woensdag 1 december 2021

MONDKAPJE

 

Vandaag moet ik naar het Franciscus Gasthuis. Als ik uit de metrotunnel de Coolsingel op loop, zie ik uit mijn linker ooghoek  tram 25 richting Schiebroek aankomen.  Het voetgangersstoplicht  van de zebra die ik over moet , staat op rood en blijft net zo lang op rood staan, totdat mijn tram alweer op weg is naar de volgende halte.  Ik heb me er al bij neergelegd dat ik minstens tien minuten moet  wachten op de volgende tram.  Maar tot mijn stomme  verbazing komt er binnen twee minuten alweer een lijn 25 aan.  Dat is nog eens boffen.  Ik check in. Zie dat de tram zowat leeg is. Hooguit tien reizigers. Zitplaatsen zat dus. 

Wat een verschil  met die metro van daarnet. Sardientjes in een blikje. Tot en met station Schenkel gaat het nog wel … is de metro nog maar half vol … maar in Capelse brug … het is nu kwart over acht in de ochtend … stroomt me er toch een massa in  … niet eens iedereen kan mee! De situatie daar is rijp voor Japanse toestanden, waar zogenaamde pushers de reizigers zo ver mogelijk de metro in duwen.  In feite moet de RET langere metro’s inzetten of de frequentie verhogen in de spitsuren.  En nu ik toch aan het mopperen ben: dat station Beurs moet gewoon op de schop want het is daar af en toe een gekkenhuis; vooral in de spits.   

De conducteur van lijn 25 tikt me zachtjes op mijn schouder en gebaart, dat ik mijn mondkapje nog moet op doen. Helemaal vergeten. Het kapje zit half over mijn kin half over mijn hals. Ik trek het over  mijn mond, neus en kin. Mijn bril beslaat  gelijk. Vaag zie ik de conducteur zitten. Vlak bij mij.  Ik doe mijn bril af. ‘Die twee 25-en zitten wel heel kort op elkaar,’ zeg ik tegen hem.

‘Ja, klopt … tram hiervoor, zeven minuten te laat … op rails stond auto  … van moeder brengen naar school kind .’ Vlekkeloos Nederlands spreekt hij nog niet … ik begrijp hem wel. ‘

‘U houdt ook in de gaten, dat iedereen een mondkapje op heeft hier.’

‘Ja, niet makkelijk  … bijna altijd goed … soms mensen boos … agressief ook.’ Hij wijst een vrouw, die instapt  erop dat ze nog moet inchecken. ‘O, dank u wel,’ zegt ze, ‘ik had er niet aan gedacht.’

‘Beter, mensen in tram zeggen: jij mondkapje op, anders ik ziek en jij ook.’

‘Nou, ik vergeet het nogal eens en dan ben ik blij dat iemand met wie ik reis me erop wijst. Roept u er trouwens wel eens politie bij?’

‘Nee, niet meer nu …  ja, bij begin … politie toch niet komen … weinig politie … ik niet veel doen kunnen  … laten maar gaan … jammer …’

Halte Franciscus Gasthuis, hier moet ik er uit. Ik zeg de triestige conducteur gedag en wens hem veel sterkte.

In Franciscus moet ik bij orthopedie zijn: ik heb weer last van mijn destijds gebroken schouder. Ook in dat ziekenhuis geldt de regel: mondkapje op. Mag alleen af met koffie drinken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten