woensdag 29 augustus 2012

Vraag 22

Van de Algemene Bond ter Bescherming van Dieren. krij ik de vraag een enkette in te vullen.  Op alle vragen kon ik resoluut een antwoord kiezen behalve op vraag 22,  die ging over seks met dieren. Daar heb ik wel even over zitten piekeren.
Er waren nogal wat mogelijkheden en ik wilde me er ook weer niet met een Jantje van Leiden vanaf maken.

Vraag 22 luidt:
De meeste mensen zullen ‘seks met dieren’ niet als een normale manier van met dieren omgaan beschouwen. Op dit moment is seks met dieren in Nederland strafbaar. Wat vindt u?
A.         Ieder diertje zijn pleziertje. Er worden dagelijks honderdduizenden dieren geslacht om             opgegeten te worden en dat wordt ook nog eens met landbouwsubsidies           aangemoedigd. Seks met dieren strafbaar stellen is daarom onnodig geldverslindend en hypocriet.
B.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig. Daarom is het verbod terecht.
C.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig, maar een privé-aangelegenheid waar    de overheid zich niet mee moet bemoeien.
D.        Seks met dieren is heerlijk. Als het hier verboden blijft zal ik daarvoor naar Duitsland, België of Colombia moeten.
E.         Weet niet/geen mening

In eerste instantie dacht ik: ik doe lekker makkelijk; ik kies ’E.  Weet niet/geen mening.’
Weet ik veel of het lekker is. Ik heb het nog nooit seks gehad met een beest dus……ook nog nooit gedachten of gevoelens gehad die me dreven tot sodomie ofzo ..........ook niet als ik in levende lijve, op foto of film prachtige dieren zag staan, lopen, rennen, vliegen of zwemmen.
Persoonlijk ben ik nog nooit in Duitsland of Columbia geweest; nooit geweten dat het daar toegestaan is. In België blijkbaar ook……nou, daar ben ik vaak genoeg geweest maar nog nooit heeft iemand mij er attent op gemaakt dat het daar mag. Zou het daar dan met alle mogelijke dieren zomaar mogen? Ik wil er eigenlijk niet eens zo erg veel langer over nadenken. De meeste dieren zullen ook niet erg opgewonden raken van ons mensen.
Hoewel, een krolse kat kan soms knap irritant met haar vochtige poesje tegen mijn scheenbeen staan te rijen; en dan kan je zo’n poes tien en misschien nog wel meer keer van je afduwen, ze volhardt in haar krolse gedrag. Wat te denken van de hond, zowel de reu als de teef, die al naar gelang de grootte van het dier, tegen je onder-, boven- of heupbeen staat aan te schurken. Ik weet geen raad met dat gedrag, vind het alleen maar vervelend, vooral als het een grote hond is en hij behalve dat hij schuurt tegen mijn broekspijp, ook nog eens in mijn nek hijgt en met zijn zeiknatte neus of tong mijn gezicht een grote beurt geeft. Ik kan er met de beste wil van de wereld niet opgewonden van raken.
Ook doet het me helemaal niks als ik twee dieren ‘het’ zie doen. Ik heb zelf eens een hond gehad, Sita, een Gordon setter, een mannetje, ontzettend leuk beest.(*). Zoals elke reu pakte onze Sita, als hij de kans kreeg, elke loopse teef. Eén keer liep dat niet zo best af voor hem en zijn loopse teefje. De honden zaten van achteren aan mekaar vastgeketend. Een van de buren wist daar wel raad mee, kwam snel met een emmer koud water aansjouwen en gooide die emmer precies op de grens van teef en reu leeg en vrijwel 
onmiddellijk waren de dieren van elkaar los. Een allerminst opwindend tafereel was dat. Integendeel!

Ik heb in die Kieswijzer op vraag 22 het antwoord B gekozen maar of sex met dieren ook werkelijk smerig is weet ik niet en eigenlijk wil ik dat ook helemaal niet weten.
Het was voor mij geen verrassing dat ik volgens de Kieswijzer op de SP zou moeten gaan stemmen.

Onze kater Thijs wilde dit jaar t.a.v. de verkiezingen ook wel eens weten hoe of wat.
‘Okay,’ zeg ik,  ‘ik vul die Kieswijzer wel eventjes voor je in.’ Thijs had, ergens wel begrijpelijk, op geen enkele vraag een uitgesproken mening,  behalve dan over vraag 22. Zijn antwoord daarop was klip en klaar:

‘D.       Sex met dieren is heerlijk.  

En op welke partij zou onze Thijs dan moeten stemmen volgens de Kieswijzer?
Op de Piratenpartij!  Probeer het ook eens met uw dier……..die kieswijzer!

 1

woensdag 22 augustus 2012

Balletje hoog houden



Balletje hoog houden. Heel geconcentreerd was Berny daar mee bezig. Je ziet jongens, mannen het zo vaak doen, het solitaire balspelletje, dat zoveel techniek en concentratie vergt: proberen te voorkomen dat een bal, meestal een echte wedstrijdvoetbal, de grond nog raakt, nadat de bal door de speler is losgelaten; daarbij mogen alle lichaamsdelen worden gebruikt behalve de handen en de armen.
Bij de achtste keer ging het mis. Hij raakt de bal iets te hard met de punt van zijn schoen waardoor de bal buiten zijn bereik in de hortensia’s van de buurman terecht komt.
Niet getreurd Berny begint gewoon weer van voor af aan. Zijn record staat op 16. Een uurtje geleden pas gescoord. Gisteren haalde hij er nog maar 9. Bloedheet vandaag…..nog warmer dan gisteren en toen was het al 30 graden op het grasperkje en de zon staat te branden op zijn bolletje en hij heeft ook niet eens een parasolletje……...

Moeder moet boodschappen doen voor het eten van vanavond. D’r is verder niemand thuis en die kleine meid, de tweejarige Cathy kan moeder absoluut niet alleen laten in huis. Meenemen naar de winkel is al helemaal geen optie; dan zou het allemaal  veel te lang gaan duren en ze is al zo laat. 
'Ga jij maar even met je zusje spelen, Berny. Je bent nu  al zo'n grote jongen.'
Over een half uurtje ben ik weer terug. Berny  stopt met 'balletje hoog houden' en gaat met zijn kleine zusje ‘balletje naar elkaar toe rollen’ doen.
‘Ga maar met je benen wijd zitten,’ zegt Berny tegen zijn zusje en hij doet voor wat ze moet doen. Zo gaat hij op ongeveer twee meter bij haar vandaan zitten ook met zijn benen wijd; zijn gezicht naar Cathy toe. Hij rolt de bal naar haar en spoort haar aan de bal naar hem terug te rollen. Dat gaat een paar keer goed maar Cathy vindt er niks aan, staat op en gaan bloemetjes plukken. Er staan heel wat madeliefjes en boterbloemen op het gazon. Berny is al lang blij. Kan hij weer verder met ‘balletje hoog houden’.
Berny wordt morgen negen ………. ‘10, 11, 12,’ ……….hè, wat jammer nou, de bal schampt zijn knie en schiet met veel effect richting de portiek, alwaar de postbode aan het werk is.
‘Is er ook post voor mij postbode? Ik woon op nummer 263….ben morgen jarig…..misschien krijg ik nu al kaarten….‘
Hij is een leuke postbode:
‘Gefelisiflapstaart, jongen’ zegt hij jolig, ‘je hebt een kaart en een brief, jongen’ en geeft ze alvast aan Berny.  De brief is van zijn opa en oma; er zit 15 euro in. 

‘Hoeveel keer kan je de bal al hoog houden,’ vraagt de postbode aan Berny …….. 
‘Zestien’ zegt hij. 
‘Niet slecht voor een jongen van acht….’
‘Negen,’ zegt de Berny, ‘ik ben negen, morgen.’
 Sorry, negen, natuurlijk jij bent morgen al negen!’ De postbode zegt dan lachend:
‘Ik kan de bal zeker wel 25 keer hoog houden! Zal ik het je eens laten zien?'  Dat vindt Berny wel wat; hij staat met open mond te kijken naar die balvaardige postbode….dat ie dat kan zo veel keer achter elkaar, knap hoor!
‘Voor mij is het niet zo moeilijk hoor,’ zegt de postbode, ‘ik heb vanaf mijn zevende jaar heel veel geoefend en iedere zondag speel ik een voetbalwedstrijd. Het is mij wel eens gelukt om de bal honderdentien keer hoog te houden, echt waar. Maar dat lukt me nou niet meer.’ Nu haalt de postbode 32 keer! Dan raakt de bal een tak van de vijgenboom en schiet te ver weg voor de postbode. Als jij zo goed blijft oefenen haal jij vast de honderdtwintig nog wel eens……en Berny gaat weer enthousiast aan het oefenen. Dan klinkt er opeens een paniekerige gekreis  vanuit een bovenraam

‘Berny dort gehts jou Schwester, jungen,…. sie ist nähe das Wasser …. Doe sollst wohl gut deine  Schwester  …….!!’ Hij was zijn zusje helemaal vergeten door dat stomme balspelletje:
‘Waar is ze nu …..bij het water zegt de buurvrouw………ik zie haar helemaal niet’ Paniek bij Berny. 
‘Nein, sie ist jetzt in der Fluss, in der Rotte …… schnell!! Sofort nimmt der Fluss ihr mit…..es gibt einer schneller Strömung heute…..schnell, schnell,’  kreist de Kroatische buurvrouw.
Berny rent naar het water en ziet zijn zusje net kopje onder gaan. Hij kan gelukkig goed zwemmen, ook reddend zwemmen. Zonder na te denken springt hij de Rotte in, zijn zusje achterna……hij heeft haar snel ingehaald ………….pakt haar hoofdje, draait zich op zijn rug, legt Cathy’s hoofdje op zijn buik en zwemt rugslag naar de kant.’

Cathy huilt en kotst het vuile rivierwater uit. Huilen, huilen doet ze van de schrik. Haar bloemetjesjurkje, viesbruin nu, plakt aan haar lijfje. Daar is mama weer. Ze schrikt en wordt gelijk woedend op Berny. Ze houdt hem bij zijn bovenarm vast en slaat hem wel vier keer hard voor zijn kop:
‘Naar binnen jij…… naar je kamer. Noem je dat op je kleine zusje letten. Ben jij nou negen jaar geworden, grote lummel, dat je er bent! Ik kan ook helemaal niks aan je over laten.’ Dan zoent mama Cathy wel twintig keer achter elkaar. De buurvrouw zegt boos tegen mama:
‘Die Kinder sind noch viel zu klein, Dame, die Kinder kunnen noch nicht allein bleiben!!!’ Andere buren knikken instemmend. Mama reageert er niet op, drukt Cathy stevig tegen zich aan en gaat naar huis. In de consternatie laat ze haar fiets met boodschappen langs de Rotte staan. Die zullen ze nou toch zeker niet jatten? Nouhou???? Nee, want de Kroatische buurvrouw ontfermt zich er al over.
Berny is inmiddels vlug naar huis gerend om nog meer woede van mama te ontlopen. Hij  vergeet zijn voetbal op het gras. Die is hij gewoon kwijt.
‘Nou ja, liever die bal dan Cathy,’ denkt hij bij zichzelf. 'Morgen koop ik van het geld van opa en oma wel een nieuwe; maak ik dat nieuwe record 'balletje hoog houden' wel op mijn verjaardag.' 

donderdag 16 augustus 2012

Een klap in het gezicht (2)


Volgens Laura kon hij niet tegen het gejengel, het gezeur, het gezeik en de eigenwijsheid van zijn kinderen. Zijn genen lieten zich dan gelden. Hij verloor snel zijn geduld met ze en zou dan de boys met grote regelmaat agressief bejegend hebben door ze de box, de wieg, het ledikant en het wandelwagentje in te mieteren of door ze een zetje te geven, de trap af. Ook zou hij zo af en toe een kussen op hun hoofdjes hebben gedrukt, als ze te lang en te hard huilden. Opzettelijk, deed Teun dat, en ook, nog steeds volgens zijn geliefde echtgenote,  deed hij dat opzettelijk en  nèt niet lang genoeg. Hij dreigde Laura met geweld als zij de buitenwereld hierover iets zou laten weten.

Met dit aangetekend schrijven is dus de echtscheidingsprocedure begonnen. Teun heeft het hele epistel nog maar net gelezen, de opengescheurde enveloppe van dat advocatenkantoor ligt nog bij hem op schoot of de bel gaat: een heer die zegt van de politie te zijn, staat voor de deur. Hij wil Teun spreken. Dat komt zeer ongelegen maar als hij dat daadwerkelijk gaat zeggen, is hij gelijk driedubbel verdacht, dus liet hij hem maar binnen.

De politieman in burger zegt tegen Teun:
‘Uw vrouw is gisteren op het bureau geweest en heeft bij die gelegenheid gemeld dat u uw kinderen stelselmatig hebt mishandeld.’
Waarop Teun antwoordt:
‘Beste meneer de politieagent, ik heb gisteren voor het eerst van mijn leven mijn geliefde echtgenote een tikje in haar gezicht gegeven omdat ze een vernederende rotopmerking tegen mij  maakte. Dat had ik nooit mogen doen maar daar is zij blijkbaar zo door gekrenkt dat ze mij nu beschuldigt van ernstige kindermishandeling. Meneer de politieagent, ik verzeker u met de hand op mijn hart dat ik mijn eigen kinderen nooit iets heb aangedaan. Eén keer was ik toevallig thuis en kwam Jerrie ongelukkig te vallen; ik moest toen hals over kop naar het ziekenhuis met die kleine. Maar verder…..het enige dat ik heb misdaan is het uitdelen van die tik aan mijn vrouw. U moet godverdomme, háár oppakken. Zij is strafbaar!  Voor die valse aangifte tegen mij.’

Dat zegt Teun waarschijnlijk iets te agressief want de diender staat op, pakt hem resoluut bij zijn bovenarm:
‘Meneer, komt u maar even mee naar het bureau!? Dan praten we daar in alle rust verder.’ Dat verzoek kan hij natuurlijk niet weigeren. Hij duwt en trekt hem al mee, in de  richting van de voordeur; de arrestantentaxi staat al voor hem klaar. De buren,die inmiddels en masse voor onze woning zijn samengedromd, kijken verbijsterd naar Teuns oneervolle aftocht.
‘Uw vrouw en kinderen zijn uit voorzorg in een ‘Blijf van mijn lijf’- huis ergens in Nederland ondergebracht. Over hen hoeft u zich voorlopig geen zorgen te maken,’ zegt de agent nog tegen Teun.

Van die ene keer, met Jerrie,  wéét Teun zich nu weer te herinneren dat hij een arts maar wat op de mouw heeft gespeld over een ongelukje. Dat was die keer dat Laura per ongeluk die kleine Jerrie uit haar handen had laten vallen, toen ze hem in de box wilde leggen: bloedlipje, gebroken neusje, gebroken polsjes.
‘Zeg maar dat hij  gewoon wat ongelukkig ten val is gekomen toen hij zijn eerste stapjes maakte thuis op het balkon.’ riep Laura hem na, ‘want anders krijg je van die onnodig moeilijke  vragen.’ 
Na al die andere ongelukjes is Laura steeds met de boys naar het ziekenhuis gegaan. Toen was Teun niet eens in de buurt.

woensdag 15 augustus 2012

Een klap in het gezicht (1)


‘Je mag blij wezen Teun, dat ik al die jaren bij je ben gebleven, uit medelijden, ja en omdat ik je de hand boven  het hoofd heb willen houden, maar dat is nú afgelopen……..’ zei Laura, zijn geliefde echtgenote, onder de afwas tegen hem. Toen werd het even zwart voor zijn ogen en gaf hij haar een flinke mep. Haar linkerwang liep behoorlijk rood aan, er sijpelde wat bloed uit haar mondhoek maar na een half uurtje was er, nadat ze al het sop van haar wang af had geveegd,  alweer niks meer van te zien. Alleen nog een beetje bloed van die tand door haar lip. Ze gilde alsof er een moordaanslag op haar gepleegd was:
‘OEAAAAAAAAAAAAAAAAA’ oorverdovend hard en dat nog wel gedurende een minuut of vijf. Niet eerder had hij iemand zo’n mep gegeven; daar is ook nooit aanleiding voor geweest. Ook zijn zonen, Bennie van vijf en Jerrie van zeven, had hij nog nooit geslagen.  Zoiets zit gewoon niet in hem. Misschien was het ook wel van schrik,  dat ze zo gilde.

Des te vreemder is het, dat hij nu, een paar weken na de ‘mep’, een aangetekend schrijven ontvangt van een advocatenkantoor. Laura heeft echtscheiding aangevraagd, omdat hij een gevaar is voor zijn eigen kinderen en nu ook voor haar, gezien zijn agressieve gedrag.  Ze durft de jongens niet meer bij hem alleen te laten 'na een lange reeks van mishandelingen'.

‘Nu mankeren ze even niks’, aldus het schrijven. ‘Alle kwetsuren van de kinderen zijn inmiddels geheeld. Behandelende artsen werden voorgelogen over de oorzaak van de verwondingen. Botbreuken en andere verwondingen waren dus he-le-maal niet het gevolg van ongelukjes op de wintersport, van stoeipartijtjes op school, het uitglijden in het zwembad,  baldadigheden onder elkaar thuis, onvoorzichtigheid in het verkeer,  noem maar op. Neen! Alle kwetsuren en verwondingen zijn toegebracht door hun vader….uit frustratie ….in blinde woede.’

'Zohooo, dus ik ben hier in huis dus de grote kindermishandelaar?!' Lacht Teun wrang. Laura vertelt nu plots een heel bijzondere en andere waarheid. Dè waarheid? Háár waarheid! Aan háár advocaat: al die  nu nog traceerbare botbreukjes zouden het gevolg zijn van Teuns sadistische neigingen’! 

Volgens Laura zitten die neigingen in zijn genen. Geërfd van zijn vader. ‘Kampneigingen’ noemde zijn moeder ze, als zijn pa hem weer eens in een vlaag van verstandsverbijstering een stomp in zijn maag had verkocht of hem een bloedneus of een blauw oog had geslagen. Van zijn negende tot zijn veertiende jaar zat zijn pa in Nederlands-Indië in een jappenkamp. En die Jappen waren niet mis, hoor! Hadden geen enkel mededogen met kinderen. Ze hadden zijn vader wel eens een hele middag lang in de brandende zon,  met één arm aan een boomtak laten bungelen, omdat hij een eitje gepikt had uit de kippenren…..tot aan zijn dood heeft hij last gehad van die arm.




woensdag 8 augustus 2012

Hap, slik, weg.


Waar maak ik me eigenlijk druk over. Met zo’n gevoel keer ik terug van mijn maandelijkse bezoek aan mijn oudste (verstandelijk gehandicapte) broer. Tinus is een jaar jonger dan ik; hij is eenenzestig en functioneert op het nivo van een anderhalf jarige peuter. Ik heb al eens eerder wat over hem geschreven en raad u aan dat ook eens te lezen. (zie hier helemaal onderaan)

Tinus is in zijn woning, in Middelharnis, qua conditie nog een van ‘de besten’. Hij is voornamelijk verstandelijk gehandicapt. Heeft dan wel suikerziekte en is half blind, een rolstoel heeft hij niet nodig en met zijn begeleiders kan hij redelijk communiceren. Zijn vijf medebewoners zijn zonder uitzondering dubbel gehandicapt: verstandelijk en lichamelijk; er valt geen woord met ze te wisselen en ze hebben allen een rolstoel of zoiets nodig om zich voort te bewegen.

Als ik die zondagmiddag de woning binnenstap zit Tinus, een vijftal medebewoners plus Toosje en Edith, de twee begeleidsters, aan de patat-mèt. De borden zijn net zijn vol geschept. Ik mag ook aanschuiven maar sla de uitnodiging af. Ik heb net een groot bord Muesli naar binnen gewerkt. Patat wordt blijkbaar ook hier door bijna iedereen als iets bijzonders en extra lekkers beschouwd, gezien de grote, begerige ogen van de meeste bewoners.
Mijn broer lust alles; hij is een (broodmagere) veelvraat en schrokt alles wat hij op zijn bordje krijgt in het allerhoogste tempo naar binnen. Als hij de kans krijgt tenminste. Maar de voor hem tamelijk nieuwe leiding in de woning, wil hem eetmanieren bijbrengen. Zijn hele leven lang heeft hij zijn eten zonder te kauwen naar binnen kunnen proppen en net nu de tandarts zijn laatste paar tanden en kiezen heeft getrokken, roepen de leidsters, naar ik aanneem tijdens èlke maaltijd in koor:
‘Tinus, kauwen!!’ Valt om den donder niet mee lijkt mij voor die jongen, om te kauwen met dat sompende tandvlees. Ze zullen het wel goed bedoelen. Een begeleidster heeft alle patatjes voor Tinus in kleine partjes gesneden en hij prikt ze een voor een meedogenloos aan zijn vork en propt ze in duizelingwekkend tempo zijn tandeloze bekkie in.
‘Nee, Tinus, nou even wachten. Tinus! Eerst even je mond leeg eten,’ zegt begeleidster Toosje, ‘en kauwen!’. Zij kijkt hem streng doch liefdevol aan maar houdt onverbiddelijk zijn hand met vork vast tot ie zijn mond leeg heeft. Zolang hand en vork vastgehouden worden zit Tinus onrustig te bouncen in de richting van zijn bordje en weer terug en zodra Toosje zijn hand loslaat pakt Tinus zijn razend hoge eettempo weer moeiteloos op.

Helemaal weggedrukt op de zitting van haar rolstoel, is vijftig plusser Karin, een piepklein, onooglijk, verschrompeld Gremlin-achtig wezentje, recalcitrant aan het doen. Bij elk patatje dat haar aangeboden wordt draait  ze demonstratief haar hoofdje om, kreist een kreet die door merg en been gaat, steekt haar tong uit en wanneer het patatje uit haar zicht is verdwenen, likt ze met haar buitensporig grote tong haar rechter bovenarm van onder naar boven; dan weigert nog eens een patatje, kreist weer die kreet en likt dan wederom haar bovenarm …..een ritueel dat zich nog enkele malen zal herhalen.

Ik schrik me te pletter als epilepticus Tom, die, natuurlijk uit voorzorg, met een soort wielrennershelm aan tafel zit, van zijn stoel afdondert en beangstigend gaat liggen stuiptrekken en schuimbekken. Van schrik heb ik een deel van mijn inmiddels lauw geworden  koffie over mijn witte overhemd gegooid ….. de anderen zijn dat van Tom blijkbaar gewend  of ze zijn daar blind en/of doof voor; hoe dan ook: ze laten zich de patatjes er niet minder om smaken. Geduldig wordt Tom weer door beide begeleidsters in de eethouding gehesen; nog even het schuim van zijn mond en klaar is Tom weer.

Harold is een langzame eter, hij is de incontinente senior van de groep (tegen de zeventig schat ik hem). Hij zit de hele dag met een halve theedoek in zijn mond te soppen…..ook onder het eten gaat hij daar eigenlijk het liefst mee door. Hij heeft er bolle uitgerekte wangen van gekregen. Hem die theedoek ontfutselen  is schier onmogelijk. Na elk klein hapje patat propt hij die doek weer naar binnen.

De tijd breekt aan voor het altijd feestelijke toetje: Tinus volgt vanaf de eettafel met begerige blikken, alle bewegingen van Edith en Toosje in de keuken. Zij maken voor ieder een beker yoghurt met sinasappelsiroop en zij lossen daarin de voor ieder noodzakelijke medicijnen op. Een klusje dat alle aandacht opeist van de dames.
Tinus’ beker staat nog maar goed en wel voor zijn neus of hij pakt hem met twee handen beet flapt zijn buiten proporties grote tong uit zijn mond, klapt die tegen de beker en gooit de gehele inhoud in werkelijk no-time achter in zijn keel. Zijn van gulzigheid nog waterige ogen ketsen zowat uit zijn kassen als hij de hardste boer van de dag laat (zeker goed voor goud!). De koffie heb ik godzijdank inmiddels al op.
Met een natte washand poetsen Toosje en Edith nog even alle snoetjes schoon van de groepsleden en niet eerder dan na gristelijke danken, mag iedereen van tafel.

Ik ga nog een uurtje wandelen met mijn broertje. Onderweg vermaken we ons behalve met de fraaie natuur in het parkje, dat de woning omringt, ook met het zingen van liedjes die hij kent. Tinus zingt alleen het laatste woord van elke liedjesregel mee:

Ik:        ‘Advocaatje ging op           Tinus:      ‘reis’
Ik:        ‘tiereliere’                          Tinus:      ‘liere’ enzovoorts…..

‘Hoe zorgeloos kan het leven toch zijn’, denk ik als ik weer op de bus naar Rotterdam stap.
Maar niet zonder héél veel dank aan Toosje en Edith!
    




maandag 6 augustus 2012

Kikker


Mijn volkstuin is een oase van groen en rust in het drukke Rotterdam. Toch stond ik er versteld van. Ik had die tuin nog maar net, dus het moet nu toch zeker tien jaar geleden zijn dat die kutkikker opeens voor mijn neus stond. Het liep al tegen de avond; het schemerde iets. Op kwaaie toon begon hij gelijk tegen mij aan te kwaken:
‘Je hebt nu godverdomme al vijftien kids van me afgemaakt, lul, met die grasmaaier van je, klootzak dat je er bent! En nou is het afgelopen! Zorg maar voor een plek waar wij  ons behoorlijk kunnen voorplanten, vriend, een plek waar mijn  kroost een beetje veilig en in alle rust kan opgroeien, een plek zoals we die hier altijd gewend zijn geweest.’
Hij keek me tijdens zijn kwaaie gekwaak zo dreigend aan, met die bolle uit zijn kop stekende oogballen; die dikke onderkin van hem ging zo snel op en neer dat ik er zowat kippenvel van kreeg.  
‘O jee, ik doe wat fout? Maar wat?’ vroeg ik me af. ‘Was ik nu in enen zo klein geworden? Of was die kikker werkelijk  zo groot?’ Hoe dan ook:  ik stond letterlijk oog in oog met die eisende reuzenkikvors.

‘Je bent gewaarschuwd, vriend,  want als je zo doorgaat, gaat je tuintje er aan. Ook je woonhuis weten we te vinden. Ik heb heel goede contacten in de weekdieren- en insectenwereld.’ Verder zei hij geen woord meer, die reuzenkikker. Hij deed twee sprongen achterwaarts, sprong op het dak van mijn tuinhuisje en verdween.
Misschien had het wel wat te maken met mijn vijver.  Het is een vijver met een bijzondere geschiedenis. Van oorsprong zeker al veertig jaar oud; gegraven door een van de vorige huurders van deze tuin. Na diens vertrek stond de tuin, van vierhonderd vierkante meter, bijna tien jaar te huur.

Twaalf jaar terug nam ik de zwaar verwaarloosde tuin over, totaal overwoekerd door het meest gevreesde onkruid onder de onkruiden: heermoes oftewel kattenstaart,  met een bouwvallig, compleet vermolmd tuinhuisje, het geraamte van een kas en, waar eens een fraaie vijver moet zijn geweest, zat nu gewoon een gat in de grond van acht meter lang, anderhalve meter breed en een  meter diep, met een beetje blubber op de bodem. Wat mij vooral heel erg boeide aan die tuin en daarom nam ik hem ook waren de acht grote mooie sterke en gezonde bomen die er op stonden!
Afgaande op de verhalen van de oudere tuinders hier op het complex, moet die vijver een juweeltje geweest zijn.  Zo een met tuinkabouters en een grote waterspuwende kikker. De vijver had twee tuinkabouters: de ene zat langs de kant te vissen en de andere stond met zijn poten in de blubber te pissen. Ik zag het al helemaal voor me: het was dus een originele kutvijver. Maar ja, ieder zijn smaak natuurlijk. Er zaten toen ook echte kikkers en  salamanders in en rondom die vijver. Nou, dat vond ik dan weer erg leuk om te horen.

Zo lag die vijver er de pakweg eerste twintig jaar dus bij. Toen ik 12 jaar geleden in die tuin begon,  was daar dus helemaal niks van al dat fraais te bespeuren. Het was alsof er een bom ontploft was.  Van alle hierboven genoemde vijvertruttigheid was geen spoor te bekennen. Zelfs het  12 volts pompje voor de fonteinkikker en  de bodembedekking waren ruw  weggesloopt. Naar alle waarschijnlijkheid door schijnheilige medetuinders. 
Die nu verder nutteloze kuil, benutte ik, door al het tuinafval er in te dumpen. Ik gooide er tuinaarde overheen en zaaide er het graszaad over voor het aldaar te oogsten gazonnetje. Zonnen op de sloop ….alleen het idee beviel me wel! Dat ging zo twee jaar goed, nou ja goed…. ik heb er in mij naïviteit veel slachtoffertjes gemaakt onder de kikkerpopulatie. Vooral dat heel klèìne grut was minder snel dan ik met mijn grasmaaier. Honderden kikkertjes in de vorm van kikkerdril,  kikkervisjes en kleuterkikkertjes heb ik zo vermalen. Ik liet de stoffelijke resten maar op de grasmat liggen want het  gazon  groeide als kool en kleurde een fraai soort donkergroen met al die kikkermest.
Tja, tot het moment dat die brutale rakker van een kikker verhaal kwam halen bij mij. Ze misten hun oude voortplantingsgebiedje en -rituelen natuurlijk en ze benutten elke oneffenheid in mijn gazonnetje en in de borders met de bekende rampzalige gevolgen. Wisten die kikkerpaartjes veel?!

Vandaag de dag heb ik dus weer een flinke vijver in mijn tuin met zo’n 8 kuub water.  Ik heb alles naar ‘grof vuil’ gebracht en pomp dat leeggekomen gat, met een 12 volts-pompje, vol met water uit de belendende singel. Onophoudelijk moet het pompje pompen want de vijver is nog steeds zo lek als een mandje sinds de bodembedekking is gesnaaid.  
Vissen zitten er niet in, tenminste ik heb er nog nooit een gezien en dat kan ook eigenlijk niet want daar staat het water soms veel te laag voor. Wel springen er de laatste jaren weer kikkertjes dartel in het rond, zien ik zo af en toe een salamandertje schichtig wegschieten onder het gebladerte en heeft zelfs een ietwat plomp eendenstel onze vijver en omgeving uitgezocht als broedplek. Leuk hoor al dat leven in deze tuin; leven dat stukje bij beetje weer helemaal aan het terugkomen is.

Van die grote kikker, heb ik godzijdank niks meer vernomen. Ik vond hem eigenlijk wel wat eng. Sinds de vijverrestauratie staat aan de noordrand van mijn vijver, een beeld van een grote grijnzende kikvors: een look-alike van die kwaaierik van destijds. Hij waakt daar nu over het welzijn van zijn grote familie, als ware hij een veiligheidsbeambte.