Met mijn moeder had ik een
zeer hechte band. Binnenshuis deed ik
veel voor en met haar maar vreemd genoeg kan ik me weinig momenten herinneren, die
wij buitenshuis samen deden ... twee slechts.
Ten eerste: de immens lange wandeling van Spangen naar de
Maastunnel, alwaar de mobiele spaarbank stond, waar de weinige centjes die mijn
vader verdiende konden worden opgenomen. Een wandeling met ijsje van vijf toe.
De tweede herinnering was
die van het bezoek aan mijn zwakzinnige broer Tinus, ik was toen negen, hij acht.
Tinus woonde in een inrichting in Schinnen. Hij zat toen vastgebonden aan een
ketting in een hoek van een groot vertrek. Hij was geen uitzondering want vrijwel
iedereen in dat vertrek zat vastgebonden. Op een paar meter van Tinus zat een jonge
man in een lange witte jurk, zijn
gezicht zat vol wit uitgeslagen korsten en hij kwijlde doorlopend, zijn jurk was zeiknat. In de andere hoek zat
een ventje in een kinderstoel met het lichaam van een vierjarige en een volgroeid
volwassen hoofd met een haardos om jaloers op te worden. Hij zat vastgebonden in zijn kinderstoel.
We kregen een rondleiding
en konden nog meer te zien krijgen maar mijn moeder fluisterde tegen de zuster
die de rondleiding verzorgde, dat ze zo wel genoeg had gezien. We gingen nog
even terug naar mijn broer, die ook wel zat te kwijlen maar niet zo heel erg.
De zuster maakte een foto van ons drietjes. Die kregen we later thuisgestuurd. Tot
mijn moeders dood stond die foto op haar dressoir.
De band met mijn vader is
nooit zo hecht geweest. Niet zo hecht in ieder geval als die met mijn moeder . Toch
deden mijn vader en ik vrij veel leuke dingen samen, zowel binnens- als
buitenshuis. We deden thuis vaak spelletjes. Vrijwel alle kaartspelletjes die ik
ken, eenendertigen, eenentwintigen, toepen, pesten, jokeren, patiencen voor één
en patience voor twee spelers, heb ik van hem geleerd. Alleen klaverjassen heeft
hij me jammer genoeg nooit kunnen leren.
We gingen ook veel naar
sportwedstrijden kijken, voetbal en honkbal en we maakten samen (veelal zwijgend)
lange fietstochten. We namen dan brood, fruit en drinken mee en niet te
vergeten een bal en zwemspullen.
Tijdens een van de
fietstochten namen mijn vader en ik onderweg een frisse duik in een verlaten
haventje. Er was daar verder niemand. We speelden in het water met de bal, die
we naar elkaar toe gooiden en waarnaar we doken. Het was lekker weer, we lagen langs het water
nog even op te drogen toen op een meter of honderd bij ons vandaan een politiewagen
stopte. Een agent kwam uit de auto en riep mijn vader bij zich. Zij spraken even
met elkaar, waarna mijn vader mij wenkte naar hun toe te komen. De agent vroeg toen
aan mij wie die meneer was met wie ik hier samen was. Toen ik zei dat dat hij
mijn vader was, wist de politieagent voldoende, gaf me een schouderklopje en
zei: nou, nog veel plezier samen, hoor.
Jaren later begreep ik pas
waarom die agent dat eigenlijk wilde weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten