Volgens Laura kon hij
niet tegen het gejengel, het gezeur, het gezeik en de eigenwijsheid van zijn
kinderen. Zijn genen lieten zich dan gelden. Hij verloor snel zijn geduld met
ze en zou dan de boys met grote regelmaat agressief bejegend hebben door ze
de box, de wieg, het ledikant en het wandelwagentje in te mieteren of door ze een
zetje te geven, de trap af. Ook zou hij zo af en toe een kussen op hun hoofdjes
hebben gedrukt, als ze te lang en te hard huilden. Opzettelijk, deed Teun dat, en ook, nog steeds volgens zijn geliefde echtgenote, deed hij dat opzettelijk en nèt niet lang genoeg.
Hij dreigde Laura met geweld als zij de buitenwereld hierover iets zou laten weten.
Met dit aangetekend
schrijven is dus de echtscheidingsprocedure begonnen. Teun heeft het hele epistel
nog maar net gelezen, de opengescheurde enveloppe van dat advocatenkantoor ligt
nog bij hem op schoot of de bel gaat: een heer die zegt van de politie te zijn,
staat voor de deur. Hij wil Teun spreken. Dat komt zeer ongelegen maar als hij dat
daadwerkelijk gaat zeggen, is hij gelijk driedubbel verdacht, dus liet hij hem maar binnen.
De politieman in burger
zegt tegen Teun:
‘Uw vrouw is gisteren op
het bureau geweest en heeft bij die gelegenheid gemeld dat u uw kinderen
stelselmatig hebt mishandeld.’
Waarop Teun antwoordt:
‘Beste meneer de politieagent,
ik heb gisteren voor het eerst van mijn leven mijn geliefde echtgenote een tikje
in haar gezicht gegeven omdat ze een vernederende rotopmerking tegen mij maakte. Dat had ik nooit mogen doen maar daar
is zij blijkbaar zo door gekrenkt dat ze mij nu beschuldigt van ernstige kindermishandeling.
Meneer de politieagent, ik verzeker u met de hand op mijn hart dat ik mijn
eigen kinderen nooit iets heb aangedaan. Eén keer was ik toevallig thuis en
kwam Jerrie ongelukkig te vallen; ik moest toen hals over kop naar het
ziekenhuis met die kleine. Maar verder…..het enige dat ik heb misdaan is het uitdelen
van die tik aan mijn vrouw. U moet godverdomme, háár oppakken. Zij is strafbaar!
Voor die valse aangifte tegen mij.’
Dat zegt Teun waarschijnlijk
iets te agressief want de diender staat op, pakt hem resoluut bij zijn bovenarm:
‘Meneer, komt u maar even
mee naar het bureau!? Dan praten we daar in alle rust verder.’ Dat verzoek kan hij
natuurlijk niet weigeren. Hij duwt en trekt hem al mee, in de richting van de voordeur; de arrestantentaxi
staat al voor hem klaar. De buren,die inmiddels en masse voor onze woning zijn samengedromd,
kijken verbijsterd naar Teuns oneervolle aftocht.
‘Uw vrouw en kinderen
zijn uit voorzorg in een ‘Blijf van mijn lijf’- huis ergens in Nederland ondergebracht.
Over hen hoeft u zich voorlopig geen zorgen te maken,’ zegt de agent nog
tegen Teun.
Van die ene keer, met
Jerrie, wéét Teun zich nu weer te
herinneren dat hij een arts maar wat op de mouw heeft gespeld over een
ongelukje. Dat was die keer dat Laura per ongeluk die kleine Jerrie uit haar handen had
laten vallen, toen ze hem in de box wilde leggen: bloedlipje, gebroken neusje,
gebroken polsjes.
‘Zeg maar dat hij gewoon wat ongelukkig ten val is gekomen toen hij
zijn eerste stapjes maakte thuis op het balkon.’ riep Laura hem na, ‘want
anders krijg je van die onnodig moeilijke
vragen.’
Na al die andere
ongelukjes is Laura steeds met de boys naar het ziekenhuis gegaan. Toen was Teun niet eens in de buurt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten