In september 1963 verhuizen
we van een vierkamer woning in Spangen
naar een vijfkamer woning in Hordijkerveld. We, dat zijn mijn hoogzwangere
moeder, mijn drie zusjes en ik. Mijn vader kan niet helpen Hij werkt op de s.s. Rotterdam en maakt een cruise
om de wereld. Mijn zusjes hoeven niet te helpen, zij zijn nog onder de tien en worden
zolang even ondergebracht bij tante Fien, een zus van mijn vader. Ik ga die dag
gewoon naar school. ’s Ochtends fiets ik van de van Lennepstraat in Spangen
naar de Beukelsdijk en als ik klaar ben op school fiets ik naar de Leppedijk in
Hordijkerveld.
Wat een ravage tref ik aan
in dat nieuwe huis! Alsof er een bom ontploft is. Hoe moet daar in Godsnaam
orde in geschapen worden. Mijn moeder wordt bij de verhuizing geholpen door een
drietal zwagers. Verven en behangen hadden die al eerder gedaan. Alléén had mijn
moeder het natuurlijk nooit gered. Ze zit met haar dikke buik midden in de
kamer en vertelt de heren precies waar alle spullen heen moeten. Ik word bij
thuiskomst ook gelijk aan het werk gezet. Normaal is ze nooit zo bevelerig maar
nu laat ze zien wie de baas is.
We hebben een grote
achtertuin, een zijtuin en een voortuin. Wij zijn de eerste bewoners van dit
huis en slordige bouwvakkers hebben aardig wat puin in de tuin achtergelaten. Mijn
moeder staat daar een beetje over te mopperen tegen oom Ab, een van de zwagers,
als Ab zegt: ‘nou, Ada,’ want zo heet mijn moeder, ‘nou Ada, maak je daar nou maar
geen zorgen over … als je zo ver bent stuur me dan maar een kaartje, dan kom ik
je wel helpen met de tuin.’
Dat laatste hoor ik oom Ab
zeggen en dan zeg ik iets stoms … iets waar ik vreselijk veel spijt van zal
krijgen: ik zeg tegen oom Ab dat hij helemaal niet hoeft te komen tuinieren,
want ík zal die tuin wel even mooi gaan maken … ik vind tuinieren namelijk hartstikke
leuk.
Waarop oom Ab, enigszins
in zijn wiek geschoten, reageert met: ‘ooo, nou, als jij dat zo graag wil doen
jongen, dan doe je dat toch, ik zit echt niet op die klus te wachten, hoor.’ Uit mijn linker ooghoek zie ik, dat ma trots op
mij is.
O,o,o,o, wat ben ik in
mijn schik met die tuintaak èn … (en dat is eigenlijk wel heel wat anders) … wat
zijn we thuis allemaal blij met ons nieuwe lieve kleine broertje, een klein
spichtig mannetje, dat de naam Gerard meekrijgt . Gerard is ook de naam van de
oudste broer van mijn vader. Mijn zusjes hadden het leuker gevonden als de baby
naar mijn vader was genoemd. Maar ja mijn mijn moeder besliste anders.
Het is nu september, dus het
eerste half jaar valt er nog weinig te tuinieren maar in maart/april zal ik aan
de bak moeten. Voorlopig is er binnenshuis volop te doen en gelukkig is mijn
vader vanaf eind september een maandje thuis dan is er nog meer dan genoeg voor hem te
doen.
Mijn moeder heeft voor haar verjaardag, in januari,
allerlei tuingereedschap gevraagd, waaronder een schep, om mee te spitten en
een grasmaaimachine om …
Eind maart 1964 is het
mooi lenteweer. Achttien graden. Ik ga werken in de tuin. Eerst alle hout en
stenen verwijderen. Dat kost me al zowat een halve dag. Dan pas kan ik beginnen
met het spitten van de bij benadering honderd vierkante meter, die onze tuin in
totaal groot is.. De om te spitten klei is loeizwaar en bovendien liggen er
onder het tuinoppervlak ook nog eens volop brokstukken. Die dag spit ik hooguit
drie vierkante meter … ik ben gebroken. De schep heb ik er gelijk bij neergegooid:
‘ik kap er mee … die tuin kan ik ook echt niet samen doen met al mijn huiswerk,
hoor!’… ik zag de verwijtende blik in
mijn moeders ogen: jij geeft wel erg gauw op, jongen en ze zei nog tegen me: ‘Nou
moet ik oom Ab weer lief aankijken of hij me alsjeblieft wil komen helpen met
de tuin. Daar ben ik echt niet blij mee, Jee.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten