donderdag 31 maart 2016

TAXICHAUFFEUR

Mijn dochter Sjanie, mijn aangenomen kind, begon op haar achttiende ineens kuren te vertonen. Voor die tijd was ze ook wel bijzonder,  daar niet van, maar vanaf haar achttiende werd het echt storend.
Vòòr haar achttiende was ze erg rustig, teruggetrokken bijna. Op school sprak ze nooit. Ze knikte als het ‘ja’ moest zijn en schudde haar hoofd bij ‘nee’. Ze wisten op haar eerste school niet eens of ze wel kon praten. Bij ons thuis praatte Sjanie wel, niet honderduit … maar … gewoon … Toen Sjanie tien was besloten ze op die school om haar te laten onderzoeken en daar is uitgekomen dat ze naar een andere school zou moeten. Een school met meer kinderen zoals zij ... de een praat weinig, de ander veel, weer een ander kan nog niet schrijven of lezen kortom allemaal kinderen met een vlekkie. Die school was alleen niet naast de deur: aan het andere end van de stad. Dus ze werd elke dag met de taxi gehaald en gebracht. Nou, zo ging het een tijdje goed … ze begon een beetje te praten op school …  tot ze een paar dagen achter mekaar helemaal overstuur uit school kwam: stampen, gillen, kreisen en dikke tranen huilen.
‘Wat is er Sjanie?’’ Ik neem mijn stiefdochter stevig in mijn armen en leg haar op haar bed. Ik blijf bij haar in de buurt … streel over haar haren, over haar rug. Ze komt tot rust. Nog een keer vraag ik: ‘Wat is er gebeurd Sjanie?’ Ze schokt met haar schouders. Maar zij hoeft mij niks te vertellen. Ik weet wat hier achter zit. Het is die taxichauffeur, die aan haar gezeten heeft. Daar is ze overstuur van. ’Sjanie,’ zeg ik, ’papa gaat morgen mee met jou in de taxi. Papa gaat mee naar jouw school, meissie. Ze knikt en snikt. Ik zeg niks tegen haar over mijn vermoedens.
 De volgende morgen sta ik met Sjanie klaar voor de taxi. Ik noteer eerst even zijn nummerbord, voordat ik instap. Zij zit voorin; ik achterin.
‘Waarom moet jij mijn nummerbord noteren, ouwe?’
‘Ouwe?… ouwe? … moet jij eens goed naar me luisteren met die gluiperdkop van je; je weet donders goed dat ik meneer Spreeuwenhoven ben, ja?!  Ik laat ik me niet piepelen door zo’n lul van een taxichauffeur als jij. Ik  ga jouw baas vertellen hoe of jij mij denkt te kunnen behandelen ... en waarom ik jouw nummerbord  noteer? ….. dat gaat je geen ene klote aan vuile tyfuslijder, dat je d’r bent … rijden moet je .. schiet nou maar op!

Zie je wel dat ik gelijk had … zelfs waar ik bij zit kan hij niet met zijn vieze gore graaiklauwen van mijn stiefdochter afblijven. Vanaf de achterbank zie ik ineens dat rechterklauwtje van meneer de chauffeur opschuiven in de richting van mijn dochter d’r bovenbeentjes. Precies op het moment dat ik dat zie gebeuren,  geef ik een enorme trap tegen de arm van de chauffeur.  Hij schreeuwt het uit van de pijn … hij kan nog maar ternauwernood zijn stuur recht houden.
‘Dit muisje krijgt nog een staartje meneer de chauffeur. Ik heb je op heterdaad betrapt.’
Sjanie was helemaal overstuur.  Ik ben even bij haar gebleven op school en toen mijn zij weer was gekalmeerd, ben ik gelijk naar de taxicentrale gegaan en heb met de directeur gesproken. Die wist onmiddellijk over wie ik het had. Die chauffeur was al eerder in de fout gegaan. De man werd op staande voet ontslagen. Dat hadden ze trouwens al veel eerder moeten doen.

Tot haar achttiende is Sjanie verder redelijk rustig gebleven; op school ging ze zelfs praten. Na haar achttiende was ze thuis helaas niet meer te handhaven.

dinsdag 29 maart 2016

KINDERBIJSLAG

Sjanie van Tiggelen is mijn stiefdochter. Zij was twee toen ik, Theo Spreeuwenhove, haar adopteerde. Ik wist precies wie of de vader was  en mijn vrouw Annie natuurlijk ook.   En de vader was niet Annie d’r eerste man … nee dat was een soort van ‘uitstapje’ van Annie. Nou ja ‘uitstapje’ is eigenlijk helemaal niet juist omschreven: Annie d’r eerste man Joop van Tiggelen was vrijwel helemaal verlamd en met dat verlamde lichaam van hem had hij een deal gemaakt  met Koos Dorpse, een vriend van hem, dat Koos een kind zou verwekken bij Annie. Kan je het nog volgen. Kan het nog gekker? Dus we besloten allebei, Annie en ik, Sjanie maar niet de achternaam van d’r echte vader te geven maar de naam van de toenmalige verlamde partner van Annie.
Ik ben altijd al twee jaar ouder geweest dan mijn vrouw en zij, Annie dus heeft heel lang, van kinds af aan al achter me aan gelopen, snap je wat ik bedoel? Ze wilde mij als partner. Maar ik vond mezelf meestal nog te jong. Ik had tegen mezelf gezegd als ik 23 ben is het tijd zat om aan trouwen te gaan denken. Tsja, alleen, toen ik 23 was,  was Annie al getrouwd met die Joop van Tiggelen. Joop is al heel snel en jong overleden aan die verlammingsziekte. En toen was voor mij de weg vrij om te gaan trouwen want ik was toe inmiddels al 24 jaar. Al die jaren heb ik mijn moeder en mijn broertjes en zusjes zo goed en zo kwaad als het ging geholpen. Ik moest ook wel want toen ik zestien was heb ik mijn vader het huis uit geschopt.
De man was gewoon een sadist en een egoïst.
Mijn op een na oudste broer Daan, daar had ie de pik op. Om het minste of geringste ging die hem slaan of schoppen, soms tot bloedens toe en dan was Daan alleen nog maar vijf minuten te laat voor het eten thuis gekomen. Op een keer, we lagen allemaal al op bed hoorden we onze moeder kermen ‘neen, laat los, nee, niet doen au, au, au.’ Dus ik mijn bed uit … zit me vader boven op mijn moeder, zit ie haar strot dicht te drukken met zijn duimen … nog een geluk dat ze nog geluid kond maken. Toen kon het natuurlijk niet lang meer duren
We waren met zijn achten, acht kinderen, er kwam dus elk kwartaal aardig wat kinderbijslag binnen maar denk maar niet dat wij thuis ooit wat van dat geld te zien kregen. Hij bracht het of naar de kroeg of naar dat wijf … Gusta Vijfkilo, ergens in Crooswijk, op de Paradijslaan. Ja, Ik heb hem eens op de fiets achtervolgd van zijn werk naar die troela van Vijfkilo. Toen dat secreet van een vader van me daar binnenstapte, sprong ik ineens tevoorschijn, ik was toen zestien. ’Zo ‘, zei ik, ‘nou weet ik waar al onze kinderbijslag naar toe gaat.’

‘Wie is dat brutale joch?’ vroeg dat wijf van Vijfkilo. ‘Ik ben Theo, ik ben de oudste zoon van die coléreleijer die daar bij jou naar binnen stapt, jullie zijn het waard om allebei een flinke oplawaai te krijgen van mij. Toen kwam mijn vader dreigend naar me toe met opgeheven hand maar ik gaf geen krimp ….’Kom maar op Godvredomme, als je durft …je krijgt van mij drie keer zo hard terug vuile teringschoft die je d’r bent’. Ik weet nog goed dat ik dat zei.

maandag 28 maart 2016

STAMPPOT

Theo Spreeuwenhove is wel goed maar niet gek … ook al maak ik fietsbellen bij de Sociale Werkplaats. Toen mijn vrouw daar ook nog werkte moest ze de etiketten van potjes met bonen afweken waar de uiterste verkoopdatum van verlopen was …. en ze moest er weer nieuwe etiketten opplakken met een datum van een jaar verderop. Zo ging dat … neen, zo gaat dat nog steeds. Je wordt belazerd waar je bijstaat.

Ik zelf ben een enorme muziekfan. Eigenlijk alleen van Nederlandstalige muziek. Ik heb wel Engelstalige muziek maar alleen van de Blue Diamonds en de George Baker Selection en o, ja er is één echte Engelse zangeres waar ik dol op ben en dat is July Francis. Ik mag wel zeggen dat ik op het gebied van Nederlandstalig alles heb van Willy Alberti tot Gerard Cox. Ik heb ook alles op het gebied van afspeelapparatuur: speakers en een versterker natuurlijk, twee platenspelers (één voor enkel singletjes), een cd-speler, een cassetterecorder en een grote bandrecorder (zo een met van die banden, waar zes uur muziek op kan). Ik werd met mijn muziek ook veel gevraagd op bruiloften en partijen …  nee, ik speelde geen dj, ik zette alleen de nummers op waar de mensen om vroegen … om dj te zijn, daar ben ik veelste verlegen voor. Nou heb ik zo veel verschillende platen van verschillende Hollandse artiesten maar als ik uit me werk kom, dan wil eigenlijk maar één plaat horen en die zet ik dus ook altijd op: de Rotterdamse potporie met: Ketelbinkie, Langs de Maas, Stad waar ik eens ben geboren, Zo werd getokt in Rotterdam, Neem de metro, mama, 't Lied van de haven, Als ik één ding nog 'ns over kon doen … ahh heerlijk … en na het horen van die klanken voel ik me helemaal fris na weer een fietsbellendag.

Op een dag kreeg ik geen geluid uit mijn speakers, toen ik mijn potporie wilde afspelen, godsamme wat had ik de pest in …maar ik had al gauw in de gaten wat er loos was  … mijn vrouw Annie had muziek zitten luisteren en dat vind ik helemaal geen probleem maar dan moet ze het wel goed doen, anders zit ik met de gebakken peren. Ik zeg tegen Annie, met mijn lieve stem: ’Annie, heb jij misschien een plaatje gedraaid of een cassettebandje afgespeeld?’ Ze gaf geen antwoord, ze keek wel een beetje bangig naar de grond. ‘Annie,’ zeg ik, en ik ging naast haar zitten, streelde haar hoofd, nek en rug, ’als jij me nu zegt dat je naar muziek geluisterd hebt, dan zet ik straks jouw lievelingsplaatje op’.
Maar ze hield haar mond stijf dicht.
Ze had een cassettebandje gedraaid en daarom deed mijn muziek van de elpee het niet over de speakers.. Elpees gaan over uitgang 1 en cassettebandjes gaan over uitgang 2. Toen ik dat eenmaal door had kwam de muziek natuurlijk probleemloos..

Ze zei nooit veel, Annie. Koken was meer haar ding, dat deed ze ook goed en veel; vrijwel elke dag. Zonder veel variatie, dat wel. Meestal maakte ze stamppot; daar was ze echt goed in. ‘s Zomers en ’s winters, ja. Zelf had ik wel eens trek in wat anders, nasi of zo maar dat kon ze niet, dus dat deed ik gewoon zelf,  voor mezelf en de kinderen. Zij lustte ook geen nasi. Ik maakte dan voor haar witte rijst met boter en suiker. Nou daar zat ze me toch van te smullen.

zondag 27 maart 2016

FIETSBELLEN

Ik ben Theo Spreeuwenhove, van voor de oorlog, 31 mei 1939.  Zevenenzeventig ben ik nou. Ik heb geen school gehad, ben afgekeurd voor militaire dienst   … ik kon geen Nederlands en ik kon niet rekenen. Mijn vader is gestorven toen ik tien was. Ik was de oudste van acht. Dan weet je het zeker wel. Als je als jongen de oudste bent wordt er heel veel van je verwacht. Maar als je dan pas tien bent. kan je nog niet zo veel. Aan de ene kant was ik wel blij met de dood van mijn vader …. hij sloeg me moeder vaak en niet zo’n klein beetje ook … de alcohol … als jongen van tien doe je daar weinig tegen, hè? Ik dacht wel: ‘Wacht maar papa, als ik eenmaal groter en sterker ben, geef ik jou wel een paar stevige tikkies.’ Maar toen ik groot en sterk was, was hij al dood.
Ik hielp mijn moeder overal mee, luiers verschonen van mijn broertjes en zussies, eten koken, boodschappen doen, noem maar op. En voor geld deed ik ook twee krantenwijken .. en het onderhoud van twee tennisbanen; eentje op de Enk en een bij Kralingen …mijn verdiende geld ging allemaal op in het huishouden … ja, want er was helemaal niks geen geld verder bij ons thuis. Zo gauw als  het  mocht ging ik echt werken bij een baas; bij de Movi Golfkarton op de Stadionweg. Daar heb ik 10 jaar gezeten en toe kreeg ik zomaar ineens de zak. Ik had vakantie opgenomen en ze zeiden bij personeelszaken dat ik daar helemaal niks over gezegd had, dat ik zomaar ineens drie weken weggebleven was. Ze dachten zeker dat ik gek was. Maar tegen dat ontslag was gewoon niks meer te doen. Zo ging dat toe. Ik kreeg alleen twee maanden loon mee dankzij de bemiddeling van een soort vakbondsknakker. Gelukkig had ik binnen die twee maanden weer werk bij het bedrijf dat naast de Movi zat de Fifa, daar maakten ze matrasveren. Ik heb daar tot mijn dertigste gewerkt,  toen ben ik op de Sociale Werkplaats gaan werken. Een van mijn kennissen lachte me in mijn gezicht uit: dat jij daar gaar werken … daar werken toch alleen maar gekken, debielen en mongolen. Ik kon me gelukkig goed inhouden omdat hij over het algemeen een goede jongen was. Maar hij heeft het natuurlijk helemaal mis. Er werken daar wel gehandicapten, maar ook gewone normale mensen zoals jij en ik. Ik heb daar tot mijn vijfenzestigste fietsbellen in elkaar gezet ik denk dat er toch zeker zo’n kleine dertigduizend fietsbellen door mijn handen zijn gegaan.

Op mijn tweeëndertigste ben ik getrouwd met Annie, ze werkte ook op de Sociale Werkplaats. Ze was iets ouder dan ik, we scheelden twee jaar en zij had al een dochtertje van twee, dat bij d’r moeder was als ze werkte. Ik heb dat meisje, Sjanie, geadopteerd. Na ons trouwen wilde ik niet dat Sjanie nog naar de moeder van mijn vrouw ging.  M’n vrouw moest maar stoppen met werken, vond ik. Daar was zij het wel mee eens. Ze deed nooit zo  moeilijk. Ik verdiende wel  niet zo veel maar toch genoeg om met zijn drietjes van rond te komen. Met z’n viertjes ook zelfs, want Annie en ik hebben er al heel snel eentje bij gemaakt: onze dochter Tiny.

donderdag 24 maart 2016

KROEIF

We bellen meestal op donderdagavond met elkaar mijn vriend Keith, een  Engelsman en ik. Of hij belt of ik. Deze keer had ik er totaal niet meer aan gedacht. Niet dat ik het nou zo druk had vandaag  … sterker ik had de hele dag zowat geen fuck te doen.

’s Morgens van elf tot twaalf mijn ex aan de lijn gehad in verband met de belastingaangifte 2015 en wat nooit gebeurt: ik heb tot half twee in mijn in mijn pyjama de krant zitten lezen.

Een van de dingen die ik vandaag persé nog wil doen, is bij de Action een nieuwe nietmachine kopen, gelijk nietjes erbij natuurlijk, voor al die belastingpapieren. En als je dan toch bij de Action ben dan denk je al gauw o, ja, een plantenspuitje, dat heb ik ook nodig en dat leuke witte pannetje kan ik ook goed gebruiken en … nu de ‘schijf van vijf’ toch weer helemaal veranderd is, neem ik die zak olienoten ook maar gelijk mee: tja, je moet tegenwoordig  minimaal 25 gram olienoten eten per dag … zoutloos … hè verdorie zijn die Action-nootjes mèt zout; zie ik thuis pas. Ik had eigenlijk ook nog handschoenen nodig maar die verkopen ze in de lente niet meer bij de Action. Nergens niet trouwens.

Keith belde mij deze keer. Hij loopt steeds slechter, zegt hij.  Slijtage aan knieën en enkels. Hij schuifelt in zijn huisje van fauteuil naar fauteuil, naar deurpost, naar keukenstoel, naar aanrecht en gaat daar thee zetten.  Zo zag ik hem tenminste bezig, toen ik afgelopen zaterdag even bij hem op bezoek was.
‘Nog steeds zo slecht met je benen?’ vraag ik.

‘Ik ben er helemaal kapot van, Jee …. Ik hoorde vanmiddag dat Kroeif was overleden ik moest er bijna van janken. Ik heb hem in 1966 nog tegen mijn cluppie Liverpool  … zien spelen, voor de Europa Cup … Ajax won toen met Kroeifie er al bij, hij scoorde ... achttien jaar was hij. Twee keer heb ik Kroeif nog gezien. Als coach van Barcelona, ook tegen Liverpool.  Nu wonnen wij. Pele, Maradonna en Kroeif zijn de  beste voetballers van de wereld op Lionel Messi na dan, want dat is wel de allerbeste.
Heel goed is ook het werk van die Kroeif-foundation: wereldwijd zijn er duizenden voetbalkooien en –clinics opgezet met o.a. zijn geld.’ Keith is niet te stuiten en vol lof over Cruijf .

‘Ik heb Johan Cruijff ook altijd bewonderd, Keith. Nooit zal ik zijn rol vergeten in het Nederlands Elftal tijdens het WK van 1974.  Nederland werd toen bijna wereldkampioen.
Wat ik zo mooi van hem vind is dat hij in zijn carrière steeds de tijd heeft genomen voor zijn publiek. Een bewijs daarvan is een foto van Cruijff, gewillig poserend met mijn zoon en een vriendje van hem, na afloop van een voorwedstrijdje in het Sparta-stadion. Die foto zie ik nog altijd in de kast staan bij mijn zoon. Hij is er blijkbaar trots op … ik ook wel een beetje.’
Keith is er een beetje jaloers op, zegt hij.

We hebben het vandaag alleen maar over Johan Cruijff. Ik spreek, voordat we het gesprek beëindigen, met Keith af dat ik volgende week donderdag bij hem langs kom. Dan bellen we die donderdag dus niet … tja: ’ieder nadeel heeft zijn voordeel.’


Als ik zou willen dat je het begreep, had ik het wel beter uitgelegd.

J. Cruijff

dinsdag 22 maart 2016

MARS

Zojuist fysiotherapie gehad in het Sint-Franciscus-ziekenhuis. Ik stap in de metro terug naar huis, naar Alexanderpolder. In mijn rugzak, die nu op mijn schoot staat, zit het boek, dat ik meegenomen heb, om onderweg te lezen, als ik daar zin in heb. Het is Caesarion van Tommy Wieringa. Ik heb nog geen zin om te lezen. Er raast van alles door mijn hoofd.

Irritatie over het feit, dat  ik heel vaak in het openbaar vervoer moet vragen ‘mag ik daar zitten, wilt u uw tas daar weghalen … alstublieft’ … en dan wordt er ook nog van me verwacht, dat ik netjes ‘dank u wel’ zeg.
Waarom zet u uw tas niet gewoon gelijk op uw schoot?

Ingehouden boosheid en verdriet over het feit dat mijn zoon me er van weerhoudt opa te zijn voor mijn kleinzoon waardoor hij zijn zoontje zijn opa onthoudt.

Waanzinnige woede over het bloedbad dat imbecielen namens de Islamitische Staat hebben aangericht in Brussel. Het komt steeds dichterbij. Tientallen doden en gewonden op het vliegveld.  Zoveel onschuldige, goeie lieve mensen van het leven beroofd of voor het leven verminkt, door een stel wrede, gehersenspoelde soldaten van de Islamitische Staat.
Brussel is aangevallen,’ aldus de criminelen van de Islamitische Staat, ‘omdat België een niet aflatende strijd voert tegen de islam en tegen moslims.’ Volgens de terreurorganisatie Islamitische Staat heeft ‘een geheime cel van soldaten daarom angst en ontzetting gezaaid.’ Lafbekken!
Een vervelend bijverschijnsel van deze Islamitische Staatsterreur is dat de moslimhaat in Nederland daardoor toeneemt en dat terwijl 90% of misschien wel een hoger percentage moslims zich kapot schaamt voor wat de Islamitische Staat  allemaal aanricht.
Wat zou het toch mooi zijn als er bijvoorbeeld ergens in de maand mei in Amsterdam een ‘mars tegen de Islamitische Staat’ georganiseerd zou worden en dat al die honderdduizenden Nederlandse moslims  daarin zouden meelopen.

Ik word niet goed van die narigheid in mijn hoofd …  zoek afleiding ... ga wat lezen in Caesarion: in het hoofdstuk dat ik lees krijgt Ludwig, de hoofdpersoon van Caesarion, een filmpje te zien. Het is een pornofilm waarin zijn inmiddels oude moeder, de jeugdige steractrice is. Ludwig gaat compleet over zijn nek als hij ziet dat zijn moeder haar tegenspeler pijpt en in haar mond laat klaarkomen.

Opeens ontwaar ik door het raam van de metro, een flat die ik normaal nóóit zie …. blijk ik in de verkeerde metro te zijn gestapt! Die naar de Terp in Capelle aan den IJssel. Ik stop mijn boek terug in mijn rugzak. Op het eerstvolgende metrostation moet ik uitstappen en terug naar Capelsebrug  en dan de goeie metro pakken. Al met al ben ik met mijn onoplettendheid toch zeker tien minuten kwijtgeraakt.

Wanneer ik eenmaal in de goeie metro zit, wordt mijn aandacht getrokken door een achteruit rijdende scootmobiel, die door de bestuurder keurig netjes wordt geparkeerd in de daarvoor speciaal gecreëerde scootmobielparkeerplek.
De bestuurder is veelvoudig gehandicapt. Hij mist zijn beide onderbenen. Daarvoor in de plaats heeft hij glimmende, metalen protheses, waaraan weer  voetprotheses zijn bevestigd. Over die voetprotheses heeft de man een paar knaloranje Adidas loopschoenen, met drie gifgroene strepen, aangetrokken. Zijn rechterarm houdt op bij zijn ellenboog en zijn ogenschijnlijk gezonde linkerarm gaat over in een hand met vijf vingerstompjes. Hij heeft een hazenlip en van zijn voorhoofd, net boven zijn neus,  tot halverwege zijn schedel loopt een litteken. Dus daar is hij geopereerd. Toch zit hij gewoon met iemand te communiceren via zijn smartphone, die hij bedient met het duimstompje van zijn linkerhand.
Als ik hem zo zie, valt het met mij allemaal nog wel mee.

Ik stap uit de metro; het is nu nog maar 4 minuten lopen naar huis

maandag 21 maart 2016

TRAUMATISCH

Traumatische tijden

1. Mijn vrouw deelt me in juni 2015 mede dat het na 45 huwelijksjaren ‘klaar’ is … ze houdt niet meer van mij en wil van me scheiden. Wat kan ik daar tegen beginnen? Niks. Op 11 augustus 2015 werd de scheiding definitief.

2.Na, met een korte onderbreking 45 jaar in het (warme) Oude Noorden te hebben gewoond, moet ik ten gevolge van de scheiding verhuizen. Bij gebrek aan een beter aanbod, kan ik niet anders dan per 1 september 2015, een woning  in (het kille) Prins Alexanderpolder aanvaarden.

3.Op 15 oktober 2015 kom ik op een zebrapad ongelukkig ten val (op een stoeprandje) en verbrijzel daarbij mijn rechterschouder en –bovenarm bovendien wordt  een zenuwbundel, die mijn rechterarm en  -hand moet activeren, flink beschadigd. Het gaat gelukkig  een stuk beter, daar heb ik eerder al over geschreven. Maar het algehele herstel zal lange tijd vergen: tot eind 2017.

4. Tegen het eind van mijn bezoek, van afgelopen vrijdag 18 maart aan Diergaarde Blijdorp, samen met mijn kleinzoon C. en mijn zoon S. deelde ik S. mede dat ik wel weer,  samen met mijn ex-vrouw, kon komen oppassen op kleinzoon C.
 Dat vond S. geen goed idee. Hij noemde dat: een gepasseerd station. Verder vond hij dat er inmiddels te veel dingen gebeurd waren. Dat  klopt: er zijn dingen gebeurd. Ik heb me in het verleden ten onrechte wantrouwig gedragen tegenover hem en zijn vrouw. Dat zette kwaad bloed maar dat is inmiddels bijgelegd.
S. moest in dit kader ook nog kwijt dat hij er niet aan moest denken dat ik een héle dàg in de nabijheid van zijn zoon C. zou zijn.
‘Hoe dat zo?’  Vroeg ik mij af. ‘Waar ben je dan bang voor?’

We liepen in de richting van de uitgang van de dierentuin. Ik moest vreselijk plassen. Hoewel ik door de reactie van S. zwaar uit het lood was geslagen, probeerde ik toch nog nieuwe argumenten aan te voeren namelijk dat C.’s oma, mijn ex dus,  er heel blij mee zou zijn als ik weer mee kwam oppassen … ze vond het nogal zwaar om het alleen te doen en volgens haar is  C. gek is op mij  … want altijd als zij oppast vraagt C. naar mij.
S. keek daar heel even raar van op maar hij gaf geen krimp. Ik legde mijn hand even lichtjes op zijn leren jasje en zei:
’Nou dag S.’ waarin voor mij de betekenis lag van:
‘Als je denkt dat dit is wat je moet doen, dan moet je dat maar doen.’
Ik kon wel janken.
Ik liep bij hem weg de Rivièrahal in … naar de wc..  Waarop S. mij nariep:
’Dàt gedrag van jou is nou precies de reden waarom ik je niet als oppas wil …. of zoiets … want de afstand was inmiddels te groot om alles scherp te kunnen horen .. hoe dan ook …  begrijpen deed ik het niet..

Een hele dag mag ik van zoon S. dus niet in de buurt zijn van mijn kleinzoon C.  Hoeveel tijd dan wel? Een halve dag? Een uur? Vijf minuten … of is het zo:  blijf liever maar helemaal bij hem uit de buurt.

Ik ben er he-le-maal kapot van.

zondag 20 maart 2016

GEPASSEERD STATION

Een gepasseerd station.  Je had eigenlijk in Rotterdam willen uitstappen. Je was in slaap gevallen en je wordt wakker als de trein langs Zwijndrecht dendert. Bijna ben je in Dordrecht. Met je duffe hoofd pak je je spulletjes bij elkaar en stapt in station Dordrecht uit de trein. Gelukkig rijden er veel treinen tussen Dordrecht en Rotterdam. Maar al met al zal je toch wel drie kwartier te laat op je werk zijn. Rotterdam was een gepasseerd station.

Een gepasseerd station. Je weigert het aanbod van een woningbouwvereniging: een heel mooie vierkamerwoning op de 16e verdieping in het Centrum van Rotterdam. Want jij hebt je zinnen gezet op een vijfkamerwoning op de 18e verdieping langs de Maas. Voor die vijfkamerwoning krijg je geen vergunning, het is namelijk een woningwet woning en  je gezin bestaat uit te weinig personen voor dat vijfkamer appartement. Helaas voor jou is die mooie vierkamerwoning nu niet meer in de aanbieding. Je bent net te laat want de woning is geaccepteerd door een andere huurder, die de woning aangeboden had gekregen. Die vierkamerwoning is voor jou een gepasseerd station.

Een gepasseerd station. Over een paar weken is de kampioenswedstrijd van Sparta. Een vriend van je biedt aan om ‘voor de vriendenclub’ kaartjes te kopen. Maar jij slaat het aanbod af; jij koopt zelf wel je kaartje, je bent er toch vaak genoeg in de buurt. Twee weken voordat de match zal plaats vinden realiseer je je dat je nog geen kaartje hebt voor Sparta – NAC, op 1 april, want om die wedstrijd gaat het. Dan verneem je dat het stadionnetje helemaal is uitverkocht. Ten einde raad neem je nog contact op met je vriend. Misschien is er nog een kaartje over, zo  hoop je. Maar neen, iedereen die een kaartje wilde heeft dat inmiddels. Je vriend is voor jou, wat betreft de kaartjes voor  Sparta-NAC een gepasseerd station.

Een gepasseerd station. Jij was dol op haar en zij op jou. Samen beleefden jullie mooie tijden. Concerten, theatervoorstellingen, bioscoopbezoeken, dansavonden, vakanties. Je was niet trouw aan haar en dat verziekte de relatie. Ze sloot zich van je af en ging een leven in zichzelf lijden … in ieder geval los van jou. Jij was een gepasseerd station voor haar en zij een gepasseerd station voor jou.

Een gepasseerd station. Toen je op je fietstocht door Frankrijk langs het tankstation reed had je nog geen dorst. Als je je toen had gerealiseerd dat het eerstvolgende watertappunt op bijna vijftig kilometer zou zijn, had je hier wel je bidons vol laten lopen. Het was een bloedhete dag en je zat nu op zo’n twintig kilometer voorbij dat laatste tankstation. Je wankelde zowat op je fietsje maar je moest door. Terugfietsen naar dat tankstation was geen optie, dat was een gepasseerd station. Je moest door, hoewel je geen idee had hoe lang je nog moest fietsen.

Een gepasseerd station. Je moet opeens vreselijk plassen. Een  kwartiertje terug zat je nog in een kroegje, bier te drinken maar toen hoefde je nog niet. Nu wel en niet zo’n beetje ook. Je doet nu je behoefte tegen een boompje in een plantsoen. Godzijdank word je niet door de politie op wildplassen betrapt. De wc van de kroeg is een gepasseerd station.

Zomaar zeven gepasseerde stations.


zaterdag 19 maart 2016

FIETS

Ik zit de Volkskrant te lezen, het is zaterdag  en voor die zaterdagse Volkskrant heb je eigenlijk een hele dag nodig. Eigenlijk … want het komt er nooit van om hem helemaal uit te lezen. Soms verdeel ik hem over een paar dagen maar dan nòg moet ik vaak aan het einde van de week een deel ongelezen wegdoen. Goed …  ik zit dus te lezen als er op mijn bel wordt gedrukt. Het is Hasna, mijn Afghaanse buurvrouw, 62 jaar, hoofddoekje, brilletje, tamelijk klein , dik,  breed en heel erg aardig, want ze is me al heel vaak eten wezen brengen.  Heel lekker eten.  Hasna staat vrolijk lachend te zwaaien op de galerij achter mijn keukenraam … ze heeft ook nu weer een bordje eten voor me in haar hand.  Ik zwaai glimlachend  terug en open de deur.
‘O wat heerlijk, kom je me alweer verwennen …?!’ zeg ik. Ik zie op de berg rijst een kippenpootje, een paar stronkjes bloemkool en eetlepel spinazie liggen. Hasna duwt me het bord in mijn handen en ze probeert me  met een lachend en tegelijk vragend gezicht, in haar onbegrijpelijke mengeling van Farsi en Nederlands, iets duidelijk te maken. Het enige woordje dat ik in haar hele verhaal  versta is ‘fiets’.
Ik zeg haar gelijk dat ik van mijn dokter nog  niet mag fietsen … ik wijs op mijn geblesseerde rechterarm, die arm is nog te zwak is om mee te gaan fietsen .. dat zou gevaarlijk zijn.
En weer volgt er een hele riedel van Hasna wederom met het woord ‘’fiets’ centraal en nu wijst ze met haar wijsvinger naar zichzelf. Oh, zal dat het zijn …?  Zij heeft zelf een driewieler, een grote driewieler voor volwassenen  en ik denk nu te begrijpen dat ik die driewieler van haar mag lenen. Maar ook dat kan ik nog niet met mijn gehandicapte arm.
‘Nee, nee, dat kan echt no niet,’ zeg ik. Het bordje eten zet ik even op de keukentafel.
Hasna volhardt in haar verhaal. Nu worden me er meer elementen duidelijk. Ik hoor haar zeggen ‘zoon’ en ‘één maand’ en weer ‘fiets’. Ik kan daar toch ook niet direct chocola van maken. Dan heeft ze plotseling genoeg van mijn onbegrip, duwt me zachtaardig doch resoluut opzij en  loopt brutaalweg mijn woonkamer in en stapt meteen op mijn hometrainer af. Hasna doet een poging het ding op te tillen maar die is veel te zwaar voor haar alleen.  
 ‘Ik dik … ik fietsen thuis …   zoon kopen fiets … één maand,’ zegt ze en kijkt me vragend aan. Nu pas begrijp ik haar verhaal. Ze wil mijn hometrainer voor een maandje lenen, tot haar zoon er een voor haar gekocht heeft.  Helaas moet ik haar teleurstellen. Ik gebruik die hometrainer zelf iedere dag,  omdat ik anders dichtslib. ‘Maar,’ zeg ik, ’je mag hier wel  elke dag komen fietsen, hoor,  als je wilt.’ Hasna verstaat kennelijk het Nederlands beter dan dat ze het spreekt want ze moet hard om mijn voorstel lachen. ‘Nee, nee,’ zegt ze en ze gaat in het haar typerende schommelende loopje weer naar buiten. Ik excuseer me nog dat ik de hometrainer echt zelf nodig heb. Maar dat begrijpt ze wel. Ze wijst nog naar het bordje eten op de keukentafel en zegt: ’Eten ….eten …lekker warm.’
‘Ja, lekker, nog bedankt, hè,Hasna.‘


Ik duik weer snel in de Volkskrant. Alleen het kippenpootje eet ik op … lekker. De rest van dat eten heb ik in de wc geflikkerd. Ik houd niet zo van de combinatie bloemkool/spinazie.

vrijdag 18 maart 2016

BAND

Met mijn moeder had ik een zeer hechte band.  Binnenshuis deed ik veel voor en met haar maar vreemd genoeg kan ik me weinig momenten herinneren, die wij buitenshuis samen deden ... twee slechts.
Ten eerste: de  immens lange wandeling van Spangen naar de Maastunnel, alwaar de mobiele spaarbank stond, waar de weinige centjes die mijn vader verdiende konden worden opgenomen. Een wandeling met ijsje van vijf toe.
De tweede herinnering was die van het bezoek aan mijn zwakzinnige broer Tinus, ik was toen negen, hij acht. Tinus woonde in een inrichting in Schinnen. Hij zat toen vastgebonden aan een ketting in een hoek van een groot vertrek. Hij was geen uitzondering want vrijwel iedereen in dat vertrek zat vastgebonden. Op een paar meter van Tinus zat een jonge man  in een lange witte jurk, zijn gezicht zat vol wit uitgeslagen korsten en hij kwijlde doorlopend,  zijn jurk was zeiknat. In de andere hoek zat een ventje in een kinderstoel met het lichaam van een vierjarige en een volgroeid volwassen hoofd met een haardos om jaloers op te worden.  Hij zat vastgebonden in zijn kinderstoel.
We kregen een rondleiding en konden nog meer te zien krijgen maar mijn moeder fluisterde tegen de zuster die de rondleiding verzorgde, dat ze zo wel genoeg had gezien. We gingen nog even terug naar mijn broer, die ook wel zat te kwijlen maar niet zo heel erg. De zuster maakte een foto van ons drietjes. Die kregen we later thuisgestuurd. Tot mijn moeders dood stond die foto op haar dressoir.

De band met mijn vader is nooit zo hecht geweest. Niet zo hecht in ieder geval als die met mijn moeder . Toch deden mijn vader en ik vrij veel leuke dingen samen, zowel binnens- als buitenshuis. We deden thuis vaak spelletjes. Vrijwel alle kaartspelletjes die ik ken, eenendertigen, eenentwintigen, toepen, pesten, jokeren, patiencen voor één en patience voor twee spelers, heb ik van hem geleerd. Alleen klaverjassen heeft hij me jammer genoeg nooit kunnen leren.
We gingen ook veel naar sportwedstrijden kijken, voetbal en honkbal en we maakten samen (veelal zwijgend) lange fietstochten. We namen dan brood, fruit en drinken mee en niet te vergeten een bal en zwemspullen.
Tijdens een van de fietstochten namen mijn vader en ik onderweg een frisse duik in een verlaten haventje. Er was daar verder niemand. We speelden in het water met de bal, die we naar elkaar toe gooiden en waarnaar we doken.  Het was lekker weer, we lagen langs het water nog even op te drogen toen op een meter of honderd bij ons vandaan een politiewagen stopte. Een agent kwam uit de auto en riep mijn vader bij zich. Zij spraken even met elkaar, waarna mijn vader mij wenkte naar hun toe te komen. De agent vroeg toen aan mij wie die meneer was met wie ik hier samen was. Toen ik zei dat dat hij mijn vader was, wist de politieagent voldoende, gaf me een schouderklopje en zei: nou, nog veel plezier samen, hoor.

Jaren later begreep ik pas waarom die agent dat eigenlijk wilde weten. 

donderdag 17 maart 2016

TUIN

In september 1963 verhuizen we  van een vierkamer woning in Spangen naar een vijfkamer woning in Hordijkerveld. We, dat zijn mijn hoogzwangere moeder, mijn drie zusjes en ik. Mijn vader kan niet helpen Hij  werkt op de s.s. Rotterdam en maakt een cruise om de wereld. Mijn zusjes hoeven niet te helpen, zij zijn nog onder de tien en worden zolang even ondergebracht bij tante Fien, een zus van mijn vader. Ik ga die dag gewoon naar school. ’s Ochtends fiets ik van de van Lennepstraat in Spangen naar de Beukelsdijk en als ik klaar ben op school fiets ik naar de Leppedijk in Hordijkerveld.
Wat een ravage tref ik aan in dat nieuwe huis! Alsof er een bom ontploft is. Hoe moet daar in Godsnaam orde in geschapen worden. Mijn moeder wordt bij de verhuizing geholpen door een drietal zwagers. Verven en behangen hadden die al eerder gedaan. Alléén had mijn moeder het natuurlijk nooit gered. Ze zit met haar dikke buik midden in de kamer en vertelt de heren precies waar alle spullen heen moeten. Ik word bij thuiskomst ook gelijk aan het werk gezet. Normaal is ze nooit zo bevelerig maar nu laat ze zien wie de baas is.

We hebben een grote achtertuin, een zijtuin en een voortuin. Wij zijn de eerste bewoners van dit huis en slordige bouwvakkers hebben aardig wat puin in de tuin achtergelaten. Mijn moeder staat daar een beetje over te mopperen tegen oom Ab, een van de zwagers, als Ab zegt: ‘nou, Ada,’ want zo heet mijn moeder, ‘nou Ada, maak je daar nou maar geen zorgen over … als je zo ver bent stuur me dan maar een kaartje, dan kom ik je wel helpen met de tuin.’
Dat laatste hoor ik oom Ab zeggen en dan zeg ik iets stoms … iets waar ik vreselijk veel spijt van zal krijgen: ik zeg tegen oom Ab dat hij helemaal niet hoeft te komen tuinieren, want ík zal die tuin wel even mooi gaan maken … ik vind tuinieren namelijk hartstikke leuk.
Waarop oom Ab, enigszins in zijn wiek geschoten, reageert met: ‘ooo, nou, als jij dat zo graag wil doen jongen, dan doe je dat toch, ik zit echt niet op die klus te wachten, hoor.’  Uit mijn linker ooghoek zie ik, dat ma trots op mij is.

O,o,o,o, wat ben ik in mijn schik met die tuintaak èn … (en dat is eigenlijk wel heel wat anders) … wat zijn we thuis allemaal blij met ons nieuwe lieve kleine broertje, een klein spichtig mannetje, dat de naam Gerard meekrijgt . Gerard is ook de naam van de oudste broer van mijn vader. Mijn zusjes hadden het leuker gevonden als de baby naar mijn vader was genoemd. Maar ja mijn mijn moeder besliste anders.

Het is nu september, dus het eerste half jaar valt er nog weinig te tuinieren maar in maart/april zal ik aan de bak moeten. Voorlopig is er binnenshuis volop te doen en gelukkig is mijn vader vanaf eind september een maandje thuis  dan is er nog meer dan genoeg voor hem te doen.

Mijn  moeder heeft voor haar verjaardag, in januari, allerlei tuingereedschap gevraagd, waaronder een schep, om mee te spitten en een grasmaaimachine om …  

Eind maart 1964 is het mooi lenteweer. Achttien graden. Ik ga werken in de tuin. Eerst alle hout en stenen verwijderen. Dat kost me al zowat een halve dag. Dan pas kan ik beginnen met het spitten van de bij benadering honderd vierkante meter, die onze tuin in totaal groot is.. De om te spitten klei is loeizwaar en bovendien liggen er onder het tuinoppervlak ook nog eens volop brokstukken. Die dag spit ik hooguit drie vierkante meter … ik ben gebroken. De schep heb ik er gelijk bij neergegooid: ‘ik kap er mee … die tuin kan ik ook echt niet samen doen met al mijn huiswerk, hoor!’…  ik zag de verwijtende blik in mijn moeders ogen: jij geeft wel erg gauw op, jongen en ze zei nog tegen me: ‘Nou moet ik oom Ab weer lief aankijken of hij me alsjeblieft wil komen helpen met de tuin. Daar ben ik echt niet blij mee, Jee.’

woensdag 16 maart 2016

EEN ANDER

Ze is even met stomheid geslagen, mijn ex-psycho-therapeute Thea, als ik haar vertel, dat mijn vrouw en ik na 45 jaar uit elkaar zijn. Als ze zich hervindt, zegt ze resoluut: ‘Je moet niet alléén blijven, hoor!!’  Zou ik, volgens haar,  op zoek moeten naar een ander?
Thea is met een klusje bezig in het medisch centrum waar ik even moest zijn. We hebben allebei weinig tijd … hierover doorpraten kan nu helaas niet.
Waarom ze dat nou zo tegen me zegt begrijp ik ook niet precies. Ik ben ik er nog niet aan toe om op zoek te gaan maar door Thea’s woorden ben ik er wel over door gaan denken.
Op het moment is mijn kringetje vrij klein. Het is dat ik nog zo vaak naar dokters en psycho- en  fysiotherapeuten moet … daardoor kom ik nog eens onder de mensen en heb ik ook nog een zinvolle dagbesteding; ben ik nog niet helemaal sociaal geïsoleerd. Als ik straks weer hersteld ben, heb ik veel tijd om van alles te gaan doen en zal ik, als ik op deze manier doorga,   weinig mensen om me heen hebben.
 Ik zal nu dus in actie moeten komen. Lid worden van een bijvoorbeeld een theaterclub, een bridgeclub, me inschrijven bij een sportschool, vrijwilligerswerk weer oppakken … maar dat soort dingen bedoelde Thea niet met ‘niet alleen blijven’;  zij wilde zeggen ‘zoek een vaste relatie, Jee.’

Ik woon nu ruim een half jaar alleen en voor het grootste deel van die tijd was ik, door de smak die ik in oktober vorig jaar maakte, half invalide . Ik ben nog steeds niet in orde en dat zal waarschijnlijk nog wel anderhalf jaar duren. Het gaat wel elke dag beter, maar toch blijft het lastig.
ik heb het in mijn eentje redelijk naar mijn zin maar ik mis wel wat. De liefde, warmte,  gezelligheid, genegenheid en aanspraak, die min of meer normaal is bij mensen die een (goeie) vaste relatie hebben met elkaar.
Thuis loop ik nu vaak in mezelf te lullen … steeds meer, merk ik… mensen zeggen dan tegen me: ‘Je moet een kat of een hond nemen, joh’ …maar dat is niks voor mij. Ik ben geen beestenmens en trouwens beesten zijn ook niet zo gecharmeerd van mij. Ik ben altijd een beetje bang geweest voor honden en katten en dat voelen ze, hè?

Een relatie met een lieve, warme, gezellige vrouw zou ik best wel willen maar het is een irreële wens. Want wie zit er in Godsnaam op mij te wachten? Ik ben bijna 66 jaar, kaal, grijs, bipolair,  momenteel half kreupel en bovendien zie ik er nu ook nog eens niet uit met een hoofd vol smerig eczeem.

‘Probeer eens een dating-site,’ zei een kennis. Welke? Er zijn er zoveel en hoe weet ik of zo’n site betrouwbaar is?
‘Neem Tinder,’ zei mijn oudste zoon, ‘die site is wel betrouwbaar’. Nou vooruit laat ik eens gek doen … lees ik in de kleine lettertjes van Tinder, dat 55 plussers  uitgesloten worden.

Naarstig gaan speuren naar een nieuwe partner ga ik echt niet doen; kan ik ook niet. Ik zie wel wat er op mijn pad komt als er überhaupt wat op mijn pad komt.

Die hooguit 15 jaar, die mij nog resteren,  hoop ik volop te kunnen genieten van mijn familie, in het bijzonder van mijn kleinzoon en verder wil ik dingen gaan doen die ik leuk vind zoals: schrijven, fietsen, zwemmen, wandelen, films kijken, taal lessen geven, foebele kijken, spelletjes doen en  zingen. Soms alleen en soms samen met een ander of anderen.

maandag 14 maart 2016

STRAND


Mijn vriendin Mien en ik lopen van het Station Hoek van Holland Haven naar het strand en op het strand in de richting van richting Scheveningen … eigenlijk kan je natuurlijk alleen maar richting Scheveningen lopen vanuit Hoek van Holland. Het lekkere wandelweer heeft veel mensen naar het strand gelokt. We hebben, bij een onbewolkte hemel, een frisse wind tegen. Mijn wangen worden goed koud … mijn neus gaat er van lopen.  De zee is rustig. In het ondiepe water spetteren honden, in alle soorten en maten.

Mien vertelt een grappige anekdote over hoe ze kennis maakte met een man, Anton, waarmee ze  heel goed bevriend is geraakt.  Ze raakten aan de praat bij een Albert Heijn-super. Mien maakte een opmerking over de soort wijn die Anton had gekocht … het was een Saint-Emilion … en dat ze die wijn ook zo lekker vond en dat ze die voor het eerst dronk tijdens een vakantie in de buurt van Bordeaux. Toen bleek Anton, vele jaren later, op de zelfde camping gestaan te hebben als Mien en haar toenmalige partner. Nou ja, het klikte gelijk daar in die super en van het een kwam het ander, vakantiefoto’s kijken, wijntje drinken, naar de bios, een wandelingetje maken enzovoorts, enzovoorts … ze zien elkaar nu nog steeds.

Boven de Noordzee cirkelt een helikopter … er wordt iemand vanuit zee richting heli gehesen … een oefening waarschijnlijk.

Miens anekdote leek qua wijze van kennismaken wel wat op die van mij en Ina: ik fietste al een minuut of vijf zo’n tien meter achter Ina (ik kende haar helemaal niet). Ze zag er leuk uit van achteren. Opeens moest Ina remmen voor een automobilist, die als een gek kwam aanrijden. En toen stond ik ineens naast haar … we keken elkaar hoofdschuddend aan … en mopperden wat over het roekeloze rijgedrag van die automobilist. We fietsen verder samen op. Ina kwam uit Argentinië vertelde ze en ik zei haar dat ik een Argentijnse vriendin had en dat vond ze leuk om te horen. We praatten wat over Zuid Amerika. Toevallig moesten we ook allebei naar Bas van der Heijden (die bestond toen nog) maar daar scheidden zich onze wegen. We wisselden telefoonnummers uit. Ina belde me een paar dagen later, we hebben gewandeld, gefietst, koffie gedronken. Twee à drie maanden hadden we het leuk met elkaar. Door mijn wantrouwen is dat kapot gegaan.  Ze zou op een zondag bij me komen eten. Kort daarvoor belde ze me, dat ze kiespijn had en naar de tandarts moest. Ze liet verder de hele dag niets van zich horen en ik zat met een kant en klaar diner-voor- twee. Mijn telefoontjes werden niet beantwoord. Ik voelde me door haar belazerd en daar schreef ik ook over. Vervolgens stuurde ze mij een kopie van de tandartsrekening van die betreffende zondag. Einde vriendschap. Stom, stom, stom … want we hadden het best leuk.

Aan het einde van onze wandeling, na zo’n kleine drie uur,  zijn we wel toe aan wat warms. Mien bestelt resoluut een Irish coffee en ik houd het bij een groot glas warme melk.

Pas als we goed en wel in de trein terug naar Rotterdam zitten realiseren we ons dat we op de heenweg in Hoek van Holland niet uitgecheckt hebben. Ons inchecken voor de terugreis naar Rotterdam was dus in feite een uitgesteld uitchecken. Met andere woorden:  Mien en ik, zitten zonder geldig vervoersbewijs in de trein. We hebben geluk met de conducteur op deze trein. Hij begrijpt hij de hele situatie niet zo, des te meer niet omdat Mien in Rotterdam al twee keer was ingecheckt en één keer uitgecheckt, omdat ze naar de wc wilde om een legging onder haar broek aan te trekken, tegen de koude wind straks op het strand.  Maar dat hoeft de conducteur natuurlijk allemaal niet te weten. Dat wil hij ook niet weten. Hij is er eerlijk over: hij snapt het gewoon niet en zegt dat een ding hem duidelijk is: wij hebben  geen geldig vervoersbewijs en hij kan ons dus met vijfendertig euro per persoon beboeten maar:  ‘Ik geloof het allemaal wel, dus laat maar zitten.’
Daar zijn Mien en ik de man zeer dankbaar voor. We moeten nu alleen nog  met onze al uitgecheckte card de stationshal zien uit te komen. Het kost enige moeite om de controleur in de stationshal de situatie uit te leggen. Mien legt het uit en als ik een kleine verduidelijking wil toevoegen aan haar verhaal slaat ze me bijna in mijn gezicht, waarmee Mien waarschijnlijk wil zeggen, dat ik mijn kop moet houden. Haar verhaal is uiteindelijk duidelijk en de poortjes worden voor ons geopend.

Met een hug nemen we afscheid van elkaar. Mien loopt naar huis, ze woont dichtbij het station … ik neem de metro richting Alexanderpolder.

zondag 13 maart 2016

WANDELEN

Het is vandaag prachtig weer. Onbewolkt, een aangename temperatuur en alleen in de schaduw fris. Te mooi om binnen te blijven zitten.  Afspraken heb ik vandaag niet, dus ik ga er op uit. Ik stap bij mij naast de deur op de metro (Prinsenlaan) en rijd mee tot het eindpunt Nesselande. Vandaar wil ik, langs de Rotte, terugwandelen naar huis.
Ik heb geen idee hoe lang die wandeling zal duren. Mijn smartphone wil ik eerst nog als een soort tomtom instellen maar als dat na een kwartier nog niet gelukt is stop ik er maar mee, doe de smartphone in mijn rugzak en ga aan de wandel. Alleen … na een paar passen realiseer ik me dat ik zo maar lukraak een bepaalde kant oploop … avontuurlijk wellicht maar ook dom!. Ik zie een oude baas (75 schat ik) op een bankje zitten en vertel hem dat ik langs de Rotte wil gaan wandelen en vraag hem welke kant ik dan het beste op kan gaan. De man staat op,  … kijkt enige tijd recht voor zich uit, lijkt na te denken  …  zegt niks. Hij draait zich vervolgens een halve slag … zegt weer even niets …. En dan klinkt:
’Jaaaaa, ik wéét het wel, want ik fiets er zo naar toe.’ Dan draait hij zich een kwartslag en hij wijst recht voor zich uit:
‘Neem die weg … het is één rechte weg… aan het einde van die weg is een fietspad en dat fietspad loopt langs de Rotte … waar moet je heen?’
‘Naar Rotterdam,’ zeg ik.
‘Goed, ga dan op dat fietspad linksaf.’
‘Nou, dank u wel, meneer.’
En wat iedereen tegenwoordig tot vervelens toe zegt, zegt ook deze man tegen mij:
‘Nog een fijne dag verder.’
Dan voel ik me weer verplicht om tegen die enigszins afwezige doch aardige man terug te zeggen:
‘Ja, u ook meneer.’
Het ‘heerst’ ….. en ik wìl helemaal tegen niemand zeggen: ‘… en een fijne dag verder …’ maar toch flap ik dat walgelijke clicheetje er soms zomaar ineens uit.

Ik nader nu een tweesprong en twijfel even welk van de twee weggetjes voor mij het goeie is.
Vòòr mij loopt een vrouw achter een wandelwagen. Ik versnel mijn pas om haar de weg te vragen:
‘Dag mevrouw, ik wil naar de Rotte. Welke ……’ Ik val stil. De vrouw kijkt mij glimlachend aan. Kippenvel. Haar gezicht .. twee druppels water mijn moeder. Ze heeft ook dat  rood golvende haar.  Sproetjes … die bril …haar ogen … dat vriendelijk gezicht. Ze zal een jaar of veertig zijn.
‘Naar de Rotte is gewoon rechtdoor’ zegt ze vriendelijk. ‘Gaat u naar Rotterdam?’
Ik vertel haar wat ik van plan ben.
‘Zo, dat is nog hele wandeling. Ik denk toch gauw  vier uur. Ga straks bij het fietspad naar links.’
‘Okee, dank u wel!‘
Ik geef het mongooltje in de wandelwagen een aai over zijn bolletje:
‘Dag, jongen ’ zeg ik tegen het kleine ventje …..‘dag mevrouw.‘


‘Fijne dag verder’ kon ik nog net inslikken.

dinsdag 8 maart 2016

COMA-ZUIPEN

Zingen doe ik nog steeds elke maandagavond. Het koor is verhuisd naar het nieuwe ontmoetingscentrum Alexanderhof in Prinsenland. Die organisatie ziet het wel in ons koortje zitten, want we hebben een splinternieuwe piano gekregen.
Het is een seniorenkoor. Het zou me niet verbazen als ik, met m’n 65 jaar, de jongste ben. Het is niet alleen een koor voor oudjes. Het was tot gisteravond ook een koor voor blanke oudjes. Tot gisteravond, want toen voegde zich voor het eerst een donker (Surinaams ?) echtpaar bij ons koor. Ik merk al snel, dat ook zij bewijzen: ‘iedereen kan zingen’ …   en als iedereen zijn best doet gaat het heel leuk klinken.
Het was voor die Surinaamse mensen best moeilijk om zo voor de eerste keer mee te zingen zonder teksten.  Ik dacht, laat ik ze mijn tekstboek geven, dan kijk ik mee bij mijn buurman Piet … maar daar was buurman Piet niet zo van gediend. Ik kon mijn tekstboek wel uitlenen aan die Surinamers maar dan zat ik zonder. Piet liet duidelijk blijken dat hij ‘het niet zo had’ op die buitenlanders.
In deze nieuwe ruimte hoor je jezelf veel duidelijker zingen dan voorheen; het gezang klinkt ook minder vol.
Er werden liedjes gezongen als Sophietje, Edelweiss, Droomland, Hava nagila. Het toppunt van de avond is altijd het nummer Jungen komm bald wieder, dat gezongen wordt door de mannen … nu dus door die nieuwe Stanley, Piet en ik. Er wordt na afloop van dat lied altijd hard geapplaudisseerd voor ons mannen … dat streelt ons ego.

Wat een hemeltergend bullshit over dat kutkoor … dit stukje blèhhh.
Ik kom maar niet tot iets boeienders. Misschien had ik vanavond beter niks kunnen schrijven.
Misschien had ik ook eens het effect van coma-zuipen op mijn lijf moeten gaan uitproberen. Bovenop de kast bij mij staat een verrukkelijke jonge jenever (alcoholpercentage 25%). Die zóú ik in één teug leeg kunnen drinken bij wijze van experiment. Niet doen. Geen goed idee.
Eén keer ben ik op een feestje ‘out’ gegaan van de alcohol. Ik was 25 jaar en had in een warme ruimte whisky zitten drinken … flink wat  glazen … moest daarvan plassen … het was erg koud op de wc … daar ben ik out gegaan. Door een andere feestganger werd ik gevonden, liggend voor de wc-pot met mijn pik in mijn hand. Sindsdien houd ik het maar op één of twee pilsjes per avond. Meer dan genoeg.

Ik zag op het NOS-journaal dat er ondanks alle beperkende maatregelen voor alcoholgebruik onder jongeren er maar liefst 20 procent meer jongeren ‘coma zuipen’ … de gemiddelde leeftijd van de zuipertjes is 14,5 jaar! Het zou je kind maar wezen. Een kinderarts zei, dat onderzoek had aangetoond, dat bij herhaald coma-zuipen het intelligentie - quotiënt van een kind flink afneemt. Logisch eigenlijk. De kinderarts vertelde ook het verontrustende detail, dat onder de bij hem binnengebrachte comateuze kinderen ook gewonde meisjes waren met hun slipje op de enkels …

Er zullen helaas wel ouders zijn die zich niet veel interesseren voor hun kinderen en ze maar laten begaan. Maar ik denk dat meeste ouders van deze coma-zuip-patientjes totaal geen weet hebben van wat hun schatjes uitvreten en zich een ongeluk schrikken, als ze door het ziekenhuis alsnog op de hoogte worden gesteld. De vraag is dan of deze ouders nog voldoende het gezag over hun kinderen hebben om ze weer in het gareel te krijgen.  Misschien bestaat er ook al een hulpaanbod voor die ouders en hun kinderen … daar weet ik niks van.

Nog beter zou het overigens zijn als het kind zelf na één keer flink coma-zuipen concludeert ‘dit was eens maar nooit weer’. 

maandag 7 maart 2016

PRAATPAAL

Veertien jaar was ik toen mijn moeder bepaalde dat ik haar praatpaal zou zijn. Ze moest heel wat aan mij kwijt. Veel vriendinnen had ze niet. De meeste buurvrouwen vertrouwde ze niet en voor haar zussen was ma zelf een soort uitlaatklep.
Mijn moeder was voor haar kinderen een heel leuke, lieve, vrolijke moeder. Als praatpaal hoorde ik haar echter wel eens uit haar rol schieten.  
Ik voelde me vereerd in die rol en (ook niet onbelangrijk) ik wist altijd precies wat ma over alles en iedereen dacht. Ook wat ze dacht over mij: ik was geweldig, een ijverige middelbare school leerling en altijd bereid om zijn moeder een handje te helpen, hetzij met het huishouden, hetzij bij het verzorgen van de jongere broertjes, het zij bij het doen van boodschappen.

Over mijn twee oudste zussen was ze niet alleen maar positief. Zo piesten Ria, mijn oudste zus, en Lenie, nog heel lang in hun bed. Dat deden ze natuurlijk niet expres. Daar konden ze ook niks aan doen. Maar hoe lief en aardig ma doorgaans ook was, ze noemde mijn zussen tegenover mij nogal eens ’zeiknesten’ en zei dat ze doodmoe van werd van dat bedplassen.

Ria had er nooit zin in om naast het kostgeld, dat ze betaalde, nog eens extra bij te dragen aan het uiterst krappe gezinsbudget.
(Ria besteedde haar verdiende centjes liever aan leuke kleding en mooie schoenen. Ze zag er graag leuk uit en geef haar eens ongelijk?!)
Maar ma was daar ontstemd over en ze bleef er tegen mij over zeiken.
Lenie en ik waren ma’s oogappels omdat wij wèl bereid waren een extra duit in het gezinszakje te doen.
Op een avond vertelde ma me het ‘belangrijke’ nieuws dat Ria jaloers was. Ze noemde haar toen zelfs een  ‘jaloers kreng’. Ik kon toen als veertienjarige het begrip ‘jaloezie’ amper doorgronden.

Wat ma niet wist (of ze wist het wel en ze hield haar mond erover) was, dat ik in die periode als een gek lag te masturberen in mijn bedje. Ik werd helemaal opgeslurpt door mijn wilde fantasieën met de mooie overbuurvrouw. Ik zorgde er wèl voor dat mijn lakens niet bevuild raakten: ik ving mijn kleverige goedje op, in een oud t-shirt en verstopte dat tussen mijn matras en het spiraal van mijn bed. Als ma dit geweten had, zou ze mij zeker een ‘stiekeme viespeuk’ hebben genoemd.

Over mijn vader heeft ze me ook verteld. Niks positiefs. Daar heb ik al wat over geschreven. Volgens ma wilde hij alleen maar ‘dat’. Meer dan ‘dat’ hoefde voor hem niet. Kon hij ook niet. Ze zei: ‘Als er een natte dweil tegen zijn ‘gevalletje’ kwam kreeg hij al ‘zo’n grote’.. ook zei ze tegen mij dat ze misselijk werd, als zijn ‘gevalletje’ haar aanraakte. Dat ze samen toch nog zoveel kinderen hebben gemaakt, snapte ze nog steeds niet.


Ik zat er bij en keek  …eh … luisterde ernaar, soms kon ik haar begrijpen, heel vaak ook niet. Het was tenslotte de belevingswereld van een volwassene. Toch bleef ik het aanhoren, want ik voelde me vereerd, dat ze mij had uitgekozen om stoom af te blazen.

zaterdag 5 maart 2016

ROOM

Gisterenmiddag heb ik de film ‘Room’ gezien van regisseur Lenny Abrahamson. De film draait deze week voor het eerst. Ik zag hem in Cinerama in Rotterdam. Lees hieronder wat over ‘Room’. Ik heb gebruik gemaakt van de recensie in de Volkskrant van 3 maart jl.

Moeder en haar zoon Jack van vijf jaar, zitten opgesloten in een kleine ruimte van nog geen tien vierkante meter. Er staan wat meubels, een wc, een badkuip, een televisie. Er komt alleen wat daglicht naar binnen via een klein dakraampje. Door dat dakraampje is te zien of het regent of sneeuwt. Ook dwarrelt er af en toe een herfstblaadje op. Soms is het rechthoekige raampje helemaal blauw … dan schijnt dus de zon, die voor moeder en zoon overigens nooit te zien is.
Jack leeft hier al vanaf zijn geboorte. Is nooit buiten geweest. Voor hem is dit hier binnen gewoon alles … dit is zijn hele leven: zijn moeder (Ma) …. alle dingen in deze ruimte ... wat op tv te zien is … wat door het dakraampje te zien is … en Old Nick, de man, die dagelijks even langs wipt. Dat is waaruit het leven van Jack bestaat. Ma leert hem dat alles wat hij op de televisie ziet niet echt is.

Ma  vindt het nog niet nodig dat Jack weet wie Old Nick is, waar hij vandaan komt. Nick brengt boodschappen en speelgoed de ruimte binnen en altijd als hij komt doet hij ook dingen met Ma, dingen waar Ma helemaal geen zin in heeft.

Ondanks alles biedt de weerzinwekkende ruimte Jack toch de overzichtelijkheid en de bescherming, die hij nodig heeft. Hij voelt zich er op zijn gemak. Jack speelt met spullen om hem heen alsof het zijn vriendjes zijn. Als Ma en Jack grapjes maken,  zou je haast vergeten in wat voor mensonterende situatie ze zitten.

Door de manier waarop er gefilmd is lijkt de ruimte veel groter dan hij in werkelijkheid is. Hoe dan ook: Jack heeft meer dan genoeg aan deze ruimte.
Maar op een dag acht Ma de tijd rijp om haar zoon de waarheid te vertellen namelijk, dat er buiten de muren van deze ruimte wel degelijk een andere werkelijkheid bestaat. Ma heeft zelf in die werkelijkheid geleefd, als kind, als puber. Toen kwam Old Nick in haar leven. Hij kidnapte haar en sloot haar hier in deze ruimte op. Ma zint op plannen om Jack uit de ruimte te laten ontsnappen. Ze wil dat doen door Old Nick ‘er in te luizen’. Uiteindelijk lukt dat haar nog ook. Na de ontsnapping van Jack en uiteindelijk ook de bevrijding van Ma volgt het belangrijke en uitgebreide slotakkoord van de film. Daar laat ik niet veel over los, alleen dat mooi vertoond wordt hoe Ma en Jack ieder voor zich maar ook samen hun trauma’s verwerken.
Aangrijpend is ook het moment dat Jack een klein hondje aait. Zo’n beestje dat Jack alleen kent als iets dat er niet echt bestaat, iets van op tv.


Mooie film! In de Volkskrant werd de film gewaardeerd met vijf sterren. Ik geef zes sterren!

vrijdag 4 maart 2016

HONDJE

Gisterenmiddag stond ik even op het balkon, het was lekker weer, blauwe onbewolkte hemel, niet te veel wind en tamelijk zacht. Ik kijk een beetje rond over het binnenterrein en mijn oog viel op een tamelijk kleine, blonde man met blauwe bodywarmer, die zijn hondje, een zwarte cocker spaniel, aan het uitlaten was. Niks bijzonders zou je zeggen, man liet hond uit. Ik keek weer wat verder rond en zag een donkere dame lopen met een meisje in het rood, dat duidelijk nog maar net kon lopen. De vrouw was groot en moest diep naar opzij buigen om het meisje een hand te kunnen geven. 
Toen hoorde ik plotseling het gejank van een hond, dat door merg en been ging. Ik vroeg me af of dat gejank van die cocker spaniel kwam. Het kon ook nog van een van de balkons van mijn flatgebouw gekomen zijn.
Voor alle zekerheid bleef ik dat mannetje met die spaniel even volgen en opeens zag ik het die man doen: hij liep over het gras en gaf zijn hondje een flitsend ‘hakkie’ … op zijn snuitje. Weer dat jammerlijke gejank. Het beestje wilde niet meer achter zijn baasje aanlopen. Hij bleef staan … zette zich schrap in het gras. Maar zijn baasje was natuurlijk veel sterker. Die won het van het hondje. Maar dat was nog niet alles. Bij zijn voordeur hing deze ‘hondenliefhebber’ zijn hond nog even op aan zijn eigen riem en liet hem heel even boven het trottoir bungelen. Vervolgens liet ie hem op de straattegels pletteren. Ditzelfde tafereel herhaalde zich nog eens … en dat allemaal op klaarlichte dag.

Dit kon ik niet zo maar laten gebeuren, dit mishandelen van zo’n lief hondje. Die cocker spaniels zijn toch meestal heel lieve, zachtaardige hondjes. Ruzie met die kerel wilde ik ook niet. Mijn bedoeling was eigenlijk alleen, om hem rustig te zeggen, wat ik hem zojuist met zijn hondje had zien doen, dat ik daar boos om was en dat ik van plan was dat aan de politie te melden. Dat was mijn bedoeling maar ik had alleen nog maar tegen hem gezegd: ‘wat ie met zijn hondje had gedaan’ of hij siste me agressief toe: ‘Weg, weg, weg,’ en hij zwaaide zijn linkerarm al omhoog om me een oplawaai te verkopen. Normaal ben ik nooit zo’n held maar haast instinctief deed ik een stap naar voren, naar hem toe en zei: ’Wat!? Wil je me slaan? Kom dan maar op, als je durft!’ Hij hield zich, gelukkig, gelijk in. Ik ging toch maar weg bij die sadist. Thuisgekomen belde ik met dat hele verhaal de dierenbescherming. Die raadde me aan ook nog de politie te bellen omdat het dierenmishandeling was, een misdrijf.

Ik heb niet de hele middag voor het raam gestaan om te zien of er politie langs gekomen is bij die agressieveling. Aan het einde van de middag werd ik uiteindelijk door de politie gebeld. Ze hadden met die vent gesproken, hij ontkende alles. Zolang zich geen getuigen melden van de mishandeling kan hem, volgens de politie, niks worden gemaakt. Ik ben best een beetje beducht voor die klootzak maar desondanks ga ik vanavond officieel aangifte doen … ik laat dat arme hondje niet stikken.       

donderdag 3 maart 2016

ERFENISJE

Een paar maanden geleden is mijn broer Tinus overleden. Hij was verstandelijk gehandicapt en woonde in een woonzorgcentrum in Middelharnis. Speciaal voor mensen zoals hij. Tinus had dan nog op de anderen, die bij hem in huis woonden, voor, dat hij zelf kon lopen. Die anderen zaten, zonder uitzondering  in heel knap gefabriceerde rolstoelen. Maar Tinus is er dus niet meer. Hij is 64 geworden; zijn lichaam was helemaal op. Zijn broers en zussen hebben hem gecremeerd in Crooswijk. Daar, bij het crematorium hoorden we van de boekhouder, dat Tinus niet al zijn geld had opgemaakt. Hij, die boekhouder, beloofde niks, maar als hij zich niet vergiste, zat er wel een klein erfenisje aan te komen.

En gisteren 2 maart 2016 was het dan zo ver … het kleine erfenisje was op mijn bankrekening bijgeschreven. In eerste instantie had ik er nog niet eens erg in … ik had gedacht dat dat geld van Tinus pas tegen de kerst zou komen, die boekhouder was niet zo’n vlotte … Neen, ik dacht eerst, dat ik de huur- en zorgtoeslag vervroegd op mijn bankrekening had gekregen maar het was toch echt het erfenisje van Tinus. Toch leuk zo’n extraatje.
Wat ik er mee ga doen weet ik nog niet. Er spookt van alles door mijn hoofd. Het Ronald Mc Donaldhuis bijvoorbeeld, dat huis, weetjewel, waar kinderen met een tumor en kanker worden opgevangen en waar hun ouders, broertjes, zusjes en oma’s ook de hele dag mogen blijven. Daar zou ik het wel aan willen schenken. Die organisatie kan het goed gebruiken. Maar er zijn zoveel goede doelen. Ik kan er natuurlijk voor kiezen om alle doelen, die ik góéie doelen vind een deel van het erfenisje te geven. Dat zou ik wel kunnen maar dat doe ik niet. Als ik het geef aan een goed doel, dan aan één goed doel. ‘Artsen zonder grenzen’, prima vind ik het, dat die afgestudeerde artsen met gevaar voor eigen leven, in oorlogssituaties, gewonde en zieke mensen behandelen. Klasse!
Of het Liliane fonds. Dat fonds helpt kinderen, die het slachtoffer zijn geworden van een oorlog: delen van hun beentjes of armpjes moesten worden geamputeerd. Daarvoor in de plaats worden dan op kosten van het Liliane fonds protheses bij de kinderen aangemeten en leren ze weer bewegen met die kunstarmpjes en -beentjes. Dat Lilianefonds gun ik het eigenlijk nog het meest.

Toch vind ik dat ik ook mezelf niet tekort moet doen.
Ik ben helemaal niet op de hoogte van wat je tegenwoordig betaalt in een sexclub, voor een gezellig avondje met twee frisse, sappige dames als gezelschap. Ik denk dat ik met het geld van het erfenisje zeker wel een keer terecht zal kunnen in zo’n tent. Lijkt me bijzonder aanlokkelijk …  egoïstisch, dat wel … maar zeer aanlokkelijk.

Neen, toch maar geen schenkingen aan goeie doelen of  bezoeken aan sexclubs.  Ik ga vannacht, met Tinus zijn geld, gewoon eens lekker ouderwets gokken in het Holland Casino! Daar heb ik de kans om het geld te verdubbelen; alles gaat dan naar een goed doel … de kans bestaat echter ook dat ik alles verspeel … tja, in beide gevallen ben ik dan weer even rijk als op 1 maart 2016. 

woensdag 2 maart 2016

SPINAZIE

Eerst even naar de apotheek om mijn pillen te halen tegen het ‘zomaar in de broek plassen’. Heb ik tegenwoordig nodig. Schaam me dood voor die meiden in de apotheek. Dat is vandaag mijn eerste activiteit buitenshuis.
Dan naar de Jumbo. Daar ga ik voor zo’n vijfentwintig euro levensmiddelen kopen. Dure zaak, hoor, die Jumbo! Ik ben er helaas wel op aangewezen, omdat het de dichtstbijzijnde super is en ik nog niet zo ver kan sjouwen met mijn nog niet helemaal herstelde lichaam. Wat zielig! Al wandelend naar de Jumbo neem ik me voor om ‘stamppot spinazie met kaas’ te gaan eten vanavond. Als ik me bij  de groenteafdeling buk om de laatste zak van 300 gram spinazie te pakken duwt iemand zowat een winkelwagentje mijn kont in. Ik hoor ‘sorry’ en wat binnensmonds  gemompel: ‘laatste zak spinazie verdomme’ … het geluid klinkt alsof het uit de mond komt van een doorrookte havenarbeider maar als ik me omdraai blijkt er een keurig gesoigneerde oudere dame bij die stem (en dat winkelwagentje) te horen en … ik kan zo wel zien: een travestiet is het niet.
‘Ja, u heeft pech mevrouw maar misschien hebben ze die zakken nog in de voorraad liggen … ik zou het even vragen als ik u was.’
‘Ja, dat lijkt me zo’n gek idee nog niet, baste ze .. tja, want ik zat vanmorgen aan mijn ontbijtje en toen dacht ik, het lijkt me heerlijk om vandaag eens spinazie te eten … lekker en ook nog zo gezond, hè? Nou, ú gaat in ieder geval vanavond wèl spinazie eten … weet u wat u dan eens moet proberen? Een stamppotje spinazie met kaas … dat is me toch lekker!!!
‘Dat lijkt me een uitstekend idee, mevrouw,’ lulde ik met haar mee,‘ Ik loop meteen naar de kaasafdeling. Welke kaas kan ik het beste nemen, denkt u? Oude of oud belegen?’
‘Zelf neem ik altijd oud belegen … oooh als ik er aan denk dan loopt het water me al in de mond … oooh ik hoop toch zo dat er nog  wat spinazie is … even aan die verkoopster daar vragen: verkoopster … oehoe … verkoopstertje’(dat ‘oehoe’ klinkt helemaal niet bij dat ruige stemgeluid van haar.)
Ik loop snel door naar de kaasafdeling. Een paar meter achter me is de zware-stem-dame druk in de weer met een in het geel gestoken Jumbo medewerkstertje. Ik had graag kaasblokjes gekocht maar nou heb ìk pech: er waren noch oude noch oud belegen kaasblokjes te koop. Ik besloot toen maar voor het eerst sinds mijn val een homp kaas van een pond  te kopen. Ik hoop dat ik het voor elkaar krijg om dat stuk kaas in blokjes te snijden. Alleen vrees ik dat mijn rechterhand er nog te zwak voor is, hoewel ik sinds de val, al weer heel wat dingen heb leren doen met rechts: sinds deze week kan ik de veters weer strikken van mijn wandelschoenen, met een stokertje en een ragertje de spleetjes tussen mijn tanden schoonmaken, knippen met een gewone schaar, met de nagelknippertje mijn nagels knippen, mijn deurslot met de sleutel openen en … m’n kont afvegen! Het is me alleen nog niet gelukt mezelf fatsoenlijk te bevredigen met rechts.


Die kaas heb ik trouwens keurig in blokjes kunnen snijden en samen met de puree en spinazie heb ik er een heerlijke stamppotje van gemaakt waarvan ik lekker heb zitten smullen.