Het is vandaag prachtig weer. Onbewolkt, een aangename temperatuur
en alleen in de schaduw fris. Te mooi om binnen te blijven zitten. Afspraken heb ik vandaag niet, dus ik ga er
op uit. Ik stap bij mij naast de deur op de metro (Prinsenlaan) en rijd mee tot
het eindpunt Nesselande. Vandaar wil ik, langs de Rotte, terugwandelen naar
huis.
Ik heb geen idee hoe lang die
wandeling zal duren. Mijn smartphone wil ik eerst nog als een soort tomtom
instellen maar als dat na een kwartier nog niet gelukt is stop ik er maar mee, doe
de smartphone in mijn rugzak en ga aan de wandel. Alleen … na een paar passen
realiseer ik me dat ik zo maar lukraak een bepaalde kant oploop … avontuurlijk
wellicht maar ook dom!. Ik zie een oude baas (75 schat ik) op een bankje zitten
en vertel hem dat ik langs de Rotte wil gaan wandelen en vraag hem welke kant
ik dan het beste op kan gaan. De man staat op, … kijkt enige tijd recht voor zich uit, lijkt
na te denken … zegt niks. Hij draait zich vervolgens een
halve slag … zegt weer even niets …. En dan klinkt:
’Jaaaaa, ik wéét het wel,
want ik fiets er zo naar toe.’ Dan draait hij zich een kwartslag en hij wijst recht
voor zich uit:
‘Neem die weg … het is één
rechte weg… aan het einde van die weg is een fietspad en dat fietspad loopt
langs de Rotte … waar moet je heen?’
‘Naar Rotterdam,’ zeg ik.
‘Goed, ga dan op dat
fietspad linksaf.’
‘Nou, dank u wel,
meneer.’
En wat iedereen
tegenwoordig tot vervelens toe zegt, zegt ook deze man tegen mij:
‘Nog een fijne dag verder.’
Dan voel ik me weer verplicht
om tegen die enigszins afwezige doch aardige man terug te zeggen:
‘Ja, u ook meneer.’
Het ‘heerst’ ….. en ik wìl
helemaal tegen niemand zeggen: ‘… en een fijne dag verder …’ maar toch
flap ik dat walgelijke clicheetje er soms zomaar ineens uit.
Ik nader nu een tweesprong
en twijfel even welk van de twee weggetjes voor mij het goeie is.
Vòòr mij loopt een vrouw achter
een wandelwagen. Ik versnel mijn pas om haar de weg te vragen:
‘Dag mevrouw, ik wil naar
de Rotte. Welke ……’ Ik val stil. De vrouw kijkt mij glimlachend aan. Kippenvel.
Haar gezicht .. twee druppels water mijn moeder. Ze heeft ook dat rood golvende haar. Sproetjes … die bril …haar ogen … dat vriendelijk
gezicht. Ze zal een jaar of veertig zijn.
‘Naar de Rotte is gewoon
rechtdoor’ zegt ze vriendelijk. ‘Gaat u naar Rotterdam?’
Ik vertel haar wat ik van
plan ben.
‘Zo, dat is nog hele
wandeling. Ik denk toch gauw vier uur. Ga straks bij het fietspad naar links.’
‘Okee, dank u wel!‘
Ik geef het mongooltje in
de wandelwagen een aai over zijn bolletje:
‘Dag, jongen ’ zeg ik
tegen het kleine ventje …..‘dag mevrouw.‘
‘Fijne dag verder’ kon ik
nog net inslikken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten