vrijdag 31 december 2021

DE NIEUWE

 Peter Leidsman wordt onze nieuwe beleidsmedewerker. De sollicitatiecommissie was niet unaniem geweest: twee tegen een. Al  vanaf het moment dat Hans Doeler, een van de leden van de sollicitatiecommissie, de sollicitatiebrief van Leidsman in handen kreeg,  voelde hij al meteen een soort aversie tegen die man.  Hij had nog maar net twee regels gelezen van die brief of hij had al geen trek meer in de rest … alleen dat handschrift al, dat leek wel het handschrift van een jonge meid van de huishoudschool  in plaats van  de academisch geschoolde dertiger die we voor die functie zoeken. Ook de kruiperige toon die  Leidsman aansloeg al in het begin van zijn brief, (Geachte leden van de sollicitatiecommissie èn (!), geachte dames en heren,)daar gingen zijn haren recht van overeind staan … en op het eind dan ook nog: ‘Hoogachtend’ Peter Leidsman in plaats van gewoon ‘met vriendelijke groeten’. Hij had er echt geen behoefte aan om meer van de brief van die man te lezen. Die Peter zag er in het sollicitatiegesprek ook niet uit in zijn driedelig blauwe kostuum met een dichtgeknoopte giletje. Wij, van de sollicitatiecommissie,  zaten daar met z’n drieën in spijkerbroek en t-shirt.   

Hans moest hem dus gelijk al niet en dat communiceert hij ook met Tonia en Bertus (collega’s van het secretariaat) ondanks de geheimhoudingsplicht van de leden van de sollicitatiecommissie. Peter  Leidsman  is het uiteindelijk toch wel geworden en inmiddels zit hij in zijn eigen kamer achter zijn eigen bureautje ‘ons beleid’ uit te stippelen … in Peter zijn werkkamer staat ook nog het bureau van Liza, zijn secretaresse.

Met een lul-smoesje loopt Hans de kamer van Peter  binnen, hij wil zogenaamd weten wat de staatssecretaris van milieu geschreven heeft over de verdere ontmanteling van de kolencentrales in de Rijnmond.  Terwijl Peter een slokje wil nemen van zijn koffie geeft Hans hem per ongeluk expres een duw tegen zijn arm, waardoor de inhoud van het kopje koffie gedeeltelijk op de papieren op zijn bureau en gedeeltelijk op dat sjieke blauwe pak van Peter neerplenst.

‘Oooo, sorry Peter, jezus, wat stom, zeg … ik ga wel even een doekje voor je halen ….’

‘Ik ga zelf wel,’ zegt Peter.

Peter staat vlug op en rent met Hans mee in de richting van de keuken, voor een droge theedoek of zo. Hans staat met een theedoek Peters broek droog te wrijven. Maar Peter wil eigenlijk eerst zijn met koffie doordrenkte papieren redden: ‘laat maar ..’zegt hij en loopt met de theedoek weer snel naar zijn bureau om die paperassen droog te deppen. Dat lukt natuurlijk van geen kanten. Peter zal de stukken opnieuw moeten uitprinten.

Liza komt binnen in Peter zijn werkkamer en flapt er gelijk uit: ‘Zóoo Peter, kan je nou niet eens behoorlijk een kop koffie in je fikken houden, jongen?’  (Ja, Liza kan scherp uit de hoek komen.)

‘Neen Liza,’ zegt Hans, (wat een klootzak, hè?‘, denkt hij maar hij zegt het niet) ‘het zit anders in mekaar: het is mijn stomme fout. Ik stootte  per ongeluk tegen Peter zijn arm aan … zodoende, met dit als resultaat.

Nou, dan ga ik maar weer eens aan het werk, als ik nog wat voor je kan doen dan Peter, moet je het me laten weten, hè?’ ’Ja, doe ik Hans en bedankt, hoor.’ Hij lacht als een boer met kiespijn. Liza komt nog met een droge theedoek aanzetten voor Peters bureaustoel, die nog zeiknat is. Luid gelach klinkt nu op uit de richting van het secretariaat.

donderdag 30 december 2021

HONING

Zaterdagochtend tussen halftien en tien uur komt iedereen binnendruppelen in het vormingscentrum De Ros. Acht zestienjarigen - zes meiden, twee knullen - en twee groepsleiders, Koos en ik. Het is hier i deaal om het schooljaar af te sluiten: volop bos, duin, strand en we boffen met het weer. Ria arriveert als laatste.

    Als iedereen zich gesetteld heeft, maken we ons op voor een flinke boswandeling. In twee groepjes van vijf. Ria maakt wat problemen omdat ze  beslist niet bij Koos in de groep wil. Een van de meisjes van mijn groep wil wel met haar ruilen.

   Zoals alle leerlingen werkt Ria vier dagen per week. Zij komt elke woensdag naar school. Dan showt ze de laatste mode uit de boetiek waar ze werkt. In haar dancing outfit, zit ze vooral s’ochtends onder de praatsessie, onderuitgezakt, haar gezicht half bedekkend met haar hand. Dromerig staart ze voor zich uit.

   Ze houdt meer van doe-dingen.

 

Het bos is een dicht aaneengegroeid struikgewas met sompige paden en muggenrijke meertjes.

   “O Ceeeeees, getverdegetver een eng beest!”

   Ria springt tegen me op en klampt zich aan me vast. Er loopt daar inderdaad een tamelijk grote maar volkomen ongevaarlijke spin.

   “Joh, stel je niet zo aan. Dat beest is veel banger voor jou!”

   Haar hartje is behoorlijk op hol is geslagen. Ze is warm. Haar prikkelend zoete parfum laat mijn hart rock-'n-rollen.  

   “Is hij al weg?”

   “Bijna,” zeg ik met een knipoog naar de anderen. In afwachting van tot we verder kunnen wandelen schieten ze een paar foto’s. Ik geniet nog even van haar warme lijf en vlak voordat ze me met een diepe zucht loslaat drukt ze nog even, heel krachtig haar onderlichaam tegen me aan.

    In het toeristenwinkeltje bevredigen we onze kooplust. Ik neem voor mijn vrouw Thea een pot honing mee. De anderen kopen van alles; een van de jongens een zakmes; de meisjes parfums. Ria zoekt een speciaal lipstickje uit, dat ze gelijk op doet.

   “Mooi he, Cees?”

   Haar lippen glitteren, lijken groter, vochtiger en dikker; een lichte tinteling gaat door mijn eikel; ik zeg dat ik die lippenstift niet vind passen bij een boswandeling.

   “Heb jij nog wat gekocht, Cees?”

   “Honing voor mijn vrouw; daar is ze dol op,” zeg ik.

 

Na de wandeling is de lunch en dan gaan we de donkere kamer in. Samen staan Ria en Ik gebogen over het bakje met ontwikkelingsvloeistof. Ze is verrukt als langzaam het plaatje zichtbaar wordt: Ria, Cees en het enge beest. Haar lange haren kietelen mijn wang en de zachte amandelgeur van haar parfum geeft me kriebels in mijn buik. Als ik even met foto flapper om ze wat te drogen zie ik dat ze wat meer knoopjes van haar bloesje heeft losgemaakt.

   “Ze zijn mooi hè, Cees?”

   “Ja, ze zijn heel mooi, vooral die bij het enge beest.”

   Ik krijg het warm. Ze ziet er uitdagend uit. Het lijkt of ze wil zeggen:

   “Cees, hier ben ik, pluk me.”

   Het is heel verleidelijk maar plukken kan ik haar niet. Dat kost me mijn baan en mijn huwelijk.

 

Na het diner gaan we met z’n allen video kijken en misschien een beetje swingen. Ik ga zelf alvast afscheid nemen van mijn groepje. Morgenochtend zijn we er vast te duf voor. Want van slapen zal wel weinig komen.

 

Ik had het idee dat ik al een tijdje geslapen had. Door haar strelende bewegingen over mijn buik werd ik wakker. Ria lag naadloos tegen me aan. Zo te voelen nog met haar nachtponnetje aan.

   “Mag ik bij je blijven liggen?’

   “Als je stil ligt, anders kan ik niet slapen!”

   Langzaam voel ik gaat haar hand in de richting van mijn stijve gaan.

   Ze pakt hem beet en vraagt:

   “Kan je hiermee dan wel slapen, Cees?”

   “Nee, je hebt gelijk, hiermee kan ik niet slapen,” en ik draai me naar haar om.

We zoenen, strelen, bijten, kietelen, knijpen wild en zacht; ik sla mijn armen om haar heen; zij klemt haar benen strak om mijn rechter bovenbeen en maakt kleine wiegende bewegingen met haar heupen. Ik vraag haar of het oké is als ik haar nachtpon uitdoe; ze trekt het ding zelf al uit en drukt zich weer tegen me aan. Ik doe het licht aan en streel met mijn vingertoppen haar zachte blanke huid en zeg dat ik haar sproetjes tel. Ze moet er om lachen; de kleine schokjes van haar lijf vertellen over haar opwinding.

   Ze ziet de pot honing op mijn nachtkastje staan.

   “Die is voor je vrouw, he? Mag ik ook een beetje proeven?”

   “Ja, natuurlijk.” Ik wil een lepeltje gaan pakken. 

   “Cees,” ondeugend knikt ze in de richting van mijn piemel,

   “Stop hem er eens in.”

   Vlak voor mijn erectie het begeeft plop ik een flinke dot honing uit de pot

   Ria neemt de weer snel groeiende honingplopper, in de mond en laat pas los als alles opgezogen is. Als ik dan wat honing over haar lijf wil gieten, zegt ze:

   “Alleen als je me heel goed schoon likt.”

   Het begint al weer dag te worden als Ria met haar neusje door mijn borsthaar woelt:

   ”Jij weet de lekkere plekjes perfect te vinden, Cees.”

 

We nemen afscheid rond 10 uur die zondagochtend. We vliegen elkaar nog eens allemaal om de nek. Wensen elkaar succes.

   “Zeg jij het tegen je vrouw?” vraagt Ria.

   “Ja hoor,” lieg ik, “dat is geen probleem bij ons. Ik zou er zelf ook geen probleem mee hebben als zij plezier zou maken met een ander.”

   “En jij, Ria? Zeg jij het tegen je vriend?”

   “Nee joh, ik kijk wel uit, die gozer is zo vreselijk agressief, die zou jou echt afmaken.”

   Daar komt hij aan op zijn Puch. Ze rent naar hem toe; ze zoenen elkaar in de rook van de uitlaatgassen. Ze stapt achterop en klampt zich stevig aan hem vast.

   “Dag Cees, straks lekker smullen met je vrouw,” zei ze met een duivels lachje.

   Later toen Thea mijn souveniertje zou uitpakken begreep ik pas Ria’s lol. Met haar glitterlipstick  had ze op het deksel van de honingpot een hart getekend met de namen Cees en Ria en op het etiket was de foto van ‘Ria, Cees en het enge beest’ geplakt.

   Mijn vrouw en ik hebben daar inderdaad nog lange tijd enorm van gesmuld.

   

 

  • eerder geplaatst in november 2003

woensdag 29 december 2021

STRAND

Hij moet er even uit. Lang hoeft hij niet na te denken over zijn bestemming: Hoek van Holland Strand. Dat het regent kan hem niet schelen. Met z’n regenpak en zijn laarzen aan stapt hij de deur uit richting metrostation Prinsenland. Makkelijk reisje tegenwoordig in bijna een uur is hij er; het laatste stukje vanaf Hoek van Holland Haven brengt een bus hem naar het strand. Het is stil in de metro.  De kinderen hebben vakantie en om te winkelen is het geen weer. Eigenlijk is het ook voor hem geen weer om er uit te gaan. Maar toch …

Normaal roept een lieflijke (namaak?)damesstem om dat mondkapjes verplicht zijn in de metro maar nu klinkt de plat-Rotterdamse stem van (waarschijnlijk) de metrobestuurder zelf, die zegt dat je nu maar meteen ‘mot uitstappe als je geen mondkappie wil drage.’ Zoiets had hij nog niet eerder gehoord. Natuurlijk was hij weer eens vergeten zijn mondkapje van onder zijn kin naar zijn neus te trekken.  Op station Capelsebrug  rijdt een scootmobiel  de metro in met een geheel in een regentent gehulde dame. Alleen haar in-en-in bleke, bijna gelige gezicht steekt er uit .. lijkt haast wel kanker.  Ze is in druk in gesprek gewikkeld met iemand die haar alsmaar goede raad aan het geven is, die zij consequent in de wind slaat. ‘Nee daar begin ik niet aan ….’ ‘Dat heb ik nou al zo vaak geprobeerd …’ ‘Ik heb geen zin in ruzie, hoor…’ ‘Dat is veel te omslachtig …’ ‘ Nou, Desi,’ zucht ze ’ik moet er zo weer uit dus ik ga maar weer eens hangen. Doei, groetjes …’  Al stuntelend met haar scootmobiel lukt het haar nog net op tijd de metro te verlaten.

Jaren geleden reed hij met de auto naar Hoek van Holland en vandaar liep hij over het strand naar  ’s Gravenzande.  Het naaktstrand. Het was daar wel relaxt. Hij was er af en toe met zijn vriendin Carola. Kinderen hadden ze toen nog niet. Dat was wel rustig. Er waren destijds op dat naaktstrand überhaupt weinig gezinnen met kinderen. Hij herinnert zich nog dat Carola zich daar niet zo erg op haar gemak voelde. Topless vond ze geen probleem  maar helemaal in haar blootje voelde zich al snel ongemakkelijk. Ze deed het toch wel, dacht hij, om hem een plezier te doen.  Maar het ging wel  ten koste van haar spontaniteit, en ook van haar sportiviteit. Hij had badmintonrackets meegenomen …  nou, ze ging echt niet met hem badmintonnen … hij moest maar iemand anders gaan zoeken. Dat deed hij natuurlijk niet. Het was met haar of met niemand. Zonnen, lezen, drinken, eten en … niet te vergeten: samen spetteren in de zee.

Zo’n temperatuurtje als destijds op het naaktstrand is het hier in Hoek van Holland vandaag niet, hoewel  het voor eind december erg zacht is: 13 graden.  Het voelt alleen wat kouder aan door die miezerregen en tamelijk frisse wind.  Verlaten hier …  nauwelijks meeuwen … daar ziet hij toch nog een hond, een Gordon Setter, de koude zee trotseren. ‘Sita, kom!’ hoort hij achter zich. Dat lijkt wel de stem van Carola. Verbaasd kijkt hij om. Maar ze is het niet. Dat kan ook helemaal niet. De kletsnatte hond komt nog even aan hem snuffelen. Hij aait hem over zijn natte snuit: ‘hallo Sita’… en als een speer rent de hond naar zijn vrouwtje.

Tegen de harde wind in loopt hij verder over het strand, langs de branding in de richting van de pier, waarachter een immens groot containerschip  de Nieuwe Waterweg op vaart.  

dinsdag 28 december 2021

EEN PASSENDE BAAN

Sedert 1995 reist Johan elke werkdag per trein heen en weer tussen zijn woonplaats Enschede en Rotterdam, waar hij directeur is van het NIMEZOF, een zorginstelling voor niet-meer-zo-frisse ouderen. Wie Johan, letterlijk en figuurlijk een dikke vijftiger, van huis ziet gaan met de zwarte gleufhoed op het welvarende rode hoofd met strak getrimd baardje, de statige lakense jas, de glimmend gepoetste zwarte schoenen, de attachékoffer en de laptop, kan al licht de indruk krijgen dat hij directeur is van een instelling waar jaarlijks vele miljoenen omgaan. Bij de organisatie, die hij zeven jaar geleden op de rails heeft gezet, werken, tien man, zoals Johan het noemt, ofwel: negen vrouwen en hijzelf.

   Reizen doet hij altijd eerste klas, zodat in alle rust gewerkt kan worden met de laptop op schoot. Die tijd in de trein heeft Johan hard nodig: hij bedenkt daar de plannen en strategieën. Bij overeenstemming in het managementteam, bestaande uit hemzelf en de coördinator zorg, is er niets aan de hand. Maar komt er in het managementoverleg kritiek, dan schorst Johan de vergadering onmiddellijk, omdat hij nu eenmaal niet in staat is adequaat te reageren. Eerst de trein in en met de laptop op schoot de bekritiseerde beleidsnotitie bijstellen.

   Nu staat op zijn computerscherm al enkele dagen het trefwoord ‘schoolzwemmen’ te knipperen. Gesprekken in de enige wandelgang die het NIMEZOF rijk is, leveren zo nu en dan best eens iets aardigs op, zoals dat flitsende idee om niet-meer-zo-frisse ouderen in te schakelen in de laagste klassen van de basisschool en dan met name bij het zwemonderricht.

   “Ja, ja, ja… interessant,” reageerde Johan, met lichte hoofdschuddende beweginkjes, “zet dat voor ons overleg van morgen maar even op papier als je wilt, dan kunnen we er misschien wat dieper op in gaan.”  Vervolgens snelde hij naar zijn kamer, kroop direct achter zijn pc en tikte het woord ‘zwemlessen’ in, om over na te denken straks in de intercity naar Enschede.

  Johan ziet zichzelf als een helder scribent en een begenadigd spreker. De realiteit is echter volslagen anders. De NIMEZOF-medewerker is het spoor meestal volledig bijster na het lezen van twee, hooguit drie volzinnen uit willekeurig welke beleidsnotitie van zijn hand dan ook. Vers van de pers verdwijnen zijn stukken alweer in de papierbak. De hilariteit bij zijn medewerkers over zijn notities vertaalt Johan als signalen van een goede werksfeer en open communicatie binnen de organisatie.

Nu kan een beleidsnotitie in de vuilnisbak gegooid worden, dat gaat echter niet met Johans onbegrijpelijke, soms onverstaanbare en altijd veel te lange  inleidingen. Met de blik op nul en het verstand op oneindig kan zo’n verhaal, zij het met moeite, uitgezeten worden. Toch gebeurt het niet zelden dat een ingedommelde toehoorder wakker schrikt van zijn of haar eigen gesnurk. Jammer is dat, want op zich is het werkveld van ‘de niet-meer-zo-frisse oudere’ ontzettend levendig, interessant en allesbehalve slaapverwekkend. Helaas is Johan er nog niet in geslaagd een vonkje enthousiasme over te brengen. De chemie heeft ook steeds ontbroken tussen Johan en de anderen binnen het NIMEZOF, hoe hij ook zijn best heeft gedaan. 

   Veel krediet verspeelde Johan bij het team met zijn pertinente weigering om aan het bestuur het ‘bubbelproject’ voor te leggen. Dit bruisende plan voorziet in de verlevendiging van de entreehal van Verzorgingscentrum De Steunkous. Centraal in dat plan staat een groot bubbelbad voor niet-meer-zo-frisse ouderen, dat, indien de financiën het toelaten, zal worden uitgebreid met een superglijbaan van vijfenzeventig a tachtig meter. Johan vindt het idee ‘getuigen van een verregaande mate van smakeloosheid’. 

   De van overheidswege verordonneerde centralisatie betekent het verlossende einde voor het alsmaar stroever functionerende NIMEZOF. Het niet-meer-zo-frisse ouderenwerk is inmiddels overgenomen door de grootstedelijk organisatie de Wip. Voor negen van de tien medewerkers verandert er door deze overname niets in hun werk en inkomen. Maar voor Johan ligt dat problematischer want zijn functie verdwijnt en op de vacature ‘directeur’ van de Wip hoeft hij sowieso niet te reageren want hij voldoet bij lange na niet aan het geschetste profiel. In eerste instantie is Johan de fulltime baan ‘Beheerder Bubbelbad Steunkous’ aangeboden maar daar kan hij, zeer  begrijpelijk overigens, absoluut de motivatie niet voor opbrengen.  Personeelszaken is bereid flink in Johan te investeren teneinde een passende baan voor hem te vinden; zolang die niet gevonden is kan hij, met behoud van salaris, voor minimaal 15 uur per week,  aan de slag als ‘begeleider niet-meer-zo-frisse schoolzwemouderen’.

 

 

  • Eerder geplaatst in maart 2003.

 

maandag 27 december 2021

ONGEZWAVELDE PRUIMEN

 Vandaag is de dead-line. Dan moet ik Tirza terugbrengen bij de bieb . Tirza is een boek dat Arnon Grünberg geschreven heeft. Een fantastisch boek. Ik raad het iedereen aan.  Het gaat over een gebroken man (Hofmeester heet hij met zijn achternaam). Zijn echtgenote is bij hem weggelopen. Hij is, als boekbeoordelaar bij een uitgeverij, ontslagen en is al zijn spaargeld kwijtgeraakt aan een hedge fund. Het enige wat hij nog heeft kunnen behouden is zijn dierbaarste bezit: zijn dochter Tirza. Na haar eindexamenfeestje gaat Tirza met haar nieuwe vriendje naar Namibië.  Hofmeester zal zijn dochter moeten loslaten.  Meer verklap ik niet. Lezen!!!

Als ik het boek vandaag niet inlever krijg ik een boete, niet zo héél erg hoog maar toch …  zondegeld. Ik ga geen nieuw boek lenen in de bieb omdat ik zelf voor 27 euro een nieuw boek heb gekocht bij Donner: ‘de  Mitsukoshi  troostbaby company’ van Auke Hulst. Ik had nog nooit van die schrijver gehoord maar hij boeide me bijzonder tijdens het interview dat hij gaf in het literaire programma van de VPRO:  ‘Brommer op zee.’  Dat boek heeft meer dan zeshonderd bladzijden. Eer ik daar doorheen ben zijn we al zeker drie weken verder. Vandaar dat ik geen  nieuw boek leen.  Auke Hulst schreef over  een schrijver die een robotdochter koopt, die het verlies van een ongeboren kind moet compenseren. Ondertussen werkt die schrijver aan een roman waarin zijn alter ego terugkeert in de tijd, met als doel de loop van de geschiedenis te veranderen – al was het maar in een verhaal. Laten werkelijkheid en fictie zich in handen van een schrijver wel dwingen?

In de bieb loop ik Grizela tegen het lijf; ze is Pools. Leuk om haar weer eens te zien. Met haar heb ik een paar jaar Nederlandse conversatie gedaan.  Het gaat niet zo goed met haar, eufemistisch uitgedrukt. Angstig probeert ze mijn blik te ontwijken. Ze heeft een psychose gehad en weet nog niet zeker of ze er al helemaal uit is. Engelen in haar hoofd willen haar steeds een bepaalde kant op duwen, een kant die haar bang maakt.  Bij de GGD heeft ze hulp gezocht en gevonden; ze slikt nu pillen maar die gaan pas over een paar weken werken.  Ik vind het vreselijk voor die lieve schat.  ‘Kom, dan gaan we een kopje thee drinken, Grizela?’  ‘Nee, bedankt, ik moet naar werk.’(Vakkenvuller is ze bij Kruidvat en dat met haar universitaire opleiding). ‘Tot ziens.’ … en weg is ze.       

Ik ga vandaag ook nog even naar de markt om gedroogd fruit te kopen voor mijn dagelijkse portie muesli.  Ik heb zure abrikozen, ongezwavelde pruimen, dadels en een kilo muësli nodig. Misschien, heel misschien ga ik ook nog een mooie zwarte hoed kopen voor bij mijn onlangs aangeschafte  statige, lange, zwarte jas. Bij dezelfde kraam als waar ik die jas kocht, heb ik sjieke zwarte hoeden gezien voor twintig euro.

Een psychose is natuurlijk vreselijk en je kan het eigenlijk niet met elkaar vergelijken maar kiespijn is toch zeker zo gruwelijk.  Paracetamol helpt nauwelijks, hooguit een kwartiertje. Godzijdank heb ik  een soort ‘paracetamol plus’ daar slaap ik de hele nacht op.  De tandarts heeft een kaakoverzichtsfoto gemaakt en daaruit heeft hij geconcludeerd dat ik een wortelkanaalbehandeling nodig heb. Vier januari gaat dat gebeuren. ‘O, valt wel mee hoor,’ lacht de tandarts. Als ik alleen al het woord ‘wortelkanaalbehandeling’ hoor, lopen de rillingen over mijn rug.

 

zondag 26 december 2021

BOOSTER-MEAL

 De GGD vraagt hem gemakkelijke kleding aan te trekken, want dat prikt zo veel makkelijker.  Ze denken daar toch niet dat hij in een t-shirtje zijn Booster-prik komt halen. Het is winter en vandaag (tweede kerstdag) iets onder nul. Hij doet het niet om te zieken maar hij trekt z’n gewone winterkloffie aan naar zijn priklocatie: het Schuttersveld. Hij excuseert nog zich wel bij de veel te dikke maar aardige prikster dat hij zo warm is aangekleed. (Een dikke jas, een warme katoenen coltrui en een  thermo shirt met lange mouwen). ‘Geeft niet hoor,’ zegt ze, ‘ het is toch heel rustig vandaag, doet u maar kalm aan.’  Het lukt hem niet om zijn katoenen coltrui en zijn thermoshirt over zijn mondkapje heen uit te trekken. De prikster (ze heet Karla Braafheid, dat staat op haar naamplaatje, Carla met een  ‘K’) ziet hem onbeholpen otteren met uitkleden en zegt dan, zonder hem aan te kijken, dat hij zijn thermoshirt wel mag aanhouden. Alleen zijn katoenen coltrui moet hij uit doen. ‘Doe  voordat u uw coltrui uittrekt, uw mondkapje af en zet het meteen daarna weer op alstublieft, ik vraag u dit in verband met het besmettingsgevaar, we kunnen immers niet voorzichtig genoeg zijn, dank u wel.’  Het is zo gebeurd, die prik. Geen enkele pijn. De volgende klant staat al te trappelen  voor de prikcabine.   Hij krijgt van de prikster het bewijs van zijn  vaccinatie in zijn rechterhand geduwd. terwijl hij nog bezig is zijn linkerhand in zijn coltrui te wurmen.  Hij kleedt zich in alle rust verder aan: trui aan, muts op, jas aan, het vaccinatiebewijs in de binnenzak van de jas, drukkertjes van de jas dicht, want het was volgens Karla (met een  ‘K’) toch niet druk vandaag. ‘U kunt nog een kwartiertje in de wachtruimte plaats nemen, fijne dag,’ zegt ze terwijl ze alweer bezig is met de volgende klant. ‘Geen probleem,’ zegt hij ‘en … werk ze!’

Van het Schuttersveld in Crooswijk is het maar een paar minuten  lopen naar het huis van zijn vriend Keith (met een K), een Rotterdammer in hart en nieren, maar geboren in Liverpool. Hij is door Keith uitgenodigd voor: ‘a modest christmas meal’.  Het is zeker alweer vier maanden geleden dat hij bij Keith thuis was. Eigenlijk veel te lang … maar het scheelt dat hij hem elke donderdagavond aan de telefoon heeft.  Hij schrikt ervan hoe Keith er uit ziet. Een oud wijf lijkt het wel, zo zonder zijn kunstgebit en zijn lange grijze haren los hangend in plaats van in een paardenstaart, zoals anders. ‘It’s sunday and than I never wear my ponytail nor I have my dentures in.’ lacht Keith. 

Bij de zwarte thee met  scones en een heerlijk stuk fruitcake, bekomt hij van de schrik. Keith is voor de rest  geen spaan veranderd. Ze hebben het zoals  altijd over hun favoriete onderwerpen als voetbal (Liverpool en Sparta), muziek, alcohol en vrouwen. Hij heeft een vrolijk wijntje meegenomen maar die mag weer mee terug. Keith heeft de drank al jaren geleden afgezworen na een turbulente alcoholrijke periode.              

Het twee-gangen kerstdiner  dat Keith hem voorschotelt bestaat uit kalkoen en kerstpudding. Engelser kan haast niet. Hij geniet er van. Keith heeft zijn stinkende best gedaan.

 

 

zaterdag 25 december 2021

ALLEEN

Dit overzicht is niet beschikbaar. Klik hier om de post te bekijken.

vrijdag 24 december 2021

KERSTDINER

Het is 25 december 2021 laat in de middag. Uit een gloednieuwe Mercedes-Sedan stapt James Callaghan. Linea recta loopt hij naar de achterklep, opent die, haalt daaruit een vuilnisbakzak tevoorschijn en zet die op de grond. Meteen doet hij zijn stropdas af, trekt zijn jasje en overhemd uit en pakt uit de zak een soort rode lap, wat een korte rode winterjas blijkt te zijn … ook haalt hij nog een rode lange broek, rode schoenen, een aanplakbaard en – snor uit de zak … allemaal in dezelfde teint rood. Hij verkleedt zich als kerstman. Voordat hij de achterklep dichtgooit pakt hij een kooitje met handvat.  Dan maakt hij schielijk een beestje los van de riem waarmee het onder de achterbank is vastgebonden … het is een heel jong biggetje. Hij stopt het snel in het draagbare kooitje. Het beestje gaat tekeer als een speenvarken en dat is het natuurlijk ook … James  vindt dat niet zo erg. Hij sluit de auto af en loopt fluitend (Congratiulations, van Cliff Richard) naar het op het eerste gezicht armetierige onderkomen op nummer 146. Voor een achterstandsbuurt valt dit hier nog méé. Hij belt aan maar er wordt niet open gedaan. Hij gaat enkele stappen achteruit op het tuinpad en ziet een meisje (van een jaar of 13) op schoot zitten bij een volwassen man. Hij hoort ze zingen en hij ontwaart nòg een zingend manspersoon … ‘jingle bells’ … ze zijn duidelijk in hun sas. Logisch dat ze nu de bel niet horen. Hij probeert het nog eens. Dit keer belt hij mee op de melodie van ‘jingle bells’. En ja hoor, hij heeft succes.  Er wordt open gedaan door het hogelijk verbaasde meisje. 

‘Dag meisje,’ zegt hij, ‘ ik ben James Callaghan, en die daar in dat kooitje is mijn biggetje Pig. Zou ik misschien bij u in huis mogen eten?’  ‘Jingle Bells klinkt zo met de deur open wel heel erg hard, bah!’ denkt hij.

‘Dat kan ik niet alleen beslissen, ik woon hier met mijn vader en zijn vriend, die moeten het ook goed vinden natuurlijk.’ Ze gaat het even vragen en vrij snel is ze weer terug: ‘Nee, het kan niet, James, we hebben nog maar net genoeg te eten voor onszelf.’

‘O, maar jullie hoeven niet voor mijn eten te zorgen.  Ik heb zelf genoeg  bij me en Pig heeft zijn buikje al rond gegeten, kijk maar. Desnoods kunnen jullie wat van mij te eten krijgen. Ik zou alleen graag van jullie keuken gebruik willen maken.’

Na overleg vindt het drietal het goed dat James de keuken gaat gebruiken. Ze willen alleen geen pottenkijkers bij hun eigen diner. Dus moet James zo lang wachten in de kleine slaapkamer van het meisje. 

‘Goed, maar dan ga ik me nu eerst even omkleden, want zo kan ik niet op mijn eigen kerstdiner verschijnen’ en hij drentelt naar de blinkende Mercedes-Sedan bij hun voor de deur.

‘Ik kom zo terug.’

Even later staat de man weer voor de deur, alleen nu verkleed als Eucalypta, de gemene heks van Paulus de Boskabouter. Op haar rechterschouder zit een rat, die over haar nek naar haar linkerschouder loopt en weer terug  van links naar rechts en dan weer naar links enzovoorts, enzovoorts. Met haar schel,  knerpend stemgeluid klinkt die Eucalypta lang zo vriendelijk niet:

‘Zo hier ben ik weer.’ De dochter van de vriend van haar vader schrikt ernstig en roept: ‘Neen, jij bent  een enge heks … niet zoals die kerstman …  Toch mag Eucalypta straks hun keuken gebruiken.  Ze weten immers alle drie heus wel dat James, de warme vriendelijke kerstman van daarnet, hier stiekem achter zit. 

donderdag 23 december 2021

Het is nu eenmaal zo.

 Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een erg saai stel. Ze weten het zelf. Hun buren weten het. Hun kinderen en familie; collega’s. Het is nu eenmaal zo; ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is hij een,  weliswaar vriendelijke, doch uitzonderlijk saaie kerel en omdat zij een beetje te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij ook zo saai is maar dat is helemaal niet zo. Want als ze samen met haar collega's is,  kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en een opwindende stripteases.  


Ze werken allebei op het stadhuis. Hij is bode. Zij werkt op de afdeling burgerzaken. Ze moeten om half negen beginnen. Hij zet de wekker altijd op zeven uur. Dan wekt hij haar. Ze geven elkaar een ochtendknuffeltje en terwijl zij doucht, zich aankleedt  en opmaakt, gaat hij een ontbijtje maken voor hun beiden. Altijd: boterhammetje jam, boterhammetje honing, kopje thee; voor allebei precies hetzelfde. Daarna gaat hij zelf nog even onder de douche, doet een poepje (want buitenshuis poepen lukt hem niet) en trek dan zijn zwarte bode-uniform aan.
Om tien voor half negen stappen ze de deur uit en lopen (innig) gearmd naar  hun werk. In het stadhuis scheiden hun wegen. Eerst nog een afscheidskusje en tot slot geeft hij nog een schalkse pets op d'r bibs. Altijd hetzelfde! Moet toch kunnen, vindt hij.   Zij houdt er niet van. Zeker niet zo vlak bij haar werkplek.
‘Maar ach, zo’n tikje, wat schuilt daar voor kwaad in?’ schijnt hij te denken, want iets van haar wrevel voelt hij wel degelijk. 
Lunchen  doen ze altijd samen in de stadhuiskantine. Altijd eerst even lunchkusjes. Dan bestelt hij één uitsmijtertje ham en hij pakt  twee borden en twee sets bestek.  Karnemelk drinken ze erbij.  Een zo'n uitsmijter is zat voor met z'n tweeën, toch.

Luchtkusjes geven ze elkaar bij het weerzien aan het einde van de werkdag.
Even samen naar de super. Vanavond eten ze peentjes met  vis. Zij zegt dan wel eens gekscherend: 
‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe kul. 
Als ze om zes uur thuis zijn bereiden ze gezamenlijk de maaltijd. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Om  acht uur het NOS journaal en daarna wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het de beurt aan hem. En zij weet precies wat hij gaat kiezen: dammen…… Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gatverdamme!’ Het gaat er niet om dat hij altijd wint maar dat spel, met dat vingertje naar dat zwarte of witte schijfje en dan een beetje schuiven naar links of naar rechts….Gat-ver-dam-me. De kwelling is haar goed aan te zien; haar gezichtje trekt wat wit weg. 
 Hun avond is overigens veel te snel voorbij. Tien uur: het tandenpoetsmoment en dan hupsakee het mandje in. 
Zo af en toe heeft ze het er wel eens voorzichtig met hem over: of ze misschien eens wat minder saai zouden kunnen leven. Hij weet niet eens waar ze het over heeft. Hij vraagt ook niet door en zij zeurt er ook verder niet over.
‘Wat wil jij tot slot van deze avond?’vraagt zij
‘Ik wil wel weer eens lekker gepijpt worden; geen beter slaapmutsje dan dat,’zegt hij, ‘en waarmee kan ik jou verwennen?'
‘Nou, als jij mijn klietje straks likt, dan slaap ik daarna als een roosje, zeker weten.’
‘Ga maar eens lekker liggen,  knul. Je weet, we hebben geen uren de tijd; morgen is het weer vroeg dag. Probeer maar te ontspannen. Hé, hé, ho ho, nou nou, die piemel van jou weet ook niet wat ontspannen is.’
Tsja, het is nu eenmaal zo.

woensdag 22 december 2021

EERSTE KOU

 

Jos heeft al zijn kerstkaarten verzonden. Dat moet natuurlijk ook wel anders komen ze niet op tijd aan. Hij heeft het zich makkelijk gemaakt dit jaar, op alle kaarten heeft hij geschreven: ’Prettige feestdagen en een goed en gezond 2022, groetjes, Jos.’ Nu heeft hij even tijd voor een stevige wandeling door het Prinsenpark. Het vriest … niet hard maar toch genoeg voor een flinterdun  vliesje ijs op de slootjes aldaar. Het ijs is zo fragiel, dat zo’n licht beestje als een waterhoentje er gelijk doorheen kukelt wanneer het er vanaf de kant op springt.

 Onwillekeurig denkt  Jos  aan die winterse dag waarop hij met een paar vriendjes uit de buurt ging ‘ijsie’ kraken op de sloot van de Spaanse Bocht in Spangen.  Hij zal een jaar of tien geweest zijn. Het ijs was destijds wel een stuk dikker dan vandaag. ‘IJsie kraken’ houdt in dat een stel jongens en meisjes (meestal meer jongens dan meisjes) naast elkaar gaan staan aan  de ene  kant van de bevroren sloot om vervolgens hand in hand naar de overkant van de sloot te stampen.  Bij de eerste overtochten gaf het ijs nog geen krimp ; zeker als het flink dik was. Maar het werd spannender naarmate het aantal oversteken toenam.  Het ijs ging steeds vervaarlijker kraken.  Er werd net zo lang doorgegaan tot er minimaal één van het stel door het ijs gezakt was.  En natuurlijk was Jos weer eens de lul. Hij liep uiterst links in de keten. Doorgaans is  bij IJsie kraken  links in de keten lopen veilig. Meestal  lopen vooral zij, die in het midden lopen het meeste gevaar.  Zo koud als die dag heeft hij het nooit meer gehad. Mijn vriendjes hebben hem toen vlug naar huis gebracht. Hij woonde gelukkig dichtbij. Mijn moeder schrok heel erg , ze was zelfs een beet je boos  dat hij zoiets gevaarlijk gedaan had .. ‘het had veel slechter af kunnen lopen’.

Met grote passen zet Jos zijn wandeling voort. Een reiger zit geheel ineen gekrompen, snavel omlaag, langs de waterkant. Het gras is nog berijpt. Een paar meter hoger, in een ontbladerde berk zit een stel kraaien met opgetrokken schouders de kou te trotseren.  In de verte hoort hij een ambulance  naderbij komen. In mijn directe omgeving, hij loopt inmiddels vlakbij de begraafplaats Oud-Kralingen, is voor zover hij het kan zien niks gebeurd.  Het is heel stil in het park; er is letterlijk  geen kip te zien.  De ambulance hoort hij nu niet meer.

Op een bankje aan de Michael Angelolaan  ziet hij een man  zitten. De man kijkt schichtig naar links en rechts … zet een plastic tasje naast zich neer, pakt er een blikje bier uit, klikt het open, neemt er een slok uit en stopt het vlug weer in zijn tasje terug  ... de man is veel te schaars gekleed: een t-shirtje met een sjofel colbertje. De man zou meer hebben aan een paar slokken jonge jenever dan aan dat koude biertje. Jos heeft te doen met deze man, die in deze vrieskou, in een vrijwel verlaten park, aan zijn verslaving moet toegeven.

Jos is inmiddels aangekomen bij het flatgebouw waar hij woont. Daar staat die ambulance. In de hal van de flat wordt druk gepraat over de zieke, die opgehaald wordt. De liftdeuren gaan open en op de brancard ziet hij een lachende Lea liggen, een buurvrouw van derde étage: ‘Ik heb niks hoor, ‘zegt ze, ‘er is helemaal niks aan de hand met me, helemaal niks, maar ik moet gewoon mee.’ 

maandag 20 december 2021

BIJ DE CHINEES

 

Of hij spreekt geen Nederlands, hij houdt niet van mijn gebabbel of hij vindt mij gewoon een beetje eng. Hoe het ook zij, de ouwe Chinees draait zich een halve slag op de bank als ik naast hem kom zitten. Ik pak mijn laatste kauwgompie en de Volkskrant van deze ochtend; ben zojuist ik het ziekenhuis voor het eerst van mijn leven bij een uroloog geweest. Gedurende de afgelopen drie weken heb ik die dokter moeten opschrijven hoeveel ik drink en hoeveel ik pies.

Nu eerst even de penis poetsen; krijg daartoe van een verpleegster een bekertje water en een warm doekje (net zo’n warm doekje als je na het eten bij de chinees krijgt). Dan krijg ik een ampulletje  dat ik vol moet piesen met die glanzend-schone piemel.

De laatste tijd heb ik  wat last van urineverlies, doe het soms in mijn broek, soms in mijn bed.  Gelukkig niet elke dag maar een paar keer per jaar vind ik al te veel!  Ik heb niet het idee dat het iets ernstigs is. Hoop dat het met een beetje medicijnen te corrigeren is.  Ik moet ook nog  even voorover gebogen gaan staan met mijn handen op de behandeltafel ….. met mijn broek op mijn schoenen……..de vrouwelijke arts trekt razendsnel een handschoen roert met een vinger in een potje met glijmiddel en drukt diezelfde vinger (godzijdank) trefzeker in mijn anus en bevoelt even mijn prostaat, die prima blijk te functioneren. 

Pijn deed het niet maar toch zit ik niet helemaal lekker op dat bankje. Stuurs blijft mijn buurman naar de ingang van het ziekenhuis kijken; terwijl ik mijn ochtendkrantje lees. Kindergeschreeuw komt van achteren en als een veer schiet de Chinees omhoog en loopt naar het kind van een jaar of vier dat waarschijnlijk het Chinese equivalent voor opa uitroept. De Chinees verandert van een norse stuurse bankzitter in een voorbeeldig enthousiaste opa: hij bukt zich naar de kleine jongen, tilt hem op en lijkt, vrij vertaald te zeggen ‘hallo jongen, wat ben je groot geworden; wat ben ik blij dat ik je eindelijk weer eens zie’. Enkele passen achter de jongen lopend de ouders, die lachend het tafereel van opa met hun zoontje gadeslaan. De Chinees heeft alleen maar oog voor de kleine jongen. Hartverwarmend, het maakt me vrolijk en onwillekeurig glimlach ik….. De vader van de kleine jongen ziet mijn lach en hij knikt me vrolijk, vriendelijk toe. Snel wendt hij zijn blik van me af  en kijkt hij naar zijn familie.  Gevieren lopen ze het ziekenhuis in.

Met mij is niets aan de hand, komt de zuster me zeggen, alles doet het goed. Ik drink alleen te veel…..drie keer meer dan normaal…daar komt het door….geen alcohol hoor……..nee gewoon koffie, water, sapjes en natuurlijk ook af en toe wat sterkers.

Maar…..dus om het voortaan droog te houden….logisch eigenlijk wel …..is minder drinken het devies.

 

* eerder (in 2007) gepubliceerd 

 

zondag 19 december 2021

BIOBAK

 Voor de toegangsdeur van het flatgebouw waar ik woon, staat sinds enige maanden een container waar groenafval in gedeponeerd kan worden.  Ik vond het wel een goed idee. Zeker omdat die voor mijn deur is neergezet.  Veel eerder hebben ze ons van de gemeente ook al eens verzocht om papier en glas in afzonderlijke containers te deponeren. In het begin voldeed ik, en met mij veel anderen in mijn flat daar braaf aan, ondanks dat die bakken op meer dan een kilometer afstand van de flat stonden. Maar toen ik, vaker dan het me lief was, zowel een overvolle glas- als papierbak aantrof,  ben ik ermee gestopt om twee kilometer met die zware tassen heen en weer te sjouwen.  Ik heb destijds nog wel gebeld naar 14010, een algemeen telefoonnummer alwaar allerlei  grote en kleine klachten over schoon en veilig in de regio Rotterdam kunnen worden doorgegeven.  Ik liep de laatste drie jaar regelmatig langs die bakken op weg naar de sportschool. Het zag er daar omheen niet best uit: een puinhoop: veel glasscherven, lege potten en flessen en volop karton. Sinds een half jaartje is het eindelijk goed geregeld: op tweehonderd meter van mijn huis staan nu een papier- en een glasbak en er is altijd plaats genoeg.    

 Groente- fruit- en plantenafval en ook vleesresten  kan gegooid worden in die biobak.  Awel, dus dat ‘kan’ in die groencontainer, schrijf ik hier nog maar eens met nadruk op. Want er wordt niet op gehandhaafd. Dus wanneer je besluit om dat soort afval gewoon bij het restafval te gooien dan word je niet direct op de bon geslingerd. Bekeuren is denk ik ook niet nodig want zo te zien wordt er goed gebruik van gemaakt. Veel te goed moet ik zelfs zeggen. In no-time is die container namelijk vol. En het vervelende is dat ze veel te weinig geleegd worden waardoor de groenresten naast de container op het trottoir  komen te liggen en door het stadsgedierte  verder over de stoep verspreid worden.  Het wordt dan echt een glibberige glijboel.  Mandarijnenschillen, klokhuizen, kippenpoten, kroketten waar één hap van genomen is, half afgekloven karbonades,  platgedrukte patatjes waarvan sommige met piccalilly, halve pizza’s, beschimmeld brood en vooral heel veel bananenschillen. Nondeju, wat worden er in zo’n flat, als de mijne,  veel bananen verorberd!  Nu is algemeen bekend dat de kans om over één bananenschil uit te glijden al zeer groot is; laat staan over tientallen bananenschillen, zeker als ze ook nog  eens vermengd zijn met andere soorten half verrot  bioafval.  De huidige situatie is niet alleen onveilig maar ook nog onhygiënisch. Er wonen in mijn flat nogal wat rolstoelers en scootmobielers. Wat te denken van wat die voertuigen allemaal de flat in rijden  en … niet om het een of ander, maar ook voor de gewone voetganger is  het haast onvermijdelijk om die biosmurrie  te vermijden …  je wil niet weten hoe de liften er momenteel uit zien!  Ik wilde niet wachten tot er ongelukken zouden gebeuren dus  belde ik 14010. De gemeentelijke mevrouw die mij te woord stond, vertaalde mijn tamelijk verontrustende ooggetuige verslag van de toestand in en rondom de container als volgt: ‘Dus als ik u goed begrijp, meneer wilt  u  dat de container wat regelmatiger geleegd wordt?’ ‘ Neen mevrouw, eh … ja, dat wil ik natuurlijk ook wel, maar wat ik wil is dat er deze morgen  een wagen langskomt om de troep hier op te ruimen voordat er ongelukken gebeuren.’  Ja, zegt de vrouw, mag ik uw burgersofinummer, meneer?’ Dat geef ik haar. ‘Meneer, het streven is om binnen drie dagen een wagen langs te sturen en als dat binnen drie dagen nog niet gebeurd is dan kunt u weer naar dit telefoonnummer bellen; vermeld dan wel  de volgende tiencijferige code: 5281-7216-77. Dag meneer.’  Ik krijg geen kan meer om te reageren,  de gemeentejuf heeft het telefoongesprek beëindigd. Uit mijn keukenraam zie ik dat beneden op straat mijn naaste buurvrouw Dien op haar gat valt; een andere flatbewoner probeert haar nog overeind te helpen maar gaat dan zelf ook onderuit.

zaterdag 18 december 2021

LEEG MAKEN

Die avond stap ik de deur uit van de woning waar ik de laatste acht jaar woonde. De laatste acht van de in totaal vijf en veertig jaren, die ik samen met Carole woonde. Het huilen staat me de hele dag al nader dan het lachen.

Alsof ik voor een paar weken de bak in moet, zo loop ik verdwaasd rond te kijken over wat ik minimaal moet meenemen. Mijn vriend Bahram heeft een kamertje over. ‘Kom een tijdje bij mij wonen, is goed’ zei hij spontaan en hartelijk. Een tijdje … een paar weekjes om mijn hoofd leeg te maken … mijn hoofd, boordevol vol flarden machteloze wrok, boosheid, haat, verdriet, wantrouwen schuldgevoel maar ook hopeloos verlangen, liefde en vertedering. Als ik niet slaap of even niks doe dan vertonen zich onophoudelijk en dwingend scenes uit ons huwelijk aan mij.

Wrange scenes:

De optater die ik Carole verkocht, zo’n dertig jaar geleden nu. Ik was woest dat ze me voor ‘asociaal’ uitmaakte; de aanleiding weet ik niet eens meer precies.

Uit jaloezie gooide ik eens een heel regiment grappig kleine likeur-flesjes op de plavuizen in de keuken aan diggelen. Mij was ter ore gekomen dat Carole zo’n enorme lol had gehad met een andere leuke man op haar wintersportvakantie.

In het Casino Rotterdam vergokte ik een paar duizend gulden van ons huishoudgeld, een gestoorde actie; een domme poging om rijk en gelukkig te worden.

En dan blijk ik in  het jaar 2000 ineens een lastige stoornis te hebben. De bipolaire stoornis. In de eerste manie, vijftien jaar geleden, na dertig huwelijksjaren dus, zeg  ik, Carole onverbloemd hoe seksueel passief zij is in onze relatie. Sindsdien houdt ze niet meer van mij. Vijftien jaar later hoor ik dat pas voor het eerst.

Blije Scenes:

 Carole die in 1969 op het station Utrecht uit de trein stapt, me ziet staan; blij lachend rent ze op me af valt me in de armen.

Mama Carole, in haar sexy lichtblauwe overall; een fleurig sjaaltje om haar nek, lange blonde haren, achter de kinderwagen wandelend in het Kralingse Bos. Onze  jongste, Dennis, ligt te pitten. André, twee jaar ouder loopt met zo’n grote speen in zijn mond en zijn bal in twee handen tegelijk, naast de kinderwagen.

Nog geen maand eerder zoenden Carole en ik weer even met elkaar, tongen ja, dat probeerden we althans heel even. We hielden elkaar lekker stevig vast en gelijk kreeg ik alweer een stijve. We keken elkaar aan en ik zei verrast: ’Hé, stralende ogen! Je bent ineens weer een stuk ….. jonger!’ … ’Ja’ zei zij, ‘jij ook,’ en we omhelsden elkaar nog even, streelden nog fijn en gingen slapen. Ieder in onze eigen slaapkamer. Dat dan weer wel.

Carole maakt nooit zulke positieve opmerking over haar eigen lijf. Ze is duidelijk ontevreden over haar eigen lichaam. ‘Dik, gerimpeld, uitgezakt,’ zijn haar woorden. Ik kan daar niet goed over oordelen, omdat ik de haar de laatste vijftien jaar niet meer naakt heb mogen aanschouwen. Werkelijk waar! Toen ik een vuile onderbroek van me in de wasmand stopte, riep Carole me van onder de douche. Ze had een grote handdoek om haar onderlichaam geslagen en toonde me haar borsten. Zo prachtig, zo stevig, zo mooi rond. Niks gerimpeld of uitgezakt. Het ontroerde me (en het wond me natuurlijk ook gelijk weer op!). ‘Daar mag je echt héél trots op zijn Carole!’ zei ik.

 

 (eerder geplaatst in juni 2015)

  

vrijdag 17 december 2021

HONGER

 

‘Honger? Honger? Als je echt honger hebt dan pak je wat je pakken kan. Dan zeur je niet, dat je  geen vlees, vis of eieren mag eten omdat je veganistisch bent.’ Luid, duidelijk en knerpend schalt de honger-mening van het  Surinaamse meisje door het metrostel.  Naast haar zit een iel grietje, ook van kleur, dat protesteert: ‘Neen, neen, als ik honger heb ga ik een BigMac scoren, of een patatje pindasaus bij Bram Ladage.’ 

De Surinaamse is groot, volumineus, haar lijf barst bijna uit haar warme maar veel te krappe jas. Die ander is half zo groot als zij. Ik kan die kleine ook nauwelijks zien. Alleen als ze wat voorover buigt wanneer ze iets zegt, zie ik iets van haar tamelijk witte gezichtje.  De rest van haar lijf gaat dus schuil achter haar vriendin.

Ik  ben op weg naar het ziekenhuis. Mijn aandacht wordt getrokken door het duo dat naast me, aan de andere kant van het gangpad zit. Ik spits mijn oren om nog wat van hun honger-gesprek op te vangen maar dat valt niet mee omdat de metro behoorlijk wat lawaai produceert. Alleen op de stations kan ik ze een beetje afluisteren. ‘Heb jij dan ooit wel eens honger gehad? vraagt het iele meisje. ‘Gelukkig niet. Bij mij thuis is altijd voldoende te eten.’ ‘Dus je hebt nooit echt honger gehad? Hoe weet je dan zo zeker dat je dan alles pakt wat je pakken kan?’

Ze hebben denk ik door dat ik meeluister. Vluchtig kijken ze even mijn kant op … dan vervolgen ze, wat minder luid, hun gesprek. Ik kan ze toch nog redelijk goed verstaan; we zijn op station Oostplein. 

‘Dat weet  ik ook niet zeker, dat lijkt mij zo. Je wilt dan toch overleven … ik zag gisteren in de krant een foto van een vierjarig Nigeriaans jongetje …  uitgemergeld. Bijna alle vlees was van zijn botjes. Hij was op weg naar de dichtstbij zijnde voedselbank maar onderweg  viel hij. Het lukte hem niet meer op te staan. Zijn armpjes, zijn beentjes, alles was te veel verzwakt. Op die foto zie je hem liggen met zijn neusje in het zand. Je ziet hem nog proberen zich met zijn handjes op te drukken. Tevergeefs.’ ’Zielig hoor, dat ventje.’   De dames stappen uit bij station Blaak. De metro dendert weer verder.  

‘Twee derde van de wereld lijdt honger maar wij hebben ‘Pedigree Fresh Buster’ – dat zijn brokjes voor honden die uit hun bek stinken.’ (Theo Maassen) ... zo maar opeens denk ik aan die oliebollentent op het Lage Land … ik krijg trek … zit ik plompverloren te watertanden bij de gedachte aan een oliebol. Straks als ik terugkom van het ziekenhuis ga ik er lekker twee kopen … twee oliebollen … of neen,  twee krentenbollen …  voor vanavond bij de koffie.

Ruimschoots op tijd ben ik in het Franciscus Gasthuis. Het is één uur en ik moet pas om half twee bij de afdeling orthopedie zijn. Ik houd er niet van om ergens te laat of op het nippertje te komen.  Nu is er nog voldoende tijd om naar de toilet te gaan en wat te eten. Ik neem een kopje koffie en een broodje gezond.

Ik ga naar de orthopeed voor mijn rechterschouder. Die heb ik ruim zes jaar geleden gebroken. Ik heb nog steeds last. De dokter raadt me daarom aan om een nieuwe schouder te laten plaatsen. In de eerste helft van 2022 zal dat gaan gebeuren.    

donderdag 16 december 2021

PIM-PAM-PET

 

Er zijn altijd mensen die denken dat ze verveling, neerslachtigheid,  eenzaamheid of relatieproblemen kunnen oplossen door veel te gaan vreten of alcohol te gaan zuipen. Alleen doodzuipen en/of doodvreten  helpt al die problemen effectief de wereld uit.  Sinds ik pim-pam-pet voel ik me een stuk lekkerder. Ja, pim-pam-pet, dat leuke spel voor het hele gezin. Ik pieker er echter niet over om dat spel met mijn vrouw en kinderen te spelen……... Ik hou pim-pam-pet gewoon voor mezelf.

Pim-pam-pet is een soort quiz. Het bestaat uit vijftig quizkaartjes. Een rond kunststof basisschijfje van een centimeter dik en een doorsnee van twaalf centimeter; op  de rand van dit schijfje staan in hokjes van een bij een centimeter de letters van  het alfabet en een vraagteken. Dit schijfje is dus  de basis van het spel. Precies vanuit het midden van die basis steekt een pinnetje. Dit pinnetje past precies onderin het holle pinnetje in het midden van het draaischijfje. Dit schijfje wordt dus op die basis geplaatst. Door met duim en wijsvinger een snelle wrijvende, enigszins drukkende beweging te maken, is het mogelijk het bovenste schijfje over die basis heen te laten draaien (het lijkt op ‘met de vingers knippen’ maar dat wordt meestal gedaan met duim en middelvinger; (ook lijkt het wel enigszins op het laten tollen van een klein tolletje).In dit ronde draaischijfje is  aan de rand een vierkantje van een bij een centimeter uitgespaard . In dat vierkante openingetje wordt als dat draaischijfje tot stilstand komt een van de letters van het alfabet(of het vraagteken)  zichtbaar.

Hoe gaat het spel nu?

1.            de speler pakt een quizkaart en leest de vraag hardop (bijvoorbeeld: noem enkele soorten broodbeleg)

2.            de speler draait het draaischijfje rond met zijn vingers`: als het schijfje dan bijvoorbeeld stilstaat bij de letter P: zijn: pindakaas en paardenrookvlees goede antwoorden.

3.            de speler krijgt twee punten; immers hij weet twee broodbelegsoorten met een ‘P’.

Dan mag de volgende speler een kaartje pakken en een letter draaien en o ja , stopt het draaischijfje bij de vraagteken mag de speler zelf een letter kiezen.

Ik doe het helemaal alleen.....en wat niemand hoeft te weten is, dat ik altijd één fictief spelmaatje kies. De ene keer  Bram, de andere keer Gerard, Jan of Wim dan weer Marietje, Mien, of Miep het is maar net hoe ik me voel wie ik neem.

Treurnis is in het leven volop aanwezig en pim-pam-pet  kan …. let wel kan…een van de remedies zijn  om kwellende levensdroefheid te verdrijven. Er zijn dus meer wegen die naar Rome leiden.

Zo kan een hele dag alleen thuis ook weldadig zijn, immers,  alle stress die zijn oorsprong buiten de deur heeft, blijft simpelweg buiten. Geen gezeur over dit te doen of dat te laten. Heerlijk. Telefoon……lekker laten gaan of…. hup….uit! Het enige dat op zo’n dag moet is koken. Dat wel, maar koken is iets stressloos. Vorige week woensdag haalde ik een pondje spruiten af, maakte ze schoon en zette ze met een bodempje water op, bracht ze aan de kook, zette de kookwekker op twintig minuten en dacht: nu even een moment voor mezelf  ……. even tijd voor twintig minuutjes pim-pam-petten. Allemaal leuke vragen krijg ik, zoals: noem zoveel mogelijk meisjesnamen met een ‘M’, of welke gebruiksvoorwerpen ken je met een ‘L’; heel leuk vind ik: noem enkele ziektes met een ‘P’ met dit spel verdrijf ik de tijd zo snel………ik zit net lekker een stel antwoorden op die laatste vraag op te schrijven: psoriasis, pneunomie (longontsteking), pokken, psychiatrische stoornis, pleuris, proptosis, polyurie, pest, prostatitis, parkinson, paranoia, penisnijd, psychose……dat zijn er al twaalf……..dan ruik ik ineens wat ……..een onbekend raar luchie, een beet je zoetig, een beetje aangebrand….jezus…. dat zijn toch niet de spruiten, hé…..maar, jawel hoor, het zijn de spruiten wel degelijk. Die kloterige, kankerkookwekker staat nog steeds stil op die twintig minuten…..al drie kwartier lang staat die klotenwekker stil op die twintig kutminuten. Ik heb dat ding meteen een flinke zwiep de Rotte in gegeven. Daar verstoort die wreed, moeder meerkoet in haar middagdutje. Wat gaat dat beest tekeer.

De spruiten zijn zwart . Gelijk de wc in. Een boterhammetje gegeten met een gebakken eitje met kaas.  Ook lekker. Voor mij beslist geen straf. Voor haar wel. Zonder warme prak is haar dag niet oké. Ze is dus  chagrijnig.

Godzijdank is er dan de pim-pam-pet ,die me fijn door de avond heen sleept.

Bloemen met een ‘O’; foei, dat valt niet mee, zeg, dat valt om de donder niet mee…..orchidee…oleander.

Zij ging zelfs ook opeens meedoen, wat absoluut de bedoeling niet is.

Komt waarschijnlijk omdat ik, per ongeluk, hardop zei:’Bloemen met een ‘O’’

‘Oostindische kers,’ flapte ze er gelijk uit.

woensdag 15 december 2021

VISITE (2)

 

VISITE (2)

Terwijl hij met de kopjes koffie naar de woonkamer loopt, probeert hij te bedenken waarom Dine juist vandaag bij hem langs komt. Waarom belt of mailt ze hem niet gewoon? Misschien heeft ze wel  iets leuks te vertellen of is ze nieuwsgierig naar hoe het met hem gaat, nadat hij zo ziek is geweest. Toen ze nog bij elkaar waren hield ze regelmatig telefonisch of schriftelijk contact met familie, vrienden en kennissen.  In die zes en een halfjaar dat ze nu  gescheiden zijn, had hij  nooit contact met haar gehad, op die ene keer na dan. John had er ook niet echt behoefte aan gehad. Dat had waarschijnlijk ook te maken met de latrelatie die hij ruim een jaar na de scheiding  was begonnen met Ank, een vrouw die bij hem in de buurt woont. Die latrelatie is een half jaar geleden geploft; misschien wil Dine wel weten hoe hij zich redt als alleenstaande man.

‘Zo’, zegt hij, ‘één zwarte koffie met een beetje suiker.’ Die gevulde koek moet je er maar bij denken … dat zegt hij niet hardop … hij weet dat ze niet van dat soort flauwe grapjes houdt. ‘Je hebt gordelroos gehad,  hè?’  Ze pakt haar koffie en gaat zitten in haar karakteristieke houding:  de rechtervoet onder het linker bovenbeen.

Hoe zou ze dat nou weten?  Met onze zonen heb ik het er niet over gehad.  Misschien leest zij of een van haar vele vriendinnen mijn verhaaltjes wel ….

‘Ik hoorde het van Carolina, je weet wel … ‘

Hij had drie maanden lang vreselijke pijn en jeuk gehad … was nog in de pijnpoli geweest van het IJsselland Ziekenhuis. ‘Het gaat nu weer prima,’ zegt hij.

‘Ik ga straks na de koffie nog even bij Carolina, in Oosterflank langs, daar ben ik nog steeds bevriend mee; ik ben nu toch in de buurt,‘ zegt Dine. Hij ziet haar kijken naar het schilderij aan de muur achter haar.  Ze vindt het mooi. Hij ook. Het is een heel duur verjaardagscadeau van Ank, een paar jaar geleden maar hij heeft er geen zin in om daar nu woorden aan vuil te maken.   

‘Heb je het al gehoord?’ vraagt hij haar. ‘Wat moet ik gehoord hebben?’ ‘Dat ik weer vrijgezel ben.’ antwoordt hij. Hij realiseert zich dat hij het haar zelf nooit rechtstreeks verteld heeft .. over die latrelatie. Zijn zonen weten het wel; zijn oudste zoon Coos heeft Ank zelfs wel eens ontmoet. Coos zal het haar toch wel verteld hebben?

‘Jammer voor je John en …  en … bevalt het je wel, zo in je uppie?’ vraagt ze.

Het bevalt hem uitstekend. Hij heeft nu een leuk leven … verveelt zich geen moment. Een half jaar is het nu uit. Allerlei vervelend gekissebis schiet hem door het hoofd maar hij wil het er niet meer over hebben en hij wil er zeker Dine niet mee lastig vallen.

‘Tsja,’ antwoordt hij, ‘Ank wilde na een aantal soms hoog oplopende ruzies geen latrelatie meer, ze wil alleen nog doorgaan met mij als haar vriendje.’ Hij verwerpt dat idee onmiddellijk . Ank verwijt hem krijsend en met haat in haar ogen dat hij het fijn vindt, dat zij afhankelijk van hem is …  van iemand die hem zoiets  verwijt, wil hij het vriendje niet zijn.

 

Hoe gaat het eigenlijk met jou, Dine?  Hij ziet dat ze gelukkig is, ze straalt zoals ze lang geleden ooit straalde, ze gaat op stap met haar vrienden en vriendinnen, ze musiceert, tussen de schuifdeuren, met haar bandje, ze is weer gaan schilderen en ze heeft Netflix aangeschaft; regelmatig kijkt  ze tot een uur of vier ’s nachts tv … of ze inmiddels een relatie heeft durft hij haar nog steeds niet te vragen.  

Hij is sinds een paar maanden, na een jarenlange verwijdering weer ‘on speaking terms’ met zijn jongste zoon Harry.  Dine is daar helemaal blij mee.  Ze stuurde John in juli ook al een kaartje waarmee hij niet alleen gefeliciteerd werd met zijn verjaardag maar ook met het feit dat onze twee kleindochters na zes jaar niet alleen een oma maar ook weer een opa hebben.

Hij drinkt nog een kopje koffie met haar. Ze praten dan nog wat over hun kleinkinderen, zijn oude buren, het Oude Noorden, de woningnood en over haar dementerende vriendin Rita, totdat zij het tijd vindt om op te stappen, naar haar vriendin Carolina.  Hij vindt het leuk dat ze langs is geweest … zoenen ten afscheid doen ze in deze coronatijd natuurlijk niet … ‘tot ziens Dine’ …  hij hoort haar niets terugzeggen.