dinsdag 13 oktober 2015

GENIEPIG EN UITGEKOOKT

Uitermate geniepig, uitgekookt en onsmakelijk was de actie waarmee mijn inmiddels ex-echtgenote, Carole,  mij uit ons huis trachtte te laten zetten. Ik heb daar al eens eerder over geschreven maar omdat ze nu zelf een andere versie van het gebeurde vertelt en omdat deze actie me nog wel het meest van alle gebeurtenissen blijft hinderen,  schrijf ik er nog maar eens over.

Het was ergens in de maand juni. Er was toen al sprake van dat we zouden gaan scheiden maar ik was resoluut over mijn standpunt, dat ik in ons huis zou blijven wonen. ‘Ik ga niet weg,’ zei ik.

Op een avond, ik zat te werken achter de pc, kwam Carole onrustig heen en weer lopen in mijn werkkamer. Ze maakte me allerlei verwijten. Zo zou ik een egocentrische klootzak en  een motherfucker zijn. Ik zou drie levens verziekt hebben (dat van haar en dat van onze beide zonen) en ik moest altijd en overal mijn zin doordrijven.
Terwijl ze bezig is met die tirade, uit ze haar agressie, door af en toe tegen mijn bureaustoel te beuken. Dat beuken gaat op den duur over in het agressief heen en weer schudden van die stoel. Zo kan ik natuurlijk niet werken. Ik wordt ook boos  en draai me om, om haar een beuk te geven en dan komt bij haar spontaan de geniepige, uitgekookte, onsmakelijke aap uit de mouw. Ze zegt dan: ’Kom maar op, kom maar op, sla me maar … dan weten ze bij de politie meteen, dat jij de agressieveling bent … dan moet jij hier het huis uit.
Ik heb toen ogenblikkelijk 112 gebeld en heb de politie uitgelegd waar Carole mee bezig was. De politie kwam snel en complimenteerde me nog voor mijn zelfbeheersing.

Mijn reactie op dat vreemde gebeuren was eigenlijk net zo vreemd:  Ik gooi de handschoen in de ring. Ik besloot het huis uit te gaan  (vond godzijdank snel andere huisvesting bij een vriend) en liet Carole in haar geliefde huis wonen.
Voor mij was het echt onvergeeflijk, dat ze geprobeerd heeft mij op die geniepige manier uit ons huis te laten zetten. Maar ik wilde er niet meer om strijden.
Tot op de dag van vandaag vraag ik mij nog wel af wie Carole op het idee van die geniepige actie heeft gebracht. Dat moet haast wel een bekende zijn ….. of zou Carole het toch zelf bedacht hebben? Dat kan ik haast niet geloven.

Nu vertelt Carole een enigszins andere versie  van wat toen gebeurd is. Haar verhaal is dat ze mij destijds uit mijn tent wilde lokken.  Ik zou haar moeten slaan. Dan zou zij me terug slaan. Een heus gevecht om de macht zou moeten ontstaan en dan ….. zij was er van overtuigd dat ze dat gevecht zou winnen. Ik ben er absoluut van overtuigd dat ik nooit had willen vechten met haar.

Carole vergeet in haar nieuwe versie te vertellen dat zij mij wilde uitlokken de agressor te worden, met als gevolg dat de politie me mee zou nemen en ik niet meer zou mogen terugkeren in ons huis. Letterlijk waren haar eigen woorden: ’Kom maar op, kom maar op, sla me maar. Dan weten ze bij de politie meteen dat jij de agressieveling bent. Dan moet jij hier het huis uit.’

Het zal me veel moeite kosten het gebeurde te accepteren en een plaats te geven, zodat ik het Carole kan vergeven.


zondag 11 oktober 2015

DAMMEN

Om twee uur precies ging de bel. Nico was altijd keurig op tijd voor onze wekelijkse dampartij.  Ik liep naar de intercom om de deur te openen en in één moeite door, liep ik naar de keuken om het koffiezetapparaat aan te zetten. We damden altijd aan de eettafel en daar stond het dambord al klaar. Met alle stenen in de juiste startpositie.
‘Goeiemiddag,’ klonk, zoals gewoonlijk, het  opgeruimde stemgeluid van Nico. ‘Ha die Nico,’ antwoordde ik.
‘Zo.’ zei hij, ‘ik zie de stenen al in de starthouding liggen, zullen we dan maar meteen beginnen, Jee’?
‘Ik vind het goed maar wil je niet eerst wat drinken? Ik ben koffie aan het zetten, het is binnen vijf minuten klaar.’
‘Okee, dan wachten we toch even op de koffie, Jee.’
 ‘Zeg, Nico je weet toch nog wel dat we tot voor kort een volkstuin hadden?’
‘Ja, natuurlijk weet ik dat, zo lang is dat nou ook weer niet geleden.’
‘Kan je je nog herinneren dat we daar zo’n leuk klein koelkastje hadden staan? Zo eentje die op 12 volt, op gas en op 220 volt kon ‘draaien’.
‘Jaaaa, dat weet ik me nog wel te herinneren, die stond daar in het hoekje van het keukentje. Dat was nog geen goedkoop dingetje hè, Jee? Kan ik me tenminste herinneren.
‘Neen hij was nog uit de guldens tijd en we hebben er ruim veertienhonderd gulden voor betaald! Wat een geld hè? ‘
‘Nou, zeker een hoop geld,’ Jee.
‘En jammer genoeg hebben we er nooit zo veel aan gehad, want hij vrat energie. Onze accu was na een halve dag koelen al  leeg en dan begon het ijs al te smelten. Maar nu we de volkstuin hadden opgezegd was tie overbodig geworden en konden we hem dus verkopen. Het ding was nauwelijks gebruikt; zo goed als nieuw eigenlijk. Dus ik dacht daar kunnen we best nog wat voor terugkrijgen; toch op zijn minst wel 100 euro, ja, want hij was natuurlijk wèl 15 jaar oud. Een kennis van Carole, mijn ex, is havenmeester en die zou een advertentietje bij hem in de haven ophangen, want dit koelkastje is bij uitstek geschikt voor op een bootje.
Het duurde niet lang of er belde iemand, die belangstelling had. Waar moest ie wezen en hoe kwam die daar …  goed … hij kwam de volgende dag al en bekeek ons koelkastje van binnen en van buiten van onder en van boven en bracht toen zijn bod uit. Ik was er zelf niet bij, waar ik je nu over vertel , Nico,  dat heeft Carole me allemaal verteld.’

‘Ik ga nu eerst even koffie inschenken, wil jij er een stukje amandelspeculaas bij, Nico? Ja, ze hebben bij de Jumbo nu al allerlei Sinterklaassnoepgoed in de winkel liggen … belachelijk toch … wil je? Of niet?
‘Ja, doe maar Jee, maar niet zo’n groot stuk, hoor, want ik krijg de laatste tijd een veel te dikke pens.’

‘…. dus die knakker bood het astronomische bedrag van tien euro. Ik viel haast van mijn stoel toen ik dat hoorde. Ik zal toevallig op een stoel toen Carole me dat vertelde.’
Ik zei tegen haar: ’Je hebt dat bod toch zeker niet geaccepteerd en die vent de trap afgeschopt? ….. ze had het bod aanvaard ……  ja , zei ze nog eens, om haar gedrag te vergoelijken, het ding was al 15 jaar ouhoud ...
Ik durf er om te wedden dat hij die koelkast gaat verpatsen voor minstens tweehonderd euro.
Carole was al blij dat het ding uit mijn oude slaapkamer weg was, zei ze. Ik persoonlijk  had hem dan nog liever bij het grof vuil gezet, dan mijn hand op te houden voor dat lullige tientje.

Voor mezelf is het ook een lelijke tegenvaller dat dat koelkastje maar een tientje opleverde, want ik had op minstens 100 euro gerekend en daarvan had ik dan recht gehad op de helft als gevolg van de scheiding tussen Carole en mij. Voor die vijf euro ga ik echt mijn hand niet ophouden.

vrijdag 9 oktober 2015

ETTERBAKKEN

Van de zes onderwijzers die ik op de lagere school had, waren er twee uitgesproken etterbakken, een lag voortdurend met zichzelf overhoop en met die andere drie heb ik geluk gehad, die waren ronduit vriendelijk, leuk en gezellig.
Ik kreeg op de lagere school les van meesters en broeders. Broeders waren een soort rooms-katholieke kloosterlingen, die woonden in een klooster vlakbij de school. Ze gingen gekleed in een soort zwarte jurk met een smal boordje om hun hals en om hun nek hadden ze een ketting met een kruis er aan, waarop de gekruisigde Jezus hing te sterven.
De meesters zagen er net zo uit als gewone mannen: gewone broek, gewoon colbert, gewone trui of een gewoon overhemd met een gewone stropdas. Broeders had ik in de klassen 1,4 5 en 6 en meesters in de klassen 2 en 3. Toen ik jong was, bestond de lagere school nog uit zes klassen. De broeder van de eerste klas heette broeder Alonso, die broeders mochten nooit hun eigen naam gebruiken. Het kan bijvoorbeeld best zo zijn dat broeder Alonso in werkelijkheid Henk Stapel heette. Als broeder Alonso een meester was zouden we hem meester Stapel hebben moeten noemen. Niet meester Henk want dat mocht toen, in de jaren vijftig van de vorige eeuw nog niet. Dat bij de voornaam noemen van de onderwijzers kwam er pas in  halverwege de zeventigerjaren. Al die broeders hadden natuurlijk gewone namen, die ze nooit mochten gebruiken. Ze moesten dan een naam kiezen van iemand die door de Paus heilig was verklaard. Zo had ik dus Alonso in de eerste klas, (Paardenlul) Lambertus in de vierde, Eloïsius in de vijfde en (Klootzak) Bernardinus in de zesde.
Alonso en Eloisius waren fijne enthousiaste onderwijzers; zij waren bijna vrienden voor ons leerlingen. Maar Lambertus en Bernardinus waren huichelaars, schijnheilige mannetjes. Twee tot drie maal per dag zitten ze vroom en onderdanig in het klooster te bidden tot onze lieve heertje, maar dagelijks in de klas laten ze geen gelegenheid onbenut om hun sadistische streken op hun leerlingen te botvieren. Zo liet de paardenlul Lambertus geen kans onbenut om mij ten overstaan van de hele klas keer op keer voor lul te zetten omdat ik altijd een rooie kop kreeg. Wat een zakkenwasser! En Klootzak Bernardinus was helemaal een serpent. Ik liep als elf jarige verliefd achter een meisje aan. Dat was die lul ter ore gekomen. Hardop, voor de hele klas vroeg hij zich af hoe zo’n oerlelijkerd als ik, het waagde om naar een leuk meisje te kijken.
In de tweede klas had ik meester Mens, voornaam onbekend. Op zich heeft deze man gedaan wat hij moest doen. Alle leerlingen waren voor hem gelijk, hij zou nooit iemand voortrekken of belachelijk maken. Alleen …hij zag er zo ontzettend triest uit. Mondhoeken altijd naar beneden; ogen alsof hij op punt stond in huilen uit te barsten; hij sprak altijd heel zacht, lachte nooit en liep met gebogen rug … zijn leven moet wel zwaar zijn geweest.  Een paar keer per jaar nam hij zijn viool van huis mee en speelde enkele droevige klassieke werken.
Meester Lansbergen, voornaam ook onbekend,  van de derde klas heeft me echt zin gegeven in leren, nieuwsgierig te zijn naar dingen en vooral heeft hij mij gestimuleerd om te gaan lezen, veel te lezen. Hij las het razend spannende boek Fulco de Minstreel (geschreven door C. Joh. Kievit) voor en dat deed hij op een heel suggestieve wijze, met goede intonatie en passende stemmetjes bij de verschillende figuren.


Wel vreemd dat ik bij lagere school altijd het eerst aan die etterbakken denk. Door het schrijven van dit stukje ben ik me godzijdank wat bewuster geworden  van de positieve schoolmomenten.

donderdag 8 oktober 2015

BEGRAVEN

We begroeven hem in onze volkstuin. Met ons vieren: mijn vrouw onze zonen en ik. Zijn laatste dagen waren weerzinwekkend. Zo levendig, vrolijk, nieuwsgierig, ondeugend en energiek hij zijn hele leventje geweest was, zo futloos, down en schuw was hij op het eind: onze hond Sita. Een (bastaard) Gordon setter. Hij was altijd een mooi, glanzend, slank jachthondje geweest. Het leek wel alsof hij trots was op zijn mooie figuur, hoewel ik hem nooit in een of andere spiegel heb zien kijken.
Er was slechts één korte periode in zijn leven waarin hij zich moddervet heeft gegeten, dat was toen hij, tijdens onze vakantie, drie weken bij mijn moeder logeerde. Zijn gewicht was in die korte tijd meer dan verdubbeld. Vreemde gewaarwording was dat wel, die jeugdige, energieke, vrolijk kwispelende Sita met de afstotelijke uitstraling van een volgevreten hangbuikzwijn.
Vrijwel dezelfde hoeveelheid overgewicht had Sita in zijn laatste dagen. Hij bewoog niet of nauwelijks maar vrat wel zijn voederbak leeg en ook zijn drinken liet hij niet staan. Op de tijden dat we hem normaal gesproken uitlieten, tilde ik hem op en legde hem bij de boom voor ons huis neer. Als we geluk hadden deed hij daar zijn behoeften. Dat geluk hadden we vaak niet. Sita had waarschijnlijk totaal het besef niet meer van de regelmaat uit dat verleden bovendien werkten zijn sluitspieren nauwelijks of niet. We (meestal ik) hebben heel wat poep en pies van onze Sita moeten ruimen; gelukkig hadden we door het hele huis plavuizen, dat ruimde makkelijk op:  met toiletpapier, dweil en mop was de troep in een mum van tijd verdwenen. Het waren geen leuke karweitjes maar we hadden het graag voor hem over, want dat hondje had ons gezin heel wat leuke momenten bezorgd.

Sita had in het besneeuwde bungalowpark waar we op vakantie waren de slee met onze zonen, toen nog kleuters, voortgetrokken. Onvermoeibaar en ogenschijnlijk met veel plezier draafde hij over de bospaden. Een onuitwisbare herinnering.

Op een mooie zomerse middag gingen we, zo rond een uur of één,  wandelen langs het strand bij Scheveningen. Met het gezin en natuurlijk ook Sita. De eerste honderd meter, zo op de parkeerplaats,  hield Sita het nog wel uit, aan de lijn. Maar dan vond hij het welletjes en dwong me, door als een gek aan die lijn te gaan trekken, hem los te laten.  In een paar seconden had hij de afstand tussen de duinen en de zee overbrugd en was al meteen aan het ravotten met andere honden.
Gedurende onze hele wandeling, daar in Scheveningen, toch zeker zo’n tweeëneenhalf uur hebben wij Sita niet gezien. Geen spoor van hem. We maakten ons al zorgen … hij zou toch niet …. maar nee, toen wij om vier uur weer bij de parkeerplaats arriveerden zat daar Sita hijgend bij onze auto … helemaal doorweekt …  doodmoe … zijn ogen straalden en kwispelend kwam hij op ons af  … rennen was er niet meer bij … hij begroette ons door met zijn natte vieze poten tegen ons op te springen.
Ik vulde zijn drinkbak met het water dat ik voor hem meegenomen had. Hij had me toch een dorst!!


Sita was bijna veertien toen hij stierf. We hadden toen een grote volkstuin, waarin we een heuvel hadden gemaakt. Daarin begroeven wij hem. We wilden geen poespas … geen spreuk …  geen steen … geen speeltje ofzo … alleen wij met zijn vieren, hand in hand …  onze tranen en herinneringen. 

woensdag 7 oktober 2015

DOELMAN

Ik wist dat ik droomde en toch ervaarde ik alles wat er gebeurde als pure werkelijkheid. In de kleedkamer van de voetbalvereniging keek ik in de spiegel en zag dat mijn gezicht een metamorfose had ondergaan. Het zat vol koffiekleurige vlekken, ik zag wondjes op mijn voorhoofd, sommige etterend andere rosékleurig bloedend. Van mijn schedel sijpelde het bloed richting mijn voorhoofd en verder door naar mijn gezicht; het prikte in mijn ogen. Ook voelde ik langs mijn nek wat kriebelend sijpelen in de richting van mijn rug. Mijn neus was diep paars maar dat was niet alleen in deze droom. Veel tanden en kiezen had ik niet meer; wat ik in mijn mond zag zitten was zwart als roet.

Bij welke voetbalclub ik was? Geen idee. Ik kende ook niemand van degenen die zich aan het verkleden waren. Het clubtenue was aan de linkerkant blauw en de rechterkant groen. Ik had zo’n shirtje niet eens. Wel stond ik op splinternieuwe roze voetbalschoenen van het merk  Umbro, zonder veters en ik had  een goedkope trainingsbroek aan, op de rommelmarkt gekocht voor een euro. Ik droeg een grote, door mijn vrouw gebreide, zwarte trui met aan de voorkant , ingebreid, een grote knalgele smile-cirkel.
Alsof ze het zo afgesproken hadden, keken alle mannen in de kleedkamer, het waren er ongeveer tien, mijn kant op. Ze wezen ook allemaal tegelijk naar mij en begonnen hard te lachen … met hun grote bekken wagenwijd open …. hahahaha …. het ging mij door merg en been … en het klonk intens gemeen.
Ze gooiden plotseling, zomaar, ineens, hun voetbalschoenen naar me toe, niet zo heel erg hard, maar ik voelde het toch wel. Sommige schoenen raakten mijn toch al gekwetste achterhoofd. Met één schoen werd, per ongeluk, denk ik,  de spiegel kapot gegooid. Ik bleef kijken naar mijn gebarsten spiegelbeeld … de mannen achter me hadden dolle pret.
Twee van de mannen kwamen met een paar veters naar me toe en deden die in mijn schoenen. Een ander kwam met een grote schaar op me af en knipte de grote smile-cirkel uit mijn zwarte trui.

Toen iedereen omgekleed was deed een lange man, met een dikke sigaar tussen zijn lippen mij met een gulle lach, een paar handschoenen aan. De man beukte mij vriendschappelijk op mijn schouder. De andere mannen duwden mij de kleedkamer uit, een voetbalveld op … ik werd in het doel gezet en ging over de doellijn heen en weer lopen. Van paal tot paal. Met supergrote passen liep ik later ook over de witte lijnen vlakbij het doel. Nu eens heen dan weer terug. Dat was mijn warming-up.  Op een dikke witte stip bleef ik stokstijf staan. Een man in het zwart kwam blazend op zijn fluit op mij af gehuppeld en bekeek mijn gezicht van alle kanten. Naast hem stonden twee mannen met waterzakken  tussen hun benen. Sponzen in hun hand. Op een signaal van de man in het zwart veegden de waterzakmannen hardvochtig het bloed van mijn hoofd en depten met een boerenzakdoek mijn gezicht. De koffiebruine plekken in mijn gezicht vervelden, als derdegraads brandwonden.

Een van de waterzakmannen haalde opeens een bivakmuts uit zijn achterzak. De man in het zwart trok die muts  opgewekt over mijn hoofd. De wedstrijd kon beginnen; geen bloed meer te zien … immers: op mijn ogen en lippen zat geen bloed en die waren alleen zichtbaar door die muts..  Ik werd op de lijn midden in het doel gezet maar hoe ik ook sprong of dook, ik hield geen bal tegen. Tien razende mannen in groen-blauw shirt vloekten en tierden tegen mij … godzijdank werd ik daar wakker van. Mijn kussen zat onder het bloed, donkerrood, bijna zwart. Ook zat er gelig pus op. Een aantal kleine wondjes op mijn voorhoofd was opengesprongen of, en dat denk ik eerder, ik had ze in mijn droom open gekrabbeld.   

dinsdag 6 oktober 2015

LULLEN IN ME EIGEN (2)

Je bent net gek dat je van het Lage Land helemaal naar het Oude Noorden gaat om je vrijwilligerswerk te doen. Er zal toch ook wel wat in je eigen buurt te vinden zijn? Zeven uur moet je je bed uit, lul, om om half tien in ‘t Kooster te wezen. Je bent gewoon helemaal van de pot gepleurd.

Ja, ja, eigenlijk heb je wel gelijk.

En …… wat is dat eigenlijk precies voor eh …  vrijwilligerswerk?

Nou, ik help mensen, die in de puree zitten ... diep in de schulden ….  Mensen komen soms binnen met twee Albert Heijn - tassen stampvol met onbetaalde rekeningen en aanmaningen. Probeer samen met hen een beetje orde in de chaos te scheppen. Schuldhulpverlening heet dat … een eerste stap op weg naar schuldsanering.

Dat kan je net zo goed bij je eigen in de buurt doen, toch? Denk je dat er in het Lage Land niet van de mensen met tassen-vol onbetaalde rekeningen zitten. Daar zullen ze ook wel vrijwilligers voor nodig hebben toch, dacht je van niet soms ?

Ja, maar ik ben daar via een vriendin, Ina, ingerold. Ina dacht dat ik eenzaam was en wat om handen moest hebben, toen heeft ze dit baantje voor me geregeld en o,o,o, stommeling die ik was, ik ga daar nog aan beginnen ook! Eigenlijk, puur en alleen omwille van die Ina.

O, dus je motivatie is niet het helpen van mensen in problemen, in feite is je motivatie: het paaien van Ina?!

Ja zo is het eigenlijk wel begonnen. Trouwens sinds ik in het Oude Noorden begonnen ben, heb ik nauwelijks contact meer met haar. Ze reageert doorgaans lauwtjes op mijn telefoontjes of smsjes. Zelf neemt ze geen enkel initiatief.

En dan ga je nou natuurlijk stoppen met je vrijwilligerswerk daar.

Nee, want ik voel me wel bij de mensen met die schulden betrokken mijn motivatie ligt nu meer daar dan bij Ina. Zondag zou ze komen eten bij me. Ik had haar gevraagd. Eerst zei ze dat de eerste twee zondagen niet kon komen eten omdat haar zoon dan bij haar op bezoek was. Haar zoon is (meer dan) haar alles (daar kan ik me overigens wel iets bij voorstellen). Toen belde ze me zaterdag ineens om te zeggen dat haat zoon toch niet zou komen.
Nou dan kan je mooi bij mij komen eten, zei ik.
 Ja dat is goed, zei ze, ik kom. Ik ben om één uur ’s middags in het Lage Land Godsiemijne, wat was ik daar blij mee MAAR ik juichte te vroeg want, zondag ’s ochtends kreeg ik om half elf, een smsje dat ze tandpijn had, au, au, au en dat ze om half twee naar de noodtandarts moest. Ik heb haar verder de hele dag niet gezien (zat ik met al dat lekkere eten). ’s Avonds heb ik haar nog gesmst en ik vroeg toen of ze nog last haar van haar pijnlijke tand. Toen smste ze terug dat die noodtandarts 187 euro had gekost en dat ze nog steeds een beetje tandpijn had. Au, au, au, smste ze. Echt waar! Dat was haar laatste smsje … en ik, klootzak, die ik er ben, heb nog een sms naar haar gestuurd:
Hoop dat je tand niet zo veel pijn meer doet.
Groetjes xx
Jos.
Gênant en slijmerig tegelijk (vooral die twee kruisjes … getverdemme!). Ik heb me gewoon laten belazeren door die Ina. Natuurlijk had ze helemaal geen tandpijn … het is toch allemaal wel heel erg toevallig  ….die zondag … bij mij komen eten en dan …. Tandpijn, ja hoor(!)…. noodtandarts pfff… pijn blijven houden … Gewoon bullshit …. Gelul! Gelogen! En ik, naïeveling die ik er ben, tuinde erin.
Dat vrijwilligerswerk in het Oude Noorden blijf ik wel doen, dat ervaar ik inmiddels als veel zinvoller als die hele Ina.

Maar je moet er wel elke dinsdag om zeven uur voor je nest uit terwijl je tot half negen in nest ken leggen stinken als je dat zelfde werk in je eigen buurt gaat doen.


Voorlopig kies ik voor het Oude Noorden. 

maandag 5 oktober 2015

LULLEN IN ME EIGEN

Na het ontbijt loop ik wat rond in huis. Vrolijke geluiden van het schoolplein. Kouwe handen. ‘t Is fris. Wil een t-shirt met lange mouwen over m’n t-shirt met korte mouwen aan doen. ‘Neen, doe niet. Onnodig. Net een groot glas kouwe melk naar binnen geklokt. Vandaar die kou. Sluit die rits van je vest … dat scheelt veel en … ga wat doen, dan ben je zo warm.’

Heb een broodje gebakken. Zojuist  een dikke boterham daarvan gegeten. Heel lekker. Waarom dan nog brood gekocht? Ja, stom. Ik wist toch dat ik brood ging bakken. Moet straks misschien brood weggooien. Voor de eenden of wie weet voor de ratten. Ik kan ontbijten met mijn eigen gebakken broodje en als lunch het gekochte brood eten of andersom natuurlijk of per dag afwisselen. Gaat het gelijk op … op

Droog zeg, die pindakaas. Die koop ik nooit meer. Eigen merk van Jumbo met stukjes nootjes. Duur ook Jumbo. Geen Aldi, Lidl of Dirk hier in de buurt. Alleen Jumbo en AH. AH is nòg duurder dan J.

Een nieuwe rookmelder in mijn woonkamer. Als er èrgens gerookt wordt, is het wel in de woonkamer. Vreemde plek. Mijn plafond is spierwit … de rookmelder donker oker … er is waarschijnlijk ooit veel gerookt in dit huis. Iedere gast die rookt mag van mij in de woonkamer roken. (Was zelf jarenlang een zware shag verslaafde). Maar als dan elke keer als er gerookt wordt die rookmelder afgaat dan moeten de rokers toch maar het balkon op. Kreeg nog wel een schreeuwend blauwe badmuts van de rookmeldermonteur. Niet voor op het hoofd van de roker maar om de rookmelder af te dekken als er gerookt wordt. Dan gaat het alarm niet af.

De plantjes zijn zeiknat. Voorlopig even geen water geven. Drie dagen, vier, vijf,  wellicht een of twee weken? Goed op blijven letten. Voelen met de vinger of de aarde niet te droog wordt; kijken of het plantje niet verdort.

Ze belt me op mijn huistelefoon? Vijf minuten terug mailt ze me nog wat. Waarschijnlijk wil ze niet dat ik bij haar thuis kom; geen idee waarom  .. zo checkt ze of ik nog thuis ben … of ik inderdaad niet onderweg ben naar haar. Een andere reden weet ik niet. Haar telefoontje was identiek aan haar mailtje. Ze had beter gelijk kunnen bellen.


Kouwe voeten….. zelfs nog met dikke sokken en pantoffels aan .. . géén kouwe handen meer, komt omdat ik zit te tikken op het pc-keyboard. Kijk eens op Toon, mijn high- tec-thermostaat. De temperatuur is 21 graden. Toch niet zo èrg laag … ook mijn onderbenen worden koud en mijn neus ook. Mijn neus is kouder dan mijn vingers, die zojuist heel erg koud waren. Heb vast een paarse neus. Kijk even in de spiegel …. en ja, hoor, … geen gezicht …. helemaal paars … blij dat ik vanmiddag niks te doen heb.  Zal ik Toon een graadje hoger zetten zodat het 22 graden wordt in huis? Nee! Het is nog veel te vroeg in de herfst om overdag al de thermostaat op 22 graden te zetten. Dan verwen je jezelf  te veel. Ik betaal nu een maandvoorschot voor gas en licht van bijna 130 euro. Bijbetalen wil ik niet als hoge kosten het gevolg zijn van verwennerij-stoken maar als hard stoken echt nodig dan is een hogere rekening geen probleem. Dan moet dat maar.

zondag 4 oktober 2015

HUIS

De trouwring uit mijn eerste en enige huwelijk heb ik, na de scheiding, nu 7 weken geleden, nog steeds om mijn ringvinger. Ik dacht: zij houdt dan wel niet meer van mij maar ik nog wel van haar, ondanks alles. Dat zal waarschijnlijk nooit meer overgaan. Om sommige dingen haat ik haar maar er zijn ook zat dingen waarom ik nog van haar houd. Daarom houd ik hem om, die ring. Hoewel het behoorlijk aan me vreet, want als ik kijk, als ik heel bewust naar die ring kijk, dan schiet ik keer op keer weer vol. Ik bedenk me dan dat die ring ook symbool staat voor mijn levenswerk van 45 jaren. Zomaar 45  weggepleurde jaren met veel lol, verdriet, pijn, bouwen en breken, genieten en lijden, lachen en mopperen, humor en cynisme …. Zomaar even weggepletterd. Het ‘huis’ dat mijn ex en ik samen in die 45 jaar gebouwd hadden, verdiende misschien niet de gouden architectuurprijs maar het stond er wel. Ons huis, mijn huis dus ook, ben ik helemaal kwijt.
Mijn leven is verwoest en ik heb niet het idee dat dat ooit nog goed gaat komen. Het zal de komende twintig jaar (liever minder dan meer jaren ) gewoon aanklootzakken worden. Een enigszins zinvol leven zie ik mezelf niet meer krijgen.
Ik was in dat andere, samen gebouwde, huis bezig met rustig van mijn pensioen te genieten en absoluut niet bezig om met allerlei mogelijke en onmogelijke fratsen een beetje meer onder de mensen te komen. Dat was toen ook helemaal niet nodig want mijn leven was zo al goed genoeg. Mijn huis (ons huis) stond er, er hoefde op mijn oude dag niet zo ontzettend veel meer aan gedaan te worden … ik (we) kon (konden) mijn (ons) leven zo kalmpjes uitzingen, dacht ik.  
Maar nu moet ik allerlei dolle capriolen gaan uithalen om nog bij de mensen te mogen horen. Ik ga op een zangkoor, klootzak dat ik ben, een zangkoor voor ouwe wijven, nooit, nooit, nooit, nooit, was ik in dat andere huis op het idee gekomen om zoiets gênants te doen. Nu doe ik het, uit nood, om andere mensen in de buurt te leren kennen.
‘Goed hoor, Jos, dat je dat doet!’ hoor ik om me heen. Ik móét godverdomme wel ... wil ik niet in eenzaamheid wegrotten, dan moet ik onder andere wel bij zo’n kutkoor gaan of op bejaardengymnastiek.
Op zondagmiddag ga ik naar een ontmoetingsmiddag in het buurthuis ‘gezellig uierboord eten’ … heerlijk dat uierboord, daar niet van, maar ik eet liever met zijn allen in ons huis een bord erwtensoep of zo. Ik kom door al dat gelazer, verdomme, nu niet eens toe aan een eenzame activiteit als de krant lezen, omdat ik me zonodig in allerlei sociale bochten moet kronkelen: zingen, uierboord vreten en  jokeren. Hartstikke leuk ook dat jokeren, maar dan met mijn vrouw en mijn kinderen en niet met een stelletje afgekeurde wipkippen. Voor viervijftig ga ik eten in het buurthuis, vier euro vijftig kost het; dat klinkt precies zoals dat eten smaakt, goedkoop en niet veel, er zit niet eens blaadje groen bij. Maar ja, ik ontmoet er mensen uit de buurt dus ga ik maar bruine bonen met aardappelen en een speklappie eten of (veel) spaghetti met (weinig) saus. Ik doe het allemaal met frisse tegenzin en ik denk eigenlijk niet dat ik dit zo ga volhouden … die poppenkast …

Dan wordt er ook nog aan me getrokken om allerlei vrijwilligerswerk te doen alleen ‘om er even uit te zijn’. Ik doe al vrijwilligerswerk zat. Ik doe ‘Samenspraak’ dat is twee uur per week praten met nieuwkomers in Nederland. Daar heb ik er nu vijf van en dat gaan er zes worden. Dus dat is zes maal twee uur is twaalf uur per week vrijwilligerswerk. Dat Samenspraak vind ik nou echt leuk, zinvol werk. Dat is blijkbaar niet voldoende. Ik laat me opjagen tot nog grotere activiteit, moet me veel meer onder de mensen begeven. Het maakt me enerzijds speedy, anderzijds neerslachtig. Ik wordt dat leventje zo langzamerhand spuugzat; wordt er doodmoe van; ben het beu. Goed bezig, Jee!?

zaterdag 3 oktober 2015

VRIENDIN

Ik heb nu eigenlijk alles wel zo’n beetje in mijn nieuwe huis. Nog niet echt alles, qua spullen bedoel  ik dan vooral. Een paar dingen nog niet, een knoflookpers bijvoorbeeld en zo’n driehoekig afvalbakje voor in de ‘gootsteen’ zal ik maar zeggen. Hoe noem je dat eigenlijk in deze tijd … wasbak? Voor de sfeer  ’s avonds zou het mooi zijn, als ik er twee schemerlampjes bij zou hebben … en zo zijn er nog wel wat dingetjes.

Laatst had ik hier iemand over de vloer, ik weet niet eens meer wie precies, ik dacht, dat het een van mijn zonen was, die me opeens verbaasd aankeek toen hij zag dat ik eenpersoonsbedje in mijn slaapkamer had staan:
‘Waarom heb je geen tweepersoonsbed genomen.’
‘Ja,’ dacht ik, ‘je mag drie keer raden. De reden is natuurlijk heel simpel: ik zie mezelf niet zo gauw een vrouw verleiden om bij mij in een tweepersoonsbed te kruipen. Vandaar dat eenpersoonsbed, jongen ... voorlopig ruim voldoende.’

Eerder schreef ik al dat ik voor mijn gevoel ‘maar’ twee vrienden had, mijn zoon Freek en Kawus, bij wie ik een tijdje gewoond heb. Langzamerhand begin ik ook het gevoel te krijgen dat er een vriendschap met een vrouw zou kunnen ontstaan. Zij heet Ina en we doen sedert twee maanden wel eens wat vrijwilligerswerk samen, we zijn een keertje naar de bios geweest, we fietsen soms een eindje en morgen ga ik voor haar koken.  
Ina is tien jaar geleden gescheiden en heeft een zoon van twintig, die ik nog nooit gezien heb. Mijn zonen heeft zij trouwens ook nog nooit gezien. In de wijk  Honderd-en-tien morgen woont ze, dat is voor mij zo ongeveer aan de andere kant van de wereld. Er zijn op dit moment geen andere vrouwen om mij heen.
Hoewel ik mijn ex ook nog wel regelmatig zie en spreek in het kader van de afhandeling van de echtscheiding en zelfs ook zo af en toe nog voor iets gezelligs zoals het bezoek in augustus aan de 3 Parijse dierentuinen.  Zij, mijn ex, nodigde me ook uit om, twee keer zelfs, haar verjaardag te komen vieren. Een keer op zaterdag 10 oktober (ze is eigenlijk vrijdag de 9e jarig) dan komen haar vrienden en vriendinnen . Ze vroeg me: ‘vind je het niet eng om dan te komen?’  … hoe dat zo??  vraag ik me af   … zou ze haar nieuwe vriend dan die avond aan ons voorstellen? … dat zou ik wel erg eng vinden! Acht dagen later viert ze haar verjaardag nog een maar dan alleen voor het gezin en ondanks dat ik het leven van drie van de vier leden van dat gezin geruïneerd zou hebben, ben ik toch van harte  welkom op die gezinsverjaardag op zondag 18 oktober. Dat is nog es mooi!


Ik zie, spreek en mail Ina, nu zo af en toe. Een klik is er (nog) niet. Dat komt waarschijnlijk, omdat ik het gevoel heb dat zij mij als een zielig object beschouwt in haar antivereenzamingsproject.  Pas wanneer ze die ‘drive’ loslaat en mij laat aanmodderen met mijn eigen worsteling tegen de eenzaamheid, wordt het misschien wel wat. In ieder geval wordt het dan wel wat rielekster.

donderdag 1 oktober 2015

VRIEND

Vandaag is het 1 oktober en ik vier het heugelijke feit, dat ik met ingang van vandaag de Volkskrant weer in mijn brievenbus krijg. Drie maanden heb ik zonder moeten doen en ik heb hem gemist. Drie maanden  geleden begon het echtscheidingsproces; ik ging weg bij mijn vrouw en mijn vriend Kawus ving mij zorgzaam en liefdevol op. In die drie maanden kocht ik wel eens een los krantje de ene keer op een doordeweekse dag de andere keer op zaterdag maar dat kostte me op te veel. Een doordeweekse Volkskrant kost 2,25 euro een zaterdagexemplaar is 3,50 euro. Maar behalve dat het duur is mis je een soort van continuïteit in de berichtgeving. Zo af en toe een krant geeft het nieuws zo’n hap-snap effect. Dat was des te meer zo omdat ik in die drie maanden verder verstoken was van alle nieuwsbronnen. Kawus had wel tv maar geen Hollandse zenders met nieuws en actualiteitenrubrieken.
Behalve het nieuws, miste ik de boekbesprekingen en de filmrecensies. In juni had ik net zo’n abonnement genomen op Cineville: voor 19 euro per maand onbeperkt  in het hele land naar de bios althans naar de filmhuizen zoals Cinerama en Lantaren-Venster. Pathé doet niet mee.  
Tsja, nu kon ik dus van juli t/m september helaas geen filmrecensies bekijken in de Volkskrant. Heel jammer want ik vaar zo’n beetje blind op de recensies in die krant. Desalniettemin heb ik toch wel wat films bekeken, films waarvan ik zelf toch ook wel wist dat ze goed waren; onder andere ‘Irrational Man’ van Woody Allen, Night of Cups en Dheepan. Ik heb ook  columnisten gemist. Geelen bijvoorbeeld, die tv-criticus en Sylvia Witteman, de vouw met huisgenoot en kinderen (pubers) ,die schrijft over van alles wat ze meemaakt in Amsterdam. De Volkskrant is voor mij een soort vriend die ik drie maanden heb moeten missen. Fijn dat hij er nu weer is.

Dat begrip vriend, weet wat, voor mij. Voor zover ik weet heb ik nu één vriend: de Iranees Kawus. Hij heeft me bij zich in huis genomen toen ik mijn huis uit moest. Hij heeft me geholpen met mijn verhuizing en allerlei klusjes; ik mocht zijn pc gebruiken  en wat deed ik? Ik genoot van zijn gastvrijheid (betaalde er ook wel wat voor), we gingen samen naar de bioscoop, we lazen en spraken Nederlands (Kawus wil heel graag Nederlands leren praten), ik hielp (als domme kracht) met het maken van een badkamer  bij een klusklant van hem.
Vrienden helpen elkaar als het nodig is en doen af en toe leuke dingen met elkaar.
Die vrienddefinitie slaat op Kawus en mij. Voor zover ik kan nagaan is Kawus dan mijn enige vriend.  Hoewel ….
Mijn ex-benedenbuurman Hans heeft mij goed geholpenen en af en toe gaan we met (ex) vrouw en vrouw lekker eten. Iets leuks doen dus. Maar toch zou ik Hans geen vriend willen noemen. Hij is meer de spreekwoordelijk goeie buur die beter is dan een  verre vriend.
Mijn zoon Freek, die volgens mijn ex een van degenen is, wiens leven ik heb geruïneerd,  voldoet wel aan mijn eenvoudige ‘vrienddefinitie’. Hij zei laatst tegen me: ‘ik wil niet alleen je zoon zijn, ik wil ook je vriend zijn’, dat ontroerde me. Hij zei wat ik hem ook wil zeggen: ‘ik wil je vader zijn en je vriend’.

Dus de vriendenteller staat nu zelfs op twee: Kawus en Freek en …. de Volkskrant natuurlijk maar dat is een andere categorie.