Vandaag moet ik naar het Franciscus Gasthuis. Als ik uit de
metrotunnel de Coolsingel op loop, zie ik uit mijn linker ooghoek tram 25 richting Schiebroek aankomen. Het voetgangersstoplicht van de zebra die ik over moet , staat op rood
en blijft net zo lang op rood staan, totdat mijn tram alweer op weg is naar de
volgende halte. Ik heb me er al bij
neergelegd dat ik minstens tien minuten moet
wachten op de volgende tram. Maar
tot mijn stomme verbazing komt er binnen
twee minuten alweer een lijn 25 aan. Dat
is nog eens boffen. Ik check in. Zie dat
de tram zowat leeg is. Hooguit tien reizigers. Zitplaatsen zat dus.
Wat een verschil met
die metro van daarnet. Sardientjes in een blikje. Tot en met station Schenkel gaat
het nog wel … is de metro nog maar half vol … maar in Capelse brug … het is nu
kwart over acht in de ochtend … stroomt me er toch een massa in … niet eens iedereen kan mee! De situatie
daar is rijp voor Japanse toestanden, waar zogenaamde pushers de reizigers zo
ver mogelijk de metro in duwen. In feite
moet de RET langere metro’s inzetten of de frequentie verhogen in de spitsuren.
En nu ik toch aan het mopperen ben: dat station
Beurs moet gewoon op de schop want het is daar af en toe een gekkenhuis; vooral
in de spits.
De conducteur van lijn 25 tikt me zachtjes op mijn schouder
en gebaart, dat ik mijn mondkapje nog moet op doen. Helemaal vergeten. Het
kapje zit half over mijn kin half over mijn hals. Ik trek het over mijn mond, neus en kin. Mijn bril beslaat gelijk. Vaag zie ik de conducteur zitten.
Vlak bij mij. Ik doe mijn bril af. ‘Die
twee 25-en zitten wel heel kort op elkaar,’ zeg ik tegen hem.
‘Ja, klopt … tram hiervoor, zeven minuten te laat … op rails
stond auto … van moeder brengen naar
school kind .’ Vlekkeloos Nederlands spreekt hij nog niet … ik begrijp hem wel.
‘
‘U houdt ook in de gaten, dat iedereen een mondkapje op
heeft hier.’
‘Ja, niet makkelijk …
bijna altijd goed … soms mensen boos … agressief ook.’ Hij wijst een vrouw, die
instapt erop dat ze nog moet inchecken. ‘O,
dank u wel,’ zegt ze, ‘ik had er niet aan gedacht.’
‘Beter, mensen in tram zeggen: jij mondkapje op, anders ik
ziek en jij ook.’
‘Nou, ik vergeet het nogal eens en dan ben ik blij dat iemand
met wie ik reis me erop wijst. Roept u er trouwens wel eens politie bij?’
‘Nee, niet meer nu … ja,
bij begin … politie toch niet komen … weinig politie … ik niet veel doen kunnen
… laten maar gaan … jammer …’
Halte Franciscus Gasthuis, hier moet ik er uit. Ik zeg de
triestige conducteur gedag en wens hem veel sterkte.
In Franciscus moet ik bij orthopedie zijn: ik heb weer last
van mijn destijds gebroken schouder. Ook in dat ziekenhuis geldt de regel: mondkapje
op. Mag alleen af met koffie drinken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten