vrijdag 18 maart 2016

BAND

Met mijn moeder had ik een zeer hechte band.  Binnenshuis deed ik veel voor en met haar maar vreemd genoeg kan ik me weinig momenten herinneren, die wij buitenshuis samen deden ... twee slechts.
Ten eerste: de  immens lange wandeling van Spangen naar de Maastunnel, alwaar de mobiele spaarbank stond, waar de weinige centjes die mijn vader verdiende konden worden opgenomen. Een wandeling met ijsje van vijf toe.
De tweede herinnering was die van het bezoek aan mijn zwakzinnige broer Tinus, ik was toen negen, hij acht. Tinus woonde in een inrichting in Schinnen. Hij zat toen vastgebonden aan een ketting in een hoek van een groot vertrek. Hij was geen uitzondering want vrijwel iedereen in dat vertrek zat vastgebonden. Op een paar meter van Tinus zat een jonge man  in een lange witte jurk, zijn gezicht zat vol wit uitgeslagen korsten en hij kwijlde doorlopend,  zijn jurk was zeiknat. In de andere hoek zat een ventje in een kinderstoel met het lichaam van een vierjarige en een volgroeid volwassen hoofd met een haardos om jaloers op te worden.  Hij zat vastgebonden in zijn kinderstoel.
We kregen een rondleiding en konden nog meer te zien krijgen maar mijn moeder fluisterde tegen de zuster die de rondleiding verzorgde, dat ze zo wel genoeg had gezien. We gingen nog even terug naar mijn broer, die ook wel zat te kwijlen maar niet zo heel erg. De zuster maakte een foto van ons drietjes. Die kregen we later thuisgestuurd. Tot mijn moeders dood stond die foto op haar dressoir.

De band met mijn vader is nooit zo hecht geweest. Niet zo hecht in ieder geval als die met mijn moeder . Toch deden mijn vader en ik vrij veel leuke dingen samen, zowel binnens- als buitenshuis. We deden thuis vaak spelletjes. Vrijwel alle kaartspelletjes die ik ken, eenendertigen, eenentwintigen, toepen, pesten, jokeren, patiencen voor één en patience voor twee spelers, heb ik van hem geleerd. Alleen klaverjassen heeft hij me jammer genoeg nooit kunnen leren.
We gingen ook veel naar sportwedstrijden kijken, voetbal en honkbal en we maakten samen (veelal zwijgend) lange fietstochten. We namen dan brood, fruit en drinken mee en niet te vergeten een bal en zwemspullen.
Tijdens een van de fietstochten namen mijn vader en ik onderweg een frisse duik in een verlaten haventje. Er was daar verder niemand. We speelden in het water met de bal, die we naar elkaar toe gooiden en waarnaar we doken.  Het was lekker weer, we lagen langs het water nog even op te drogen toen op een meter of honderd bij ons vandaan een politiewagen stopte. Een agent kwam uit de auto en riep mijn vader bij zich. Zij spraken even met elkaar, waarna mijn vader mij wenkte naar hun toe te komen. De agent vroeg toen aan mij wie die meneer was met wie ik hier samen was. Toen ik zei dat dat hij mijn vader was, wist de politieagent voldoende, gaf me een schouderklopje en zei: nou, nog veel plezier samen, hoor.

Jaren later begreep ik pas waarom die agent dat eigenlijk wilde weten. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten