dinsdag 28 februari 2023

SLIJMEN.

Deze nacht drink ik om half een een glas rode wijn; lees nog wat in het boek ‘Deelder lacht’ van Jules Deelder en ga om één uur pitten.  Vannacht moet ik drie keer mijn bed uit om te plassen. Gelijk daarna, ga ik, en steeds steeds op de automatische piloot, naar de koelkast om een paar ijskoude slokjes oer - Rotterdams leidingwater te drinken. Mijn extra pyjamajasje trek ik in de loop van de nacht uit.  Dat deed ik aan, toen  ik naar bed ging. Het was toen nogal kil in mijn slaapkamer. Later is het weer te warm om dat jasje aan te houden.

De wekker (op mijn mobiel) gaat om 07.00 uur af. Vijf minuten zit ik verdwaasd op de rand van het bed. Ik doe mijn sportkleren aan. De kleren voor na het sporten stop ik, samen met een handdoek en een flacon shampoo in een plastic zak, die in mijn sporttas gaat. Mijn spinschoenen zitten daar altijd al in. Behalve als ik spin natuurlijk. De lidmaatschapskaart van de sportschool, de zalf tegen de spierpijn en het muntje voor het kluisje zitten in het  zijvak van mijn sporttas.

Scheren, scheren, altijd maar weer scheren. Elke ochtend weer opnieuw. Scheren, het tragische noodlot van iedere man. Gelukkig kunnen mannen  tegenwoordig kiezen uit een schier eindeloos aanbod van goddelijke after shaves. Mijn keuze is de onweerstaanbare en betaalbare Kruidvat After Shave Balm Sensitive.  Had ik dat maar eerder gespot.

Mijn weinige haar, dat nu nog in de ´net-uit-mijn-bed-stand´ staat, maak ik een beetje nat en wrijf er wat L’Oréal Silk en Gloss in. Een hulpmiddeltje, dat het haar wat doet krullen en dan toch een wat slonzige indruk maakt.

Eerst even een kop thee maken; water koken; zakje sterrenmuntthee in het kopje; een plonsje heet water erbij; even laten trekken en klaar is de thee.

Dan muesli. Voor straks als ik terug ben van de sportschool. Lekkere warme muesli: geprakte banaan, handje muesli, handje rozijnen, scheutje melk, drie minuten in de magnetron. Terwijl de muesli opgewarmd wordt, eet ik een appel en ga de Volkskrant uit de brievenbus halen. Daartoe moet ik van de vierde verdieping naar de begane grond hollen en weer terug.

De muesli is klaar als ik weer terug ben. Ik dek de pap nu af met aluminiumfolie zodat graan en vruchten lekker kunnen wellen. Ik eet het toch pas over een paar uur.

Op de fiets naar de sportschool.

Ik begroet spinjuf Daniëlle. Lieve ogen, zeker, maar flinke wallen eronder. Brede heupen, kleine tietjes en een lange blonde paardenstaart tot op haar billen. Ze is altijd zo ruim op tijd om alles in orde te maken voor haar les.  Vindt zij normaal.

‘Nou,’ zeg ik, ‘ik heb wel eens meegemaakt, dat een spinjuf twee minuten voor haar allereerste les op de sportschool aankwam. Toen moest ze er nog achter komen hoe de koeling, de muziekinstallatie en de lichtinstallatie in de zaal werkten. Weg was toen mijn halve spinles! Nee, dan doe jij dat beter, Daniëlle.’ Slijm, slijm.  Ik weet bij God niet waarom ik dat toch steeds weer doe, dat geslijm.  Zou ik dan onbewust met haar naar bed willen? Het lijkt wel een soort dwangneurose van mij, dat geslijm.  Ik hoop dat het niet zo is, maar het zou best wel eens kunnen.

maandag 27 februari 2023

TWEELING BUGGY.

Ben op de fiets, op weg naar de wildhandel op de hoek van de Jonker Fransstraat; voor een fazant. Ik fiets net even achter een dame met een tweeling buggy. Ze ziet er leuk uit…..’ziet er lekker uit,’  dacht ik eerlijk gezegd. Niet zo groot, 1.70m, grijze  maillot, stevige, mooi gevormde benen; een  spannend kort zwart rokje. Een warm ogend, grijs jack heeft ze aan en….. heel opwindend vind ik ook haar groene punkhaar. Ze zet met een ferme ruk de buggy dwars voor de Action, die naast de wildhandel zit en kijkt me, waarschijnlijk geheel per ongeluk aan, pal in mijn gezicht. Ik ook in het hare. Alles, letterlijk alles  oogt jong en aantrekkelijk aan die dame maar potverdikkeme nog an toe … dat gezicht … o,o,o,. dat gezicht was niks meer of minder dan een verfomfaaid bekkie.  Dat was wel het laatste wat ik verwachtte van iemand die met groen punk haar achter de buggy loopt te duwen. Ongetwijfeld is zij ook van de aanblik van mij geschrokken. O, ik maak me geen enkele illusie, hoor, met dat ouwe, gerimpelde, kale koppie van me. Haar schrik zal wat minder heftig zijn geweest omdat mijn zeer spaarzame haren nog gewoon grijs zijn en niet punkgroen. Maar naar dat laatste raad ik natuurlijk maar. Ik laat haar verder begaan In die Action.  Ga eerst even mijn fazant scoren

Ze manoeuvreert met de tweelingbuggy de Action in om te shoppen, al laverend op de smalle paden tussen de schappen. Een winkelwagen kan oma er absoluut niet bij hebben. De buggy wordt als zodanig gebruikt. Zonder pardon wordt de tweeling bedolven onder pakken luiers en reuzenverpakkingen pleepapier. 

Onverantwoord is het toch, nietwaar, om een bejaarde dame met een  tweelingbuggy los te laten rondlopen in het drukke centrum van Rotterdam? Het kan natuurlijk net zo goed zijn dat oma zelf zo eigenwijs is. Dat ze het als het ware weet af te dwingen bij haar kinderen,  dat ze één dagje in de week met haar kleinkinderen op stap mag. Je weet niet precies hoe dat gaat. Voor het zelfde geld werken de kinderen. Móét oma lief  een of meer dagen in de week komen oppassen op de kleinkinderen en loopt ze met de pest in haar lijf, in haar strakke rokje, met haar paarse geverfde haartjes, achter de buggy.  

En dan hoor ik opa Henk, half kaal, grijs kransje, zeggen: ‘Als je maar niet denkt, Merie,  dat ik zó nààst jou en áchter die kinderwagen ga lopen! Mij niet gezien. Ik voel me dan glad voor lul lopen.’

‘Ach stel je toch niet zo aan Henk, sinds ik dat ene dagje per week voor onze kleinkinderen zorg,  voel ik me  juist weer kiplekker, een beetje jong opnieuw, zeg maar gerust: gelukkiger. Het zou jou ook goed doen, jongen. Zeker weten, ouwe mopperkont! Weet je wat jou ook goed zou doen, Henk? Je haar zwart laten verven, dat zou je een stuk jonger maken, weet je dat?...  en een andere broek … je zit altijd maar in die morsige armoedige grijze slobberbroek … koop toch eens wat vlottere broeken, man. Een spijkerbroek, iets van corduroy of van leer en een klein beetje strakker!’

Opa Henk luistert al niet meer. Driftig is hij weer aan de slag gegaan met zijn suduko puzzel. Oma is inmiddels ook klaar bij de Action en op weg naar huis. De tweeling heeft het gepresteerd de rollen pleepapier van de buggy af te meppen. Oma staat zowat in haar blote kont de pakken  wc-papier op te rapen.

Ik fiets met mijn fazant naar huis. Weer nader ik haar van achteren. Discreet wend ik mijn hoofd af.

zondag 26 februari 2023

GASTVRIJ.

 Margreet en ik zijn in de kou van deze nacht, bibberend op weg naar huis. We zijn de tijd vergeten op dat feestje. Het is een heel eind lopen. De laatste bus hebben we gemist.  Eigenlijk hadden we warmere jassen moeten aandoen. We houden elkaar stevig vast. In de buurt van het Centraal Station komt ons een stel tegemoet dat het spiegelbeeld kan zijn van Margreet en ik: hij gekleed in spijkerbroek en een korte zwarte winterjas; zij in een lange bloemetjesjurk onder een rood wollen jasje. Hij met lang, donker krulhaar. Zij met lang, steil, blond haar met bloemetjes erin. Zij bibberen al net zo van de kou als wij.                                                                                                                                                                                                                              

Het stel vraagt ons de weg naar de jeugdherberg. Het maakt Margreet en mij niets uit dat het Duitsers zijn. Margreet en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “de jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier héél dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”: “Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen.”

Er is ruimte genoeg bij ons en we zijn tenslotte zelf, op onze liftvakanties in het buitenland ook vaak genoeg aan een slaapplek  geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat we eens een keertje iets terug kunnen doen.

Thuis drinken we, om warm te worden, een paar glazen wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn op weg naar Amsterdam. De vrouw is zwanger. Er is nog niets van te zien. Ze zijn allerminst gelukkig met die zwangerschap; ze zijn op weg naar een abortuskliniek in Amsterdam.

We zijn door de wijn opgewarmd en slaperig geworden. Tegen onze gasten zeggen we dat we om acht uur de volgende morgen op moeten staan. Ze kunnen het ontbijt vinden in de keuken en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.

Ze hebben ons huis keurig achtergelaten, is onze eerste indruk als wij ’s avonds uit ons werk komen. De afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens opgevouwen. Maar eigenlijk vinden we dat niet meer dan normaal.

Ik wil later op de avond een cd van Pink Floyd luisteren maar ik zoek tevergeefs naar de cd Ummagumma.

   “Aan wie heb jij Ummagumma uitgeleend?” vraag ik aan Margreet. 

   “Aan niemand.”

   “Verdomme, ‘A saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”

Het dringt langzamerhand tot me door, dat alles van  Pink Floyd en nog een aantal van onze favoriete cd's weg zijn. We kunnen aan het einde van de week de balans opmaken: behalve een flink aantal waardevolle spullen, hebben ze ook nog een kleine duizend euro cash-geld gejat. We hebben in onze naïviteit gastvrij onderdak verleend aan een koppel Schweinhunde.

Het minst erge vind ik achteraf eigenlijk nog dat ze die ongewenste vrucht van mijn poen hebben laten afdrijven.

zaterdag 25 februari 2023

SCANNEN IN DE SUPER.

De grote Nederlandse supermarkten hebben miljarden winst gemaakt. Veel meer dan vorig jaar. Maar, verzucht de top van die bedrijven: het had miljoenen meer kunnen zijn, want er is op enorme schaal gejat door de klanten. Niet door de klanten die braaf met hun winkelwagentje langs de kassière schuiven. Oké, er zullen  heus wel eens wat artikelen in een tasje onder de boodschappenband door gesnaaid worden. Of er worden, onzichtbaar onder een te ruim zittende  jas, boodschappen meegepikt.

Neen, dè boosdoener voor de grote supermarkten was en is nog steeds de scannende klant. Ik ben er zelf ook zo een. Niet zo een die doelbewust bezig is met jatten. Een paar jaar terug ben ik met scannen begonnen. Ik vond het wel makkelijk. Nooit meer lang in de rij staan en alles kon gelijk in me eigen boodschappenkarretje. Het winkelwagentje hoefde niet gebruikt te worden.

Alleen bij de allereerste keer ging het al fout.  De scancomputer gaf aan dat er een steekproef gehouden moest worden. ‘De medewerker komt er zo aan, een momentje geduld alstublieft,’ zei de computer. Dat eventjes duurde wel zowat vijf minuten. Had ik eigenlijk net zo goed in de rij voor de kassa kunnen gaan staan. Maar goed, er komt een knul aan die moet controleren of ik alles wel gescand heb. Een steekproef van acht artikelen. Zeven artikelen heeft hij gecontroleerd, alle zeven goed. Van de inhoud van mijn boodschappenkarretje heeft hij een zooitje gemaakt. Dan nummer acht … ja hoor, hij heeft beet. Ik heb een pot zure bommen niet gescand.  ‘Ik kan die pot toch nu nog wel even scannen?’ De medewerker lijkt in zijn sas: ‘Neen meneer, ik moet u nu naar een van de kassa’s verwijzen. Zet al uw boodschappen daar op de band en reken bij de kassière af.’ Leuk baantje heeft die knul, als hij van zichzelf niet wantrouwig is, wordt hij het vanzelf wel.

Het was de eerste en de laatste keer dat dat me is overkomen. Irritant is wel dat er steeds weer een medewerken moet komen opdraven om te kijken of ik wel boven de achttien ben en dus bier of wijn mag kopen. Terwijl op een kilometer afstand te zien is dat ik zowat eenentachtig ben.

Steekproeven krijg ik niet altijd, soms één per vier weken, soms drie weken achter elkaar. Behalve die eerste keer is het eigenlijk steeds goed gegaan. Het aandoenlijke van mijn supermarkt is dat elke foutloze steekproef beloond wordt met een zegeltje. Een stroopwafelzegeltje. Als je zes van die zegeltjes hebt geplakt op de zelfscanspaarkaart, krijg je gratis een pakje stroopwafels. Joepie!

Eerlijk gezegd waren niet al mijn scans foutloos. Ik heb het geluk gehad dat er niet altijd gecontroleerd werd. Als ik thuis ben kijk ik de scanbon altijd nog even na. Dan zie ik dat ik nogal eens wat vergeten ben te scannen: een komkommer, een stuk  zalm, wasverzachter, Surinaamse broodjes, een pak hagelslag en zelfs een duur pak wasmiddel. Niet allemaal in één week natuurlijk. Over een periode van een week of acht. Dat gaat bij mij, ongelogen, per ongeluk.

Als je duizenden klanten hebt zoals ik, dan mis je als onderneming aan het eind van de rit wel wat omzet. En dan heb je ook nog de kleptomanen, die welbewust lopen te graaien. De supermarkten zelf bezondigen zich daar zelf ook schaamteloos aan. Hoe komen ze anders aan die superwinsten in deze tijd van recessie?!

vrijdag 24 februari 2023

KIKKER

 Een blauwe maandag studeer ik in Utrecht. Ik wil dierenarts worden. Zes jaren van studie aan de Utrechtse universiteit. Waarom ik precies dierenarts wil worden begrijp ik nu nog steeds niet. Nee, want thuis hebben we bijvoorbeeld nóóit dieren gehad en ik kan me niet herinneren, dat ik mijn moeder aan haar hoofd gezeurd heb om een huisdier. Dieren op tv zoals het Olifantje Jumbo, Bor de Wolf, Ed het Sprekende Paard en zelfs Isadora Paradijsvogel kunnen me niet erg boeien. Het worden nooit echt dieren van vlees en bloed voor mij.

Van mijn vader en mijn moeder hoef ik niet zo nodig dierenarts te worden. Als het aan hen ligt ga ik gelijk werken in de beschuitfabriek. Vol continu. Geld kunnen ze altijd gebruiken met ons grote gezin. We zijn met zijn twaalven en ze weten heus wel dat ik zo’n lul ben om al mijn verdiende geld in hun bodemloze put te storten.

Mijn vader heb ik nooit samen met een beest gezien … ik heb mijn vader überhaupt niet zo veel gezien. Mijn moeder heeft he-le-maal niks met dieren. Zij is een lieve, knappe en over het algemeen zeer opgewekte vrouw maar van dieren moet ze niks hebben. 

Het zal wel door mijn beroepskeuzetest gekomen zijn:

‘…..gezien zijn vriendelijke, behulpzame, geduldige houding en zijn bovenmatig ontwikkeld vermogen tot opnemen van en in praktijk brengen van kennis … het duidelijk kunnen overbrengen van informatie; verder heeft hij de gave indien nodig resoluut te kunnen ingrijpen … derhalve zien wij goede ontplooiingskansen voor hem in het beroep van dierenarts.’

Resoluut ingrijpen? Nou en of! Op het bureau van de beroepskeuzeadviseur sla ik pardoes een dikke hinderlijke bromvlieg morsdood ... ik zit met een vieze hand en op het hagelwitte overhemd van de adviseur zitten spetters.

Op een zeer zonnige zomerdag, ik ben een jaar of tien, kom ik met Kikker thuis. Kikker zit op mijn rechterhand. Mijn linkerhand is het dakje zodat hij daar lekker beschermd kan zitten. Kikker zit amechtig te hijgen. Later begrijp ik dat kikkers altijd hard hijgen, daar kunnen ze gewoon niks aan doen.

‘Breng dat beest maar weer gelijk terug naar de sloot waar je hem gevonden hebt. Ik wil geen kikkers in huis, dat weet je toch!’ Hoe kan ik dat nou weten? We hebben thuis nooit over kikkers gepraat. ‘Mag die dan even op het balkon, mam, ik wil hem morgen in de klas laten zien.’

Kikker mag op het balkon, tot morgenochtend, in een pindakaaspot. Er zit nog een klein beetje pindakaas in de pot. Ik hoop dat Kikker pindakaas lekker zal vinden, net als ik, ja, dat weet ik nog wel, dat ik dat toen hoopte voor Kikker.

Misschien lag het aan de warmte of aan de te vast dichtgedraaide deksel van de pindakaaspot of aan allebei maar Kikker lag levenloos op zijn buikje in een plasje vocht. Kikker had nog niks van de pindakaas gegeten zo te zien. Zo wil ik hem niet in de klas laten zien, dus spoel ik hem door de wc. Dat gaat nog niet zo gemakkelijk. Na drie keer doortrekken is Kikker pas weg.  

 


donderdag 23 februari 2023

VROEG.

 Het is nog vroeg als ik dit schrijf. Tien voor negen. Voor het schrijven van een stukje als dit is het tamelijk vroeg. Normaal schrijf ik ‘s avonds. Soms over dingen die ik heb meegemaakt en soms over iets dat me bezig houdt. 

Het begin van deze zaterdag is schitterend! Strak blauwe lucht en zó helder dat ik vanaf mijn balkon de Rotterdamse wolkenkrabbers een klein stukje boven de grote bomen van het Kralingse Bos zie uitkomen. Ook kan ik de topboog van de Brienenoordbrug zien.  

Ik blijf niet te lang staan genieten op het balkon want het is daar nog maar net zes graden Celsius en dat is een beetje te koud voor in mijn pyjama. De balkondeur en het woonkamerraam laat ik wel open staan; kan het huis lekker luchten.

Over de reling van mijn balkon heb ik mijn dekbed gegooid. Het dekbed vond dat kennelijk geen goed idee, in die kou,  want het wilde gelijk weer terug op mijn bed, dat dan nog een beetje warm is.

Daar, op het balkon (ik woon op de 4e verdieping) is ook al goed te horen dat er flink wat gemotoriseerd verkeer actief is. Het lijkt wel of er golven geluid mijn kant op komen. Het is niet echt oorverdovend; het is gewoon een hinderlijk aanwezig, de ene keer erger dan de andere keer. Het is maar net hoe de wind staat.

De vogels zijn ook al vroeg op. Vooral de eksters zijn duidelijk aanwezig. Ik zie ze alleen niet. Waarschijnlijk zitten ze in het struikgewas of in de bomen waarschuwend te krassen en te knarsen. Leuk of lief klinken die vogels niet. Eksters zijn krachtige, moedige vogels: ik heb twee eksters eens een kat, die te dicht bij hun nest met jongen kwam, op de vlucht zien jagen. Meestal zijn hier ook veel meeuwen maar gek genoeg zie ik nu geen een. Ze dachten misschien: lekker weertje vandaag, we blijven lekker bij het strand … tja, je weet niet hoe die beesten redeneren … als ze tenminste redeneren.

 Aan de andere kant van mijn huis is het vandaag superrustig. Op werkdagen is het tussen acht en negen uur altijd een drukte van jewelste. Ouders komen dan met de auto hun kinderen naar de school, bij mij aan de overkant,  brengen. De straat is dan één grote file. Soms ontstaan er gevaarlijke situaties wanneer autorijdende ouders plotseling hard optrekken en vergeten dat er nog andere kinderen oversteken naar de school. Niet alle kinderen worden met de auto gebracht; er worden er ook nog wel een paar gebracht op de fiets of in zo’n bakfiets. Zelfs komen er nog enkele kinderen lopend naar school; alleen of aan de hand van hun ouders.

Zelf ben ik nooit naar school gebracht. Mijn ouders hadden geen fiets of een bakfiets laat staan een auto. Mijn vader was al lang en breed op zijn werk als ik naar school moest en mijn moeder kon me niet wegbrengen omdat ze thuis voor mijn drie kleine zusjes moest zorgen. Op mijn eerste schooldagen wezen een paar buurmeisjes me de weg naar school en de acht jaren daarna ben ik alleen of samen met vriendjes  die ene kilometer naar school gelopen. Was geen enkel probleem.

Ik vraag me wel eens af of die auto-ouders misschien vergeten zijn dat er beentjes en voetjes aan hun kinderen zitten?

Kinderen hoor ik vanochtend niet. Die zullen wel uitslapen, aan het gamen zijn, voor de tv zitten, met lego spelen of zitten te lezen.

Wel hoor ik op een afstand, luid geschreeuw; volwassen mannenstemmen. Het klinkt niet als ruzie, meer als elkaar opjutten, aanmoedigen. Af en toe hoor ik een snerpend gefluit … en dan gaat me een lichtje op. Het is zaterdagochtend. Er wordt gefoebeld. Daarginder, aan de andere kant van het metro-traject; daar zijn foebelvelden. Mannen leven zich daar lekker uit. Hun spel wordt af en toe onderbroken door de man met de fluit.

 

woensdag 22 februari 2023

INTERNE DIALOOG.

Na het ontbijt loop je wat in huis rond te scharrelen. Vrolijke geluiden van spelende kinderen golven je kamer binnen. Kouwe handen. ‘t Is fris. Je wil een t-shirt met lange mouwen over je t-shirt met korte mouwen aan doen. Neen, doe het toch maar niet. Onnodig. Je hebt net een groot glas koude melk naar binnen geklokt. Geen wonder dat je het koud hebt. Doe de rits van je vest dicht … dat scheelt veel en … ga eens wat doen, man. Dan ben je zò warm.’

Je hebt een broodje gebakken. Zojuist  heb je daar een dikke boterham met kaas van gegeten. Heel lekker. Waarom heb je dan nog brood gekócht? Ja, stom. Je wist toch dat je brood ging bakken. Moet je straks misschien brood weggooien. Voor de eenden of misschien wel  voor de ratten. Je kan ook ontbijten met je eigen gebakken brood en als lunch dat gekochte brood eten of andersom natuurlijk …  of je wisselt per dag af. Gaan de broden gelijk op op.

Droog zeg, die pindakaas. Die ga je nooit meer kopen. Eigen merk van Jumbo … met kleine stukken nootjes. Duur Jumbo. Geen Aldi, Lidl of Dirk hier in de buurt. Je hebt hier alleen Jumbo en AH. AH is nòg duurder dan Jumbo.

Een nieuwe rookmelder krijg je in de woonkamer. Àls er ergens gerookt wordt, is het wel in de woonkamer. Vreemde plek dus. Het plafond is grauw … de rookmelder hagelwit … er is waarschijnlijk ooit veel gerookt in dit huis. Iedere gast, die rookt mag van jou in de woonkamer roken. Je was immers zelf jarenlang een verwoede zware shagroker. Maar als dan elke keer als er gerookt wordt, die rookmelder afgaat dan moeten de rokers toch maar het balkon op. Je kreeg  nog wel een schreeuwend blauwe ‘badmuts’ van de rookmeldermonteur. Niet voor om het hoofd van de roker maar om de rookmelder af te dekken voor als er in je huis gerookt wordt. Dan gaat je alarm niet af.

Stink je nou uit je straatje?  Je vreest van wel. Nigel doet opeens vlug een stapje opzij als je het in de metro met hem hebt over het tumult rond de schrijver Roald Dahl. Lars gaat ook een beetje verder van je af staan, als je met hem napraat over de cabaretvoorstelling. Dat soort dingen gebeuren je vaker. Ze zullen het nooit uit zichzelf tegen je zeggen. Je hebt ook niemand in huis om het aan te vragen. Kan je  je buurvrouw niet laten ruiken?  Dat kan wel maar dat durf je niet. Vraag je het je vrienden toch op de man af!

Je hebt de planten verzopen. Voorlopig even geen water geven. Voorlopig? Drie dagen, vier, vijf,  wellicht een of twee weken? Goed in de gatenhouden. Voel met je vingers of de aarde niet te droog wordt. Opletten of je planten niet verdorren.

Je vriendin Hanny  belt je op je huistelefoon? Vijf minuten terug mailde ze me nog. Ze wil niet dat je bij haar thuis komt. Geen idee waarom niet. Checkt ze zò of je nog thuis bent? Of dat je al onderweg bent naar haar. Haar telefoontje is identiek aan haar mailtje. Ze had je beter gelijk kunnen bèllen.

 

dinsdag 21 februari 2023

VERKWANSEL ROALD DAHL NIET!

 Met verbijstering lees ik over de plannen van de uitgever van Roald Dahl (1916-1990) om zijn prachtige kinderboeken aan te passen aan de huidige tijdgeest. Ook Netflix, dat zijn boeken wil gaan verfilmen,  blijkt hier een belangrijke rol in te spelen. Ik ben niet de enige die daar verontwaardigd over is. Wereldwijd is de schok voelbaar.

Roald Dahl is al 1990 overleden maar nog steeds is hij een van de meest gelezen kinderboekenschrijvers met titels als: De Reuzekrokodil, Mathilde, De Griezels, De Heksen, Sjakie en  de Chocoladefabriek.  Ik heb zelf met ontzettend veel plezier de boeken van hem aan mijn kinderen voorgelezen, sommige boeken (bijvoorbeeld De Reuzekrokodil) wel honderd keer. Zij vonden het geweldig … elk voorleeskwartiertje was een feest. Nooit heb ik als ouder  weerstand gevoeld tegen Dahl’s teksten en mijn kinderen zijn ook nooit bang geweest voor zijn teksten of de suggestieve tekeningen daarbij. Roald Dahl heeft miljoenen kinderen aan het lezen gekregen.

Wat die erfgenamen en uitgever nu willen is de boeken kuisen …  van de brutale boeken van Roald Dahl willen ze brave voorleesboekjes maken en daarmee wordt het monument ‘Roald Dahl’ vernietigd. Een voorbeeld: een ‘dikke’ jongen of vrouw mag niet meer: ‘dik’ moet ‘vet’ worden. De ‘zwarte pygmeeën’ uit Sjakie en de Chocoladefabriek moeten genderneutrale kleine mensjes worden. Belachelijk. Een heks deed zich, als zij belandt in de mensenwereld,  voor als ‘typiste’ of ‘kassière’, dat moet nu een ‘topwetenschapper’ worden of ‘zakenvrouw’. Mijn kinderen sidderen als schooljuf Bulstronk een meisje aan haar haren rondslingert en over een schutting werpt naar het Rookspuwende Monster Rapschranze. Maar kinderen weten heus wel dat Dahl’s woordkeus hoort bij het voorlezen en niet bij de werkelijkheid.  Het veranderen, schrappen of toevoegen van woorden, verandert de stijl en inhoud en verkanselt iemands geestelijk eigendom

Dahl gebruikt karikaturen om onderscheid te maken tussen goede en slechte personen. Geniaal is dat hij kinderen slimmer laat zijn dan hun ouders, in zijn boek Mathilde gebeurt dat. Behalve pesterig en gemeen kan hij lief schrijven, óók in Mathilde, over juffrouw Engel.

Heksen zijn kaal, schrijft hij. Nu wordt er in een nieuwe uitgave uitgelegd, dat er een heleboel andere redenen zijn waarom vrouwen pruiken dragen, alsof kinderen dat zelf niet kunnen bedenken. Het zijn de volwassenen die niet begrijpen wat verbeelding is; denk maar eens aan de ophef over de schrijver Pim Lammers en zijn verhaal De Trainer.  

De volgende passage uit zijn boek de Griezels is tekenend voor zijn stijl: ‘Als iemand lelijke gedachten heeft, zie je het aan zijn gezicht. En als die persoon elke dag, elke week, elk jaar lelijke gedachten heeft, dan wordt dat gezicht steeds lelijker. Iemand met goede gedachten kan niet lelijk zijn. Je kan een scheve neus hebben en een frommelmond, een dubbele kin of vooruitstekende tanden, maar als je goede gedachten hebt, dan straalt je gezicht als een zonnetje.’

De invloed van brave lezers en uitgevers neemt snel toe. Daartegen past een duidelijke waarschuwing. Democratie gedijt alleen bij de gratie van de vrije gedachte; wat betekent dat er ook slechte gedachten mogen zijn.

Ik hoop dat de mondiale golf van verontwaardiging het vernietigen van Roald Dahls werk stopt.

maandag 20 februari 2023

MET EEN IJZEREN STAAF.

‘Wat is dat voor een briefje?’ vroeg  Els. ‘Geen idee’, zei ik, ik haal het net uit de brievenbus. Het is een gevouwen   a-4-tje. Géén enveloppe er om heen.  ’t Is een kopie van een brief geschreven in hanenpoten. Het is één grote verzameling taalfouten. Gericht aan alle bewoners van de flat. Ik zal een poging doen om de brief voor te lezen?‘ ‘Ja, goed, doe maar’.


aan al mein bure,

misgien ken u mij niet ik u ook misgien niet maar ik  bent Ria van nummer 134 op de derde en er worden lelijke dingen over mijn gesegt in de flet dat kompt omdat ik al jaare lang last hep fan mij beneedebuuren op 94 wand die maake feel lawaaj met rusie maake, telefisie kijken sodat ik zelf mijn ijge telefisie niet ken ferstaan niet alleen ik maar ook mijn hontje wort er erg senewagtug  fan sij eet de laatste teit steets slegter se is al erg vermagert en se is niet mir het lefenslustige beesje fan froeger  ik freest egt voor haar lefen ik bent al een paar kir naar beneden gegaan om te sechen dat ik soon last van se hep dan segge se dat se nooit ruusie hebbe en dat se hun teelefiesi alteit sagjes aan hebbe staan maar dat is egt niewaar als hun teefee  wir eens hart staat of ze maake ruusie dan stampt ik hart op de gront en somps doen se dan efen wat rustugger aan maar dat is fan korte duur so langsamerhant bent ik het sat ik komt uren slaaptekort door hun geluitsoferlast ik pik het nau niet mir de irstfolgende keer  sal ik late sien dat ik niet met me laat spotte fanmiddag was ut wir so fer ik pak de stofsuicherstang en gaa met de lift naar beneede ik bel aan bij 94 hij van beneede doet oope en ik seg niks maar sla hem fier kir op sein kaanis so dat is je ferdiende loon met je rotherrie hij bloede as een runt dan gaat ik weer naar booven naar mei ijge huis korte teit  later staan er drie poolisieoutoos voor de deur se neeme me mee naar het pooliesiebuuro so dan weet u presies wat er geburt is aan mein lagt het in ider gefal niet friendelukke groeten fan u buurfrou Ria.


‘Zo dat is niet mis,’ zei Els. ‘Ik heb van die heibel helemaal niks mee gekregen. Heb jij een idee wie die Ria is?’ ‘Ja, ik heb wel een vermoeden. Ik heb een paar keer met een pinnige oude dame in de lift gestaan, dat hondje was trouwens ook akelig pinnig. Die vrouw begon gelijk tegen me te kijven dat de flat zo achteruit ging: geluidsoverlast, rotzooi in de hal, in de lift, op de trap. Ik denk dat dat Ria was’.

‘Inmiddels is ze haar huis uitgezet. Ze heeft in een andere wijk een woning gekregen. Onlangs was in het AD de kop te lezen: ‘Ria (80) trekt overlast van buurman niet en valt hem aan met ijzeren pijp.’ Dit ging dus over de rechtszaak tegen die Ria. Ze werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en kreeg het advies om hulp te zoeken voor haar stressklachten.      

zondag 19 februari 2023

KABOUTERS

 Ik heb altijd van boeken gehouden … of  beter gezegd van lezen. Een van mijn eerste leesboekjes was ‘Pim en de maan’. Ik heb het wel duizend keer gelezen. Er schijnt een hele reeks Pimboekjes te zijn, maar ik had alleen die ene. Net als van Okkie , daar waren ook een heleboel delen van maar ik had er maar één wel honderd keer gelezen: Okkie en Moortje (Moortje was een poes). Okkie is geschreven door Leonard Roggeveen. Van Pim heb ik nooit geweten wie het geschreven heeft. Pim is een heel gewoon jongetje dat kijkt naar de maan en dromerig is.

Okkie is een kabouter, die allerlei grappige avonturen beleeft met zijn kat Moortje. Kabouters zijn dacht ik, altijd mannetjes en hoogstwaarschijnlijk worden zij oud geboren … meestal ook met een baard … ze gaan nooit de pijp uit ... heeft iemand trouwens ooit wel eens een kabouter geboren zien worden? Of een kind-kabouter gezien? Ja, er bestáán warempel wel héél kleine kaboutertjes maar die zijn tòch altijd al héél oud. Misschien heeft  iemand per ongeluk wel eens verhaaltje gelezen waarin een kabouter overlijdt. Ik niet in ieder geval.

Stel je eens voor dat ze wel dood kunnen gaan, dan betekent dat, dat  eens de kabouter als soort ophoudt te bestaan. Want, heeft iemand  wel eens een vrouwtjeskabouter gezien? Sterker nog : … wie heeft er ooit kabouters een nummertje zien maken? Niemand toch. Nee ik denk dat kabouters per definitie oud, onzijdig, onvruchtbaar, onsterfelijk zijn en een baard hebben.

In de derde klas van de lagere school begon ik Arendsogen te verslinden. Arendsoog en de Indiaan Witte Veder, dat waren lange tijd mijn grote helden. Helden die samen het Amerikaanse Wilde Westen wilden temmen. Er zijn maar liefst 63 delen van Arendsoog verschenen. Ik heb ze allemaal gelezen. De eerste twintig Arendsogen zijn geschreven door Jan Nowee, die al jong stierf. Hij werd 58 jaar. Daarna zijn er nog 43 Arendsogen geschreven door de zoon van Jan:  Paul Nowee. De boeken die door de vader geschreven zijn hebben me altijd het meest geboeid. Grappig detail is, dat, hoewel de boeken zich allemaal in de Verenigde staten afspelen, de schrijvers nooit één voet op Amerikaanse bodem hebben gezet.

Voor ik op de middelbare school mijn verplichte eindexamen leeslijst samenstelde, las ik eigenlijk alleen, de Nederlandse vertaling van 'Lady Chatterly’s lovers' van D.H. Lawrence, 'Ik, Jan Cremer' en 'de Avonden' van Gerard van het Reve. Van alle drie die boeken heb ik erg genoten en soms herlees ik ze en geniet er dan opnieuw van. Het zijn stuk voor stuk heerlijke leeservaringen. 

Mijn eindlijst van de hbs bestond, behalve uit verplicht oud-Nederlands werk als Mariken van Nimwegen en Beatrijs ook uit wat moderns: Simon Vestdijk stond er onder andere op maar die vond ik niet zo veel soeps. Ik had toen ook ‘Turks Fruit’ gelezen maar dat boek was verboden voor op de eindlijst. ‘Kort Amerikaans’ en Roos van vlees’, ook van Jan Wolkers mochten wel. Ook prima boeken.

Tegenwoordig zijn mijn favoriete schrijvers: Herman Koch, Tommie Wieringa en Michel Houillebecq.

zaterdag 18 februari 2023

VERWARD PERSOON

Vandaag ben ik (opa Jos) in Dordrecht op bezoek gegaan bij mijn kleinkinderen Bent (9)en Markus (5), mijn zoon Ralf en schoondochter Ilona. Ik ben een beetje gespannen, want ik ben er al lange tijd niet geweest. Als ik na een ongemakkelijke reis bij hun huis aankom, is mijn zoon niet thuis. Hij is op zoek naar zijn vader. 

Ik weet opeens niet meer waar ze wonen. Verwarde man verdwaald in Dordt. Ralfs zijn nummer staat niet in mijn mobiel. Probeer hem te mailen. Godzijdank reageert hij: ‘Ik kom naar je toe.’ Maar dan daagt het me weer … weet ik hun huis toch te vinden.  Tsja, het is de spanning denk ik … die verwarring.

Ilona verwelkomt me vriendelijk lachend.  Mijn mooie slanke schoondochter. Nog altijd mooi. Was ik bijna vergeten. Ik had wat kadootjes meegenomen. Twee boeken voor de jongens: ‘Dolfje Weerwolfje’ en ‘Mees Kees’. Zo te zien zijn ze er blij mee, Ilona ook. Zij kent de schrijvers en die zijn goed, zegt ze. Voor Ralf en Ilona kocht ik een fraai boeket. Ik heb er een kaartje bij geschreven: ‘fijn weer samen te zijn’. Ilona geeft de bloemen een mooi plaatsje op de mooie, grote witte kast. Bent trapt met een zachte voetbal tegen een muur. Markus staat met het kadoboek nog in zijn hand zijn nieuwe ‘opa Jos’ te bestuderen. 

De reis is ongemakkelijk. Ik heb het nòg zo goed gepland. Met 9292 en Google Maps. Precies om één uur moet ik er zijn. Maar de metro is te laat, de trein moet vlakbij Zwijndrecht stoppen, omdat er een persoon op de rails loopt en … ik raak verward in het drukke centrum van Dordt. 

Ralf komt thuis. Hij is blij me te zien. Geeft me een hug. Ilona heeft hem gemaild dat ik er al ben. Ik zit aan de koffie met kruimelkoek in hun ruime woonkamer. Alles is mooi en ruim in dit huis. Daar hebben ze geluk mee gehad.

Bent laat me vol trots zijn rapport zien. Hij zit in groep vijf. Het zijn tegenwoordig geen rapporten meer met cijfers zoals bij ons. Voor mij is het een abacadabra-rapport. Ilona en Ralf begrijpen het en weten dat het een mooi rapport is. Oké, dan geef ik hem er tien euro omdat hij zo goed zijn best doet. … heb ik geen cash bij me! … ’t zit niet zo mee vandaag … dan stuur ik hem wel wat op in een enveloppe.

Een grote tafelvoetbal-tafel staat in die reuze woonkamer. Daar moeten we wat mee: Bent en opa Jos tegen Ralf en Ilona. Heerlijk om te doen. Lachen, juichen, foeteren. Ik krijg het er helemaal warm van.  

Markus zit ondertussen te gamen, alles om hem heen lijkt hij vergeten. Hij en het spelletje zijn één.

Ze zijn leuk met elkaar, Bent en Markus. De broertjes voeren grappige gesprekjes met elkaar over voetbal, games en allerlei andere zaken. Het zijn slimme ‘gassies’. Op een gegeven moment kijkt Markus me aan en vraagt: ‘Opa Jos, heb jij ook een vader?’ ‘Ja, Markus maar die is al heel lang dood.’ Dat is blijkbaar het goede antwoord, want hij vraagt niet verder.

Even zou ik langs komen, hebben we afgesproken … en even is nu voorbij.  Ilona gaat met de jongens naar de markt.  ‘Dag Bent, dag Markus,’ roep ik. ‘Dag opa Jos,’ zeggen ze in koor … toch nog wat onwennig.  ‘Dag Jos.’ Zij geeft me onverwachts een zoen. ‘Dag Ilona,’ ik ben net te laat om terug te zoenen.   Ralf brengt  mij om alle verwarring te voorkomen naar het station. We huggen ten afscheid.  … het was gezellig.

vrijdag 17 februari 2023

IN HET DONKERE PARK.

Als mevrouw de Bruyn haar portiek in gaat, staat daar een stelletje te scharrelen. Mevrouw de Bruyn kucht en vraagt of ze er even langs mag.

‘O sorry hoor, mevrouw, we gaan gelijk weg.’ Het meisje sjort wat aan haar jurk totdat die weer goed zit en de jongen hijst zijn half afgezakte broek weer over zijn billen. Mevrouw de Bruyn kijkt het tafereel  hoofdschuddend aan. ‘Kunnen jullie nu echt nergens anders terecht? vraagt ze. ‘Ja,’ zegt de jongen,’ in de volgende portiek, totdat iemand ons daar wegstuurt.’

‘Waarom gaan jullie niet naar het park, hier vlakbij?’ vraagt mevrouw de Bruyn.

Het meisje of liever gezegd 'de vrouw' antwoordt haar: ‘We zijn bang in het park, er is daar geen verlichting en er is veel onzichtbaar ongedierte, muizen ratten, spinnen en de kans dat je kwaadwilligen tegen het lijf loopt, in sloot valt of tegen een boom aan knalt is niet gering. Hier in de stad zoeken we de best verlichte plekjes op, zoals deze portiek. De kans is altijd heel groot dat we op dit soort plekken, weggejaagd of weggepest worden. We zijn dan veel te zichtbaar voor de omgeving. We kunnen ook niet terecht bij zijn ouders. Mijn ouders zijn al een tijdje dood. Zijn ouders weten  dat we verkering hebben. Maar ze zijn er op tegen. Ze vinden het leeftijdsverschil te groot. Ik ben zevenenveertig en hij is zeventien. Ik geef toe dat het leeftijdsverschil groot is maar liefde is blind en zo is dat bij ons ook, nietwaar, Wim?’ ‘Ja schat, liefde is blind.’

Mevrouw de Bruyn, die zelf negenendertig is, moet er niet aan denken met een zeventienjarig knulletje verkering te hebben. Haar eigen man is eenenveertig en hoewel ze geen goed  huwelijk hebben, is ze wel content met het leeftijdsverschil van twee jaar. Meneer de Bruyn is uit zijn luie tv-stoel naar de portiek afgedaald. Hij had ze horen praten in de portiek en hij moest even weten wat er loos is. De man heeft een ongeschoren gezicht, een veel te dikke buik, een afgezakte broek en uit zijn openstaande gulp piept een puntje van zijn overhemd.

‘Hallo schat,’ zegt mevrouw de Bruyn. ‘Deze mensen stonden in onze portiek te vrijen, toen ik terugkwam van bridgen. Ik zei dat ze beter naar het park konden gaan. Daar zal het wat rustiger zijn voor hen maar ze zeiden dat ze bang zijn voor de bomen, de dieren en de mensen in het donker’.

Mevrouw de Bruyn ziet haar man verlekkerd kijken de zeventienjarige jongeman … het is haar al vaker opgevallen dat meneer de Bruyn erg gecharmeerd is van jongens van die leeftijd. Dat kan haar na ruim twintig jaar huwelijk niet zo veel meer schelen. Misschien, zo denkt mevrouw de Bruyn, wil mijn man wel met deze mensen mee naar het park om ze een beetje een gevoel van veiligheid te bieden daar.’

Dat ziet het verliefde duo wel zitten en ook meneer de Bruyn is er wel voor in. Er is vanavond toch niks meer op tv. Alleen maar die inzamelingsactie voor de slachtoffers van de aardbevingen in Turkye en Syrië. Zijn plicht heeft hij al gedaan door flink wat geld over te maken naar giro 555.  Hij doet zijn jas aan, pakt zijn honkbalknuppel en loopt het duo vooruit naar het park.

 Hoeveel geld in totaal ingezameld is hoort hij later nog wel. 

donderdag 16 februari 2023

BEHOEFTE AAN IETS WARMS.

Ik heb dorst en loop toevallig net voorbij café Melief-Bender op de Oude Binnenweg in Rotterdam. 1 + 1 = 2. Dus ik stap die kroeg in om een tonic te drinken, ja, echt waar een tonic. Ik hoef even geen alcohol meer, want voor ik er erg in heb ben ik alcoholist. Ik heb de afgelopen weken, twee à drie alcoholconsumpties per dag genomen … dat is toch echt niet veel denk ik dan.  Maar het is wel zo dat ik geen dag meer zonder kan en dat is geen zuivere koffie.  En dan de kwestie van mijn neus hè, ja, die wordt veel te rood naar mijn zin. Mijn moeder noemde zo’n neus als ik nu heb een drankneus en zoiets wil ik echt niet. Nu hoop ik maar dat wanneer ik helemaal stop met alcohol en voldoende tonic (en melk) drink, ik langzamerhand weer een normaal vleeskleurig neusje krijg. Ik had er onlangs  nog over met mijn buurvrouw, zij vond ook wel dat mijn neus wat roder was dan anders maar zij dacht dat dat van de kou kwam. Dat kan natuurlijk net zo goed. Net als mijn vingers, die worden ook rood (bijna blauw) van de kou. Ik hoop maar dat het van de kou komt.

Het is druk in het café. Alle barkrukken bezet, alle tafeltjes bezet er stáán zelfs nog flink wat, mannen allemaal, te babbelen en te ‘hijsen’. Aan een tweepersoonstafeltje zit een man alleen. Zo te zien een Surinamer, maar ik noem donker gekleurde mensen altijd veel te makkelijk Surinamers. Ik ga vragen of ik bij hem aan het tafeltje mag aanschuiven. Hij zit te bellen als ik het hem vraag, dat had ik niet in de gaten, maar hij kijkt me vriendelijk lachend aan en knikt ja.  Hij zit met zijn ijsmuts op achter z’n cappuccino.

Als ik nog maar net zit komt al gelijk iemand langs om mijn bestelling op te nemen. Ik besluit om toch geen tonic te nemen maar ik doe een kopje thee, Earl Grey. Ik heb behoefte aan iets warms, vandaar. Heel koud is het niet vandaag … waterkoud zou ik het eerder willen noemen.

‘Fijn dat ik bij u aan het tafeltje mag zitten,’ zeg ik tegen de Surinamer.

‘Ja, natuurlijk … is normaal toch. Woont u hier in de buurt?’ vraagt hij. 

‘Nee, ik woon helemaal aan de andere kant van Rotterdam. ’

‘Ik woon in Dordrecht,’ zegt mijn tafelgenoot ’ik ben vandaag wezen klussen bij mijn dochter. Ze woont hier in het centrum. Ik heb vroeger ook in Rotterdam gewoond; in Noord. Ik woon nu al bijna 10 jaar in Dordrecht.’

 Hij blijkt een grage prater. Na zijn pensionering heeft hij nog als zzp’er (lasser) doorgewerkt. Geëmotioneerd vertelde hij verder dat hij daar anderhalf jaar geleden abrupt mee is gestopt. Zijn vrouw overleed plotseling op negenenvijftig jarige leeftijd aan een hersenbloeding. Daarmee verdween voor hem de motivatie om nog door te werken. Triest. Ik legde mijn hand even op zijn arm: ‘Sterkte man’, zei ik.

‘Ik vertel hem dat ik naar het centrum gekomen ben om wat kadootjes te kopen voor mijn kleinzoontjes van vijf en negen en hun ouders.  Ik ga aanstaande zaterdag bij hen op bezoek. Daar verheug ik me echt op. ’Zij wonen toevallig ook in Dordrecht’.

Ik had m’n thee inmiddels op en rekende aan de bar mijn thee en ook de cappuccino van mijn tafelgenoot af. Hij bedankte me met  een lach, een handdruk en wenste me veel plezier zaterdag.

woensdag 15 februari 2023

EEN DOORSLAAND SUCCES.

 

Ik heb alle gelegenheid gehad om mij muzikaal te ontwikkelen. Mijn opa van vaderszijde was een getalenteerde  mandoline-speler. Ik hoorde van mijn moeder dat hij het leuk zou vinden als ik, zijn eerste kleinzoon,  ook mandoline zou leren spelen maar daar had ik geen zin in. Mandoline-les was alleen op woensdagmiddag    dan ging ik liever op een voetbalclub. Ik was toen negen jaar.  Mijn opa was bijzonder teleurgesteld … hij wilde mij zo graag muziek horen maken en op zich wilde ik dat ook wel maar niet op woensdagmiddag. Op donderdag om half vijf was er accordeon-les … dat leek me wel wat. Mijn opa betaalde dat want mijn ouders hadden daar geen geld voor. Maar na drie maanden vond ik accordeon spelen toch niks aan. Ik heb één liedje leren spelen: varia, varia, varia, varia, vaaaaaaariaaaaa. Toen heb ik per ongeluk mijn mini-accordeon  in tramlijn 16 laten staan. Ik heb mijn opa nooit zo boos gezien.  De accordeon had ik in bruikleen en was nu foetsie. Opa moest nu de hele koopsom van de accordeon aan die akelige accordeon-juf betalen.

Toen ik vijftien jaar was kwam Hans Kabel in mijn leven. Hans Kabel was een neef van me: de zoon van een (toen reeds overleden) zus van mijn moeder.  Hans was een paar jaar ouder dan ik. Hij had een plannetje met mij. Allereerst had hij een goocheldoos. En bijna alle trucjes uit die doos kende hij: een knoop uit een touw laten verdwijnen … de kaart raden die iemand in gedachten had … een heleboel blauwe balletjes uit zijn mond halen (bah)  … ook haalde hij een zakdoek uit mijn zak, die ik er zelf nooit had in gestopt. Gelukkig hoefde ik geen trucjes te leren … nee, ik moest hem alleen maar assisteren: ‘dames en heren hier is de wereld beroemde Rotterdammer Abi Kadabrie’, want zo wilde Hans Kabel altijd genoemd worden, als hij goochelde.

Een optreden met alleen goochelen vond hij maar niks. Hij had bedacht dat we samen een zangduo zouden gaan vormen met de naam de Hajo’s (van Hans en Jos) en hij had ook al bedacht dat we zouden gaan goochelen èn zingen voor een hoog bejaard publiek. Ik vond zelf het liedje ‘Ik wil een cowboy als man’ van Ria Valk wel leuk om te doen maar dat vond hij niks voor een jongen van mijn leeftijd om te zingen.  ‘Jonge jongens zoals wij, willen geen cowboy als man, tenzij ze homo zijn,’ zei hij. Van homo’s had ik toen der tijd nog nooit gehoord.

Twee liedjes had Hans al uitgezocht: ‘Ik heb eerbied voor jouw grijze haren’ en ‘Een moederhart een gouden hart.’  Die twee liedjes gingen we instuderen en tegelijkertijd gingen we alle verpleeg- en verzorgingshuizen af met de vraag of we de ‘Hajo-show’ daar mochten  laten zien. Binnen twee weken waren we voor een maand uitgekocht  (we hoefden er natuurlijk niks voor te hebben)… twee keer per week traden we op . Het werd een doorslaand succes. Het is dat de meeste toeschouwers te terminaal waren om erg enthousiast op ons te reageren maar aan de tevreden uitdrukking op die ouwe bekkies konden we duidelijk afleiden dat ze zeer in hun nopjes waren met ons optreden.  Hans wilde er na deze geweldige maand nog wel een paar weken aan vastplakken maar ik was het zat. Ik leerde in die tijd ook de muziek kennen van Bob Dylan en de Rolling Stones en daar ging mijn hart toch steeds meer naar uit dan naar de gezapige producties van Gert en Hermien. Hans weigerde pertinent om Dylan en de Stones  bij de oudjes ten gehore te brengen. Hij ging onverdroten door met goochelen en zingen als de solo-artiest ‘Hazojo’ (Hans zonder Jos). Op zijn achttiende stopte hij er abrupt mee, om hopman bij de scouting te worden. Daar was hij geknipt voor.

Ik zou het op muzikaal gebied niet ver schoppen: theater ging me beter af. Vele jaren later, ik was zelf inmiddels bejaard, zat ik nog een klein jaartje op het wijkkoor alwaar ik liedjes zong als  ‘Vuile huichelaar’,‘Jungen komm bald wieder’ en ‘Mexico’ ten gehore bracht.

 

Eerder gepubliceerd  in december 2021.

dinsdag 14 februari 2023

SCHRIJNEND.

Samen met mijn vriendin Marieke en mijn vriend Lars had ik in Den Haag geprotesteerd tegen het uitblijven van duidelijke maatregelen van de regering tegen de klimaatcrisis, de opwarming van de aarde. Het is dezer dagen toch ondubbelzinnig duidelijk dat de natuur in de war is. Halverwege februari zitten we nu en we hebben lenteachtige temperaturen. Terwijl het een tiental jaren geleden nog vroor en sneeuwde in deze tijd van het jaar.

We hadden met enkele honderden andere actievoerders  de A12 geblokkeerd. De demonstratie duurde nu al vier uur en de verkeersopstopping was gigantisch. De betogers werden door een stem  uit een mobiele-eenheid bevolen  onmiddellijk de snelweg vrij te maken voor het verkeer. Als dat niet gebeurde zou worden ingegrepen.  Mijn vrienden ik bleven gewoon op onze plaats zitten. We hadden ons ook nog eens aan elkaar vastgeketend, met kettingen en onze handen hadden we aan het asfalt vastgeplakt. 

Een volgende keer ga ik dat trouwens wel anders doen want, ik stierf onderhand van de honger en ik kon met mijn geen mogelijkheid bij mijn banaan en boterhammetjes komen, die ik in mijn rugzak had gestopt.  De politie was ondertussen hard aan de slag gegaan om onze collega-actievoerders weg te slepen naar de klaarstaande arrestantenbussen. Wij zaten zo’n beetje in het midden van de groep. Het duurde nog wel even voordat wij aan de beurt waren.  Er werd echt gesleept, zagen we. Een agent pakte de demonstrant onder de oksels, tilde hem op en trok hem mee naar de bus.

Die agenten waren nou niet echt  gewelddadig te noemen maar het kwam toch wel eens voor dat er tijdens het  gesleep met onze mensen een schoen uitvloog. Er werd dan niet even gestopt om die schoen weer aan te laten trekken. Nee, dan werd diegene met zijn hielen over het plaveisel getrokken. Dat gaf natuurlijk lelijke schaafwonden.

Met de hele groep hadden we afgesproken om ons niet te verzetten.  Vreedzaam demonstreren heet dat. Als makke schapen zouden we ons laten afvoeren.  Voor zover wij het vanuit onze positie konden bekijken gedroegen de agenten zich ook redelijk vreedzaam.  Er werden zowaar af en toe geintjes gemaakt met elkaar door ME’ers en hun arrestanten. Er werd zelfs gelachen.

We gingen die ME’rs nu anders bekijken, ze bleken toch wat socialer dan we dachten.

Toen waren wij aan de buurt.  Toeval of niet: wij troffen een stel chagrijnige klootzakken.  Ze zeiden geen woord. Als ze wilden dat we een andere houding aannamen schopten ze ons. Met het losmaken van de kettingen trokken ze onze schouders zowat uit de kom; ook Marieke werd allerminst ontzien. Het maakte niet hoe hard ze gilde. (Later zei ze dat overdreef.) Het ergste was dat die ME’ers ons wilden optillen zonder er rekening mee te houden dat we met onze handen op het wegdek vastgeplakt zaten. Ondanks dat we driestemmig uitschreeuwden: ‘onze handen zit vastgeplakt, onze handen zitten vastgeplakt’,  gingen ze met verbeten koppen, star, zwijgzaam en ruw door met hun werk.  Ze smeten ons de arrestantenbus in en gingen naar hun volgende klus.

In de arrestantenbus konden we de schade opnemen. Bij ons alle drie was de handhuid ontveld. Godzijdank was er in de bus een EHBO-plek. Daar werden we vriendelijk behandeld, onze handen  met jodium ontsmet. Lang bleven de wonden nog schrijnen. Lars en ik zaten er met van pijn vertrokken gezichten op de achterbank van de bus. Marieke zat verrassend monter naast ons. Ik stierf nog steeds van de honger en mij lukte het niet, met mijn gehavende handen. Maar Marieke was godzijdank in staat mijn banaantje en mijn boterhammetjes uit mijn rugzak te vissen.

Tsja, wie actie voert moet pijn lijden. Zonder actie geen verandering. Kijk naar het verleden, de suffragettes, de anti-apartheidsstrijd. Activisme is altijd zinvol.

maandag 13 februari 2023

EEN OPENHARTG GESPREK (SLOT).

... en uw naaste familie, hoe reageerde die op u, zonder uw haren? Laat me raden ... u werd uitgelachen!

Mijn toenmalige echtgenote kwam haast niet meer bij van het lachen, toen ze mij ineens zo kaal, zo bloot zag. Vooral toen ze me voor het eerst in ons huwelijk ook zonder schaamhaar zag. Eerlijk gezegd vond ik dat ook wel een vreemd gezicht. Maar ik moest er niet zo onbedaarlijk hard om lachen als zij. Ze vond het vooral zonde van mijn kale kop, want zij houdt van haar. Hoe weinig ook. Ze is, zo zegt ze regelmatig, verliefd geworden op mijn weelderige krullenkop.

Zo’n verandering, zoals die hele  ‘ontharingsoperatie’, heeft met mijn wisselende stemmingen te maken. In de, zeg maar, manische opwinding, wilde ik  gewoon iets heel anders. Ik denk dan gedurende een paar weken regelmatig aan ‘alles ontharen’. Ik praat er met niemand over. Vergeet het ook vaak weer. Bedenk me dan hoe ik het zou kunnen doen en waar. Het is een soort van geheimpje. Dan vergeet ik het weer even. En dan hoeps ... doe ik het … en  zit ik ineens kaal in dat hotel.

 We hebben tot nu toe alleen over uw kaalheid gesproken, Halle. Laten we eens wat afzakken naar uw schoeisel. Paarse, witte, zwarte en rooie schoenen. Voor een vrouw de normaalste zaak van de wereld maar een beetje vent doet het doorgaans toch met minder. Het lijkt bij u soms wel een schreeuw om aandacht.

Wat is er mis met een beetje aandacht vragen? Doe ik iemand kwaad met lopen op fraai gekleurde, modieuze schoenen? In feite is het hier weer van het zelfde laken een pak: stemmingen. Voel ik me licht, zit ik lekker in mijn vel, dan  pak ik mijn kleurrijke schoenen. Op paars en zwart loop ik alleen als ik me zwaar klote voel. Wit draag ik bijna nooit. O ja, met sporten … dan heb  ik vrijwel uitsluitend witte sportschoenen aan.

Dan uw jasjes, gilletjes, sjaaltjes, t-shirts in allerlei felle kleuren, strakke broeken. In sommige kringen herinnert men u zich als de man met de nichtensjaaltjes? Deert u dat niet?

Nee, niet in het minst. Van jongs af aan, tot op de dag van vandaag, verslijten mensen in mijn omgeving mij voor homo. Kan ik me goed voorstellen ook, omdat ik me soms nichterig gedraag. Vind ik leuk. Jammer vond ik wel dat de moeder van mijn beste vriend, Stef, niet wilde dat hij met me omging. Stef en ik waren toen veertien. De moeder van Stef noemde me ‘een mietje’; ze wilde niet dat haar zoon zou worden als ik.

Ik heb er geen last van. Het gekke is dan wel weer, dat ik me in neerslachtige tijden uitermate kan generen over hoe ik me gemanifesteerd heb in mijn manische perioden. Maar ook de gêne daarover is van snel voorbijgaande aard. Een miniem zetje vanuit mijn hersenen kan me vervolgens gewoon weer nichterig laten flaneren in mijn oranje broek, zwarte  t-shirtje, wit colbertje, veelkleurige zijden sjaaltjes en m’n flamboyante zomerhoed.

Halle, ik dank u hartelijk voor dit openhartige gesprek.

Graag gedaan, Jacob.       

zondag 12 februari 2023

EEN OPENHARTIG GESPREK (1).

Dit is de weergave van een openhartig gesprek van free lance journalist Jacob Mensch met Halle Stappen, oud-Nederlands kampioen 'Sneldammen' bij de heren. In dit uitgebreide gesprek, waarvan hier deel een, hebben ze het niet over zijn onnavolgbare spel maar leren we een geheel andere kant van Halle kennen.  

Waarom, Halle,  maak je het jezelf, qua uiterlijk ,  toch altijd zo moeilijk, zeker wanneer het best ook makkelijk zou kunnen? Nu eens vertoon je je als een net heertje, dan weer als een soort clochard. En daarbij wek je regelmatig de indruk, een actieve relnicht te zijn, met je strakke broeken, je dandy jasjes, je sjaaltjes en je schoenen in allerlei ogen pijnigende kleuren. Nù zie ik je weer lopen met een iel paardenstaartje achterop je hoofd. Nog niet zo héél lang geleden had je een  warrige ‘krullenbol’ en daarvòòr trok je de aandacht met een glimmende kale knar. Nu ben je glad geschoren en morgen ben je weer baarddrager. Allemaal moeilijk te rijmen!  Waarom vertoon je je nu eens schreeuwend uitbundig en dan weer verstikkend  saai?

Uitbundig? Saai? Nicht? Je stort nu wel ineens een heleboel bagger over me uit, zo aan het begin van dit gesprek! Wat wil je van mij?

Welnu Halle, reageer om te beginnen eens op je wisselende ‘haardracht’ .

Nou, ik kies steeds voor een andere haardracht; als je kaal tenminste ook een ‘haardracht’ mag noemen. Die kale kop, ja, dat was destijds tamelijk impulsief. Het begon in het jaar 2001 in de TGV op weg naar Frankrijk. Ik maakte me in de trein een voorstelling van hoe ik er zonder hoofdhaar uit zou zien. In mijn lichtelijk manisch optimisme van destijds, zag ik er kaal wel redelijk goed uit; beter in ieder geval dan met dat kortgeknipte grijze kransje, dat toen op mijn hoofd groeide.

De hotelkamer in Lyon had een ruim ligbad, alsof  ik een half jaar terug, toen ik deze kamer boekte al wist wat hier zou gaan plaatsvinden. Zoals altijd had ik mijn elektrisch scheerapparaat meegenomen. Ook  had ik de spulletjes om me nat te scheren bij me: scheerzeep, de -kwast, -mesjes en het -apparaatje en last but not least: aluin. Aluin stond bij alle mannen vroeger op de wastafel. Het is een bloedstelpend middel en het gebeurde nogal eens, dat bij het scheren per abuis een stukje hoofdhuid gescalpeerd werd. Met de toename van het elektrisch scheren is het aluingebruik omgekeerd evenredig afgenomen.

In Lyon onthaarde ik niet  alleen mijn hoofd, ook de rest van mijn lijf. De details hiervan zal ik je besparen.   

Goed en toen was je helemaal kaal, Halle. Je stapte daar Lyon in en alle vrouwen vlogen je om je nek? Je hoefde alleen maar op een willekeurig plein in Lyon  te gaan staan en van alle kanten komen lieftallige Franse dames aangerend, roepend: ‘Oooooh, kijk daar nou toch eens een allemachtig leuke kale man staan!’ Je moet het op een lopen zetten om niet door ze verpletterd te worden.

Proef ik hier enig sarcasme, Jacob?  Natuurlijk gebeurde dat niet! Ik was destijds vijftig. Een ouwe man. Heb jij wel eens gezien dat vrouwen in katzwijm raken van kale vijftig plusser? Nee toch zeker? Zelf vond ik dat ik er een ietsiepietsie beter uitzag zònder dan  mèt haar. Het maakte me iets jonger. Wat ik verder had weggeschoren wist en zag niemand nog. Pas later, op het strand, in het zwembad of in bed hoor ik wel, wat anderen van die verdere ontharing vinden. Als ik af ga op alle reacties is mijn conclusie, dat de ene  helft het leuk en de andere helft het nogal raar vindt

zaterdag 11 februari 2023

VERLIEFD OP Z'N TRAINER.

Toen Pim Lammers op vrijdagochtend naar zijn werk ging zat zijn vriendin Lidia op de stoep voor de winkel. ‘Moet je zien,’ zei Lidia en ze wees naar de winkelruit. Er was een blik witte verf tegenaan gekieperd. In het kozijn is een a-4-tje geprikt met in bloedrode letters de tekst: ‘Pim, je bent een viespeuk’. Sinds hij gevraagd is om het gedicht voor de Kinderboekenweek 2023 te schrijven is er een hetze tegen zijn persoon ontstaan. Met name op de sociale media, de ‘niet officiële openbaar aanklager’, gaan alle remmen los. Iemand als Pim Lammers mag dat gedicht beslist niet schrijven. Hij wordt met de dood bedreigd.

Wat is het geval: Pim Lammers heeft acht jaar geleden een roman geschreven: ‘de Trainer’, daarin wordt een twaalfjarige jongen verliefd op zijn trainer. Het boek was bedoeld voor volwassenen.

De herrie op internet liep zo hoog op dat Pim Lammers besloot het gedicht niet te schrijven. De aanleiding voor het gekijf was nu dan wel weg maar de bedreigingen hielden aan.  Een op internet populaire dame, een zogenaamde (onz)influencer Monique Smits en een politiek stuk onbenul  Sybren Van Haga genaamd, bleven de haatmails aanwakkeren.

In zijn eigen straat moest hij geregeld aanhoren dat hij een ‘vuile pedo’ was. Schrijven kan Pim Lammers erg goed maar ad rem reageren op scheldpartijen kan hij niet. Aanvankelijk was hij blij dat hij met Lidia naar zijn werk kon lopen. Maar tegen het schelden, gooien van klei en zelfs ook van stenen konden ze niet op.

Er stonden stadswachten, leunend op hun snelle mountainbikes, een beetje lacherig te kijken naar het gewelddadige tafereel. Ze hadden natuurlijk moeten ingrijpen; ze deden een oogje dicht. Maar diep in hun hart hadden ze ook wel mee willen gooien en schelden. Want ook zij willen zo’n vieze pedo niet in de buurt van hun kinderen.

Op een gegeven moment werd het echt te riskant om door te lopen. Automobilisten weigerden als ze wilden oversteken af te remmen en gaven al toeterend juist extra gas. Ze besloten om snel terug naar Pim Lammers huis te gaan. Daar, vlak voor zijn huisdeur deur, waren veel boeken die Pim geschreven had op een stapel gegooid en er werd de fik in gestoken.  Ze konden niet eens naar binnen, dicht bij zijn voordeur vlamde het vuur hoog op. ‘Pedo, pedo, pedo,’ werd hatelijk gescandeerd. Ook bij de brandweer dachten ze blijkbaar: ’laat maar lekker fikken’.

Lidia en Pim konden niet anders dan op een afstandje blijven kijken. Maar dat was vragen om moeilijkheden. Een paar ophitsers in de groep, waaronder die onderontwikkelde Monique Smits en de politieke charlatan Sybren Van Haga, kregen genoeg  aso’s mee om Pim Lammers eerst te mishandelen en hem vervolgens op de brandstapel van zijn eigen ‘pedotroep’ te gooien. ‘Opgeruimd staat netjes’, wordt er gescandeerd. Lidia kan niks doen, ze is in shock.

 

Romans gaan over alles van het leven. Dus wordt er geschreven over moord, verkrachting, leed, genot – en zonder dat dat iets zegt over de positie van de schrijver. Pim Lammers sprak zich niet vòòr pedofilie uit maar hij moest hangen, omdat aan zijn verbeelding een verhaal ontsproot.

vrijdag 10 februari 2023

NIET SLOPEN DIE FLAT!

Vrijdagmiddag was ik bij mijn ome Bram en tante Marie (een zus van mijn vader). Zij wonen in de Pompenburgflat, vlakbij het Hofplein, naast dancing Bristol. Ome Bram had me gebeld. Hij wilde iets met me bespreken. Of ik even langs wilde komen. Eerlijk gezegd stond ik niet direct te springen want ome Bram was een vreselijk saaie ouwehoer. Maar goed, het klonk nogal urgent dus zette ik mijn aversie maar opzij. Hij vertelde me dat de Pompenburgflat, waar hij al bijna veertig jaar woont gesloopt gaat worden. Tweehonderdzesentwintig uitstekende èn betaalbare woningen (zogenaamde woningwetwoningen)  dreigen zo maar plat gegooid worden. Ome Bram is daar in 1983 als een van de eerste bewoners komen wonen.

Hij was gelijk maar van wal gestoken met zijn verhaal; een kopje thee kon er niet van af maar toen ik hem er om vroeg, zei hij tegen tante Marie, dat ze thee moest zetten.  Hoewel het mij niet zo boeit, vertelde hij me dat Pompenburg ontworpen was door de bekende architect Carl Weeber, die ook de Peperclip op Zuid ontwierp. Ome Bram zei dat hij er niet aan moest denken om op zijn oude dag nog te moeten verhuizen.

 Ik had geen idee hoe oud hij was maar daar zal hij zo wel mee komen. ‘Negenenzeventig,  ben ik nou  en je tante Marie is zevenenzeventig, die zit natuurlijk ook niet op een verhuizing te wachten. Juist nù slopen in een tijd van woningnood en vooral een groot te kort aan betaalbare woningen. Daar kan er geen een van gemist worden, ze zijn dringend nodig.’

Waar wil die man in godsnaam naar toe?

Tante Marie heeft intussen drie kopjes thee op de salontafel gezet en houdt een koektrommeltje voor mijn neus met een paar mariakaakjes. Dat is smullen!

Volgens ome Bram is sloop hier onnodig, de woningen zijn goed.  Kort geleden (in 2017 en 2020) is er voor 3,2 miljoen gerenoveerd. De daken en het ventilatiesysteem zijn vernieuwd en er is een mooie  oplossing gerealiseerd voor de energietransitie. Die renovatie heeft er voor gezorgd dat de Pompenburgflat een voorbeeld is voor duurzaam wonen met hoge kwaliteit. Uniek is ook de binnentuin van het complex, een oase van rust waar je de vogeltjes kan horen zingen. Alle balkons hebben uitzicht op deze binnentuin.  

Ome Bram vertelt dit hele verhaal in dat lijzige slakkegangentempo van hem. Doodmoe word ik er van … en hij is nog niet klaar …

‘Alleen de investeerders verdienen vreselijk veel geld aan de bouw van die drie gigantische (en gigantisch onbetaalbare) woontorens, die in de plaats moeten komen van de Pompenburgflat. De projectontwikkelaar: RedCompany en de verhuurder Havenstede zullen best goede bedoelingen hebben, maar de winsten komen uiteindelijk toch bij de vastgoedmiljonairs terecht’.

‘Niet alleen ik en je tante, maar bijna alle bewoners hier vragen zich af wat de toegevoegde waarde is om deze woningen van ons af te pakken. Het is heel slecht woningbeleid. Het is duidelijk arrogantie en machtsvertoon van de superrijken.’

We maken even tijd voor het kopje thee en het mariakaakje. Dan gaat ome Bram verder:

‘Er is al veel te veel sociale woningbouw in Rotterdam gesloopt. Er moet veel meer het accent gelegd worden op woningverbetering, energiezuinig maken en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Ook meer aandacht moet er zijn voor de stedebouwkundige kwaliteit en groen. Minder hoogbouw in verband met leefbaarheid op straat.’

Toch hebben, volgens ome Bram en ook tante Marie, de bewoners de hoop nog niet opgegeven. In Crooswijk is het bewoners ten slotte ook gelukt om onnodige sloop af te blazen … dus hun moet ook kunnen lukken.

En toen opeens kwam de aap uit de mouw:

‘Tsja, wat je tante Marie en ik je nu wilden vragen is: wanneer het toch onverhoopt tot sloop gaat komen, zouden wij dan in geval van nood, desnoods tijdelijk,  bij jou kunnen intrekken’.

Toen verslikte ik me in mijn mariakaakje. Ik stikte er bijna in.

 

 

Benieuwd hoe de Pompenburgflat (en) mijn ome Bram en tante Marie er nu uit zien?

Google:   Woongebouw Pompenburg  

 

donderdag 9 februari 2023

GEEN SMAAK, GEEN GEUR.

 

Geen smaak, geen geur.

Theun ruikt niks meer. Een paar weken geleden is hij van zijn fiets gevallen. Met hoge snelheid reed hij een helling af, moest plotseling remmen voor een aanstormende auto en verloor zijn evenwicht. Viel op zijn achterhoofd. In het begin had hij het zelf nog niet eens zo in de gaten. Zijn vrouw Ada wèl. Het viel haar op dat hij slechter (minder) ging eten. Niet alleen avondeten maar ook ontbijt en lunch. Hij at nog maar de helft van z’n normale portie. Theun kon haar alleen maar gelijk geven:  het smaakte hem allemaal niet meer zo.  

Ada raadde hem aan om eens wat lekkers te kopen voor op brood: zalm bijvoorbeeld, want ze wist dat hij daar dol op was. En … hij moest  zichzelf (en haar natuurlijk ook) eens trakteren op zijn lievelingsmaaltijd: Caribische pompoensoep. Theun moest die soep wel zelf maken want zo lekker als hij kon niemand het.  Maar hij dacht dat het zo’n vaart niet liep. ’t Is vanzelf gekomen, ’t gaat vanzelf ook wel weer over en dat minder eten kwam hem eigenlijk wel goed uit want hij moest hoognodig een paar kilootjes afvallen. De laatste tijd had hij iets te scheutig Belgische biertjes gezopen met als gevolg dat hij vijf kilo te zwaar was geworden. Hij hield het nu op één wodkaatje per dag, voor het naar bed gaan, want hij slaapt er zo lekker op. Toen, zo vlak voor het naar bed gaan, viel het hem ineens  op: de wodka is smakeloos, als of er een slokje water over zijn tong naar binnen gleed. Voor het slapen maakte het verder niks uit … als een roos.

De volgende dag vertelde Theun zijn wodka-ervaring aan Ada, die nog in haar pyjama de ochtendkrant zat te lezen. ‘Zou dat ook iets te maken kunnen hebben met het feit dat je de laatste tijd steeds met lange tanden zit te eten, Theun? Want als je de sterke smaak van wodka al niet meer proeft, dan verbaast het me niks dat je van de laffe smaak van andijvie, witlof, krootjes of aardappelen helemaal niks meer proeven.’

Ada legde de krant weg om een sjekkie te draaien. Ze is een kettingrookster, een pakje per dag gaat er makkelijk doorheen. Menthol-shag rookt ze. Hun hele huis was vergeven van de shaglucht. Eigenlijk alleen als ze het sjekkie nèt opgestoken heeft, is de enigszins frisse mentholgeur te merkbaar.

‘Verrek,’ zei Theun, ’ik ruik dat hele sjekkie van jou niet, niet de sjek zelf maar ook de menthol niet en dat is wel heel raar, zo’n sterke geur. Doen mijn neus en mijn tong het ineens niet meer! Ik denk dat ik de huisarts er maar eens naar ga vragen, want dit bevalt me niks zo’.

‘Ho, ho, wacht nou maar even jongen, ik ga eerst wel even googlen’.   

‘Ja! Dat moet het zijn. Toen je een paar weken terug van je fiets viel, heb je een hersenschudding opgelopen. Daar komt dat smaak- en geurverlies van (anosmie heet dat).  Alleen zoet, bitter, zuur en pittig moet je een klein beetje kunnen proeven. We zullen dus wat pittiger moeten koken dan voorheen. Ruiken kan je voorlopig wel vergeten. Heb je even geen last van mijn gepaf en die andere onaangename geuren, hè schat? Maar maak je geen zorgen Theun, over een paar maanden proef en ruik je weer alles.’

 

woensdag 8 februari 2023

IFFR-FEEST.

De IFFR-feesten zijn doorgaans bijzonder vet. Dit jaar vind ik het allemaal wat minder. Misschien komt dat wel omdat ik niet zo veel energie heb of wat down ben. Dat laatste komt dan waarschijnlijk weer doordat ik mijn lieve Argentijnse IFFR-vriendinnetje Julieta Seco, een beetje veel mis. Volgend jaar komt ze weer schrijft ze me in Facebook; maar daar heb ik nou toch geen klote aan. Niet alleen de feesten waren vorige jaren leuker, eigenlijk was alles in andere jaren leuker. Het eten, de films ook het weer was lekkerder: minder nat, minder koud en meer zon.

In de foyer van de Concertzaal de Doelen sta ik mezelf een beetje wijs te maken dat het IFFR 2023 helemaal shit is, wanneer een jongetje van hooguit 25 jaar,  me breeduit lachend begroet met een boks.  ‘Hé man, ouwe swinger! Ken je me niet meer? In Exit-café. Hebben we staan swingen, man. Weet je dat nou echt niet meer? Zo, hé, jij was echt retegoed. Ik ben Davey. Ik was toen met mijn vriend Lionel, die is erg ziek nou. Kanker. Tsja. Voor mij en mijn vriend was jij de onbetwiste dance-king. Wat een energie voor een man van jouw leeftijd.’

‘Ja, nou begint het me weer een beetje dagen. Davey, Lionel, ja…..ja, nu weet ik het weer,’ zeg ik, ‘we stonden daar op dat podium van Exit te swingen, springen en hard mee te zingen met de puike muziek van deejay ‘Correction’.  Ik had tijdens dat IFFR het uithoudingsvermogen van een renpaard … ik kon wel blijven gaan.’

Van die avond herinner ik me naast deze enthousiaste boy ook nog wel de zuur-zuinig kijkende koppies van een aantal tamelijk truttige meiden van begin twintig.  Ik zag ze denken:

‘Wat staat die kale oude man aanstellerig jong te doen, zeg. Ik ben blij dat hij mijn vader niet is. Ik zou me compleet dood schamen … ik zou snel wegwezen uit deze tent … no doubt.’

Gelukkig compenseerde Julieta, ook een meid van begin twintig dat, door net zo wild met ons mee te swingen en me aan te kijken met een lieve lach. Dat was zeker geen uitlachen. 

‘Weet je trouwens nog dat ik in de kelder van die tent een krat bier heb gesnaaid?’ vraagt Davey me. ‘Ja, natuurlijk weet ik dat nog,’ zeg ik. ‘Dat was toch een kratje Westmalle Tripple? Je had de krat onder het podium geschoven en elk halfuurtje namen we er eentje. Zowat de hele avond gratis gezopen. Alleen het eerste biertje betaalden we zelf.’

Het was eigenlijk achteraf wel wat te zwaar al die Trappistjes, om zo maar achter elkaar weg te klokken. Ik woon op een uurtje fietsen van de feestlocatie. Op weg naar huis, ben ik zeker drie keer op mijn bek gegaan: gat in mijn broek gevallen, hoedje afgewaaid in de blubber (heb ik maar laten liggen), deuk gereden in mijn velg (zag een stoeprand te laat). Tot mijn grote vreugde zat de politie blijkbaar op het bureau te pitten of te gamen …  anders was ik misschien wel in de cel terecht gekomen. Misselijk ben ik trouwens helemaal niet geweest van die sloot monnikenbier.  Vreemd eigenlijk.

Davey en ik spreken af om zaterdag, op het eerstvolgende feest, weer flink uit te pakken. Maar ik hoorde het gelijk al toen ik daar binnenkwam: ondansbare kutmuziek van een voor mij onherkenbaar genre. Dansen op deze muziek kost geen druppel zweet en  kan straffeloos geschieden zonder een spraytje deodorant. Davey staat, leunend tegen een pilaar op de dansvloer, beteuterd te kijken.   Niks voor hem, niks voor mij. Op deze sound kunnen we onze energie niet kwijt. Wij willen dansen, wild swingen. Zweten als otters als we op de dansvloer staan. Dat zit er vanavond dus niet in. Vanavond houden we het dan maar op coma zuipen en zwaar ouwehoeren. Ook niet mis trouwens; alleen de andere dag moest even niet bestaan. 

dinsdag 7 februari 2023

OOK ZO.

Ik kon uiteindelijk geen uitvluchten meer bedenken en dus kwam mijn vader voor de eerste keer van Rotterdam naar Driebergen om  mijn kamer te bekijken. Het was in het begin van de zeventiger jaren. Met nog dertig anderen, merendeels studenten uit Utrecht, hadden we een oud, al jaren leegstaand klooster gekraakt. Mijn vriend Bruin (zijn echte naam) en ik woonden met tien anderen in een kolossale kamer van het gebouw. Die kamer was zo groot als een gemiddeld  klaslokaal. Veel ruimte voor onze spullen hadden we niet nodig. Want we hadden gewoon niet veel. Kleding, boeken, schriften, een transistorradio (toen nog!) en een wekker. We wilden eerst tweedehands matrassen en slaapzakken kopen maar toen we hoorden, dat er schurft in het klooster heerste, hebben we nieuwe aangeschaft.  Onze matrassen lagen op ongeveer een meter afstand van elkaar. Daartussen lagen onze spulletjes; die van mij bij het voeteneind en die van Bruin bij het hoofdeind. Bruin en ik wilden wel graag bij elkaar in de buurt slapen. Bruin liever dan ik, maar daar kon hij verder ook niets aan doen.

Mijn vader wilde behalve mij, mijn kamer en mijn vriend  wel eens ontmoeten, hier in dat klooster. Bruin vond het leuk om met mijn vader kennis te maken. In die tijd was hij mijn beste vriend. Hij zat bij mij op de toneelschool en als we toevallig samen in een groepje  zaten maakten we de meest hilarische (soms beschamende) toneelstukjes. Bruin was overduidelijk homoseksueel; wat je noemt een relnicht. Alleen al van zijn overdreven verwijfde  van manier van praten, lag vrijwel iedereen onmiddellijk  in een deuk.

Hij was begin twintig. Op zijn vijftiende al uit de kast gekomen. Geen probleem bij hem thuis. Zijn ouders hadden het al lang gezien maar wilden er zelf niet over beginnen met hem. Volgens Bruin was  zijn vader ook homo, alleen had hij dat zelf nog niet in de gaten.

In mijn familie moesten ze helemaal niks hebben van homo’s. Mijn vader gebruikte zelfs de verachtelijk scheldnaam ‘strontneukers’ voor hen.  Mijn hart kromp ineen als ik hem dat woord hoorde zeggen maar ik was te laf om hem daar op aan te spreken.

Halverwege de middag stapt m’n pa onze superkamer binnen. Zoals altijd al was Bruin, waarschijnlijk van de zenuwen, nogal lichamelijk met mij: arm om heen slaan , over mijn rug strelen, met twee handen mijn hand vasthouden. Vond ik geen probleem. Mijn vader werd door mijn vriend uitbundig opgewekt begroet met drie luchtkusjes. Ik zag mijn vader al wit wegtrekken en Bruin was steeds meer in zijn element. Hij vertelde honderduit over wat ik voor hem betekende: nog nooit had hij zo’n goede vriend (‘vrind’, zei hij) gehad. Ik zag mijn vader tot zijn ontzetting denken:  ‘Die jongen van mij  zal toch ook niet zo zijn?’

Ik hield die middag mijn lippen stijf op elkaar. Mijn voorkeur is eigenlijk altijd uit naar vrouwen uitgegaan. Ik vond het alleen grappig om mijn pa een beetje pesterig in de waan te laten dat ik ook zo’n strontneuker was.

‘Prachtige kamer heb je , jongen. Gefeliciteerd daarmee,’ zei mijn vader toen hij weer op Rotterdam aan ging. Handen schudden sloeg hij deze keer over.         

 

Drie aanraders van het IFFR:

Blue Jean:           google: Blue Jean – IFFR 

Over een moeilijke periode in het leven van een lesbische gymjuf.

Aftersun:            google: Aftersun – IFFR

                               Vader en dochter (11/12) samen op zonvakantie. Heerlijke film.

Saint Omer:       google: Saint Omer - IFFR

                               Rechtszaak tegen vrouw die haar kindje vermoordde (?). Aangrijpende film

maandag 6 februari 2023

IFFR.

 

International Film Festival Rotterdam (IFFR).

Ik was op het IFFR. Met zeker 250.000 andere filmliefhebbers, waarvan er naar mijn eigen schatting vijftigduizend filmfreaks waren, want je moet toch wel een beetje gek zijn om in tien dagen tijd dertig á veertig films te gaan kijken. Ik ben er dus zo een. Zo af en toe ga ik met een vriend of vriendin maar geen van allen is zo gulzig als ik. Veel goeie films heb ik gezien. Ik zal na dit stukje iets meer over schrijven. 

Wat ik altijd weer prettig vind is om mensen te ontmoeten die ik eigenlijk al ken, sinds het begin van het festival tweeënvijftig jaar geleden. Soms zelfs nog van vòòr die tijd. Zo kom ik op de VPRO-dag Henri tegen die in 1970 bij mij op de toneelschool zat. In die periode heb ik hem ook voor het laatst gezien! Hij herkent mij gelijk. Ik moet wel even nadenken. Als hij zegt dat we samen nog in het toneelstuk Ubu Roi gespeeld hebben, weet ik het meteen weer. Hij vertelt me (trots)dat hij nog een rolletje gespeeld heeft in ‘Goede tijden, slechte tijden’. Dat vond ik echt een kutserie. Zonde van zijn talent. Dat heb ik hem maar niet gezegd. We hebben nog wel gezellig een pilsje gedronken en oude koeien uit de sloot gehaald. We hadden allebei nog toneelles gehad van de moeder van Rutger Hauer. Wat waren dat onvergetelijke lessen!

Verrassend vond ik het om Bettina tegen te komen, ze was met haar man. Ze waren net als ik op de Volkskrantdag.  Haar heb ik precies tweeënvijftig jaar geleden leren kennen. Ik werkte toen als docent dramatische expressie op een schooltje in Schiedam. Ik was toen eenentwintig en zij zeventien. Ik de leraar, zij de leerling. Ze was samen met haar man een kapsalon begonnen in Vlaardingen. Twee volwassen dochters hebben ze , even oud als mijn zonen: vierenveertig en tweeënveertig. We hebben het er nu natuurlijk niet meer over maar we waren destijds gelijk tot over onze oren verliefd op elkaar. Haar ogen stralen nu ook weer zoals toen en ik voel weer die kriebels in mijn buik. Ze ziet er nog steeds aantrekkelijk uit … achtenzestig zal ze nu zijn. We hebben destijds ook even wat met elkaar gehad, Bettina en ik.  Ik was toen al getrouwd. Mijn toenmalige, nu ex-vrouw kwam er achter en tot op de dag van vandaag is ze daar nog woedend over.

Toen ik in een rij stond te wachten tot ik de bios in mocht zag ik ineens Jan Willem staan. Ik zwaaide naar hem, hij naar mij. Vijftig jaar geleden werd hij mijn buurman samen met zijn vriendin Marja, een nichtje van mijn toenmalige vrouw. Maar ik kende Jan Willem al langer. We waren een jaar of twaalf; we woonden bij elkaar in de buurt. We voetbalden samen halverwege de zestiger jaren. Zestig jaar ken ik hem dus al. Hij komt in de bios naast me zitten. Begint  gelijk te pochen dat ie met z’n nieuwe ega een peperduurhuis heeft gekocht, vlakbij het Depôt. Dadelijk onder een pilsje vertel ik hem wel hoe het mij vergaat in die lockdownbuurt  waar ik nu woon ... en over mijn scheiding, want dat weet hij ook nog niet. Maar gelijk na die klotefilm gaat hij er als een speer vandoor terwijl hij zegt: ’Ik moet vreselijk piesen. Nou, tot ziens dan maar weer hè, Jee!’ Jan Willem bespaarde zich zo mijn klaagzang.

 

‘Dalva’ vind ik(en velen met mij) met afstand de beste film van het IFFR 2023.

Google:  Dalva IFFR 2023 voor een beschrijving en de trailer.