zaterdag 30 april 2022

ZE HUNKERT NAAR VRIENDSCHAP

Paula is een mooie, intrigerende dame. Lang, slank, blond, extreem lang haar (tot op haar billen). Creatief. Maakt veel kleren zelf, net even iets andere kleren. Jurken, rokken…strak, soms gerend, soms plooiend, altijd lang… Met bloesjes en hesjes, die ze na lang speuren op rommelmarkten vindt en door er fraaie figuurtjes op te borduren tot de hare maakt. Verrassende creaties zijn het die ze draagt, gemaakt van de meest uiteenlopende stoffen: katoen, zijde, linnen, wol en satijn. Zwart meestal, dat dan weer wel. Op haar hoofd een grote kruimeltje-pet met klep of een Zorrohoed met brede rand. Als het maar zwart is. Het staat haar allemaal. Ook die zwarte lipstick en nagellak.

Deze zaterdagavond, in café Hond, kijkt ze zorgelijk, enigszins chagrijnig zelfs. Haar ogen somberen, lippen pruilen en mondhoeken staan omlaag. Kees en Paula zijn nu bijna tien jaar samen. Hij is 35, zij 43. De barkeeper zet de bestelde pilsjes op hun tafel. Kees drinkt het glas meteen half leeg. Paula nipt.

Ze komt  wat te kort. Heeft  geen behoeft aan het soort aandacht dat Kees haar geeft. Voor hem tien anderen. Hij is haar boodschappenjongen. Haar chauffeur. Haar hondje. Haar vakantiemaatje. Haar klusser. Haar bewaker. Haar leegzuigertje. Haar lakeitje. Al deze gedienstigheid kan haar gestolen worden. Waar ze naar hunkert is vriendschap op basis van gelijkwaardigheid, die wederzijds inspireert en kracht geeft … oftewel … Kees is ze spuugzat.

Na haar tweede en zijn derde biertje komt het hoge woord er uit. Paula voelt sinds vrijdagmiddag weer passie: ‘Ik voel weer kriebeltjes in mijn buik…ze bestaan toch nog. Ik wist niet meer hoe het voelde. Ik zit op een bankje langs de Maas. Kijk over de golven van de Maas, naar de kranen van Verolme. Langs de waterkant grazen zwanen het groen van de kadestenen, de jonge zwanen doen hen na. Dan komt hij op gepaste afstand naast me zitten. Knikt, glimlacht vriendelijk naar me. Ik schat hem iets ouder dan ik ben … type Nicolas Cage. Een leuke man. Hij vertelt iets over zwanen en Roemenië (zachte basstem). Als hij me wat stukjes brood geeft om de meeuwen te voeren, streelt hij, quasi per ongeluk, zacht met zijn vrije hand over de rug van de hand waar hij het brood in legt. Hij vertelt dat hij fotograaf is en dat zijn atelier hier vlakbij is. Nog geen vijf minuten verderop. Of ik  een kopje thee met hem wil drinken in zijn atelier. Daar heb ik wel zin in, ja.’

‘We gaan elkaar niet meer zien, Kees. Ik ga zo dadelijk naar hem toe. ’ Paula rekent de biertjes af, geeft Kees nog een zoen op zijn wang en verdwijnt uit zijn leven.

Kees drinkt nog een kopstoot en barst daarna gelijk in huilen uit. De barkeeper slaat troostend een arm om hem heen.  Als hij weer wat gekalmeerd is rekent hij zijn laatste consumptie af, loopt naar het station en neemt de metro naar Hoek van Holland.

‘ Uitwaaien op het strand. Beter dan me kapot zuipen.’

 

vrijdag 29 april 2022

CONCENTRATIE

Gisteren was het alwèèr zo: ik zit nog geen tien minuten in de bioscoop naar de film Downton Abbey te kijken of ik val in slaap. Tenminste … mijn kin stuit op mijn sleutelbeen en  ik ben gelijk weer wakker.  Vijf minuten later gebeurt  er precies hetzelfde.  Na een kwartier wordt ik (zachtjes) gepord door mijn vriend, naast me: ‘Je zit te snurken, man, de hele bios zit mee te genieten.’

Zo gaat het niet alleen in de bios, óók als ik voor de tv zit. Bij het lezen van de krant of een boek. Zelfs al is het allemaal reuze interessant wat ik doe: ik val weg. En thuis is er niemand die me wakker kan porren.  Tot nu toe wel  het gênantst vond ik, dat mijn ogen ineens dicht vielen  tijdens een enthousiaste verhaal, van een lieve vriendin van me, over haar vakantie in Lapland.  Ze zit gelukkig zo diep in haar verhaal, dat ze niks door heeft.

Zou ik soms te moe zijn? Ik slaap gemiddeld  6,5 à 7 uur per dag. Officieel is dat te weinig. Iemand van mijn leeftijd moet zo’n 8 uur per dag slapen.  Ik kom dus ruim 1,5 uur slaap te kort. Nu kan ik wel gaan proberen aan die 8 uur te komen door 1,5 uur eerder naar bed te gaan. Ik ga altijd om half een. Nu ben ik een paar dagen om 11 uur gegaan. En dan maar hopen dat ik ook snel in slaap val. Dat gebeurt niet dus. Ik lig maar te piekeren: stel  je voor dat al die slaperige mannen 1,5 uur eerder naar bed gaan. Dat wordt dan een economische ramp: er wordt door al die mensen 1,5 uur per dag minder gegeten, gedronken, enzovoorts!

Wat ik zeker zal moeten aanpakken, is het moment dat ik dit soort stukjes schrijf.  Dat is nu tussen 11 en 12 uur. Ik ben er dan, als ik in mijn bed lig, nog een tijdje mee bezig. Ook zit ik, tot vlak voor mijn slaap, nog met dat felle licht van het computerscherm in mijn ogen.  Ik zal, ter wille van de concentratie, eerder moeten gaan schrijven: de deadline wordt dus 9 uur. 

Zou het misschien door mijn smartphone komen? Die verminderde concentratie? Ik kijk niet bij elk geluidje op mijn smartphone maar toch wel vaak … te vaak eigenlijk wel … ben steeds een beetje nieuwsgierig naar wie of wat er is. En dan leg ik mijn boek, mijn puzzel of mijn Portugese les even opzij en fingertouch mijn smartphone. Meestal om dan een paar irritante reclames te zien. Ondertussen ben ik wel mooi uit mijn concentratie gehaald.  Ik hoorde laatst iemand zeggen, dat het dan zeker 23 minuten duurt, eer je na zo’n onderbreking, weer in je gewone concentratie zit.

Concentratieverlies en de mate van suiker consumptie hebben ook wat met elkaar te maken.  Daar heb ik geen last van. Ik gebruik nauwelijks suiker. Ja, een beetje fruitsuikers en zoetjes. De zoetekauw, zal regelmatig het glucosegehalte in zijn bloed moeten aanvullen. Het lichaam is streng, duldt geen tekort  aan suiker en zal dus hard en meedogenloos de concentratie breken.

donderdag 28 april 2022

Driftkikkertje

Rina woont tegenover me. Ik woon op de tweede, zij op de eerste verdieping. Tussen onze woningen zit ongeveer honderd meter: een speelterreintje met wipkippen, een klimgiraf, een zandbak en een  voetbalveldje. Verder nog heel veel rozenstruiken en een paar mooie bomen, kastanjes vooral. Op een dag als vandaag speelt er geen kind. De meesten zijn op vakantie  en de kinderen, die niet op vakantie zijn, zouden wel gek zijn om nu, met dit regenachtige weer buiten te gaan spelen. De enigen die hier spelen zijn de vogels en dan met name die gifgroene halsbandparkieten. Luidruchtig krijsen ze  en vliegen ze van boom tot boom. Sommigen van mijn buren zijn blijkbaar dol op die lawaaischoppers en overvoeren ze met fruit en noten.  Zo komen we natuurlijk nooit van die schreeuwlelijkers af. 

Van kletspraatjes op straat houdt Rina niet. Met haar práát je ook niet. Naar Rina kan je alleen maar luisteren. Ze begroet je en dan is ze pakweg tien minuten aan het woord over haar depressie. Over haar dochter, die net bevallen is van een ( dood) meisje. Over haar zoon, die de hele dag in zijn nest ligt te stinken, omdat hij toch niet aan het werk komt. Over haar mislukte zelfmoordpoging.  Over haar smetvrees en over haar principe, dat ze geen vreemden bij haar over de vloer wil hebben.  

Ik kom zelf net terug van de markt en op zo’n dertig meter zie ik Rina mij tegemoet komen. Ziet ze het zitten om een babbeltje te maken dan zwaait ze al van verre naar me. Nu gaat haar koppie naar beneden. Haar hand zoekt iets in haar jaszak. Haar mobieltje … en ze gaat, wel of niet nep, in gesprek met iemand. Ze wil dus duidelijk niet tegen mij aan lullen vandaag.

Rina werkt als winkelmeisje bij onze slager. Aan mijn zonen, kleuters toen nog, heeft ze vaak gevraagd of ze een stukje wordt lusten. Een vrolijke veel te mollige lieverd. Zo’n type bij wie je het niet kan zien of ze nu wel of niet zwanger is. Iedereen is dan ook stomverbaasd als er ineens een kleine Kevin is, haar zoon. Wat een schatje, echt zo’n lief, zachtaardig mannetje. Zo een  maak je maar zelden mee. Hoewel … een driftkikkertje is hij ook wel af en toe.

Jaren later lees ik in de krant dat ene K. van K., 15 jaar oud, in onze winkelstraat iemand heeft doodgeschoten. Heeft met een drugsdeal te maken. Mijn oudste zoon, die van Kevins leeftijd is, weet dat K. van K. Kevin van Kralingen is. Rina’s zoon. Het zal je kind maar wezen. Drie jaar moet hij de bak in; jeugddetentie. Hij is nu net weer een half jaartje vrij.  Dag in dag uit, ligt hij nu, bij zijn moeder thuis, in zijn nest,  bang te wezen voor wraak. 

Rina kan het niet bolwerken. Ze gaat slaappillen verzamelen. Ze wil het leven niet de kans  geven haar nog meer ellende aan te doen. Slikt een te grote hoeveelheid pillen. Haar jongste kind, dochter Leana, moet geen halve minuut later thuiskomen. Terwijl haar maag wordt leeggepompt komt Rina godzijdank al weer  bij haar positieven. Dan schaamt ze zich zo.  De eerste uren is het alleen maar huilen: ‘Wat ben ik toch voor een moeder…’

Als oma lijkt ze wat te willen goed maken. Elke maandagochtend slooft ze zich uit. Dan bezoekt ze het grafje van haar doodgeboren kleindochter. Daar brengt ze een bloemetje en brandt  ze een kaarsje.

woensdag 27 april 2022

LEKKER OPPEUZELEN

Charles, een man van een jaar of vijftig, heeft een lange, ruim zittende regenjas aan, waar vijftien centimeter benen onderuit komen. Zijn jas hangt losjes. Daaronder draagt hij een stemmige grijze pantalon en een roze pullover op een wit overhemd. Eigenlijk iets te warm gekleed voor deze zomerse lentedag ... en dan zet de zuster, als hij met mama op stap gaat, ook nog een alpinopetje op zijn kop.

Charles is aan het winkelen in de supermarkt met mama. Hij is bijna twee meter, heeft een langgerekt, keurig geschoren hoofd, waarop een bril met jampotglazen. Door een gigantische overbite wekt hij de indruk dat hij constant loopt te grijnzen. Het enige dat aan hem beweegt zijn de ogen en de benen.

Mama loopt in een sjiek leren jasje, dat ze los heeft hangen. Daaronder heeft ze een smaakvol grijs mantelpakje aan. Nu haar jasje open staat wordt ook de schitterende paarlemoeren broche op haar rijke boezem zichtbaar.

Ze heeft vanmorgen alles aan haar hoofd opgeleukt: haren, lippen, oren en wangen. Het Charles-dagje blijft feestelijk voor haar, ondanks alles. Aan haar oorlellen hangen kostbare fonkelende diamantjes........een normaal mens zou die nooit in doen op een doorsnee donderdagochtend als deze.

Charles loopt als een tam, vermoeid, gedresseerd hondje achter mama en het winkelwagentje aan. Duwen van het winkelwagentje komt niet eens bij hem op.

Terwijl mama drie lege flessen Spa Henriette en een leeg Heinekenflesje in de fustautomaat stopt (de automaat geeft een bonnetje van 85 cent), heeft Charles twee meter verderop 'beet'. Hij steekt onopvallend en razendsnel twee vacuum verpakte, gerookte makrelen in zijn regenjas....... een in zijn linker- en een in zijn rechterbinnenzak.

‘Houd jij het statiegeldbonnetje even bij je, Charles?‘ vraagt mama. ‘Vergeet niet om het straks aan de kassière te geven hoor’.  Charles reageert niet. Mama had ook niet anders verwacht.

Hij geeft de fustbon aan de kassière en blijft haar met meer dan gewone belangstelling aankijken. Hij wendt zijn blik pas van haar af als ze hem een snoepje heeft gegeven.

'Nou, wat zeg je dan, Charles?' zegt mama.

'Dankewel mevouw.'

'Goed zo jongen.'

In trance sjokt hij achter mama aan … op de inpaktafel gaan alle boodschappen in de tas. Charles krijgt nu de traditionele Bounty toegestopt. Beiden wisselen geen woord. Kwijl druipt nu uit zijn linker-mondhoek. Mama veegt met een tissue discreet het kwijlspoortje weg …  als Charles iets lekker vindt, loopt het water letterlijk uit zijn mond. De tissue verdwijnt in mama’s jaszak … voor straks. Terwijl zij de boodschappentas vult, zwenkt Charles van zijn ene op zijn andere been, zijn armen hangen iets voor zijn lichaam zijn hoofd staat een beetje schuin naar voren. Hij kijkt in de richting van de tas, alsof hij wil checken of de speculaas en de lange vingers, niet vermorzeld worden door de pakken melk, fruitsap en de zak met vijf kilo aardappelen.

Als ze net de winkel uit zijn zegt mama tegen Charles:

‘Nou kom maar op! Geef die makrelen maar eens gauw aan mama. Dan gaan we die dadelijk eens lekker samen oppeuzelen…..hè, knul?

‘Lekkuh oppeulezse….lekkuh oppeulese.’

dinsdag 26 april 2022

EVEN NIET KIJKEN

Hoe ziet iets er uit wanneer je er niet naar kijkt? Meestal precies hetzelfde als toen je er wel naar keek. Verandering treedt op onder invloed van een of meer externe factoren. Het ‘onder maria koekoek’ effect:  je draait je om en je ziet meteen de veranderde situatie. Misschien is op de stoel, die je zojuist de rug toekeerde, een bromvlieg gaan zitten. Het zonlicht valt plots heel fraai op de eerder onopvallende fuchsia in de vensterbank. De zonwering is automatisch in werking getreden. De glazenwasser kan nu druk bezig zijn met het zemen van de ramen, die even tevoren nog een onbelemmerd uitzicht boden. De tv, die net nog aanstond, gaat ter wille van ‘zuinig energieverbruik’, van het ene op het andere moment op zwart.  Het droge balkon van zoëven is zeiknat na de regenbui waar je nu met je rug naartoe staat. De klok geeft aan dat het later is. De deur is door tocht een beetje verder open gewaaid.

Hoe ziet een stoplicht er uit waar je niet naar kijkt? Precies zo als wanneer je er wel naar kijkt. Alleen zie je niet of het rood of groen is.  Je kan wachten tot je een ons weegt, voordat ‘je kan gaan’.

Spannender wordt het, als iets vanuit zichzelf verandert, wanneer je er even niet naar kijkt. Je luie stoel die bruin was, is getransformeerd in exact dezelfde stoel maar nu donkerrood. De canapé op vier pootjes van 40 centimeter hoog, staat nu op 4 grote poten van een meter hoog. Dat wordt klimmen. De gatenplant, die toen je nog keek, vanaf de vloer, reikte tot aan het plafond is nu verworden tot een iele kamerplant ter grootte van een begoniaatje. Je kijkt even niet naar de klok en het blijkt ineens bedtijd te zijn. Dat is nu lastig want  je bed stond zoals het hoort, gewoon, normaal, horizontaal maar nu ineens verticaal, in de volle lengte tegen de wand van de slaapkamer. Gelukkig zijn de gordijnen daar in de tussentijd ook ineens dichtgegaan. Het is zelfs al duister geworden. Het licht is verdwenen. Dat scheelt want in het donker is het fijner slapen.

 Op een metroperron kan je met je rug naar het lege treinspoor gaan staan. Mankeer je niks aan je oren, dan hoor je de metro aan komen denderen. Wanneer je je omdraait zie je daar de verandering:  een met het metrotreinstel gevulde spoor. Als het ‘niet meer instappen’ klinkt en de metro is vertrokken, kan je weer met je rug naar het treinspoor gaan staan om de verandering nog eens te ervaren.

Achterkanten en onderkanten van iets. Daar kijk je sowieso niet zo naar, terwijl die kanten toch ook belangrijk zijn ... aan de andere kant:  misschien wel wat interessanter.   

maandag 25 april 2022

ALS KIESPIJN

Zijn ex-vriendin, Sophie en hij leefden apart en toch samen. In vier jaar tijd  waren zij  verworden tot een naargeestig  kabbelend en kibbelend koppel. Als hij Sophie  ontmoet is hij bijna een jaar alleen. Gescheiden van Carola, een prachtige vrouw met wie hij ruim 30 jaar getrouwd is geweest. Bij Carola vergeleken is Sophie een foeilelijk vogeltje. Dat vindt hij gelijk al, als hij haar voor het eerst ziet. Hij schaamt zich voor haar tegenover zijn familie, zijn kinderen, zijn buren en zijn vrienden. Hij  excuseert zich bij voorbaat al voor haar: ‘We hebben niks met elkaar, hoor. We maken alleen af en toe een wandelingetje.’ Tegen zijn zoon zegt hij letterlijk: ’Morgen komt Sophie óók bij me op bezoek, maar ik wil niks met haar hoor, ze is zó afstotelijk. Je zal het morgen zelf wel zien!‘ 

Hij nodigt haar wel uit voor een kopje thee. Al bij het eerste kopje begint ze hem op zijn woordgebruik te corrigeren. Het woord ‘kanker’ mag hij van haar niet gebruiken. Nogal brutaal. Ze kan bij deze eerste ontmoeting haar dominantie al niet beheersen. Hij wil haar wegsturen … neen, hij stuurt haar ook weg maar ze blijft zitten. Ze weigert gewoon weg te gaan, zoals je ook wel eens hebt met een strontvlieg.

Het komt zelfs nog tot een tweede cup of tea en weer bij hem thuis. Als ze haar thee op heeft maakt ze aanstalten om zich uit te kleden. Hij weet niet wat hij ziet! Een rood uitslaand uitgelubberd lijf.  Ze gaat op zijn bed liggen, op haar zij, hand onder haar hoofd, lachend, uitdagend … nou wat vind je van me? Kom maar op, jongen. Kotsneigingen moet hij onderdrukken en tegelijk merkt hij toch dat hij wat opgewonden raakt. Meer dan twintig jaar heeft hij geen seks gehad. Carola, zijn eerste vrouw is mooi en lief maar helaas wars van seks. De vrouw, die nu op zijn bed ligt stoot hem enorm af èn trekt hem nu een beetje aan. Het beest in hem heeft trek en vreet in uiterste nood van dit misselijk makend hapje. Beter iets dan niets.

Onophoudelijk biedt ze zich aan als een loopse teef. Hoe vaak hij haar van zich af heeft moeten slaan? Hij weet het niet meer. Ontelbaar.  Ze is zo geil als boter. Dat komt hem eerlijk gezegd,  zo af en toe wel goed uit. Erg lekker is het beslist niet maar wel lekker goedkoop. Het scheelt hem de kosten van een bezoek aan de ‘meisjes van plezier’. 

Ze loopt eeuwig te janken en als het haar zo uitkomt zit ze met een coldpack op d’r kop te zijken over haar vreselijke migraine en wurgende angstaanvallen. En … let op, nou komt het: op een dag krijst ze als een halve gare tegen mij: ‘Jij vindt het leuk hè, dat ik zo moet huilen, dat ik zo vaak  migraine- en angstaanvallen heb. Jij vindt het leuk dat ik afhankelijk van je ben.’ Nu moet hij toegeven: er zijn maar weinig dingen leuker dan een  jankende vrouw en een vrouw met migraine- en angstaanvallen. Het ‘feest’ met haar is nu bijna een jaar voorbij. Het duurt vijf jaar. Precies vijf jaar.

Als mensen hem vragen:’ Heb je het nou echt nooit eens naar je zin gehad in al die jaren met Sophie?’, dan zegt hij: ‘Nee. Het zijn vijf verloren jaren. Ik mis haar als kiespijn.’

zondag 24 april 2022

FLUIMEN

Mannen spugen  veel, onnodig en overal. Vrouwen doen dat niet zo.  Vrouwen spugen eigenlijk alleen als het echt niet anders kan en dan vrijwel altijd binnenshuis, in een zakdoek of in de wasbak. Bijvoorbeeld bij ziekte of na het pijpen.

Thuis spugen mannen ‘netjes’: in hun eigen zakdoek, de wc of de wasbak. Een enkeling doet het minder netjes, in zijn eigen tuin. Of veel minder netjes, vanaf zijn balkon in de tuin van de buren. Vroeger was spugen alleen iets voor ‘oude mannetjes’. Die spuwen een pittige sloot zwarte spuug uit van gekauwd pruimtabak. Tot in de vijftiger jaren hangt er nog een verbodsbordje in de tram: ‘verboden te spuwen’. Natuurlijk houdt iedereen zich daar keurig aan. Er loopt dan nog een controleur met autoriteit in de tram.

Wat gebeurt er nou helemaal voor het spugen? Awel, er komt wat speeksel of slijm in de mond: dat moet daar snel  weg! De binnenkant van de wangen en de lippen worden naar binnen gezogen; de tong wordt tegen het gehemelte gedrukt; zo schuift het speeksel automatisch naar het puntje van de tong. Voor in de mond. Vlakbij de binnenkant van de lippen dus. Dan wordt diep ingeademd via de neus. De mond gaat een beetje open. Het speeksel schuift wat op. Tot tussen de lippen. Tenslotte  volgt dan een stevige ademstoot. Daarmee wordt de klodder, die zich nog tussen de lippen bevindt, met kracht uit de mond  gestoten.

Als fietser ben ik regelmatig fluimslachtoffer. De dader is een mede fietser. Hoe vaak er al niet een slijmerige groene klodder op mijn broek,  jas of mijn schoen gedumpt is……..Het aller, allersmerigste is het wanneer zo’n misselijk makend stuk snot (soms nog met voelbaar harde stukjes er in) bovenop mijn gezicht (wang, neus, mond, kin) gekwakt wordt. Natuurlijk, die andere fietser doet dat niet expres. Dat snap ik ook wel. Het is gewoon onuitstaanbare lompheid.

Die viezigheid komt meestal van de fietser, die zich alleen op de wereld waant. De wielrenner vaak. Hij is hij gewoon lekker een eindje aan het racen.  Passeert mij en hij voelt dan, ‘hopsa’ een kloddertje opkomen en ‘splash’ zonder op of om te kijken, blaast de snelle fietser zijn fluim uit zijn mond .… ‘flarp’: op mijn linkerwang net onder mijn oog. 'Dank je wel kloothommel. Kijk gvd toch uit man'. Hij hoort me geeneens, zo hard racet hij.

Jongelui vinden het de normaalste zaak van de wereld, de vloer van dancings en buurthuizen rijkelijk te befluimen. Pas geleden raakt in een dancing een zwaarlijvige beveiligingsmedewerker gewond  als hij er iets van zegt. Hij krijgt een zet van een discoganger . En nog een. En  nog een. Tot hij struikelt en omvalt. Een paar knullen duwen hem met zijn bolle, kale hoofd in een smerige fluimplark. De jongens dwingen hem de smurrie op te likken. Stijlloos. Meiden zullen zoiets nou nooit doen.

zaterdag 23 april 2022

OPHEF

 

Ophef. Zo noemt D’66 topvrouw en huidig minister van Financiën: Sigrid Kaag, alles wat geschreven of uitgezonden wordt over het geheim houden, van een deel van een rapport, over het  seksueel  grensoverschrijdend gedrag, van een D’66 topman, Frans van Drimmelen, jegens een vrouwelijk lid van D’66. Wat zou mevrouw Kaag nu precies bedoeld hebben met ‘ophef’? Kaag zelf wordt in die publiciteit nogal eens aangevallen. Niet ten onrechte omdat zij degene is geweest die gezegd heeft dat D’66 een veilige partij voor vrouwen moet zijn en dat belaagde vrouwen altijd bij haar kunnen aankloppen. Wat dat laatste betreft: de belaagde D’66 vrouw heeft Kaag een aantal malen gemaild en getelefoneerd. Telkens reageerde Kaag bits en afhoudend: ‘Ga maar naar een advocaat.’

In de media verklaarde Kaag steeds het geheime deel van het onderzoek niet te kennen. Dat blijkt niet waar te zijn. In dat geheime deel staan de belangrijkste aantijgingen. De laatste week is ze wel op de hoogte en nog wil ze niet naar buiten komen met een verklaring over het  ontoelaatbare gedrag. Het is duidelijk dat ze verantwoordelijkheid wil ontlopen; afschuiven naar ‘het bestuur’ van D’66. Uiteindelijk komt ze dan op de proppen met een verklaring, waarin ze zegt dat ze niet erg invoelend gehandeld heeft. Dat ze daar spijt van heeft. Dat is nu de vrouw die in de aanloop naar de verkiezingen de mond vol had van transparantie, openheid, veiligheid.

Op het moment dat duidelijk is dat D’66 de grote winnaar is van de verkiezingen voor de Tweede Kamer staat Sigrid Kaag uitbundig op een tafel te dansen, terwijl dat gewone D’66 lid grensoverschrijdend genomen wordt door Frans van Drimmelen, de D’66 hotemetoot.  Kaag weet op dat moment al wat er zich afspeelt en ook weet ze er van dat er binnen haar partij ook nog eens 19 andere gevallen van seksueel grensoverschrijdend gedrag gesignaleerd zijn door een onderzoeksbureau.  Het is in feite nog sterker: tijdens de verkiezingscampagne zijn de resultaten van het onderzoeksbureau al bekend. Afgesproken wordt binnen de partij om die resultaten ‘onder de pet’ houden. Openheid daarover zou de verkiezingsuitslag alleen maar negatief beïnvloeden. Zeker gezien de negatieve rol van lijsttrekker Kaag.

In de laatste persconferentie van D’66 over deze zaak stelde mevrouw Kaag dat er veel ‘ophef’ is geweest rondom deze zaak. Wat is dat precies ‘ophef’?

Kaag kan bedoeld hebben: wat een:

hoop blabla.

deining,

drukte,

hoop gedoe,

heisa,

kouwe drukte,

misbaar,

rumoer

tumult.

Wat veel mensen, ook zeer veel D’66 leden, van Kaag in dezen verwachten is oprechtheid, zorgvuldigheid  en respect.  Kaag kan van alles bedoeld hebben met ‘ophef’ maar door deze term te gebruiken bagatelliseert ze de hele affaire.

vrijdag 22 april 2022

EEN BEETJE LEUKER

Één hoeraatje voor Rinus en Tini! Van de honderdvijftig mensen die in onze flat wonen zijn er maar twee die er echt wat aan doen om het hier een beetje leuker te maken: Rinus en Tini.  De eerste twee jaar dat ik hier woon gebeurt er helemaal niks. Dan komen, vanuit het niets, Rinus en Tini ineens actie. Zonder  ook maar iets aan mij te vragen beginnen ze tegels te lichten voor twee geveltuintjes langs de flat. Twee strookjes van elk 10 meter bij 40 centimeter. Allerlei bloemen, planten, struiken en zelfs boompjes worden geplant. Zelfs een Elstar appelboom. Elstar! Mijn lievelingsappel nog wel. Het is natuurlijk niet zo dat die twee al dat groen en aarde  uit eigen zak betalen. Neen, daar voor kunnen ze een beroep doen op de gemeentelijke  Opzoomer subsidie.

Zo’n  geveltuintje maken is één maar het moet ook onderhouden worden. Snoeien. Water geven. Vooral in de zomer is dat nogal intensief. Ze hebben geen aansluiting voor een tuinslang dus moeten ze met gieters werken.  In die droge, hete zomer van twee jaar terug kunnen ze het niet meer aan; het water geven. Dan bied ik maar aan om ze daar een tijdje mee te helpen. Daar zijn ze heel blij mee.

Ze zijn ook wel eens niet zo blij. Vooral met buren die zo onbeschoft zijn om hun hond in de geveltuintjes te laten schijten of pissen.  Ze hebben nooit kunnen achterhalen welke hondenbezitters dat zijn. Dat is maar goed ook,  want met Rinus kan je beter geen ruzie krijgen (5e dan karate). Met Tini trouwens ook niet want die heeft een vlijmscherpe tong (5e dan tongen). Er zijn ook regelmatig beschonken voorbijgangers, die uit balorigheid plantjes lopen te vertrappen.

Rinus en Tini willen het niet alleen langs de gevel leuker maken maar ook binnen. De hal van de flat wordt door het duo opgepimpt met grote planten: een  gatenplant, een vingerplant, een ficus en vele kleine hangplantjes. Ze zetten er wat redelijk uitziende afdankertjes neer:  wat stoelen en een salontafel. Ook een boekenkastje waar bewoners de boeken en tijdschriften, die ze kwijt willen, in kunnen zetten. Misschien dat andere bewoners er nog belangstelling voor hebben.  

Maar dan grijpt de huisbaas in. Die planten en dat boekenkastje mag  dan nog wel maar die meubeltjes en die salontafel moeten er uit. ‘Dan kan de hal niet meer goed schoongemaakt worden,’ is het argument van de huisbaas. Rinus vindt het maar muggenziften. Tini ook trouwens.  Ikzelf  kan het wel met de huisbaas eens zijn. Het wordt toch een beetje een bijeengeraapt zooitje zo.

Dat is nog niet alles wat Rinus en Tini doen. Ze maken ook de groenstrook schoon tussen de basisschool, die nu gesloopt wordt, en onze flat. Week in week grijpen ze al het zwerfvuil uit de struiken daar. Er komt me toch een hoeveelheid vuil uit. Niet te geloven. Elke week een grote vuilnisbakzak.

Zij doen dat allemaal belangeloos voor ons. Nog een hoeraatje voor Rinus en Tini.

donderdag 21 april 2022

BRISTOL

 

Het is misschien wel de absolute loosers keuze:  Bristol: voor al mijn sokken, onderbroeken, t-shirtjes, lange en korte broeken, pyama’s , jassen, mutsen, petjes, handschoenen, sokken , schoenen, en sportkleding. Kortom voor al mijn kleding … ga ik naar Bristol. Dat is niet alleen van de laatste tijd, … oh nee: al zeker veertig jaar en waarom? Omdat het er ten eerste lekker rustig is  … ten tweede niet zo duur … en ten derde de kwaliteit goed is. Ik krijg overigens niet betaald voor dit verhaal door Bristol.

Op maandagmiddag kan je een kanon afschieten in mijn Bristol filiaal. De kans een klant te raken is nihil. Ik ben meestal de enige. Heerlijk, alleen in een winkel te winkelen. Afgelopen maandag zocht ik een spijkerbroek en een paar laarzen ….dan loop ik op zo’n stoere cowboy-achtige manier langs de passpiegel. Ik loop en kijk dan als …ehhhh….nou, als Clint Eastwood zeg maar … dan trek ik opeens, onverwachts twee revolvers tegelijk uit mijn fictieve holsters. Ik heb natuurlijk niet echt pistolen … maar die vette-pad achter de kassa schrikt van me. Denkt vast dat ik mesjogge ben… wat me trouwens  helemaal niks kan schelen. Bij het passen van andere kleren, nette kleren: broek met vouw, colbertje, kostuum, glimmende zwarte schoenen, verschijnt spontaan mijn Rowan Atkinson-mondje……als ik dan even naar mijn spiegelbeeld kijk…….hoor ik mensen achter me  spottend lachen. Dat kan helemaal niet, want er is verder helemaal niemand in de zaak, behalve die kassière en ik.

Mijn zonen dragen alleen merkkleding. Ik koop het beslist níét voor ze. Vanaf hun veertiende, het moment dat ze zelf een centje bij gaan verdienen, dragen ze Nikes enzo. Inderdaad: Nikes enzo , want ik weet echt niet wat er allemaal op dat gebied te koop is. Ik vermoed dat de dictatuur van de schoolklas merkkleding oplegt. Wie geen merk draagt ligt er uit. Voor mij als kostwinner kost een Nike- twee keer zo veel als een Bristolschoen. De regel bij ons thuis was destijds: als de Bristolschoen tien euro kost en de Nike schoen twintig dan betaal je zelf tien van je eigen zakgeld als je die Nike wil. Nog steeds halen ze hun neus op voor zoals ze dat noemen: Bristol-‘nep-kleding’. Ze lopen ‘gezellig’ drie meter achter hun 'Bristolpappa' en hopen dat niemand een familierelatie vermoedt.

Bristol werkt graag met kneusjes. Daar wordt het personeel op gescreend, lijkt wel. In de bijna dertig jaar dat ik daar kom, zie ik eigenlijk zelden een doorsnee werknemer … doorsnee?.....ja, doorsnee, gewone mensen zoals bij andere bedrijven. Het lijkt wel of bij Bristol kneusjes een streepje voor hebben. Ze nemen makkelijk mensen aan met overgewicht, met een spraakgebrek en dames met een snor. Die komen elders moeilijk aan de bak. Goedkope arbeidskrachten. Zó is Bristol ook wel weer.

woensdag 20 april 2022

LAURIE

Mijn collega Maarten vraagt me: 'Ken jij Laurie Toop nog, Ton?’  'Nou, en of ik die ken.'  'Oké Ton! Dat is mijn vrouw.'

  ‘Ja, Maarten en Laurie, goh, leuk zeg. Ik eh, ik heb al drie jaar niks meer van Laurie gezien of gehoord. Wat is er in godsnaam met haar gebeurd? Ze bleef opeens zo maar weg van school.’

 ‘Zwanger ... abortus ... heel vervelende complicaties ... psychisch ook.’ Haar zwangerschap overvalt ons. Hoewel Laurie voor zover ik weet heel serieus is met anticonceptie, gaan mijn gedachten onwillekeurig toch uit naar een Utrechts vriendje van haar als mogelijke verwekker.’

‘Nou ja, Maarten, kom op zeg, ik ben nog niet zò technisch, dat ik in staat ben een vrouw op afstand te bevruchten.'

‘Laat ook maar, Ton, … over veertien dagen kunnen jullie je kennismaking hernieuwen op de docentenavond. Laurie zal er ook zijn ... die van jou ook?’

'Ja, die van mij houdt wel van een feestje. Als er maar een beetje geswingd wordt. 'Die van mij heet trouwens Carola.'

Op de docentenavond loopt Laurie alles en iedereen te pleasen, behalve mij. Als ik even gezellig met haar oude koeien uit de sloot denk te gaan halen, zegt ze nors ‘fuck off’ en loopt naar de toilet, Maarten, Carola en mij verbaasd achterlatend. Die twee kijken me aan met een blik van: ‘Wat heb jij haar aangedaan, jongen?’.

De volgende keer dat ik haar zie is twintig jaar later, bij het afscheidsfeestje van Riet, de direkteur van de organisatie waar ik dan werk. Laurie blijkt een vriendin van Riet te zijn. Vergeten ben ik de eerdere afgang op die docentenavond. Ik hoop zij ook. Met een pilsje voor mezelf in de ene hand en een rood wijntje in de andere, voor hààr, plof ik naast haar neer: ’ha, Laurie.’ Ze kijkt me aan. Staat, als door een wesp gestoken op  en loopt naar Riet. Ze praten. Laurie gebaart druk. Riet kijkt naar mij. Lijkt te proberen haar tot bedaren te brengen. Dat lukt niet zo. Laurie schudt driftig ‘neen’ en vertrekt. Ik wou dat ik wist waarom.

 ‘Je confronteert haar met iets uit haar verleden, zegt Riet en meer wil ze er tegen mij ook niet over kwijt.’ De laatste jaren doe ik maar net of ik haar niet zie…….. dat doet nog het minste pijn. Vandaag ben ik met mijn vriend Paul in het stadspark. Daar zie ik Laurie weer, bij de ‘zomerzondag in het park’, er is een klassiek concertje en een optreden van een vuurspuger. Ze is nu ook tegen de zestig. Met een man is ze hier, begin vijftig schat ik hem, een kopje kleiner dan Laurie. Hij heeft een glimmend, kaalgeschoren hoofd. Ze hebben een meisje bij zich van een jaar of tien. Het kind moet van hem zijn. Haar heb ik nog nooit met een kind gezien. Laurie ziet er nog goed uit. Zo op een afstandje althans ... gekleed in het zwart. Ik zeg er nog even niks over tegen Paul. Dan zegt hij: ‘die vrouw daar Ton ... nee, niet gelijk kijken, joh, …  ze kijkt volgens mij steeds onze kan top. Ik ken haar niet. Jij? Ken jij haar, Ton? ‘Ja Paul, dat is Laurie…..ik ken haar nog van een schooltje in Utrecht, we zaten in dezelfde klas. Korte tijd hebben we toen veel lol gehad. Zij wil er alleen niks meer van weten … vraag me niet waarom. ’

dinsdag 19 april 2022

LIFT IN MINIROK

In een portiek op de Oude Gracht in Utrecht trekt Laurie haar spijkerbroek uit. Snel trekt ze het rode minirokje aan, dat in haar tas zit. Haar benen zijn mooi…. mooi bruin ook. Ik sta vòòr Laurie, zo onttrek ik haar aan het zicht van de voorbijgangers. Het is hier gelukkig niet zo druk. Haar lijf is ècht mooi. Atletisch. Slank, borsten cup C, ronde, niet al te grote billen. Haar benen, als gegoten bij dat lijfje van een meter zeventig. Ze kijkt me aan, met een wat ondeugende blik in haar ogen. Ik voel de tinteling, ze lacht haar tanden bloot … hmmmm wel een beetje veel tandvlees … nou, niet zo kritisch Ton …  het s gewoon een leuke meid! Haar grote zwarte pupillen vragen of ik kom. Ik kom maar tegelijkertijd aarzel ik ook. Laurie praat vandaag veel over haar vriend Maarten in Schiedam. Ze vertelt over hun waterpoloclub. En dat ze hem soms helpt met nakijken van rekensommen van zijn leerlingen. Maarten geeft les aan groep zes van de basisschool. Nee eh…..of eh eigenlijk ja, ik voel me aangetrokken tot Laurie. En nee ik ga niet tussen die twee in zitten. Zou ik ook niet leuk vinden, als ik Maarten was. Ik zou dan óf heel erg boos óf heel erg verdrietig zijn. Daar ga ik niet aan beginnen.  Dat schiet zo door me heen als ik in die portiek met een opkomende erectie voor Laurie sta. Ik dwing mijn boreling weer te gaan liggen.

Met Laura in dat geile minirokje hebben we binnen de kortst mogelijke tijd een lift richting Rotterdam. Ben ik van overtuigd. Met een viltstift schrijf ik op de binnenkant van een Chiquita-doos ‘Rotterdam’. Aan Laurie zal het niet liggen. Ze neemt een houding aan die borsten, billen en benen accentueert. Het bordje met ‘Rotterdam’ houdt ze iets boven haar hoofd. Ik word vrijwel volledig door haar aan het zicht onttrokken. Zo gooit Laurie alles uit de kast om voorbijrijdende automobilisten te verleiden haar mee te nemen. Ook al moeten de chauffeurs helemaal niet naar ‘Rotterdam’. Ter wille van het rode minirokje rijden ze graag een eindje om. Binnen vijf minuten zitten we in een paarse Ford Mustang richting de Maasstad. Laurie kruipt vliegensvlug op de achterbank en de bestuurder van de auto moet zich tevreden stellen met mij naast zich. Hij neemt zijn verlies sportief en we vullen de tijd tot Rotterdam met het uitwisselen van wetenswaardigheden over onze gezamenlijke liefhebberij: de grote libelle.

Dat jaar liften Laurie en ik geregeld op en neer tussen Utrecht en Rotterdam. We zitten bij elkaar in de klas … fysiotherapie … we oefenen op elkaar … met veel lol … tot ze zo maar ineens niet meer op school verschijnt.

Drie jaar later, ik werk inmiddels op een schooltje in Vlaardingen, als sportleraar, komt in de pauze een collega naar me toe. Hij vraagt of ik Laurie Toop ken.

‘En óf ik die ken,’zeg ik.

‘Laura is mijn vrouw’, zegt Maarten.

maandag 18 april 2022

BRIEF AAN GERDA

 

Brief aan Gerda,                                                         Rotterdam, 18 april 2022

Lieve Gerda,

Ik hoop dat alles goed met je is. Vanochtend krijg ik zo maar ineens een gek idee: Werken als ‘levend standbeeld’, dat lijkt me nou echt iets voor jou. Dan ga ik met je meedoen. We kunnen dan bijvoorbeeld Dik en Dun doen. Ik zie ons al staan op de Coolsingel. Doe jij Dik met een kussen voor je buik. Wat vind jij er van, Ger? Lijkt mij leuk!

Heerlijk Gerda, ik heb snipperdagen opgenomen. Ik knap er zienderoog van op. Als ik in de spiegel kijk, dan denk ik: ‘wat is er toch met die man daar aan de hand, hij lijkt opeens zo krachtig, doortastend, opgewekt en levendig. Sterker nog: hij lijkt het niet alleen, hij ìs het nog ook. En, wat een luxe! De komende negen dagen is die man vrij.'

‘Je moet niet zo zeuren, man’, zegt Dien, mijn vrouw, vaak tegen me, ‘je hebt het helemaal zo slecht nog niet. Want, wat is dat nou helemaal: drie dagen in de week werken. Dus geen gezijk, iedereen rijk, hupsakee aan de slag!’ Eigenlijk heeft ze wel gelijk.

Hupsakee: dat woord hupsakee, Ger,  doet me altijd denken aan dat verhaal over de lapjeskat Sakee, deelnemer aan de drukke-snelweg-oversteek-wedstrijd voor katten (gesponsord door Kitekat). Sakee durft alsmaar niet over te steken, logisch. Drie katten zijn haar voorgegaan en platgereden. Het publiek langs de snelweg is dol enthousiast en moedigt Sakee aan: 'Hup Sakee,’ Hup Sakee’, klinkt het uit vele  opgewonden kelen. Het beestje is doodsbang. Uiteindelijk waagt ze het er toch op. Ze sluipt tot de vluchtstrook, dan versnelt ze haar pas, zoals alleen katten dat kunnen maar de kolossale truck van de Aldi kan ze onmogelijk ontwijken. Ook met Sakee is het helaas niet goed afgelopen. Het uitzinnige publiek gaat helemaal los; het staat te springen op de banken.

Was de bruiloft van Yvonne en Gerard trouwens nog okselfris te doorstaan, Gerda? En … zeg eens eerlijk ... denk je dat dat huwelijk stand gaat houden? Ach, ik hoop natuurlijk van wel voor Yvonne, zij heeft al zò veel ellende achter de rug met haar ex  maar ik, vrees eerlijk gezegd, dat dit huwelijk snel klapt. Eén keer heb ik die Gerard gezien en neen, het voelt niet goed......een akelig voorgevoel bekroop me toen ik die man zag. Ik heb zo’n vies vermoeden dat Yvonne onaangenaam verrast gaat worden. Op wat voor gebied precies weet ik niet, Ger maar als ik op mijn gevoel afga, zeg ik: iets fouts met de meisjes. In het bos, bij de kinderboerderij of op hun volkstuin, dat kan net zo goed. Ja, sorry Gerda, ik kan het nergens op baseren hoor, het is zo maar een gevoel, dat ik heb. Waarschuw Yvonne maar als je haar weer eens ziet. Echt, ik hou mijn hart vast voor die twee kleine meiden. Ze zijn in de gevaarlijke leeftijd voor zo'n man als Gerard. Mijn gevoel laat me zelden in de steek, dat weet je, hè Ger?‘

Je bent toch met Astrid naar die trouwerij gegaan? Zij heeft zeker gereden? Ze rijdt goed, hè? Kon jij tenminste nog wat drinken! Zou ik ook gedaan hebben, hoor. Ik weet dat jij er helemaal niet zo van houdt maar voor mij geldt: géén lol zonder alcohol.’

Nou Gerda, ik stop ermee. Ik heb geen nieuwtjes meer voor je.'

Ik wens je fijne dagen verder en tot schrijfs maar weer.

Lieve Groetjes,

Louis

zondag 17 april 2022

NUTTELOOS OF NIET?

Stukjes als deze:  voor sommigen hebben ze nut, anders zouden ze niet worden gelezen.  Ik vind het zinvol om ze te schrijven. Het ene stukje lukt beter dan het andere.  Het is voor mij een uitdaging; het vraagt om inspiratie, het geeft spanning en ontspanning.  Sommige lezers van deze stukjes vinden het maar niks anderen kunnen het wel waarderen.  Lezers worden er boos over, lachen er om, irriteren zich er aan, vinden ze leuk of kunnen ze missen als kiespijn.

Net als een unieke vingerafdruk, heeft elk mens ook een unieke tongafdruk.

Eigenlijk is niets nutteloos. Alles heeft wel een bepaalde zin, waarde.  Geeuwen lijkt nutteloos maar het is het signaal dat aangeeft dat je slaap of honger hebt  of dat je je verveelt. Een boertje laten, met of zonder geluid?  Een ex- vriendin vroeg mij  eens of mijn moeder mij nooit had geleerd om mijn boertjes geluidloos te laten. ‘Neen dat heeft toch geen nut, met dat soort zaken hield mijn moeder zich niet bezig,’ zeg ik, ‘de lucht moet er sowieso uit,  maakt niet uit hoe’.

Vrouwelijke kangoeroes hebben maar liefst drie vagina’s.

Pesten is nutteloos. Echt negatief pesten. Tja, positief pesten bestaat niet, dat noemen we plagen. Plagen  kan wel nut hebben.  Plagen is iets waar je tégen moet leren kunnen. Het heeft iets onschuldigs. Je wordt er een beetje door gehard in het leven.  Iemand kan op school, op zijn werk of op een club, het mikpunt  worden om zijn gedrag of uiterlijk. Van pesten is het de bedoeling dat het iemand sloopt en dat de pesters, er sadistisch genoegen aan beleven. Voor de pesters heeft pesten nut.  Zij slagen er in hun negatieve doel te verwezenlijken.  Ze voelen zich gesterkt als ze hun slachtoffer raken. Voor de gepesten is het volslagen zinloos; ze kunnen het gepest missen als kiespijn.

Het Nederlandse dorp Giethoorn heeft geen wegen: alle huizen zijn verbonden via kanaaltjes en loopbruggen.

Wat Poetin doet is volslagen nutteloos, zinloos en waardeloos  voor zijn duizenden slachtoffers.  Hij geeft opdracht  de levens te beëindigen  van vele mannen, vrouwen en kinderen. Hij laat gebouwen vernietigen zoals, schouwburgen, kinderziekenhuizen, scholen, woongebouwen. Ook  worden bruggen en wegen op zijn commando vermorzeld. Totaal nutteloos  voor alle Russen en Oekraïners. Voor niemand heeft het zin; alleen voor Poetin.

In 1567 overleed de man met de langste baard ter wereld nadat hij over zijn baard struikelde toen hij wegrende voor een brand.

Zeer zinvol is het nepnieuws dat de oorlogsmisdadiger Poetin, tevens dictator in Rusland,  verspreidt onder zijn eigen bevolking. Dat nieuws heeft effect omdat verder alle andere nieuwsbronnen in Rusland zijn afgesloten. De burgers in Rusland wordt wijs gemaakt, dat er terecht een militaire operatie wordt uitgevoerd tegen Oekraïne, een land met een nazi regiem, dat genocide pleegt op Russen die daar wonen. Nepnieuws: zeer nuttig voor Poetin.

Een ‘French kiss’ - een tongzoen dus - wordt in het Frans juist een ‘Engelse kus’ genoemd.

 

ZIJ HOUDT VAN MIJ

 M’n collega Rietje meldt zich ziek: ‘Ik heb zo’n last van migraine, ’Sander,’ zègt ze. Ik geloof er niks van. Jammer dat ze er niet is, want het is leuker op het werk als ze er wèl is. We hebben het echt gezellig samen. Zo tussen het werken door een beetje praten over koetjes en kalfjes, meestal over haar kinderen. Rietje (47) neemt haar dochters veel te veel uit handen. Haar oudste, Lea(16), speelt cello en wil naar het conservatorium in Den Haag. Dat is nog niet zo eenvoudig te regelen. Ze is eigenlijk te jong. ... maar ma krijgt het toch voor elkaar dat Lea dispensatie krijgt. De eerste de beste schooldag gaat niet zo naar Lea’s zin. Te veel allochtonen daar in de buurt, vindt ze. Daar is ze bang voor. Er wordt een beetje gestoeid in de bus van station Holland Spoor naar school.  Dan besluit ze gelijk maar om niet meer naar die  school te gaan. Ze is daar amper binnen geweest. Nu zit ze gewoon weer in haar eigen kleine dorpje; is ze weer terug op haar kleine benepen vmbo. Rietje vindt datniet zo leuk allemaal maar ze regelt het wel weer voor Lea.

Eigenlijk heeft Rietje geen tijd om te werken. Regelen, regelen, allerlei dingen regelen voor de kinderen, Lea vooral, over die andere dochter hoor ik haar eigenlijk nooit

Rietje heeft in feite geen lijf om te werken. Zó kwetsbaar. Als ze een kom erwtensoep optilt met links en een hap neemt met rechts, kan ze de eerste week haar schouders niet of nauwelijks meer bewegen.

Dan is er nog het probleem met Rietje’s moeder. Die heeft sinds kort een vriend. Daar heeft ze veel verdriet van. Want haar vader is pas acht jaar dood en nu al een nieuwe vriend nemen, dat is toch wel aan de vroege kant, vindt Rietje. Rietje zelf is er erg verdrietig onder maar haar oudere broertje is des duivels, die zou het liefst die nieuwe vriend van zijn moeder het ziekenhuis in slaan. Het allerergst is nog wel dat moeder en die nieuwe vriend binnenkort gaan  samenwonen. Ik, als buitenstaander, zeg dan: ‘Leuk toch, als die twee ouwetjes van elkaar houden en dicht bij elkaar willen zijn.’

Mijn vermoeden is dat Rietje er vandaag niet is vanwege collega Trees. Zo! Wat is zij pissig op Rietje! Ze haalt alleen koffie voor mij. Niet voor haar dus. Een doodzonde! ‘Haalt ze nou alleen koffie voor jou, Sander? zegt Trees, met een venijnige blik in haar ogen. ‘Ik heb zeker een streepje voor’, zeg ik wat verlegen. Met een veelbetekenende blik zegt Trees dan tegen me: ‘Nee, Sander ze houdt van je!’

Zou Trees nou echt geloven dat Rietje van me houdt. Het is altijd leuk om te horen, dat er van je gehouden wordt maar ik kan er niet zo veel mee. Voor mij is Rietje is een fijne collega. Niet meer en niet minder.

Trees kan natuurlijk niet weten dat ik seksueel gezien vooral val op grote breedgeschouderde mannen èn lieve kleine diertjes.

vrijdag 15 april 2022

ZUIGEN

Op de late vrijdagochtend staat stofzuigen op het programma. Een prettige activiteit tegenwoordig. Ik doe het op muziek met de blue tooth koptelefoon op. Meestal  beluister ik dan Them of the Animals.  Mijn poes wordt panisch van de stofzuiger. Hij verstopt zich zo ver mogelijk onder mijn bed.  Komt de stofzuiger daar in de buurt dan trippelt Thijs (want zo heet de kater) stilletjes en heel snel naar zijn andere veilige haven, achter het televisiemeubel … daar is al gezogen. Veel stof is niet of nauwelijks zichtbaar; het komt de woning binnengewaaid door ramen en kieren ... binnengelopen aan schoenen, meegelift op jassen en tassen van bewoners of bezoekers. Ook slijtage van meubels, vloerbedekking en gordijnen veroorzaken een continue stroom van minieme hoeveelheden stof.

Veel zichtbaarder en daardoor veel irritanter is een andere categorie opzuigsel: de haren, die mijn kater niet meer nodig heeft en van zich af schudt. Er is geen plek denkbaar of hij heeft er wel eens een dot haar laten fladderen. Thijs is er een van de langharige soort. Cypers, rood-witte vacht. Op mijn zeer donkerblauwe vloerkleed valt elk vlokje haar op.

Verder vult de stofzuiger zich voornamelijk met kruimels shag, die tijdens het draaien van sjekkies op de vloer vallen … en met de as die van peukies afgevallen is. Ook doet de stofzuiger zich te goed aan: geknoeide etensresten zoals brood- en koekkruimels … stukjes aardappel en groente …  gemorste lekkernijen als rozijntjes, die zitten vaak vastgekleefd aan de vloerbedekking omdat er op gestaan is … en met achteloos weggegooide verpakkingen van lekkernijen, als bijvoorbeeld die dunne zilverpapiertjes van paaseitjes.

Dan moet er gedweild worden. Gemorste koffie en ingetrapte koekkruimels … stukjes rauwe ui, paprika of kip, tijdens het snijden weggeschoten van de snijplank op het aanrecht … op de grond gevallen en vervolgens vermorzeld tussen schoenzool en laminaat. Door het hele huis heen zijn hiervan weer de plakkerige  gevolgen te vinden. Als ik een week niet dweil kleef ik aan de vloer vast.

In de buurt van de kattenbak moet sinds kort iets grondiger gesopt worden. Thijs is kieskeurig. Als zijn bak iets te vuil is naar zijn zin, zeikt hij er gewoon naast. Ik heb dit pas kortgeleden ontdekt. Het vieze, weeïge lijkluchtje kan ik aanvankelijk niet thuisbrengen. Vòòr de kattenbak, zie ik dan een bijna opgedroogd plasje liggen. Ik kniel voor de kattenbak, druk mijn neus bijna in dat plasje en…ja hoor, dit is de geur die al wekenlang voor een ongerieflijke luchtje zorgt in huis. Opgedroogde kattenpis dus…óók een vloerkleedje stinkt ernaar. En een over een kastje heen  hangend kleedje is door Thijs besproeid. Er zit niets anders op: weg er mee (met die kleedjes dan, met  Thijs nog even maar niet). Onder Thijs zijn kattenbak (en ervòòr) gaat vanaf nu een dik pak kranten. Ik controleer daar elke dag en dweil extra als ie er naast gezeken heeft.

Met Thijs heb ik het er ook nog over gehad om vrijwillige euthanasie op hem toe te passen maar daar zijn we nog niet helemaal uitgekomen.

donderdag 14 april 2022

JONGE MEID

Zelden zo’n energieke vrouw gekend als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze. Haar eerste en enige huwelijk loopt binnen twee jaar op de klippen. Er zijn dan al twee kinderen. De derde, Theo, het nakomertje, is nu 15 … en na die 15 jaren weet nog niemand in de buurt wie zijn vader is. Tanja staat graag, met Jan en Alleman, over van alles en nog wat te babbelen.  Maar over het hoe,  waar en waarom van Theo, rept ze met geen woord. Met niemand niet. Maakt mij niet uit. Ik ga het toch niet doorvertellen. Voor iedereen is het zo klaar als een klontje, dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japans, Vietnamees of Koreaans. Theo heeft namelijk ook van die schattige oogjes en de bouw van een Sumo worstelaar. 

Een van mijn medeburen vertelt me, dat er rond geboorte van Theo een Chinees restaurant in de buurt  is, waar Tanja zo af en toe wat bijklust. De eigenaar is een knappe, charmante man. Er wordt bij die Chinees  veel meer afgehaald dan normaal. Maar dat komt niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent is. Zijn éten is óók hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk zelfs. Maar of Tanja, die Chinees en Theo iets met elkaar te maken hebben, vertelt dat verhaal niet ....en is dat dan erg? Welnee!

Tanja’s oudste kinderen zijn al weer jaren de deur uit.  Het zijn dertigers. Getrouwd. Hebben allebei een kind. Tanja is de oppas-oma; haalt haar kleinkinderen uit school en moet ze bezighouden tot paps en mams ze op komen halen.  Soms eten de kleinkinderen ook bij oma Tanja mee.

Een keukenprinses is ze niet en zal ze ook nooit worden. Ze kookt op laag blo-niveau: ‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt, een bakje yoghurt met roosvicee toe. Daar ben ik goed in, ook in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch?!  Van mijn 19e af doe ik het al zo. Ziek ben ik zelden of nooit. Energie heb ik meestal genoeg.'

Voor haar hoeven dingen nooit zo precies op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk wel  maar zo is het nu eenmaal. Tanja eet alleen wanneer ze honger heeft. Haar kleinkinderen weten inmiddels wel, dat ze, als ze trek hebben, wat uit de kast kunnen pakken.

‘Wacht maar niet op mij hoor, jongens!’ roept Tanja dan, ‘er liggen nog tuccies en een paar bounty’s in de voorraadkast. Of neem  wat van de fruitschaal.’ Lachend voegt ze er aan toe, dat ze zich die laatste opmerking net zo goed kan besparen. 'De jeugd heeft tegenwoordig een ooftfobie’, geloof ik. Die zoete snoeptroep, die gaat er in als koek.  Tanja snoept zelf ook wel eens; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Als ze eens een dipje heeft trakteert ze zichzelf op een magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dikke laag chocola en een houtje d’r  in.  Ze zal er geen grammetje van aan komen. Daar is ze veel te energiek voor, Tanja,, een jonge meid van bijna zestig.

woensdag 13 april 2022

BLOED PRIKKEN

De vrouw is nog redelijk slank. Ze heeft roodbruin lang haar. Haar bleke gezicht is bedekt met sproeten en een bril. Ze draagt een spijkerjasje en een zwart-wit gestreepte, strak zittende broek. Haar man schat ik op 180 kilo. Hun veel te dikke dochtertje van vier heeft een rond gezichtje met fors uitpuilende wangen en daartussen een varkensneusje, dat alle aandacht trekt. Ik zit in de wachtruimte van de bloedprikkamer van het ziekenhuis. De vader kan nog net twee stoelen voor zichzelf bemachtigen. Het meisje schuift achter het kinderbureautje, pakt kleurpotloden, kleurboek en gaat aan de slag. Moeder trekt zich met een maandverbandtasje enigszins schichtig terug op het damestoilet.

De oversizede vader straalt een enorme rust uit. Zijn dochtertje kleurt en neuriet alsof het thuis is, vader strijkt haar, liefdevol glimlachend over haar halflange blonde haar. De man maakt een krachtige, verzorgde indruk; is goed gekleed. Zijn XXXL pantalon en dito geruit overhemd verbloemen op aangename wijze zijn overgewicht.

Moeder komt terug, pakt een stoel en gaat achter haar dochter zitten. Vader en moeder wisselen een blik van verstandhouding. Ook voor zijn vrouw heeft hij die zachtaardige, liefdevolle glimlach.

Een van de andere wachtenden zegt tegen de dikke vader: ‘Er zijn er nog een heleboel voor je, hoor!’  Blijkbaar kan hij niet zo goed tegen wachten of stilte, want elke minuut mekkert hij dat het wel erg langzaam gaat allemaal. Hij probeert voortdurend oogcontact te maken met zijn medewachtenden. Maar die zitten echt niet verlegen om een lulpraatje met hem.

Er komt een zwaar opgemaakte dame de wachtkamer in. Het zou zomaar kunnen dat ze net bij de kapper vandaan komt, met haar nog kakelverse, grijze permanentje. Ze trekt een nummer. ‘Die heeft nummer 17’, zegt het meisje in de rolstoel, giechelend tegen haar begeleidster. ‘Die zal nog even moeten wachten, hi, hi.’ De dame met nummer 17 ziet meteen wat voor vlees ze in de kuip heeft en accepteert de lollig bedoelde opmerking grootmoedig. Ze neemt plaats tegenover haar:

‘Ja, ik heb nummer 17 en jij, welk nummer heb jij?’

 ‘Ikke … oh, ik heb nummer 5 en ik ben lekker zo aan de beurt!’

‘Zullen we nummertje ruilen?’

‘Ja, dahag, u denkt toch zeker niet dat ik gek ben?’

’Maar natuurlijk denk ik dat niet, meisje’ en meewarig lachend vist de dame een Privé uit de oudbakken leesportefeuille, op het lectuurtafeltje naast haar.

Ik ben aan de beurt: nummer 2. Mijn bloed spuit de buisjes in. Ik moet gecontroleerd worden op het lithiumgehalte in mijn bloed. Uit het onderzoek moet blijken of mijn schildklier het nog wel goed doet. Als het niet goed is bellen ze me morgen.

‘Geen bloedverdunners, meneer?” vraagt de prikzuster.’

‘Nee, die heb ik al een tijdje niet meer.’ Ze hoeft dan niet zo veel verband om het prikgaatje te leggen. Een klein gaasje met een plakkertje voldoet om het bloed te stelpen.

Ik ben hier klaar. In de wachtkamer zit het kleine meisje nog steeds lief te kleuren. Of ze er ook bij neuriet kan ik hier niet horen.

dinsdag 12 april 2022

UIT BED GEROLD

 

Het is me nog nooit eerder overkomen. Maar eens moet natuurlijk de eerste keer zijn: vannacht ben ik uit mijn bed gerold. Naar mijn gevoel was het midden in de nacht. Het was in ieder geval nog donker. In mijn verbouwereerdheid ben ik vergeten op de klok te kijken.

Met een doffe dreun kom ik met mijn hoofd op het zeil terecht.  Op datzelfde moment kreeg ik mijn ogen nog niet open. Even later zie ik dat ik met mijn hoofd tussen de poten van de stoel naast mijn bed lig. Mijn schoenen, die daar altijd staan, kan ik nu veel te goed ruiken.  Aanstalten om op te staan, maak ik nog niet. Normaal als ik val sta ik altijd zo snel mogelijk weer op, nu niet. Kennelijk is er een automatisch pilootje uitgeschakeld. Het daagt me nu, dat ik er aan de rechterkant van mijn bed ben uitgerold. Raar, omdat ik altijd zo ver mogelijk aan de linkerkant slaap.  Op filmpjes van slapende mensen heb ik heb wel eens gezien dat ze driftig liggen te woelen. Alleen kan ik niet geloven, dat ik zelf ook zo druk bezig ben in mijn slaap. Het bewijs is nu wel geleverd.

Ik lig nog steeds op de grond. Vreemd genoeg voel ik geen pijn; ook geen bult. Zal morgen dan wel komen. Blijkbaar ben ik in alle opzichten een secundaire reageerder.  Want toen ik een paar weken terug, bij de gym, met mijn nek op een stoeltje viel, voelde ik pas twee dagen later de pijn. Maar dit even terzijde, want ik lig nu nog wezenloos onder die stoel. Een stukje droom denk ik me te herinneren: ik word achterna gezeten, niet door een mens maar door iets groots, bruins, snels, engs en grommends. Bijna heeft het mij te pakken  … maar dan spring ik over een sloot …  en vervolgens knal ik hard met mijn hoofd op de vloer.

Na vijf misschien tien minuten pas krijg ik de aandrang om op te staan.  Ik krijg nauwelijks beweging in mijn lijf. Mijn rug en benen hebben er duidelijk geen zin in: ‘blijf maar lekker liggen daar’  lijken ze uit te schreeuwen.  Maar dat vind ik wat overdreven. Met moeite til ik mijn bovenlijf op en stoot gelijk mijn kop tegen de onderkant van de zitting van de stoel.  Weer even liggen, de stoel wat wegschuiven en dan  nog eens proberen. Zo lukt het. Ik slaap nog half en schuif mezelf, bijna snurkend, mijn bed in en trek het dekbed over me heen.  Dan voel ik ineens de elektrische deken. Die had ik, koukleum die ik ben,  toen ik ging slapen aangezet. Op de hoogste stand nog wel. Was dus bijzonder warm; zeg maar gerust heet. Nu ik er vanochtend nog eens over nadenk, zou het me niks verbazen, als ik vannacht in mijn slaap wegrolde  van mijn veel te warme elektrische deken en op de grond terecht kwam.

Achteraf ben ik maar wat blij dat er niet iets groots, bruins, snels, engs en grommends  achter me aan zat.

 

        

maandag 11 april 2022

VERWARD PERSOON

Waar is Theo nou helemaal mee bezig? Hij is een rustige, zeg maar ietwat verlegen man. Doorgaans loopt ie in het zwart of  in donkere tinten. Maar nu loopt hij met een rood petje,  geel sjaaltje, lila trui, paars gilletje,  oranje broek en rooie schoenen.  Hij gaat er mee de straat op. Ook heeft ie nog een reusachtige hoofdtelefoon op zijn kale kop … luid zingt ie met zijn muziek mee:

Rode wijn, rode wijn. Kom laat ons vrolijk zijn.

Hij duwt in zijn ogenpijnigende outfit de winkelwagen door de supermarkt. De andere klanten bekijken hem met argusogen.  Hij gooit zijn wagen vol paasspul.  Ja, hij gooit echt. Alleen maar paasspul: eieren, kip, chocolade-eitjes in zakjes en in mandjes, paastafelkleden en  -servetten,  paashazen, groot en klein.  Het eiwit en eigeel loopt in klodders en in langgerekte draden door het metalen raster van de winkelwagen. ‘Hoppa’, roept hij vrolijk, na elk artikel dat hij in zijn wagentje mietert en zingend  gaat hij voort.  Hij is een Stones- en Dylanfan  maar Theo zingt helemaal niks van hen:

Rode wijn, rode wijn. Kom laat ons vrolijk zijn.

‘Godverdomme, alles vergeten te scannen.’   Nu moet hij naar de kassa. Theo doet een beetje stoer tegen de kassière …  dat hij dit jaar eens flink gaat uitpakken met de Pasen. Alsof haar dat al niet gelijk duidelijk is! Hij heeft een paar buren en zijn kinderen en kleinkinderen uitgenodigd.  Dat klopt niet helemaal, want Theo is nu zes jaar gescheiden en tot nu toe zijn de kinderen en kleinkinderen met de feestdagen uitsluitend bij zijn ex geweest.  De kassière mag van Theo ook komen, als ze wil, hij woont op het Graskruid 29, zegt hij er bij. Zij moet een beetje lachen. Heel misschien heeft hij wèl een paar búren uitgenodigd. Maar zo’n innige band heeft hij nu ook weer  niet met zijn buren. Oké, hij gaat wel eens bij hen op de koffie en zij bij hem; meer ook niet. Voor bijna tweehonderd euro ligt er in zijn wagen. ‘Sorry, mijn geld en pinpas liggen nog thuis. Ik kom zo wel terug.’ Hij laat de stampvolle, druipende winkelwagen bij de kassière achter.  Headbangend, gaat hij er vandoor:

Rode wijn, rode wijn, kom laat ons vrolijk zijn.

Een iets te minuscule Lidl-beveiliger spreekt hem aan maar Theo loopt hem pardoes omver. Hij gaat direct naar zijn buren Tanja en Riek, die hij uitgenodigd heeft voor zijn ‘High Easter Tea’: ‘Het gaat helaas niet door, lieve buurtjes van me. Ze willen me bij de Lidl mijn winkelwagen niet meegeven. Er zat toch zó veel lekkers in. Jammer hoor.’  

Zijn buurtjes zijn verbijsterd. Ze weten niet waar hij het over heeft. Wat ze wel weten  is dat Theo zo af en  toe een enigszins verward persoontje is.       

 

zondag 10 april 2022

BOEKENWEEKGESCHENK

 Het is  boekenweek van negen tot en met zestien april. Dit jaar heb ik niet echt een boekenwens. Hoewel … dat is niet helemaal waar, want ik wil heel graag het bóékenweekgeschenk hebben. Maar helaas, dat is niet te koop en ik krijg het ook niet voor niks. Dat geschenk krijg ik alleen maar als ik  een ander boek koop. Ik heb geen flauw idee welk boek ik nu zou moeten kopen.

In de krant van zaterdag, wordt het boek ‘Aleksandra’ van Lisa Weeda aangeraden. Nooit van Lisa  gehoord. Dat dreigt het beste boek van het jaar 2022 te worden. ‘Het is een hartverscheurende familiegeschiedenis in Oekraïne: met veel vertelplezier en alle stijlmiddelen die ze beheerst vertelt Lisa Weeda een uitzonderlijke familiegeschiedenis.’ Dat spreekt me nu niet zo aan.

Terwijl ik dit schrijf komt de naam van een andere Nederlandse schrijver bij me op: Hanna Bervoets. Ik heb haar wel eens op tv gezien, in het boekenprogramma ‘Brommer op zee’. ‘Het verlangen’  heet  het boek dat zij schreef.

Ik heb me de laatste maanden niet zo kunnen oriënteren op de boekenmarkt, omdat ik twee superdikke pillen (vijfhonderd bladzijden per pil)  te leen heb gekregen van een vriend. Het zijn niet bepaald boeken, waar even doorheen te fladderen is. Wetenschappelijk, historisch …  en bijzonder interessant.  De schrijver is Harari. Hij was van de zomer bij Zomergasten op tv. Twee maanden heb ik die boeken nu in huis en het eerste: ‘Homo Deus’ (Supermens) heb ik nog niet eens uit ... bijna … nog vijftig bladzijden.  Harari inventariseert allereerst  wat nu het bijzondere is van de mens, wat  verklaart het feit, dat de mens alle andere dieren overvleugeld heeft. Verderop in het boek schetst hij pogingen van de mens om de supermens te ontwikkelen of zelfs  robots te creëren, die de baas worden over de mens.  Ik zou volgende week aan dat tweede Harari boek kunnen beginnen.  Maar ik twijfel er aan of ik nu alwèèr zo’n moeilijk boek moet gaan zitten lezen. Ik heb eigenlijk  meer zin in fantasie.  

Dat boek van Hanna Bervoets, waar ik het net over had,  lijkt me wel wat tussen die twee wetenschappelijke pillen door. Haar boek heet  alleen niet ‘Het Verlangen’ maar ‘Een modern verlangen’. Het draait om menselijke relaties: tussen geliefden, vrienden, maar ook tussen mens en dier, ouder en kind, mens en ding. De personages in de veertien verhalen, die dit boek telt, moeten zich soms in moeilijke bochten wringen om door onbegrip en afstand, heen te ploeteren. Dat boek ga ik kopen. Het  kost twintig Euro.

Daar krijg ik dus het boekenweekgeschenk van  Ilja Leonard Pfeiffer bij. Het boekje heeft als titel: ‘Monterosso mon amour’ en heeft als thema ‘Eerste liefde’. Misschien leuker om dat boekje eerst te lezen.

zaterdag 9 april 2022

KRASSE KNARRENLOOP

 


Zondag is de Rotterdamse marathon. In het centrum is het al een paar dagen te merken. Veel clubjes sportief ogende anderstaligen. Tamelijk jonge, opgewekte vrouwen en mannen.. Ik hoor van alles: Frans, Duits, Engels, Spaans. Toch ook wel veel Afrikaans. Ze lopen in sportpakken, met sporttassen, - drankjes, -petjes. De hotels hier zullen wel stampvol zitten.

Ik heb zelf altijd mee willen doen aan de marathon maar het is er nooit van gekomen. Het is 1983.  Ik bereid me voor bij PAC, de beste atletiekclub van Rotterdam. We trainen intensief in het Kralingse Bos. Veel intervaltraining. Bijna de helft van de marathonafstand, haal ik. Twintig kilometer. Dan begeeft mijn knie het.  ‘Begeeft’ is een beetje overdreven …  bij elke stap die ik verder nog  zet voel ik een stekende pijn in die knie, mijn rechterknie, … dat klinkt een beetje kleinzerig … maar kilometers lopen met zich eindeloos repeterende pijnlijke steekjes … ik geef het je te doen. Ik moet dan helaas mijn  voorbereidingen stoppen. Ga naar een fysiotherapeut en: het is nu bijna veertig jaar later, nog steeds heb ik last van dat stekende pijntje of pijnlijke steekje.. 

Maar nú trek ik me er helemaal niks meer van aan! Ik ga gewoon meedoen, niet op zondag maar op zaterdag. Want dan is de ‘ouwe knarren wandeleditie’ van de marathon. Twintig weken lang heb ik, elke zaterdag, vòòr die negende april, de nodige trainingsmeters gemaakt. Weer of geen weer.

Mèt heuse rugnummers. Hoewel het zijn eigenlijk geen rugnummers maar meer borstnummers, want ze moeten vòòrop de jassen worden bevestigd. Met veiligheidsspelden. Dat valt om de donder nog niet mee. Ik prik me een paar keer lelijk in mijn buik (tot bloedens toe!).

Een echte medaille is er als beloning voor degenen, die het hele traject, met een lengte van maar liefst zestienhonderd meter, binnen het uur weten af te leggen. Van Hotel Inntel, aan de voet van de Erasmusbrug, naar het Rotterdamse Stadhuis. Vol trots, mag ik wel zeggen, heb ik, ondanks heftige pijnen,  die fel begeerde medaille gewonnen.

Het is de tweede grote sportprijs in mijn leven, die ik in de wacht sleep. Mijn eerste prijs pak ik, tweeënveertig  jaar geleden. Ik loop dan de Nijmeegse vierdaagse uit, vijfendertig kilometer per dag. Dàn is er overigens bij mij nog geen sprake van wat voor pijntje dan ook. En … ik moet er wel eerlijk bij zeggen: zonder de steun van mijn op een na oudste zus had ik het in Nijmegen niet gered(maar dit terzijde).

Nog even terug naar de ‘ouwe knarren loop’: we zijn met  honderden lopers en wat zo super motiverend is: we worden toegejuicht door enkele duizenden langs het parcours, langs de Schiedamsedijk en langs de Coolsingel  … dat is zo hartverwarmend. Ik waan me een echte marathon coryfee. Dit heb ik even nodig om de geestelijke en lichamelijke pijn, daterend uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, los te kunnen laten.

Zondag, weer of geen weer,  staan de krasse knarren langs de Boszoom om de ware marathonhelden toe te juichen.