik moet mijn onderontwikkelde zakelijke kant dezer dagen dus weer eens aanspreken. Ik heb drie klussers gebeld en gevraagd om bij op mijn tuin langs te komen om een offerte uit te brengen voor de klus die gedaan moet worden. Ze kunnen me op technisch gebied van alles wijsmaken.  De eerste vakman is al langs geweest en heeft zelfs zijn offerte ook al uitgebracht. Ik dacht dat ik een harde stomp in mijn maag kreeg, toen ik zijn offerte zag, zo hoog was die. Ik ga alleen niet zeggen voor hoeveel geld hij de klus wil gaan doen ….wil de andere twee klussers, die nog moeten komen, niet op slechte ideeën  brengen. Misschien lezen ze dit stukje wel! Ik kan wel zeggen dat het een klus is die vele honderden euro’s gaat kosten. En dat net in deze beroerde crisistijd. Alles komt verdomme tegelijk:
-           de waterafvoer van de wasbakken in de keuken van mijn tuinhuisje begeeft het ook al … die reparatie heb ik zowaar nog helemaal zelf kunnen uitvoeren. Toch nog een  klein beetje trots op   mezelf             daarover…
-           we krijgen per 1 juli een huurverhoging op ons woonhuis van 4,5% . 
Onze huisbaas  vangt zo ruim 300 euro meer van ons per jaar … kassa
-           mijn oude fietsje begeeft opeens; die heb ik al moeten vervangen voor een nieuwe; hupsa 400 euro.
-           het eigen risico in de zorg is verhoogd: hoppa: 130 euro per jaar
-           mijn pensioen is een paar procenten verlaagd en
-           de belasting over mijn pensioen is verhoogd: 1000 euro per jaar minder in de toch al   bijna lege knip..

kortom: ik ben niet te benijden; ik zit tot nu toe in het jaar 2013 in de hoek waar de klappen vallen.  Ik ben natuurlijk niet de enige; dat besef ik zelf ook wel. Het  kan altijd erger. Maar Ik ben waarschijnlijk wèl de enige, die dan ook nog eens, naast al die ‘normale crisis-ellende’ ook nog eens met die kloterige houtrot zit  en dat laatste vind ik eigenlijk wel het ergste van alles. Ik  kan niet meer op mijn gemak op mijn tuintje zijn!

woensdag 17 april 2013

Helpen


Help ik een ander werkelijk, wanneer ik probeer zijn of haar problemen op te lossen? Deze vraag werd mij onlangs gesteld door Martha, een goede vriendin van me,  aan wie ik per ongeluk vertelde dat ik Jan, een neef van me, vijfhonderd euro had geleend om een schuld bij zijn huisbaas te kunnen aflossen. Volgens Martha hielp ik hem daar niet mee.
‘Zo maar vijfhonderd euro geven en verder niks doen … dan is de kans groot, dat hij over een paar weken weer voor je neus staat, met een opgehouden handje. Je helpt hem er veel meer mee als je met hem in gesprek gaat om er achter te komen hoe het zover is kunnen komen. Het kan natuurlijk zijn, dat er een eenmalige zakelijke tegenslag, een hoge bekeuring  of een dure aankoop aan de basis staat van een tekort, dan is de kans niet zo groot dat hij nog eens bij je zal aankloppen. Het kan ook zijn dat het tekort struktureel is: Jan kan niet met geld omgaan ... hij geeft misschien wel te veel uit, dan moet ie het ene gaatje met andere dichten en dat loopt op den duur een keertje spaak. Ga gewoon eens met die jongen om de tafel zitten,’ zei Martha, ‘en zet eens op een rijtje hoeveel geld daar nou precies binnenkomt en hoeveel er uit gaat’.

Dat advies van Martha klonk heel normaal en logisch ook maar gek genoeg vond ik het niet zo gemakkelijk om nu, drie weken nadat ik Jan het geld geleend had, weer bij hem aan te kloppen met het voorstel om nog es even te praten over zijn financiële huishouding. Ja, ik vraag dan wèl om een hoop privacygevoelige informatie van hem ... maar dat màg ik toch zeker wel vragen  … het gaat uiteindelijk niet om één eurootje!  Toch zat ik er een beetje mee in mijn maag omdat ik het hem toen niet gelijk had voorgesteld. Gelukkig vatte hij het heel goed op. Hij leek er zelfs blij mee.
Hij vertelde me -  en hij liet de loonstroken er bij zien -  dat er per maand 2200 euro netto binnenkwam. … we hadden ook al snel gezien dat er elke maand 2500 euro uitging en eens bereik je bij de bank het bedrag dat je maximaal rood mag staan … dan zal je toch bijvoorbeeld je hele huur zelf moeten ophoesten of je moet wat bij een ander gaan lenen, bij mij dus, zoals Jan deed.

Eigenlijk was er in de vaste noodzakelijke uitgaven van Jan en zijn gezin niet zoveel bijzonders te ontdekken: aan woonlasten, ziektekostenverzekering, abonnementen en eten en drinken, waren ze eenentwintighonderd euro kwijt …  de post waarop bezuinigd moest gaan worden was meteen duidelijk: de tamelijk hoge maandelijkse post ‘zakgelden’: vierhonderd euro!  Zijn vrouw deed het met honderd, evenals zijn zoon en Jan zelf stond met maar liefst tweehonderd euro op de zakgeldlijst. Met het halveren van de zakgelden zouden ze dan al een heel eind komen. Vrouw- en zoon deden daar desgevraagd niet zo moeilijk over, maar Jan was niet van plan ook maar één cent in te leveren … zelf was hij daar absoluut op tegen omdat hij dan zijn kaartje voor de voetbalwedstrijd, zijn biertje en  zijn maandelijkse avondje in het Holland-Casino wel kon vergeten. Jan zag dat avondje gokken - ‘nooit méér dan honderd euro op een avond!’  - tevens als dè unieke mogelijkheid om ooit nog eens ‘in één klap’ uit de schulden te komen.
‘Ik had al eens een keertje op één avond vijftienhonderd euro gewonnen’ zei Jan met het euroteken nog in zijn ogen, ‘vijftienhonderd euro! Maar dat heb ik dezelfde avond met mijn stomme kop weer verspeeld … ik wilde dat winstje zo graag verdubbelen … waren we gelijk weer schuldenvrij geweest.’

Het was nu gelijk zonneklaar waar het gat in financiële huishouding van Jan zat. Met die lening van vijfhonderd euro heb ik dus niet Jan maar in feite het casino een handje geholpen. 

maandag 15 april 2013

Gezellige drukte


Heel veel mensen waren zondag op de been in het centrum van Rotterdam. De dag van de marathon. Tienduizenden mensen verdeeld over de hele marathonroute waarvan het merendeel op de Coolsingel. Veel lopers, veel bezoekers. Toen ik aankwam op het Hofplein waren de echte wedstrijdlopers al ruim een half uur op weg. Vlak voordat ik van huis ging, had ik op de tv gezien dat, een groepje van 11 Afrikanen, voornamelijk bestaande uit Kenyanen en Ethiopiërs, heel lichtvoetig, een ruime voorsprong had genomen op de rest van het lopersveld. De tv-verslaggever voorspelde, dat in dat groepje ook de toekomstige winnaar zou zitten. Hij kreeg nog gelijk ook.

Op het Hofplein waren hekken geplaatst om lopers en toeschouwers van elkaar te scheiden. De deelnemers aan de kortere afstanden waren zojuist vertrokken en de met duizenden groene reklametasjes behangen hekken deden ook dienst als kapstok voor de jasjes, shirtjes, soms ook schoenen van de deelnemers aan de wedstrijd. 
Vanaf de Coolsingel, waarover de gehele lengte tribunes geplaatst waren, die allemaal goed bezet waren, schalde de stem van een enthousiaste man die enerzijds de lopers van de kortere afstanden aanmoedigde en anderzijds levendig verslag deed van DE GROTE BELANGRIJKE WEDSTRIJD. De stem moedigde het talrijke publiek aan hard te klappen en te juichen voor de voorbij hollende lopers.

Ik ben meestal juist niet op deze plek als het als het zo druk is als nu. Normaal gesproken mijd ik dit soort drukte. Toen Feyenoord, in 1970 alweer … dat is me lang geleden … de Europa Cup voor landskampioenen had gewonnen, was ik daar ook. Toen was er ook zo’n menigte. Maar toen stonden de mensen vlak voor het stadhuis naar boven te kijken, naar het bordes, alwaar de Feyenoordspelers de gewonnen Europa Cup aan het verzamelde volk toonden. Zoiets zullen we nooit meer meemaken. Heel misschien als Feyenoord ooit nog eens kampioen van Nederland wordt maar een ding is nu al zeker: dit jaar zal dat in ieder geval niet meer gebeuren na dat armzalige gelijke spelletje van gisteren tegen RKC.
Tja … destijds was het dus maar zo’n klein stukkie Coolsingel … gisteren liep de HELE Coolsingel vol. Er waren misschien wel meer verschillen met toen … die helikopers bijvoorbeeld … ik kan me niet herinneren dat er 1970 zo veel van die dingen in de lucht waren als gisteren en … die eettentes … het aantal vreettentjes is dacht ik wel vertien- of vertwintigvoudigd sindsdien.
 Die helikopters kunnen  me trouwens gestolen worden zeg, die waren ook op zaterdag al de hele dag al aan het oefenen geweest; dat kan ik weten, want ik woon heel dichtbij de Coolsingel en ook op de dag van de marathon was het zeker vanaf half negen ’s ochtends al een teringherrie van jewelste in het luchtruim boven mijn huis … slapen was vanaf toen finaal onmogelijk … ach ja, we moeten er wat voor over hebben …

Ik heb per fiets een stuk van de route aan de noordelijk kant van de Maas gereden. Zo heb ik misschien maar een kwart van de route gezien. Op dat kleine stukje stonden heel wat vrijwilligers in groene hesjes het verkeer te regelen zodat de lopers zonder problemen overal hard door konden hollen. Er waren ook verschillende drumbands actief die de lopers moesten inspireren om alsmaar lekker door te zetten.  Ik zag ook een groep allemaal in het geel geklede mensen vlak langs het parcours zitten rondom om een grote tafel met daarop volop losse bananen … nog wel in de schil … er  lagen ook appels en er stonden bekers sap op die tafel, zal wel van een hardloopvereniging geweest zijn. En verder heb ik al fietsend heel veel mensen namen horen roepen en vrolijk zien zwaaien naar de hardlopers en af en toe dan zwaaide er ineens een, die blijkbaar zijn naam had gehoord, terug.
Het was zulk lekker weer ook! Daarom zag ik natuurlijk zoveel ik tevreden gezichten: toekijkend vanuit een bovenraam, leunend over een hek of zittend in  een groepje op het gras of op een klapstoeltje langs de route en maar  applaudisseren voor de mannen en vrouwen, die zo hun stinkende best deden om op een goede eindtijd uit te komen … of toch op zijn minst op een nieuw persoonlijk record.

zaterdag 13 april 2013

Wanna koppie thee?


Het is de laatste tijd niet ongewoon meer dat ik tot negen uur a half tien in mijn bed blijf liggen draaien. Gewoon omdat ik geen zin heb om er uit te komen. Maar vandaag kan ik dat niet maken: het is vrijdag en dan heb ik zo rond half negen mijn vaste afspraak op de sportschool met mijn vriend Thomas. Die kan ik onmogelijk in steek laten.  Thomas is een Engelsman,  ‘from Newcastle’, een zestig jarige oud-zeeman, hij woont nu al 15 jaar in Nederland en praat nog steeds een soort Engels- Nederlands mengelmoestaaltje zoiets als: ‘I las it in the paper.’ of ‘I read it in the krant’. Hij heeft ruim 10 jaar een relatie gehad met een Nederlandse vrouw, die blijkbaar erg graag Engels met hem sprak anders had hij wel wat meer van de Nederlandse taal opgestoken.
Ik ben er om half negen maar Thomas is in de sportschool nergens te bekennen. Ook bij navraag weet niemand waar de altijd geheel in het zwart (inclusief muts) geklede Engelsman uithangt. Het komt wel eens meer voor dat hij er niet is maar hij kondigt dat meestal van te voren aan. Thomas is heel erg van de schema’s en de vastigheid. Op maandag weet hij me te vertellen dat hij er woensdag-, vrijdag- en zaterdagochtend om half negen zal zijn. Dus dan moet er iets tussengekomen zijn. En omdat hij er afgelopen woensdag ook al niet was, herinner ik me,  neem ik me voor om in de loop van de dag even bij hem thuis langs te gaan om te kijken of er wat loos is.

Maar eerst ga ik zelf  spinnen ‘en groupe’ …  dat is dus heel hard fietsen en geen millimeter vooruitkomen, begeleid door knalharde muziek.  Met mij is het altijd wel wat tijdens het spinnen. Halverwege de training staat mijn hartslagmeter  plotseling op nul terwijl ik mijn hart toch wel degelijk flink voel kloppen. Gelukkig duurt de storing maar kort en hervat het apparaatje zijn werk en doet het verder de hele training goed … mijn hart ook trouwens.

Na de spinning-training wacht mij nog een rotklus op de volkstuin: dertig vuilniszakken (van die grote blauwe) naar de afvalcontainer sjouwen. Als ik om kwart voor twaalf begin, gaat het, vanzelfsprekend bijna, flink regenen. Vier weken lang is het kurkdroog, ik heb een klusje in de buitenlucht en het gaat gieten. 
Die afvalcontainer staat op driehonderd meter lopen van mijn tuintje en in mijn kruiwagen gaan drie vuilniszakken. Dus ik zal tien keer met mijn kruiwagen heen en weer moeten tussen de container en mijn huisje en klaar is Kees … reken maar uit: dat is in totaal zes kilometer lopen … zes kilometer zeiknat worden. In feite had ik vanmorgen dus helemaal niet naar de sportschool hoeven gaan. Gezonde beweging genoeg deze dag …Het ging uiteindelijk wel sneller dan ik dacht: in een uurtje was ik klaar en toen de klus gedaan was hield het natuurlijk ook op met regenen.

Na thuis wat brood te hebben gegeten en schone, droge kleren te hebben aangetrokken, ga ik even naar Thomas.  Hij is inderdaad niet helemaal in orde. Dat zie ik gelijk al want hij loopt in huis rond met zijn muts op. Normaal gesproken draagt hij die alleen op de sportschool.
‘I am a little verkouden ... nice of yo to visit me  … wanna koppie thee? Come in.’  Ik zeg hem dat ik graag een kopje thee wil maar dat ik niet zo lang blijf omdat ik nog eten moet kopen; ik heb vanavond kookbeurt.
‘Monday and woensday I won’t come to de sportschool,’ zegt ie, als ik weer eens opstap … ‘beetje outzieken … fridag i’ll be there again.‘  

woensdag 10 april 2013

De markt


Kopen op de markt doe ik niet graag. Vandaag zeker al niet, want het is waterkoud en druilerig. Voor het eerst sinds drie, misschien wel vier weken regent het een beetje. De laatste neerslag hiervoor was een buitje van mini-sneeuwvlokjes. Met dit weer is het gelukkig nooit zo druk op de markt. Ook nu dus niet. Dat vind ik dan wel weer fijn.
Ik weet precies wat ik nodig heb: gepelde, gezouten amandelen, meer niet, dus ik stop bij de eerste de beste kraam waar die noten te koop zijn. Logisch.  Voordelig zijn ze niet, die amandelen. Bij deze verkoper, een Noordafrikaan zo te zien, zijn ze drie euro per half pond maar vergeleken met de Hollandse kraam een paar honderd meter verderop scheel dat toch wel wat …daar betaal ik weliswaar óók 3 euro maar dan per 2 ons met dat verschil, dat die Hollander de amandelen al voorverpakt heeft in een plastic bakje en de Noordafrikaan een plastic zakje met dat half pond vol schept.
Het vreemde met mij is dat ik dan ook helemaal niets anders meer zie ... ik heb die amandelen, draai me om en loop linea recta naar mijn fiets en rij richting huis.

Maar goed, ik begon met op te schrijven dat ik niet graag op de markt koop. Dat komt omdat ik die marktkooplui niet vertrouw. Het was meestal zo, dat wanneer ik tien sinasappelen wou hebben, de marktverkoper er wel even tien voor me uitzocht, ze in een zak deed en het geld in ontvangst nam. Niet zelden waren van de tien gekochte stukken fruit er minstens twee rot. De laatste tijd is dat over het algemeen wat beter georganiseerd. Steeds meer groente- en fruithandelaren zijn er toe overgaan om kleine zelfbedieningszaken te maken van hun kraam. De klant pakt dan een plastic zak, doet er het fruit of de groente naar zijn of haar keuze zelf in, levert de zak(ken) bij de marktkoopman in, die weegt het voor je, noemt de prijs … je betaalt en klaar is Kees. Zitten er dan rotte vruchten bij dan is het je eigen rotschuld ... hebbie niet goed opgelet met pakken.

Dat is misschien ook een van de redenen waarom ik niet zo graag op de markt koop: je moet zo op je qui vive zijn. Of ze het expres doen of niet dat weet ik natuurlijk niet, maar het is me nergens zo veel als op de markt overkomen, dat ik verkeer geld terug kreeg. … ik betaal met tien euro en de markvrouw geeft terug van vijf of ik betaal met twee euro en ik krijg terug van een euro ... het gebeurt nooit eens andersom. Natuurlijk, die lui hebben het ook druk .. zijn ook maar mensen, maar toch ...
Het zijn niet alleen de marktkooplui waarvoor je op je hoede moet zijn. Hoe vaak wordt er, vooral ’s zomers, niet omgeroepen dat je er attent op moet zijn dat er zakkenrollers op de markt  rondlopen.

Trouwens er is nog iets wat mijn  aversie tegen de markt voedt: het afdingen… zeker op de rommelmarkt verwachten die kooplui van jou, dat je afdingt op de vraagprijs … nou, als ik ergens slecht in ben dan is het wel daarin!

Nu ik toch zo vreselijk aan het zeuren ben: … ik verbaas mezelf er wel eens over wat een agressiviteit het in me losmaakt, wanneer op zo'n superdrukke marktdag, oma of opa  weer eens tegen me hielen op botsen met die kut-scootmobilen van ze of dat een trotse vader of moeder met zo’n kolossale tweelingkinderwagen de vrije doorloop belemmert.

Eigenlijk ben ik dus gewoon geen marktmens, ik kan niet tegen al die vermelde dingen en al zeker niet tegen die vreselijke drukte als het een keertje goed weer is. Dan wordt ik weer afgeleid en een beetje chaotisch van al die drukte om me heen. Vandaar dat ik meestal mijn boodschappen maar veilig en rustig doe, vroeg in de ochtend, bij Bas van der Heijden om de hoek. Wel een stuk duurder daar; dat dan weer wel.

zondag 7 april 2013

Een leven zonder geld


Onlangs zag ik de documentaire ‘Een leven zonder geld’. Daarin wordt een Duitse vrouw,  Heidemarie Schwermer, een goed geconserveerde zeventiger (71), gevolgd die, 17 jaar geleden, besloten heeft al haar bezittingen evenals haar gehuurde woning op te geven en te gaan leven zonder geld.
De film laat onder andere zien dat Heidemarie een supermarkt binnen gaat en aldaar voedsel vraagt in ruil voor haar arbeid. De filiaalhouder van de super gaat daar op in en geeft haar allerlei verse groente, vers fruit en wat conserven Zij dweilt als tegenprestatie de winkelvloer. Over haar geldloze/bezitsloze bestaan houdt ze lezingen voor allerlei groeperingen door heel Duitsland en ook daar buiten. Ze gaat uitsluitend op die uitnodigingen voor lezingen in als ze daarvoor betaald wordt in natura: eten, onderdak en reiskosten.
Ze geeft natuurlijk niet aldoor lezingen dus moet ze ook wel eens beroep doen op anderen voor onderdak . Daartoe heeft ze inmiddels een indrukwekkend netwerk opgebouwd en ze vindt altijd wel iemand die haar voor een of meerdere dagen ‘kost en inwoning’ wil verlenen. De grootte van haar netwerk is dusdanig dat ze niet meer dan ‘eens in de zoveel’ tijd een beroep op dezelfde ‘gulle gever’ hoeft te doen.

In de film zien we haar onder andere spreken op een school in Spanje. Daar wordt met verbazing en bewondering gereageerd op de leefwijze van Heidemarie. Een van de leerlingen, in de tienerleeftijd,  merkt echter op dat zij eigenlijk helemaal niet zonder geld leeft,  want zo zegt hij:  ‘U leeft van het geld van anderen …dus u leeft wel degelijk van geld!’ Goed gezien van die knaap!

Tijdens het bekijken van de documentaire bekroop mij steeds het gevoel dat het hier niet zozeer gaat om wel of niet met geld leven als wel om het vertrouwen dat Heidemarie heeft in haar medemensen. Ze heeft er een groot vertouwen in dat het ‘wel goed komt’, dat er vrijgevige mensen genoeg zullen zijn, die haar onbaatzuchtig zullen laten delen in hun bezit. En dat vertrouwen wordt in ieder geval tijdens de documentaire nooit beschaamd. Er is altijd een bed en er is altijd een groenteboer die haar, al dan niet in ruil voor een tegenprestatie, wil helpen aan voedsel en/of onderdak.

Het scheelt ongetwijfeld een slok op een borrel dat Heidemarie, voormalig psychoterapeute, een gedistingeerde indruk maakt en zich netjes gedraagt,  zich verzorgd kleedt, kortom zij is een dame. Wanneer een ongeschoren, sjofel geklede man, zeg maar een soort ‘vieze man’ uit de ‘Koot en Bie serie’, zoiets als Heidemarie zou proberen, zou hij, dunkt mij kunnen fluiten naar de welwillende, herhaaldelijke gegeven bijstand van zijn medeburgers.

Tijdens het bekijken van de film moest ik ook plots denken aan de eenmalige supergulheid van Rotterdammers. Ik voerde op een zaterdagmiddag in de lente van 2012, samen met anderen, actie om eten en drinken in te zamelen voor de voedselbank. Wij actievoerders vroegen toen aan de winkelende mensen om iets extra’s uit de supermarkt te kopen voor de mensen in Rotterdam die van de voedselbank afhankelijk waren. (Er wordt in Rotterdam echt honger geleden!) Die voedselbank haalde aan het eind van de dag de verzamelde etenswaren (en drank) op en zorgde er weer voor dat het allemaal goed terecht kwam. De reactie van het winkelend publiek was toen hartverwarmend. Er werd ongelooflijk veel extra gekocht voor de voedselbank. Zo’n actie die eenmalig een beroep doet op de vrijgevigheid van mensen is dus prima  … 

Er is natuurlijk een groot verschil tussen de cliëntengroep van de voedselbank en de Duitse dame. Heidemarie kiest er bewust voor om zonder geld te leven. Dat kan niet bepaald gezegd worden  van de voedselbankcliënten. Maar wat beide gemeen hebben is de hartverwarmende onbaatzuchtige, zorgzame en vrijgevige houding van medemensen. Die bestaat dus nog steeds gelukkig.
Vandaar misschien dat ik tijdens de film gelijk ook aan de voedselbankactie moest denken. 

Meer weten over een leven zonder geld:
google op
film ‘ leven zonder geld’.

woensdag 3 april 2013

Geen krant meer


Uit bezuinigingsoverwegingen heb ik per 1 april jl. mijn abonnement op de Volkskrant opgezegd. Dat is een besparing van vijfentachtig euro per kwartaal. Niet niks als je moet rond zien te komen van een tamelijk klein pre-pensioentje.
Tja, de laatste vijf jaar worden de pensioenen al niet meer geïndexeerd terwijl de prijzen toch zeker elk jaar omhoog gaan met minstens drie procent. Gelukkig zit ik bij een pensioenfonds dat nog redelijk goed gedraaid heeft. Dus puur op dat pensioen hoefde ik niks in te leveren. Wel komt dan onze leuke regering op de proppen met een verhoging van de loonheffing voor mensen met een inkomen zoals ik: dat scheelt me weer eens vijfeneenhalf procent. Wanneer houdt het eens op? Misschien moet ik binnenkort wel weer een baantje gaan zoeken. Een krantenwijk … of bij de post misschien … ik zie tegenwoordig legio ouderen, vooral mannen, in dienst van zo’n nieuw postbedrijf, de post bezorgen. Bij Post NL, de geprivatiseerde opvolger van de PTT, heb ik weinig kans zo begreep ik laatst uit een krantenbericht: ze moeten daar kosten besparen en gaan dan onder andere goedkopere arbeidskrachten inzetten: de voormalige werkers van de sociale werkplaatsen en bijstandstrekkers die hun handen moeten laten wapperen voor hun uitkering.

Maar goed, ik zit dus nu al vanaf 30 maart zonder ochtendkrant. Hoezo, zou u zeggen, het kwartaal eindigt toch op 31 maart. Ja dat klopt: maar op 31 maart en 1 april was het Pasen en dan komt er nooit een krant en 30 maart was het zaterdag en toen is de krant, die hele dikke zaterdagkrant, alvast maar  niet meer bij me bezorgd. Ik was met ingang van 30 maart alvast uit het abonneebestand geschrapt.
‘Dat was een foutje …’ kreeg ik te horen van de dame van de afdeling bezorgklachten van de Volkskrant, ’het zou een beetje omslachtig zijn om u nu weer als abonnee aan te melden voor deze ene bezorgklacht’,  dus vroeg  ze of ik ermee akkoord kon gaan dat me een stel kranten-tegoedbonnen zouden worden toegestuurd. Nou ja, vooruit dan maar… en vandaag ontving voor die ene niet bezorgde zaterdagkrant 6 kranten-tegoedbonnen waarvan één voor de dikke zaterdagkrant. Die krant van zaterdag 30 maart heb ik dus zelf maar gekocht en betaald. Dat kostte ook nog 2,90 euro ... niet mis voor één krantje.

In feite waren gisteren en vandaag, 2 en 3 april dus, de eerste twee echt ochtendkrantloze dagen en ik moet zeggen: dat valt me tegen. Ik heb echt afkickverschijnselen:
… toch nog even kijken in de brievenbus of tie misschien stiekem wel bezorgd is …  een oude krant pakken en doorbladeren … beetje rusteloos door het huis lopen … naar het nieuws op tv kijken … voor het raam gaan staan en doelloos naar buiten staren. Dat is overigens geen wonder, want ik heb die krant ruim 35 jaar elke ochtend  bij mijn onbijtje gelezen.
‘De krant kun je niet missen. Geen dag!’ was vroeger dè reclameslogan en dat blijkt ook wel te kloppen. Toevallig had ik dinsdag 2 april   een afspraak in de bibliotheek en óók geheel toevallig viel mijn oog toen op de krantenpilaar van de bieb ... de Volkskrant stond daar al heftig naar mij te lonken. Direct na mijn afspraak daar ben ik naar de krantenpilaar gelopen en heb ik ruim een uur, tussen allemaal andere pensionado’s, de krant zitten lezen.
Ik  besloot op dat moment gelijk maar om, als het enigszins mogelijk is met andere afspraken, elke dag minstens een uurtje de bieb in te wippen. Want nu al blijkt dat ik de krant geen dag kan missen. 

dinsdag 2 april 2013

Gezellige goser


‘De 27 jarige R. van S. is veroordeeld tot vier jaar cel, voor een gewelddadige roofoverval op 23 september jl. in een woning in Rotterdam Hoogvliet. Van de bewoners werd de 83-jarige man zwaar letsel toegebracht;  zijn 85 jarige echtgenote werd in geknevelde toestand in de woning achtergelaten. Bij deze brute roofoverval werd  7,50 euro buit gemaakt.’

‘Wat een vreselijke hufter’ denk ik, als ik zo’n bericht lees, ’zo veel ellende aanrichten en dat voor die armzalige 7,50 euro’… en dan hoor ik van de buurvrouw, dat die laffe daad door Robert is gepleegd, R. van S. dat is Rob ... van bij ons uit de buurt.
Hoe kan zo’n leuke, vlotte man zoiets lafs flikken? Onbegrijpelijk. Ongelooflijk bijna. Zonder blikken of blozen, berooft hij, op gewelddadige wijze dat weerloze bejaarde stel in hun eigen huis van 7,50 euro.
Ik ben waarschijnlijk veel te naïef ... of het komt omdat ik hier nog niet zo lang woon ... of beide …  maar ik vond hem wel een gezellige goser … we maakten geregeld een praatje over de buurt … (hij vond de buurt de laatste tijd erg achteruitgegaan met al die buitenlanders),  we hadden het over zijn hond, over zijn werk (hij is kunstenaar), over Feyenoord enzovoorts …. maar nu pas voor het eerst, kom ik ook meer van de minder fraaie kant van Robert aan de weet.Hij blijkt allerminst zo’n brave. Mijn buurvrouw lichtte het deksel van de beerput een beetje.
Berovinkjes, inbraakjes, zakkenrollerij… en als hijzelf  fysiek in het nauw wordt gebracht schijnt hij zijn trouwe viervoeter, een speciaal voor dat doel getrainde pitbull op zijn  belagers af te sturen.
Mijn buurvrouw weet verder nog te vertellen dat hij al een paar taakstraffen achter de rug heeft; volgens haar lijkt het wel of hij die spanning niet kan missen, want voor het geld hoeft hij niet te doen. De meeste mensen hier kennen Rob, behalve als ‘het lievelingetje van zijn moeder’ verder alleen als de fijngevoelige artiest: hij schildert en tekent. In zijn atelier en zijn galerie manifesteert hij zich als de aimabele, sociale kunstenaar, die leuk kan vertellen over zijn werk … aan groepen kinderen ook.  Hij doet het goed en sinds een jaar of drie vindt zijn werk, vooral zijn tekeningen, gretig aftrek.
Zijn politieke voorkeur steekt hij niet onder stoelen of banken: PVV. Dat valt  me dan wel een beetje van hem tegen. Hij heeft het gewoon niet zo op moslims. Hij vindt die ‘geitenneukers’, zoals hij ze noemt, te opdringerig:
‘Ze dwingen ons hun cultuur over te nemen en dat vind ik te ver gaan,’ heb ik hem wel eens  horen zeggen. Hij heeft er ook helemaal geen bezwaar tegen dat moslims geen varkensvlees eten of dat  hun vrouwen alleen maar met een hoofddoekje de straat op mogen:
‘dat moeten ze allemaal zelf weten maar ze moeten ons, Nederlanders, die kant niet op dwingen. En dat doen ze nu juist wel!’ vindt hij.

Op één punt is Rob het helemaal met de moslims eens: homo’s … net als de moslims moet ook hij niks van homo’s weten. ‘Strontneukers’, zo noemt Rob  homo’s. Diezelfde buurvrouw weet ook dat ie aan aan ‘poten rammen’ doet, in het Kralingse Bos. Homo’s worden dan op zo’n afwerkplek overvallen door een groep rammers. Ook zijn pitbull laat hij daaraan meedoen. Bruut!

Raar eigenlijk maar voor zijn moeder is Robert van S.  de allerfijnste vent op de hele wereld.  

donderdag 28 maart 2013

Een goedweermens


Vrijgezel Alex is een echt goedweermens. Het moet ‘s zomers wel heel erg slecht weer zijn wil hij niet in zijn korte broek en met ontbloot bovenlijf in de buurt rondlopen. Het is overduidelijk dat hij trots is  op zijn grote (1.80 m), slanke lichaam en … eerlijk is eerlijk … hij ziet er voor een zestiger nog best goed uit. De zon hoeft maar één lentedagje goed te schijnen of hij is alweer poepbruin … trouwens … ’s winters ziet hij er ook niet bepaald uit als een Hollandse bleekscheet …  hij heeft altijd wel ‘een tintje’, waarschijnlijk geërfd van voorouders uit (sub)tropische gebieden.

Op zomerse dagen speelt Alex de onbezoldigd beheerder van het ruime binnenterrein van ons wooncomplex. In zijn blote, bruine body, met zijn zonnebril en zijn vrolijk gekleurde bermuda, schrijdt hij  voort over het ruime binnenterrein … borst vooruit, kin omhoog, zijn armen  zó langs zijn lijf, alsof het lijkt dat hij onder beide oksels een wc-rol vastgeklemd houdt.
Met een door hemzelf aangeschaft grijpertje ontdoet hij het binnenterrein van het aangewaaide en achteloos weggeworpen zwerfvuil.  Ook verzorgt hij het groen: hij knipt dorre takjes weg en verwijdert uitgebloeide bloemen. Dat doet hij op zijn hurken of gebukt, zijn bermuda zakt daarbij flink af, waardoor omwonenden een uniek uitzicht geboden wordt op  Alex’ welgevormde bouwvakkersdecolleté.      

’s Zomers lijkt hij haast wel alomtegenwoordig te zijn in de buurt. Vanaf zijn balkonnetje becommentarieert hij op een vrolijke manier de activiteiten van degenen die zich op het grote binnenterrein bevinden.
In de richting van een stel babbelende buurtvrouwen davert hij:
‘Genoeg geluld nou, hè, dames ... als jullie niks anders te doen weten kom je je handen maar effe bij mijn thuis laten wapperen, hahahaha … genoeg te doen hier.’   
 Waarop de vrouwen gekscherend reageren met:
‘Begin jij zelf maar vast, Alex,  wij komen er zo aan.’
Onhoorbaar voor hem voegen ze er aan toe dat ze niet graag aan die klus bij hem thuis zouden beginnen … er wordt gekletst, dat het bij Alex een waar mannenhuishouden is …vergeelde gordijnen …  onderlangs alle wanden staat een grote verzameling (lege) bier- en wijnflessen en andere lege flessen van alcoholische dranken opgesteld en op Alex zijn wc kan je maar beter helemaal niet komen … een misselijk makende geur  … oude remsporen … smoezelige stortbak met verdachte vingerafdrukken …  …
Tja, Alex, zo ga je dan zo maar over de tong nadat je eens een keer wat buren op je verjaardagsfeestje te gast hebt gehad!

Met de kinderen is ie ’s zomers vaak leuk bezig. Vooral de jongens trekken naar hem toe. Of hij voetbalt als een ouwe hond met ze mee òf wanneer er al voldoende voetballertjes zijn, speelt is hij de scheidsrechter. Ook zit hij vaak zomaar een beetje te kletsen en te lachen met de jongelui op een van de bankjes. Hij is een soort aardige extra opa voor ze. Een van de weinige volwassenen, die tijd voor ze heeft.

’s Winters  zie je Alex zelden of nooit. Ook in deze snerpend koude lente van 2013 heeft hij zich nog nauwelijks op straat vertoond.  Nou ja, alleen  ’s ochtends in alle vroegte komt ie zijn huisje uit om heen en weer te fietsen naar het Centraal Station. Daar haalt hij een tas vol gratis krantjes op en die gaat hij verspreiden onder ‘zijn Metro abonnees’ in ons buurtje. Alex heeft zo zijn eigen  kleine onbezoldigde krantenwijk georganiseerd. Als hij ‘s morgens tegen acht uur al zijn krantjes bezorgd zijn, heeft ie voor die dag al weer voldoende buitenlucht gehad … en vertoont hij zich dus niet meer ... wat hij dan doet? Wie het weet mag het zeggen …. volgens een van de gasten op zijn al eerder gememoreerde verjaardagsfeestje  is zijn huis volgestouwd met video’s en boeken, dus zal hij de tijd ook binnen wel zinvol weten door te komen. 

dinsdag 26 maart 2013

Meelopertje


Ik ken Jan eigenlijk alleen van de middelbare school. Jaren zestig, vorige eeuw, zo. De triomfdagen van Beatles en Rolling Stones; van Feijenoord ook. Hij was een stille onopvallende jongen. Bleek, mager. Met die grote bril op dat kleine koppie van hem en dat golvende achterovergekamde vette  haar,  ……hm …. was hij nou niet bepaald moeders mooiste.

In de tweede klas kwam hij pas bij ons op school… een middelmatige leerling … wel goed in economie enzo . Hij blokkeerde altijd als hij een beurt kreeg bij mondeling overhoringen …. kreeg altijd een vuurrooie kop ook.
Het duurde even voordat hij aansluiting kreeg met ons, de jongens van zijn eigen klas: twee bee. Hij liet zijn haar groeien en deed zijn bril niet meer op, zo leek hij een beetje op Keith Richards, die van de Rolling Stones. Helemaal geaccepteerd werd hij door het groepje Stonesfans toen hij het bevel van de schooldirecteur negeerde om naar de kapper te gaan en nette kleren naar school aan te trekken. Maar … een echt prominent lid van die groep is hij nooit geworden; een meelopertje was ie en is hij al die tijd gebleven.

Zijn sport was voetbal ….echt heel goed in dat spelletje waren we geen van allen, ook Jan niet, het enige echte supertalent van de school was die kleine Andries Dekkers; hij kreeg een profcontract aangeboden bij Sparta ….en dat sloeg tie af!
In de loop van het derde schooljaar ontstond bij een clubje voetbalfanaten de traditie om bij thuiswedstrijden van Feyenoord naar de Kuip te gaan.  Het was de tijd waarin Coen Moulijn als dertiger nog excelleerde al noemden wij hem toen al liefkozend ‘die ouwe lul’.
Jan was er altijd bij maar  ook hier had hij nooit het hoogste woord, zelfs juichen bij een doelpunt deed hij minder uitbundig dan wij ….hij lachte alleen wat,  stak een vuist in de lucht en riep: ‘yeah!’

Ik ben een keer bij hem thuis geweest. Veel broertjes en zusjes had ie …toen al wel zeven en ik geloof dat er later nog meer bij zijn gekomen. Hij was de oudste. Wat me van dat bezoek is bijgebleven is de sjofele staat van het meubilair, de vloerbedekking en de penetrante zeiklucht ……. katten of andere huisdieren waren er niet ….dus waarschijnlijk  kwam die lucht van  een stel notoire bedpiesers.

Onze economiedocent wilde eens bewijzen dat arbeiderskinderen de hbs nooit haalden. Hij deed bij ons in de klas een onderzoekje naar de beroepen van de vaders. Hij kreeg gelijk want er zat bij ons dus zogenaamd géén arbeiderskind in de klas.
Mijn vader zat in de directie van C&A Nederland. Maar ik weet bijna wel zeker dat Jan zijn vader ergens in een fabriek werkte, ….. gezien de armoedige toestand bij hem thuis. Maar Jan antwoordde doodleuk dat zijn vader directeur was bij Bolletje … van die beschuit. Hij schaamde zich er volgens mij voor dat zijn vader arbeider was.
Dat was tòèn …. later pas kwam de trots daarover blijkbaar bij hem naar boven … trots op een vader,  van wie hij mocht doorleren, terwijl ze thuis die studiekosten eigenlijk nauwelijks konden opbrengen. Later, kort na het eindexamen, verklapte Jan me dat zijn vader al jaren bij Bolletje rollen eierbeschuit in dozen verpakte en naar het magazijn moest sjouwen.

Na de middelbare school ben ik hem uit het oog verloren en dan, wie had dat kunnen denken , dan  groeit  Jan, dat schuchtere meelopertje, uit tot een van de meest gelezen schrijvers van Nederland. Wel leuk hem zo heel anders gekend te hebben en … eerlijk is eerlijk: Ik wou dit ik maar een heel klein beetje van zijn talent had.
         

zondag 24 maart 2013

Mongool


Het regent deze ochtend pijpenstelen. schiet ik onwillekeurig in de lach als ik mijn buurvrouw Lia in de deuropening zie staan met die ruim bollende witte wollen pet met klep half over d’r ogen, haar lange bruine gewatteerde jas en een dikke sjaal omgeslagen. Ze móét er echt even uit voor een paar boodschappen, anders was ze binnengebleven, zegt ze.
‘Je lach me toch niet uit, hè?’ vraagt ze.
Een beetje wel eigenlijk. Ik moet lachen omdat ze er nu net zo uitziet als de mongool die ik, op weg naar de sportschool, altijd tegenkom. Uitsluitend qua kleding bedoel ik dan hè … want verder is Lia een knappe, intelligente vrouw.
Die mongool die ik bedoel is een vrouw van een jaar of veertig die samen met haar moeder, die toch al een eindje in de zeventig lijkt te zijn, op weg is naar  … tja, .. waarnaar? Het kan eigenlijk van alles zijn, naar familie of de supermarkt bijvoorbeeld maar ik heb het sterke vermoeden dat ze zo steeds om diezelfde tijd ’s ochtends naar de dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten gaat.

Vrijwel altijd zijn ze samen en vrijwel altijd hebben ze mot met elkaar. Moeder kan het niet gauw goed doen. Met haar lage  damesstem gooit ze haar moeder allerlei voor mij onverstaanbare verwijten naar het hoofd, althans zo komt het bij mij over. Soms loopt ze stampvoetend een paar meter  voor haar moeder uit, met een gezicht dat op onweer staat. Een andere keer loopt ze juist weer tergend langzaam een paar passen achter moeder aan. Haar zo dwingend steeds weer achterom te kijken en óók haar pas in te houden.
Een heel enkele keer zie ik haar alléén op pad gaan. Ook dan heeft ze dezelfde boze uitstraling die  waarschijnlijk gewoon bij haar hoort. Met grote stappen loopt ze me tegemoet; zonder op of om te kijken vervolgt ze haar weg.
Ik heb wel eens medelijden met die oude moeder, die het altijd fout doet in de ogen van haar dochter. Wanhoop straalt uit moeders ogen. Het valt niet mee als je op weg bent naar de tachtig en je zit constant opgescheept met zo’n recalcitrante dochter.

Mijn jongste broer M. is ook een mongool. Drieënveertig is hij nu. Mijn moeder was 39 toen ze van hem beviel.  Hij is diametraal het tegenovergestelde van die bozige dame: meestal erg rustig, vriendelijk en meegaand.  Wat dat betreft is het natuurlijk net als bij gewone mensen: elke mongool is weer anders.
Hoewel mijn broer M. niet zo’n moeilijk persoon is, heeft mijn moeder er verstandig aan gedaan om hem, toen hij nog een tiener was uit huis te plaatsen naar een begeleide woonvorm.  Het viel haar niet mee dit zo te besluiten. Ze heeft er menig traantje om gelaten maar het was een goede beslissing. Een verstandelijk gehandicapt kind in huis blijft tot in lengte van dagen een hele zorg, ook al is M. nog zo rustig en vriendelijk.
Mijn moeder heeft zo doende een redelijk rustige ‘oude dag’ gehad en M. heeft het in zijn eigen huisje met zijn begeleiders en andere gelijkgestemde bewoners  ogenschijnlijk naar zijn zin … zowel voor mijn moeder als voor M was het altijd weer een klein feestje als ze elkaar weer zagen bij hem of bij haar thuis … of op een verjaardag … want dán was het dubbel feest.

donderdag 21 maart 2013

Lekkere boterhammetjes


Ik heb er echt zin in: boterhammetjes eten met lekker beleg. Ik was niet eens van plan om veel te eten maar toen ik eenmaal bezig was kon ik niet meer stoppen. Ik begon met zo’n lekkere Klootwijk-krentenbol. Toen een boterhammetje met paardenrookvlees, dan eentje met pindakaas, eentje met kaas en marmite, een met hagelslag, nog eentje met pindakaas, eentje met honing en om het  af te leren een boterham met hagelslag. Ik had nog helemaal niks gedronken tussendoor. Dus ik drink ik een glas melk … ik sterf nog steeds van de dorst … nog een glas melk dan maar… nog steeds dorstig. Ik kan wel blijven drinken.

Even mijn eten laten zakken. Onderwijl een krantje lezen en dan naar de markt. Voor het eerst in mij  leven voel ik letterlijk aan den lijve het begrip uitbuiken … Jezus wat krijg ik een uitpuilende buik … ’t was echt veel te veel … had er misschien niet zoveel melk  achteraan moeten drinken …

O, helemaal vergeten, vanmiddag zou ik gaan sporten, over een uurtje al … ik heb afgesproken met Sjoerd … we zouden een rondje Kralingse Bos doen …. 5 kilometer joggen maar als ik me straks nog zo klote voel als nu dan ga ik hem mooi afbellen.

Niet alleen mijn buik maar ook mijn aderen bollen helemaal op …vooral die aderen op mijn handen zie ik per seconde dikker worden. Mijn lijf heeft duidelijk moeite met die grote aanvoer van voedsel. Ik had de rits van mijn broek al losgemaakt maar dat is nog niet afdoende … mijn broek moet echt helemaal uit …hij zit echt te strak … ik krijg een pijnlijk zeurend gevoel in mij buik …  sterf ook nog steeds van de dorst … begin me een beetje misselijk begin te voelen.

Blijven zitten lukt nu ook al niet meer … ga liggen op de bank … ja …dat verlicht … laat een enorme scheet … stinkt niet ….lucht wel op

Dat doe ik nooit meer: zo veel eten, zoveel drinken; dat sporten vanmiddag kan ik wel schudden: ik ga Sjoerd afbellen … ’t is niet voor het eerst  … :
‘Ik spreek nòg eens keer met je af!,’ zegt hij geirriteerd, ‘waarom eet je niet gewoon na de training dat is toch veel logischer.’
‘Ja, je hebt wel gelijk,’ zeg ik schuldbewust, ‘het is stom van me.’
Sjoerd is herstellende van een blessure en zou het vanmiddag weer eens rustig aan gaan proberen ...  samen met mij …  
‘Zullen we dan morgenmiddag,’ probeerde ik nog.
‘Ja, dahhaaag, ik gá gewoon vanmiddag, hoor, daar heb ik me nou al helemaal op ingesteld … dan maar in mijn eentje, dat moet ook lukken!’
‘Het spijt me,  Sjoerd, zullen we het dan maar weer houden op volgende week woensdag?’
‘Nou, als ik de training van vanmiddag goed doorkom ga ik zèlf in ieder geval volgende week weer. Om precies drie uur ga ik lopen. Ik merk wel of jij er dan ook bent. Afspreken heeft blijkbaar toch geen zin.  ‘t Is niet de eerste keer … nu eens heb je dit dan weer dat … overigens: sterkte jongen, ik hoop voor je dat je het allemaal binnen kan houden.’

Dat laatste lukt dus niet … ik heb mijn darmen uit mijn lijf staan kotsen … het lag denk ik toch níét aan de hoeveelheid …. die paardenrookvlees was over de datum … als het überhaupt wel paard was …

zondag 17 maart 2013

De vuilnisbakzak


Wat zou er in ’s hemelsnaam in die vuilnisbakzak zitten? De oude Chinees helt helemaal naar links over; de vuilnisbakzak sleept net niet over de grond. Op enkele stappen achter de man loopt een vrouw, waarschijnlijk zíjn vrouw … ze is ook oud en ook een Chinese. Ze zijn beiden sjofel gekleed. Rommelmarktkleding …. duidelijk aan vervanging toe. De pantalon is de man een paar maten te groot. De lange gewatteerde winterjas van de vrouw zit haar veel te ruim. Ze lopen in de richting van de Rotte. 
De  vuilnisbakzak is nog niet voor de helft gevuld … en dan toch al zo zwaar… stenen kunnen het niet zijn gezien de vorm die de zak heeft aangenomen.

Nat zand, natte aarde of een mengsel daarvan kan ook niet; dan ziet zo’n zak er toch weer heel anders uit; dan wordt die strak naar beneden getrokken en zijn er niet allerlei uitstulpingen te zien aan de buitenkant van de zak. Lege flessen zou wel weer kunnen, hoewel … nee, eigenlijk ook weer niet, want dan zou die veel voller moeten zitten; lege flessen zijn niet immers niet zo zwaar en bovendien, zou dan, bij elke stap die de Chinees zet, wel wat gerinkel hoorbaar moeten zijn.
Nat wasgoed, ja dat zou er in kunnen zitten! Kleddernat wasgoed …. een paar handdoeken, , theedoeken, onderbroeken, sokken, lakens, pyjama’s  en een badjas. Hun wasmachine begaf het vlak voor het centrifugeerprogramma moest beginnen en nu zijn ze op weg naar familie om daar hun was droog te laten zwieren.
En zakken met vlees, zou dat het niet kunnen zijn? Vlees, vis, garnalen of rijst … ingevroren … natuurlijk, ze hebben waarschijnlijk daar net aan de andere kant van de Rotte, een restaurantje en hebben gisteravond thuis wat voorwerk gedaan voor enkele gerechten en sjouwen die ingrediënten nu naar hun eethuis.

Ze lopen nu in de richting van het steile voetgangers- en fietsersbruggetje over de Rotte. Halverwege het bruggetje zet de man zijn zware last op de grond. Hij wacht even tot zijn vrouw bij hem is. Ze bespreken wat met elkaar en knikken dan allebei. Gezamenlijk tillen ze dan de vuilniszak heel langzaam op en zetten hem op stenen brugleuning. Beiden houden de onderkant van de zak vast, ieder een punt, en de man geef een zet tegen de zak zodat de inhoud in het grote wak onder de brug in de verder bevroren Rotte belandt. Waterhoentjes, eenden en meeuwen  storten zich op deze onverwachte Chinese maaltijd: stukken kip, hompen vis, garnalen, langoustines en  een grote hoeveelheid rijst en bami. Zeker nog over van het feestje van gisteren.

Glimlachend bekijkt het Chinese stel hoe de vogels zich te goed doen aan dit copieuze maal. Uit alle richtingen komen dan steeds meer meeuwen aangevlogen. Zoals gewoonlijk gunnen de meeuwen de andere hongerige vogels niks, sterker nog: oorverdovend bevechten ze elkaar om elke garnaal. Binnen drie minuten is de inhoud van een halve vuilniszak opgevreten, op wat kruimeltjes hier en daar na. Dat vinden de meeuwen blijkbaar de moeite niet meer waard. Zo hebben de andere hongerige watervogels toch ook nog wat … zelfs om die paar kruimels ontstaan heftige gevechten tussen waterhoentjes en eenden.

De Chinees schudt nog wat achtergebleven kruimels rijst uit de zak en verfrommelt hem. De man loopt de brug af op enkele passen gevolgd door zijn vrouw. Hij gooit de verfrommelde zak in de afvalbak en wacht tot zijn vrouw weer bij hem is. Ze geeft hem een arm en samen vervolgen zij hun weg.  

donderdag 14 maart 2013

Sleutelbos


Ik was eigenlijk van plan om een column te schrijven over de nieuwe paus, over de facebook-rellen of over de extra huurverhoging maar toen ik opeens  mijn huissleutels kwijt was moest ik dáár wel over schrijven.

We hadden zitten klaverjassen in het buurthuis op de hoek. Ik was, samen met mijn maat Henk,  eindelijk eens een keertje als winnaar uit de strijd gekomen. Wij ruimden met zijn allen de ruimte aan kant, zodat die er weer spic en span uitzag. Nog schoner als toen we er in kwamen. We namen afscheid van elkaar en ik sloot af. Het was gemeen, bijtend koud maar desondanks stapte ik vrolijk (door onze klaverjaszege natuurlijk) op huis aan. Bijna ben ik bij huis als ik me realiseer, dat ik de sleutels van de klaverjasruimte nog bij Lies in de brievenbus moet stoppen … Lies is degene die verantwoordelijk is voor het sleutelbeheer van het buurthuisje. Zij woont zo’n tweehonderd meter verderop dus dat betekent wel weer even (vrolijk) doorstappen in de kou.

Ik druk bij Lies op de bel; ze vraagt wie daar is.
‘Ik’, zeg ik dus en ik roep  er gelijk achteraan dat ik de sleutel van de klaverjasruimte bij haar in de brievenbus gooi ..
‘Okeehee,!’ roept zij en ik zet er weer flink de pas in naar huis. Bij mijn portiek aangekomen bemerk ik dat ik mijn sleutelbos niet meer heb … maar, zo vraag ik me af … wanneer en waar ben ik die sleutelbos dan verloren … ik heb niks op de straatstenen horen vallen. Dan zit er niks anders op dan maar bij mezelf aan te bellen; gelukkig is mijn vrouw thuis want ik moet er niet aan denken dat ik in deze kou op straat moet blijven bivakkeren.  Mijn vrouw doet open … en … de trap oplopend in de portiek van mijn woning, bedenk ik me, wat ik allemaal in het werk moet stellen om weer aan een behoorlijke sleutelbos te komen. Want behalve de sleutels van de portiek en de voordeur, zat ook het lidmaatschapskaartje van de sportschool er aan … en de bonuskaart van Albert Heijn maar die laatste is de minst belangrijke. Dat gaat dus behalve behoorlijk wat tijd, moeite en ook flink wat geld kosten … en dan … als ik bijna boven ben, als ik met de sleutelbos van de klaverjasclub mijn voordeur wil openmaken realiseer ik me pas .. wat er met mijn eigen sleutelbos is gebeurd. Die heb ik bij Lies in de brievenbus gegooid.

Mijn vrouw had de voordeur van ons appartement al opengezet en ik loop gelijk door naar onze vaste telefoon om Lies te bellen en haar te vertellen wat voor stommiteit ik heb uitgehaald.  Zij kan er de humor wel van inzien en relativeert voor mij de zaak door te stellen dat haar zoiets al zo vaak is overkomen:
‘Ik kom wel even naar beneden dan haal ik jouw sleutelbos uit mijn brievenbus en dan ruilen we de bossen. Doe maar rustig hoor.’

Een kwartiertje later dan gepland kom ik dus feitelijk pas echt thuis.
‘Heb je de vaste telefoon misschien meegenomen, daarnet?, vraagt mijn vrouw.
Ik zou het niet precies meer weten maar voor de zekerheid voel ik even in mijn jaszak en ja hoor, daar zit de vaste telefoon, los in  de jaszak van mijn winterjas.

Blurp! Zouden daarvoor pillen bij het Kruidvat ofzo te koop zijn? Ik ga morgen even maar kijken.

dinsdag 12 maart 2013

Peggy


‘Loop maar even mee naar mijn slaapkamer’ zeg ik tegen buurman Kees. Mijn pc staat op mijn slaapkamer; daar wil ik hem even laten zien hoe hij bij de belastingdienst zorgtoeslag aan kan vragen, vandaar.
  
Terwijl ik de pc opstart hoor ik Kees vol verbazing achter me zeggen:
‘Wat heb jij daar nou in die kast staan?’
‘Mijn pc, dat zie je toch’
Neen, hier bedoel ik, die sexbom daar’ en ik zie dat hij met open mond naar Peggy staat te staren.
Peggy is een barbiepop, niet zo maar een barbiepop maar een bijzonder sexy model. Misschien heeft ze in de Barbie-reeks wel een andere officiële naam maar die ken ik niet.  Deze pop is superslank, heeft lang blond haar, pronte borstjes, lange slanke benen, hoge zwarte pumps, een zwart mini jurkje en een goudkleurig ceintuurtje om haar taille.  Verder heeft ze zwaar opgemaakte ogen en zwoele, volle, roodgestifte lippen.
‘Wat bedoel je nou precies, Kees?’
‘Wat moet jij nou met die sexbom daar in je kast?’
‘Oh dat,’ zeg ik gekscherend, ‘de een heeft pin-ups hangen in zijn slaapkamer, een ander, zoals ik, heeft een sexy barbiepoppetje in zijn kast zitten, ieder zijn meug nietwaar?’

Peggy zit daar nu al een jaar of drie. Op een van mijn fietstochten langs de Rotte zag ik op de heenweg iets liggen op het fietspad dat vaag op een pop leek. Ik besteedde er verder geen aandacht aan. Toen ik op de terugweg, ruim een uur later weer langs die plek fietste lag de pop er nog steeds. Aanvankelijk reed ik er langs maar ik ging toch even terug om het goed te bekijken. Het bleek dus dit gave ‘schatje’ te zijn. Omdat het daar al zeker anderhalf uur gelegen had, besloot ik om het mee naar huis te nemen.
‘Ik kan er vast wel iemand blij mee maken,’dacht ik, ‘ is het vandaag niet dan is het wel morgen of overmorgen. Maar tot op de dag van vandaag heb ik nog geen geschikte kandidaat kunnen vinden en in afwachting van haar verhuizing, zit Peggy jou vanuit mijn kast liefdevol aan te staren.’
‘Je kan me nou wel zo smalend aan staan te kijken, Kees, toch is het werkelijk zo gegaan  … en het valt nog niet mee om van haar af te komen … ja in de vuilniszak … maar dat vind ik weer zonde van zo’n gave pop.

‘Heb jij misschien belangstelling, Kees of ken je misschien iemand die je daar een plezier mee zou kunnen doen?’
‘Ja, ik heb wel een nichtje van zes, die heeft ook wel barbiepoppen maar ik vind dit model te sterk sexueel getint voor zo’n jong meisje.  Daar wacht ik liever nog even mee.
Je zou er mee op een rommelmarkt kunnen gaan zitten; dan ben je Peggy, denk ik, zo kwijt; ik denk dat je er best 5 euro voor kan vangen.’

‘Ja, dat is wel een goed idee …… het zal alleen nog wel even duren voordat ik voldoende andere spullen heb om op een rommelmarkt te gaan staan … en dat doe ik dan eigenlijk alleen voor Peggy, want ik hou helemaal niet van rommelmarkten. Weet je wat ik wou: dat ik die pop destijds gewoon op dat fietspad had laten liggen.’

‘Moet je nou nog zien, hoe dat zit met die zorgtoeslag zit, want daar kwam je toch voor, hè?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Nou laat die pop dan maar even rusten en kom hier zitten!’


zaterdag 9 maart 2013

Kater Thijs


Thijs is onze kater. Hij is nu hoogstwaarschijnlijk twaalf; toen we hem kregen werd ons verteld dat hij zes jaar was en dat is nu zes jaar geleden dus vandaar: twaalf. Het is een rode cyperse kater, met tamelijk lange haren, die je overal in ons huis en op al onze kleren tegenkomt. Heel bijzonder zijn de pluimpjes op zijn oren. Hij is tamelijk kort, gedrongen en heeft een goede conditie. Dat laatste laat hij vooral zien wanneer hij in gevecht is met zijn muis, zijn namaakmuis, die hij wild aanvalt, omhoog gooit, naspringt, wegzwiept en weer achterna rent. Hij draait zich op zijn rug, houdt hem tussen zijn voorpoten vast, trapt hem met zijn achterpoten en bijt hem af en toe in zijn kop. Dan laat hij zijn muis weer achteloos liggen, wacht nog even om te controleren of  de muis echt niet meer beweegt, loopt dan naar zijn voederbakje en eet wat brokjes. Iets anders dan droogvoer eet hij niet. Alle andere katten die we hadden kregen brokjes alleen als bijvoeding, hun hoofdgerecht bestond altijd uit vers vlees of vlees uit een blikje. Een heel enkele keer bedelt Thijs wel eens om een stukje verse kip als dat op het aanrecht gesneden wordt. Meer dan een klein fliedertje kip hoeft ie nooit, hij is gauw tevreden.

Thijs is een gecastreerde kater met lange rode en witte haren. Hij moet echt elke dag geborsteld worden anders raken zijn haren in de klit. Hij is zo slim om ons ook dagelijks aan die borstelbeurt te herinneren: luidkeels gaat hij staan te miauwen voor de deur waar zijn borstels liggen.

Over het algemeen moet hij niet zo veel van mannen hebben; hij is een echte vrouwenvriend. Als er mannen op bezoek zijn, onze zonen inclusief, laat hij zich pas weer zien als het bezoek weg is. Maar aan elke vrouw die langs komt moet meneer even snuffelen.

Als ik thuis ben verstopt hij zich níét constant. Hij komt wel te voorschijn maar hij is altijd wat schrikkerig … als ik naar hem toeloop, zoekt hij zo snel mogelijk een veilig plekje op, alsof hij bang is dat ik hem ga slaan of zo … misschien ben ik wel te groot, beweeg ik te snel of praat ik te hard ….. ik weet het niet.
Een oud-collega raadde me eens aan om me klein te maken, op mijn hurken te gaan zitten of zo, en dan met een zacht stemmetje iets tegen hem te zeggen ….. en verdomd dat hielp.
‘Pspspsppspsss,’ deed ik, lief en zacht, ‘hallo Thijsje, hallo … ja, wat raar hè, dat ik nou ineens zo’n klein mannetje ben, ja, en wat raar, en vreemd ook dat ik nu zo zachtjes en zo lief tegen je praat, ja, het lijkt wel of ik kierewiet geworden ben,  heè? Ja!’  Thijs kijkt me inderdaad even aan als of tie echt denkt dat ik niet helemaal in orde ben. Hij aarzelt even maar dan besluit hij toch om langzaam mijn kant op te komen en zowaar, hij snuffelt aan de door mij uitgestoken hand, laat zich aaien, draait een rondje om zijn as en laat zich zowaar nòg eens door mij aaien. Goeie tip van mijn oud-collega.  Het werkt!

Gisteravond zit ik naar het voetballen op tv te kijken; sprong Thijs zomaar ineens op mijn schoot … voor het eerst in die zes jaar …. hij bleef nog zitten ook. Het moet niet gekker worden.
  

donderdag 7 maart 2013

Het portiek


Het portiek van de flat waar ik woon leent zich uitstekend tot openbaar vuilnisvat, toilet of hangplek voor jongeren maar het gekke is dat wanneer ik thuiskom of wegga, ik zelden of nooit iemand in mijn portiek aantref. Een enkele keer zie ik wel eens een vrijend tienerstelletje, dat verschrikt opkijkt als ik bij thuiskomst ineens voor hun neus sta, in een portiekje, waar ze zich onbespied waanden.

Toch zijn er tekenen die wijzen op een druk gebruik van dit portiek. Honderden platgetrapte plakken kauwgom zijn inmiddels vergroeid met de straatstenen, waartussen ook nog eens vele tientallen sigarettenfilters terecht zijn gekomen. Met regelmaat tref ik er lege of halflege blikjes bier en frisdrank aan en uit de penetrante zeikgeur die er hangt maak ik op dat wat gedronken is, ook ter plekke weer geloosd werd. Ik vraag me alleen af wanneer gebeurt dat allemaal. Ik loop regelmatig en op verschillende tijdstippen in en uit, ik ben nooit hele dagen weg, want ik werk niet meer en toch zie ik zelden iets onoorbaars gebeuren.

Er is de laatste tijd iemand, een buurtbewoner (?), die het portiek als een voorstation gebruikt voor de grofvuil ophaaldienst van de ROTEB. Nu eens staat er een kapot kinderzitje voor op de fiets, dan weer een afgedankte salontafel of een defecte koelkast. Het vervelende is dat die buurtbewoner niet meer langskomt om zijn of haar vuil werkelijk aan de stoeprand te zetten zodat de ROTEB het in kan laden en mee kan nemen.  Dat doe ik dan maar. Ik heb het idee dat ik de enige ben die zich daartoe geroepen voelt. Er moet ook een fietsendief actie zijn want al diverse malen heb ik een geheel onttakeld fietsframe uit het portiek weg moeten slepen.
 
Waar ik me ook over verbaas zijn de misselijk makende, vaak ongelooflijk grote groenige slijmklodders, die ik aantref. Eén keer heb ik gezien dat een van de buren, nota bene niet eens iemand die aan het portiek woont, een verse klodder deponeerde. Toen ik het niet kon laten daar wat van te zeggen …. ik zei zoiets van:
‘Lekker zeg, als ik daar in trap dan loop  ik dat gore slijm van jou mijn schone huis in…’ reageerde hij met:
‘Dat je daar een punt van maakt ….. maar eh … daar zou je trouwens geen last van hebben als je net zoals wij je schoenen uit zou doen voordat je je huis in gaat….
’ Wat een brutaliteit!’

Een enkele keer tref ik een gebruikt condoom aan, zoiets vind ik dan weer te onsmakelijk om met mijn blote handen op te pakken en in de afvalbak te gooien; daarvoor heb ik speciaal zo’n grijpertje gekocht waar tegenwoordig de straatschoonmakers van de ROTEB ook mee werken.
Al met al heb ik nu zo het idee dat de meeste rotzooi in de avondlijke of nachtelijke uurtjes terechtkomt in de portiek.

Toevallig kwam ik van de week een beetje laat thuis, tegen twaalven … er hing er een vijftal knaapjes, dat eigenlijk al lang op hun bed hadden moeten liggen,  tegen de muren en de fietsrekken aan en snacks te nuttigen. De verpakkingen lagen al in proppen op de grond, net als de lege platgetrapte bierblikjes.
‘Zo,’ zei ik, ‘eet smakelijk  heren! Jullie gaan die troep die je hier gemaakt hebben straks toch zeker wel even opruimen zeker, hè.’
‘Ja, natuurlijk meneer, wij zijn hele nette jongens,’ lachtten ze ongeloofwaardig..
‘Okee,’ zei ik vol wantrouwen, ‘dan is het goed.’
Een half uurtje later ging ik voor de zekerheid nog even kijken en ik moet zeggen: ze hadden het portiek keurig netjes achter gelaten. Aan hen ligt het dus niet.

dinsdag 5 maart 2013

Slaan


Het is me nog niet zo heel vaak overkomen dat ik zo boos op iemand was, dat ik hem wel wat wilde aandoen ……Meestal beperkt boosheid zich bij mij tot de lawaaierige uiting van een onsamenhangende woordenstroom.
Natuurlijk heb ik mijn kinderen wel eens een corrigerend tikje gegeven en met een van mijn zonen heb ik zelfs wel eens serieus geworsteld … en eerlijk gezegd kan ik me nu niet eens meer precies herinneren waarom ik toen handtastelijk werd. Wel weet ik me te herinneren dat die worstelpartij onbeslist eindigde en dat mijn zoon, hij was toen 18 of 19,  vrijwel meteen is gaan zoeken naar een eigen woonplek. Onze verhouding is er gelukkig sindsdien wel weer wat hartelijker geworden.

Terwijl ik dit schrijf, krijg ik zo langzamerhand de aanleiding tot de vechtpartij weer een beetje in beeld: onenigheid over tv-kijken. Zoonlief zat of lag ( waarschijnlijk dat laatste) voor die televisie. Het toestel stond luid en overduidelijk MTV-beelden en -geluiden de huiskamer in te knallen ……. dat irriteerde me  …. ik had daar een bloedhekel aan ... wilde daar een beetje rust, zodat er gelezen en gepraat kon worden. Ik  wilde die MTV gewoon niet in mijn  woonkamer … en zeker niet zo hard … daar had hij een tv voor op zijn eigen kamer.  Ik zette demonstratief (en zeer autoritair) de tv uit en toen explodeerde er iets…... wie er nu de eerste tik heeft uitgedeeld weet ik echt niet meer … zal ik wel geweest zijn.

Tja en onlangs schreef ik nog over die lingerie-winkelier, die me vastpakte en me ten onrechte beschuldigde van het inkinkelen van zijn dure étalageruit … en hoe ik hem toen hard tegen zijn schenen schopte, waarna hij me van schrik liet lopen.

Een ander slachtoffer van mijn grote boosheid was Hans. Hans was eigenlijk een van mijn beste  vriendjes. We liepen vaak samen van en naar school. We zaten bij elkaar in de klas. Hij kwam me ook nog wel eens ophalen om samen buiten te spelen.
Op school had ik al de hele middag een rotgevoel in mijn buik. Eigenlijk had ik aan de meester moeten vragen of ik naar de wc mocht (‘twee vingers opsteken en wiebelen in je schoolbankje’) maar ik had er zo’n hekel aan om te poepen op school: je kreeg altijd maar twee dunne velletjes pleepapier mee van de meester en daar kreeg ik mijn kont nooit goed mee schoon. Ik wou dat ik het toch maar wel had gedaan: want de buikkrampjes hielden aan en toen ik dacht een scheetje te moeten laten kwam er tegelijk een dunne lading poep mee …. wat een ellende … en stinken  … en plakkerig zitten gelijk. Mijn klasgenootjes om mij heen gingen demonstratief hun neus dicht zitten knijpen en de meester (meester Mens) kwam, nieuwsgierig geworden, ook even snuffelen.
‘Heb jij het in je broek gedaan, jongen’ vroeg hij aan mij. Ik knikte, schaamde me rot. De hele klas lachen! Ik moest er van huilen.
‘Ga maar vlug naar huis toe,’ zei de meester, ’andere kleren aantrekken en dan weer gelijk terug komen naar school, hè!’ Omdat ik buikpijn bleef houden heeft mijn moeder me toen even thuis gehouden.

Een paar dagen later voelde ik me wel weer goed en ging ik weer naar school. Alles leek okee alleen Hans deed zo vreemd onder het speelkwartier. Normaal spelen we samen met nog wat klasgenootjes maar het leek nu net of hij niks met me te maken wilde hebben …..
‘Poepbroek, je bent een poepbroek, zei die pesterig.’ En ook op de weg van school naar huis bleef hij een paar passen achter me lopen, samen met nog een paar anderen zongen ze:
‘Jossie is een poepbroek, Jossie is een poepbroek’. Dat maakte me eerst verdrietig en toen opeens heel erg boos. Ik draaide me om, stormde op Hans af en gaf hem met mijn vuist een stomp op zijn gezicht. Alléén Hans, die anderen deed ik niks … en Hans was nog wel mijn vriend … hij viel achterover. Zijn brilletje was gelijk in tweeën, hij had een bloedneus en een gat in zijn hoofd. Ik spurtte gelijk naar huis … nog nooit was ik zo boos geweest op iemand.
’t Werkt soms blijkbaar wel zo’n dreun. Daarna ben ik  nooit meer gepest!
Alleen bekoelde na die dreun de vriendschap met Hans wel een paar weken. We hebben er nooit meer wat over gezegd tegen elkaar maar onze pijn is eigenlijk  gesleten door met elkaar en andere jongens uit de straat ‘voetbalmetsies’ te spelen.  Na een tijdje is Hans me  gewoon weer komen ophalen om samen naar school te lopen.    

zaterdag 2 maart 2013

Meel uit Vlaardingen


Volkoren tarwemeel heb ik vanmiddag gekocht. In Vlaardingen doe ik dat. In de winkel van een molen genaamd Aeolus. (Aeolus is de god van de wind.  ) Het meeste brood dat ik eet, bak ik zelf. Heel af en toe eet ik eens een krentenbolletje van de supermarkt of een sneetje allison van de ‘warme’ bakker maar dat zijn uitzonderingen. Ik vind het brood dat in de handel is, zo vreselijk slap … niet te vreten. Daarom maak ik het zelf … van dat volkoren tarwemeel … heerlijk stevig zuurdesembrood.

Zo eens in de twee maanden heb ik nieuw meel nodig. In rustig tempo fiets ik dan in een uurtje naar die molen. Het is vandaag redelijk fietsweer: 6 graden Celsius en op de heenweg de wind mee. Eindelijk breekt er ook weer eens een zonnetje door.
Ik koop in die molen niet alleen meel maar ook zemelen, pompoenpitten, zonnepitten, sesamzaad en kattenbrokjes. Alleen dat laatste doe ik maar niet door mijn brood heen. Die zijn voor onze kater, die alleen brokjes lust.
Het personeel in de molen is vriendelijk maar een beetje paranoia. Ik heb de indruk dat ze altijd op hun hoede zijn … ze reageren net alsof er niet zo heel lang geleden een roofoverval op de winkel is gepleegd. Ik kom daar nu ruim vijf jaar en dat gevoel geven ze me daar al die jaren al. Als ik binnenkom, ga ik meteen op zoek naar wat ik nodig heb en ik voel direct dat ik, met elke stap die ik in die winkel zet, door twee of drie mensen met Argus-ogen wordt bekeken.  Als ik me tot een van hen wend, om te vragen waar ook alweer de pompoenpitten staan, wordt eerst net gedaan alsof ze hard aan het werk zijn; ze laten me mijn vraag nog eens herhalen en dan loopt er iemand  naar het schap met die pompoenpitten. Ik betaal netjes voor het meel en andere ingrediënten, samen iets meer dan tien euro; daar kan ik weer acht weken lekker van eten.

Op de terugweg rijd ik altijd het flatgebouw tegemoet waar een oud vriendinnetje van me woont. ’t Is nu bijna veertig jaar geleden dat we, een blauwe maandag, wat hadden maar ik zou haar denk ik nog wel herkennen. Ik was 22 … Sonja net 17 en eigenlijk mochten we het dus nog helemaal niet met elkaar doen …  althans ik niet met haar.

Het lijkt wel of ze daar gaat, daar, op het grasveld voor haar flat: een leuke, tamelijk kleine vrouw met rode haren. Ze laat twee kleine drukke hondjes uit. Haar rode haar ….ik kan me haast niet voorstellen, dat ze nog haar eigen kleur haar heeft …… maar àls ze inmiddels grijs geworden is,  wat wel voor de hand ligt, dan heeft ze het nu in precies in haar eigen jeugdige kleurtje geverfd.  Ze loopt zo ongeveer 100 meter bij me vandaan … het zelfde loopje …. dezelfde gestalte.
‘Sonja!’ roep ik, vanaf mijn fietsje, zó hard, dat ze me wel moet horen en zwaai. Met een ruk draait ze zich naar me om. Ik vraag me af of ze mij herkent of dat ze zomaar terugzwaait.  Ze lijkt te lachen. Uit de verte zelfs blinken haar tanden in de zon. Dan keerde ze zich weer om en zonder verder op of om te kijken loopt ze naar  de ingang van haar flat, trekt haar hondjes naar binnen en verdwijnt uit mijn zicht.
Ik heb niet de illusie dat ze mij van die afstand nog herkend heeft: toen ik met haar omging droeg ik nog geen bril en had ik een mooie bos krullend donkerblond haar; nu loop ik rond met een voornamelijk kale kop met hier en daar wat grijze haren d’r op.
Wat natuurlijk ook kan is dat ze me wel heeft herkend maar dat ze het verleden wilde laten rusten.

Zes keer per jaar fiets ik zo langs Sonja’s flat en even zo vele keren is zij even in mijn gedachten. Het zijn deze keer wel erg aangename gedachten geweest, want ik heb zeker een paar kilometer niet eens gemerkt, dat ik  flink  ‘windje tegen’ heb.