Samen met mijn vriendin Marieke en mijn vriend Lars had ik in Den Haag geprotesteerd tegen het uitblijven van duidelijke maatregelen van de regering tegen de klimaatcrisis, de opwarming van de aarde. Het is dezer dagen toch ondubbelzinnig duidelijk dat de natuur in de war is. Halverwege februari zitten we nu en we hebben lenteachtige temperaturen. Terwijl het een tiental jaren geleden nog vroor en sneeuwde in deze tijd van het jaar.
We hadden met enkele honderden andere actievoerders de A12 geblokkeerd. De demonstratie duurde nu
al vier uur en de verkeersopstopping was gigantisch. De betogers werden door
een stem uit een mobiele-eenheid bevolen onmiddellijk de snelweg vrij te maken voor het
verkeer. Als dat niet gebeurde zou worden ingegrepen. Mijn vrienden ik bleven gewoon op onze plaats
zitten. We hadden ons ook nog eens aan elkaar vastgeketend, met kettingen en
onze handen hadden we aan het asfalt vastgeplakt.
Een volgende keer ga ik dat trouwens wel anders doen want,
ik stierf onderhand van de honger en ik kon met mijn geen mogelijkheid bij mijn
banaan en boterhammetjes komen, die ik in mijn rugzak had gestopt. De politie was ondertussen hard aan de slag
gegaan om onze collega-actievoerders weg te slepen naar de klaarstaande arrestantenbussen.
Wij zaten zo’n beetje in het midden van de groep. Het duurde nog wel even
voordat wij aan de beurt waren. Er werd
echt gesleept, zagen we. Een agent pakte de demonstrant onder de oksels, tilde
hem op en trok hem mee naar de bus.
Die agenten waren nou niet echt gewelddadig te noemen maar het kwam toch wel
eens voor dat er tijdens het gesleep met
onze mensen een schoen uitvloog. Er werd dan niet even gestopt om die schoen
weer aan te laten trekken. Nee, dan werd diegene met zijn hielen over het
plaveisel getrokken. Dat gaf natuurlijk lelijke schaafwonden.
Met de hele groep hadden we afgesproken om ons niet te
verzetten. Vreedzaam demonstreren heet
dat. Als makke schapen zouden we ons laten afvoeren. Voor zover wij het vanuit onze positie konden
bekijken gedroegen de agenten zich ook redelijk vreedzaam. Er werden zowaar af en toe geintjes gemaakt met
elkaar door ME’ers en hun arrestanten. Er werd zelfs gelachen.
We gingen die ME’rs nu anders bekijken, ze bleken toch wat
socialer dan we dachten.
Toen waren wij aan de buurt.
Toeval of niet: wij troffen een stel chagrijnige klootzakken. Ze zeiden geen woord. Als ze wilden dat we
een andere houding aannamen schopten ze ons. Met het losmaken van de kettingen
trokken ze onze schouders zowat uit de kom; ook Marieke werd allerminst
ontzien. Het maakte niet hoe hard ze gilde. (Later zei ze dat overdreef.) Het
ergste was dat die ME’ers ons wilden optillen zonder er rekening mee te houden
dat we met onze handen op het wegdek vastgeplakt zaten. Ondanks dat we driestemmig
uitschreeuwden: ‘onze handen zit vastgeplakt, onze handen zitten vastgeplakt’, gingen ze met verbeten koppen, star, zwijgzaam
en ruw door met hun werk. Ze smeten ons
de arrestantenbus in en gingen naar hun volgende klus.
In de arrestantenbus konden we de schade opnemen. Bij ons
alle drie was de handhuid ontveld. Godzijdank was er in de bus een EHBO-plek.
Daar werden we vriendelijk behandeld, onze handen met jodium ontsmet. Lang bleven de wonden nog
schrijnen. Lars en ik zaten er met van pijn vertrokken gezichten op de
achterbank van de bus. Marieke zat verrassend monter naast ons. Ik stierf nog
steeds van de honger en mij lukte het niet, met mijn gehavende handen. Maar
Marieke was godzijdank in staat mijn banaantje en mijn boterhammetjes uit mijn
rugzak te vissen.
Tsja, wie actie voert moet pijn lijden. Zonder actie geen
verandering. Kijk naar het verleden, de suffragettes, de anti-apartheidsstrijd.
Activisme is altijd zinvol.