donderdag 31 augustus 2023

DOODS.

 Doods.                                                (Reprise)

Steunend op haar rollator schuifelt Adrie (74) richting abri. Het is hier druk. Zo gaat het  elke ochtend tussen kwart over acht en kwart voor negen. Auto’s en fietsen rijden af en aan. Vaders en moeders brengen hun kinderen naar de school verderop in de straat. Er komen af en toe ook wel kinderen hand in hand lopend, met hun vader of moeder. Heel soms ziet ze kinderen in kleine groepjes òf alleen lopen; dat zijn meestal de wat ouderen.

Over vijf minuten moet ze de bus hebben. De bus van dertien minuten over half negen. Naar metrostation Capelsebrug.  Ze gaat naar haar zus Hella (76), die woont ook nog op zichzelf,  in Kralingen. Elke dinsdag gaan ze bij elkaar op de koffie. De ene week bij de een, de andere week bij de ander. Vandaag is het eigenlijk de beurt van Hella om bij Adrie op bezoek te gaan. Gisteravond belde ze af want morgen wordt er tussen tien en twaalf uur een pakketje bij haar bezorgd.

Het zal wel wennen zijn zonder al die vrolijk spelende en kwetterende kinderen op het schoolplein. Deze week zijn ze voor het laatst. Dan verhuizen ze naar de Dokter Beelstraat een beetje dieper Prinsenland in. De oude basisschool, waar ik nu op uit kijk, wordt over drie weken gesloopt. Na vijftig jaar was de school wel toe aan vervanging, met name de verwarming, ventilatie en isolatie voldeden niet mee aan de eisen van deze tijd. Ze is er blij om dat op dezelfde locatie de nieuwe school zal verrijzen. Zonder kinderen is deze straat wel erg doods.

Adrie moet de altijd drukke Michelangelostraat oversteken om bij de abri te komen. Een vriendelijke automobiliste stopt en wappert met haar hand, ten teken dat ze kan oversteken. De opstap naar die bushalte is haast niet te doen, met die rollator. Veel te hoog. Het lukt nog maar net. Het moet niet gekker worden. In de abri controleert ze nog even of de bus inderdaad om dertien over half negen komt. ’t Klopt. Het busje komt zo. Op de glazen wand van de abri is met koeienletters gekalkt: ‘Fuck Poetin.’ Hoe dat zo?  Ze gaat nog even op het metalen bankje zitten. Het is vrij schoon hier; dat is ook wel eens wat anders geweest. Nu liggen er alleen twee blauwe en een zwart mondkapje. Vroeger zou ze het opgepakt en in de afvalbak gegooid hebben. Maar zo gek is ze niet meer: ‘t is onhygiënisch en ze is er sowieso veel te stram voor.

Schuin tegenover haar wordt hard gewerkt.  Een woontoren in aanbouw. Bouwvakkers, in rode overalls, met witte helmen  op, loodsen een grote vrachtwagen vol zand de bouwplaats op.  Er wordt geschreeuwd, gewezen, geschept en met water gespoten … zou niet weten waarom allemaal. Hé, daar staat de buurman van nummer 162. Hij maakt foto’s  van de werkzaamheden. Misschien kan hij daar wel een woning krijgen. Niks voor haar … ze hoeft niet meer zo nodig te verhuizen.

Wat zou Hella eigenlijk voor pakketje besteld hebben   ze is het haar gisteren helemaal vergeten  te vragen. Toen ze haar vorige week aan de telefoon had vertelde ze dat haar Senseo het begeven had. Zou me niks verbazen als ze een nieuwe besteld had bij Bol.com. ’t Zal straks wel Nescafé worden.     

Ah, daar is de bus al .. die vijf minuten zijn voorbijgevlógen.

 

Het verhaaltje ‘Doods’ verscheen eerder op 2 maart 2022. Het is veruit mijn best gelezen stukje.

Tevens is dit voorlopig mijn laatste verhaaltje. Ik laat nog wel wat van me ’horen’ uit Porto, waar ik op vakantie naar toe ga.

Verder krijg ik 4 oktober een nieuwe schouder. Het schrijven zal dan aanvankelijk niet zo makkelijk gaan. Misschien dat het eind oktober weer lukt.

   

   

woensdag 30 augustus 2023

VARKENSPOOTJES

Karel (15) wacht bij de slager op zijn beurt. Hij heeft een baseballpetje op met de tekst: ‘fuck you’. Hij is wel aan de beurt maar de vrouw van de slager zeemt nu de ramen en de slager zelf hakt, met de tong op de schoenen, in op een dikke varkenskluif. Dan hakt hij een groot stuk los. Het schiet over de toonbank, bovenop de kop van de Rotweiler, van die vrouw, die achter Karel is. De hond geeft geen krimp, hij is blij … er zit vlees aan die kluif. Vlees daar lust Weirdo wel pap van. Zijn vrouwtje probeert de kluif uit zijn bek te sjorren (‘Af Wierdo! Af! Foei Wierdo!!’). Dat maakt het beest alleen maar kwaad. Hij dreigt in haar hand te bijten. Na een poosje laat de hond de ‘schone’ kluif uit zijn bek vallen. Kijkt hij nu echt smalend naar zijn vrouwtje?

Karel mag het zeggen.

‘Dag slager, … heeft ù misschien varkenspootjes?’

‘Maar natuurlijk heb ik die, beste knul. De slager duikt in de koelcel. Dan zegt het pest-apie: ‘Dat loopt niet zo lekker, hè slager?!’ En Karel neemt een spurt de winkel uit. Maar waar Karel niet aan denkt, is dat hij Weirdo opfokt.

De hond rukt zich los van de vrouw.

De slager: ‘ Zeg het maar mevrouw.’  Zij kan echter geen woord meer uitbrengen. Ze ligt uitgeteld op de vloer.     ‘ Zeg het maar mevrouw… zeg het maar mevrouw …’  Hij doet als een robot …. totdat zijn vrouw, die inmiddels klaar is met de ramen, een doorregen varkenslapje met zwoerd in zijn nek legt.

De vrouw van de slager schiet het gevallen hondenvrouwtje te hulp. Ze is nog heel. Het is meer de schrik geweest.

De hond is , schor blaffend, alweer snel terug in de keurslagerij. Hij heeft Karels baseballpetje half ingeslikt. De domme viervoeter krijgt het zijn strot niet uitgewerkt.

De slager geeft Wierdo een plakje worst. Daar hapt het beest zo gretig op toe dat het petje eerder uit zijn bek valt dan het plakje er in glijdt. De hond kalmeert.

De vrouw wil ‘voor haar hond’ een doorregen varkenslapje van twee ons.’ ’t Mag een ietsje meer zijn, hoor’. Met een geroutineerd armgebaar haalt de slager het varkenslapje van zijn nek af.

Tegenover de slagerswinkel staat Karel te joelen: ’de slager, die heeft varkenspootjes hi ha ho (10x)’.

Wierdo gaat zó weer uit zijn dak, hoor, daar kan je op wachten.

dinsdag 29 augustus 2023

BEHAPBAAR STILLEVEN.

 

We zitten lekker gezellig te eten, Petra en ik. Met ‘lekker gezellig te eten’ bedoel ik het opeten van de makkelijke maaltijd die Petra heeft bereid. Ze roept zelf tegen iedereen, die het maar horen wil:

‘Ik ken helemáál niet koken, hoor’ en dat klopt ook helemaal. In feite doet ze niks anders dan bij de supermarkt ‘kant en klare’ producten kopen, die opwarmen en netjes, zeg maar pittoresk, op een bordje rangschikken. Zo presenteert ze me vandaag een bord met worteltjes (uit een pot), een paar (Kapitein Iglo) vissticks, een hamburger (uit een pak), een lepel mayonaise (uit een pot), frites (uit een Aviko-zak) met als groenvoer een mix van sla, tomaten en olijven. Het is een behapbaar stilleven. Voor zichzelf heeft ze ook iets dergelijks gecreëerd. Voor dit soort gelegenheden is naar mijn gevoel de uitdrukking ‘een vorkje mee prikken’ uitgevonden. Ik prikken een vorkje mee en we babbelen over onze wederzijdse partners, de kinderen, haar broers, zussen en vrienden.

Haar man, Dolf, is voor een week naar Duitsland, op studiereis. Hij is roostermaker op een heel grote scholengemeenschap en omdat ze in Duitsland van ouds her, heel goed zijn in het maken van ultra strakke roosters, moet hij daar de cursus ‘een strak rooster maken’ gaan volgen.  Petra is blij met die cursus, in die zin dat hij dan een weekje ‘opgehoepeld’ is’, zoals zij het uitdrukt. Dolf is helemaal geen slechte vent maar ik kan me voorstellen dat Petra het af en toe een beetje benauwd van hem krijgt.

‘Die worteltjes zijn trouwens heerlijk zoetig van smaak en zó waanzinnig gaar … bijna om te zuigen, Petra.’

Nee, aan Dolf is zo’n schilderachtig bord eten niet besteed. Hij wil niks anders dan (scharrel)kip met, au bain-marie: bloemkool, broccoli en worteltjes met zilvervliesrijst. Natuurlijk gaat ze niet voor zichzelf iets anders klaarmaken. Dat is een van de redenen, dat ze zo blij is dat Dolf even een paar dagen weg is. Dan kan ze zich lekker uitleven met haar pittoresk koken. Deze week heeft ze elke dag iemand anders aan tafel om van haar kookkunst te genieten. Vandaag ben ik aan de beurt.

‘Lekker, Petra, die knoflookolijven … van de markt?’

‘Nee, uit een potje van de Jumbo.’

Haar zussen en broers, haar ouders komen nog, maar er zijn ook mensen die Dolf niet hoeft te kennen. Bijvoorbeeld van haar vriendschap met Bernardo en Franco, die de cursus ‘Zumba’ geven, hoeft Dolf niks te weten. Ze is op allebei een beetje verliefd …  op Bernardo een beetje meer dan op Franco. Ze wil Dolf niet onnodig jaloers maken. Want Petra weet dondersgoed dat Dolf het meteen in de smiezen heeft als ze verliefd is. Dat kan ze niet verhullen. ‘Het is alweer jaren geleden, dat hij me verliefd heeft gezien: vrolijk, lichtvoetig zwierend  door het huis, stralend in mijn zwoele, meest uitdagende minirokje’.

‘Je moet die hamburger eens samen met een klodder mayonaise weghappen Leen, … dat is me toch lekker!’

maandag 28 augustus 2023

NAGELBIJTEN.

Dat Karel, mijn buurman geen vast werk heeft, merk ik, omdat ik hem vaak thuis en in de kroeg aan de overkant zie zitten. Die enkele keer dat ie es aan het werk gaat moet de hele buurt het zien. In een schoongewassen overall, gaat hij met zijn schoudertas (waarin zijn twaalfuurtje èn zijn fles jenever) naar de koppelbaas. Soms duurt dat werk één dag. Soms een of twee weken. Maar Karel gooit steeds zijn eigen glazen in, door hetzij te laat, hetzij bezopen of allebei tegelijk op zijn werk te verschijnen. Hij heeft, als WAO’er, te lang niks gedaan om weer aan het gewone dagelijkse ritme van werken, eten, slapen te wennen.

Karel woont onder mij. Geregeld nodigt hij me uit voor een drankje. Aan mijn uitnodigingen geeft hij ook altijd gehoor. Ik vind het vreemd en ongemakkelijk, dat hij bijna nooit zijn mond open doet. Hij komt, neemt zijn pilsje in ontvangst en gaat zitten nagelbijten.

‘Kijk je nooit tv?’ vraagt hij.

‘Nooit als ik bezoek heb.’

Het wordt me duidelijk, dat hij genoeg heeft aan z’n sjekkie, z’n biertje, zijn nagels en de tv ... het is gewoon goed voor hem om zo, met z’n tweetjes, bij elkaar te zitten.

Een heel enkele keer laat hij iets los over zijn verleden. Hij is als jonge militair in het begin van de vijftiger jaren betrokken bij de politionele acties in Nederlands Indië. Als ik hem nu, in zichzelf gekeerd, zijn zware Van Nelle-sjekkies zie rollen (een pakje per dag), zijn bier zie opslurpen (een kratje per dag) en voortdurend op zijn nagels zie bijten, maakt hij op mij een gebroken indruk.

Op een dag, vragen kennissen me of ik hun kater, Joep, over wil nemen. Een reuzenbeest, die Joep.Tot op de dag van vandaag heb ik nooit een grótere kater gezien. M’n kennissen zijn dolblij het beest kwijt te zijn. Ik kan me zelfs niet herinneren, dat ik die kennissen nadien ooit nog gezien heb. Waarschijnlijk bang dat ze Joep weer mee terug zouden moeten nemen. 

Maar goed … ik heb zelf destijds drie jonge poesjes. Binnen een halve dag zijn ze dankzij Joep hun jeugdig élan kwijt geraakt.

Als drie dooie vogeltjes zitten ze onbeweeglijk in een hoekje van de kamer.

Ik heb het al snel gezien: Joep en mijn kleine poesjes, dat gaat echt niet samen. Als Karel, een grote, zware man, dat ter ore komt biedt hij onmiddellijk aan, Joeps nieuwe baasje te worden. Er is gelijk een klik tussen die twee.

Enige tijd later, is Joep op een nacht de deur uitgeglipt. Op het trappenhuis is hij niet dus moet hij op het dak zitten. Karel waagt zich met zijn zware lijf op het natte, gladde draadglasdak. Dat houdt hem niet. Karel zakt er door en maakte een smak van drie meter, waarbij hij wonderwel niks breekt maar waaraan hij twee slagaderlijke bloedingen overhoudt. De ambulance is snel ter plekke … Karel overleeft het … Joep heb ik nooit meer terug gezien.

zondag 27 augustus 2023

TWAALF.

Ik probeer me voor te stellen wat er kan zijn gebeurd. In het huis is het doodstil, alsof er niemand aanwezig is, wat vrijwel nooit voortkomt. Zeker niet op zondagmorgen. In dit huis woont een gezin met twaalf kinderen! De familie Richardson. Ik kan naar binnen omdat de deur van de bijkeuken  niet op slot zit. Tegen de linkerwand staat een werkbank met een stoel  ervoor en op de grond een houten krat met ijzeren veren. Tegen die stoel zijn twee blauwe mountain-bikes aangegooid. Onder de ene helft van de werkbank ligt een heel regiment schoenen en pantoffels kriskras door elkaar, onder de andere helft zie ik een verzameling schoonmaakspullen: een zwabber, emmers, schoonmaakmiddelen, moppen en dweilen. 

 ‘Hallo,’ ik ben het, Peter. Is er iemand thuis?

In de keuken ziet het er opgeruimd en ordelijk uit. Abnormaal, want normaal gesproken,  is het daar een rommeltje. De stoelen staan dan schots en scheef om de tafel. Kruimels en plassen drinken liggen op de eettafel en de keukenvloer. Het aanrecht staat vol vuile afwas.

Misschien dat er boven nog iemand is. Vreemd, want ik heb toch herhaaldelijk en luid geroepen. De badkamerdeur zou volgens het witte kleurtje onder de deurknop vrij moeten zijn maar ik krijg hem niet open. Ik hoor de douchestraal niet en ook geen gerommel met zeepjes of deodorant. Ik stomp  op de deur maar er komt geen reactie. Ik trèk dan hard aan de deur en voel aan de bovenkant wat speling. .. blijkt dat er aan de onderkant een schuifje de deur dicht houdt. Waarom is dit?

Er is niemand in de vier slaapkamers maar er heerst wel een bijna onbeschrijfelijke orde en netheid. Het is normaal gesproken in elke kamer een zooitje.

De overbuurvrouw, een tengere Indische vrouw weet te vertellen, dat er rond twaalf uur een zwart geblindeerd ‘Groep 12’ busje voor de deur stopt. Twee mannen in het zwart, met bivakmuts, bellen aan bij de Richardsons. Mevrouw Richardson, die opendoet, moet mee,  stribbelt wel even tegen maar is kansloos. Er is veel activiteit en heen en weer geloop in Huize Richardson gedurende zeker een kwartier. Dan komen één voor één, van klein naar groot, alle bewoners naar buiten gelopen en worden naar het busje geleid. De mannen met bivakmuts herstellen de voordeur, doen hem op slot en rijden tussen half één en één uur de straat weer uit. Zo althans luidt het relaas van de kleine overbuurvrouw. Zij belt 112 maar daar lachen ze haar gewoon uit.

Er zijn volgens teletekst nog meer raadselachtige ontvoeringen die nacht. Niet alleen gezinnen met twaalf kinderen. Ook huishoudens, die op huisnummer twaalf 12 wonen, in elke willekeurige stad, worden opgepakt en allemaal zo tussen twaalf en één uur en uitsluitend in Nederland, België en Luxemburg. (De voormalige Benelux dus.) Zolang de verantwoordelijkheid niet is opgeëist tast een ieder nog danig in het duister omtrent het doel van deze actie en het  lot van de ontvoerden.

 

(wordt niet vervolgd)

zaterdag 26 augustus 2023

DE SLANG.

 De slang (1)

Schuin tegenover mij in de trein zit een jongedame, gekleed in een witte blouse, een zwart mini rokje, een witte maillot en rode pumps. Ze leest een krantje. Naast haar op de bank staat een rode hoedendoos. Ze legt het krantje weg en pakt een blokfluit uit haar Jumbo - tas. Ze begint te fluiten. Een oosters deuntje. Ze haalt de deksel van de doos. Uit de doos verrijst  een kolossale slang. Een adder? Een cobra? Een python? Wie het weet mag het zeggen. De slang is bijna twee meter. Een heer, hij zou zomaar een gepensioneerde badmeester kunnen zijn,  is gefocust op een  woordzoeker. Naast zich hoort hij venijnig gesis. Dat geluid kan hij niet zo gauw thuisbrengen. Van geen kwaad bewust puzzelt hij rustig door. Nogmaals klinkt het gesis, ditmaal dichtbij zijn oor.  Nu kijkt hij op en schrikt zich een hoedje.

‘Krijg nou wat! Een slang!’ roept hij. De puzzel valt pardoes voor de voeten van  de jongedame.

‘Vlug! Weg wezen! Levensgevaar.’ De badmeester en alle medereizigers nemen hals over kop de benen en laten uit pure angst al hun bezittingen achter. Op station Barendrecht stormen allen in paniek de trein uit.

‘Een slang, een slang,’ wordt er nog geroepen op het perron. Een aantal geschrokken reizigers heeft het zichtbaar in de broek gedaan.

De jongedame laat de slang weer in haar doos zakken. Ze stopt met fluiten en vult haar Jumbo tas met de door haar medepassagiers achtergelaten telefoons, portemonnees en andere waardevolle spullen.

De trein vertrekt naar Zwijndrecht. Daar stapt de jongedame uit. Op het stationsplein van Zwijndrecht staat de chauffeur van een Chevrolet – Camaro met draaiende motor tevergeefs te wachten op één van  de in Barendrecht bangelijk uitgestapte treinreizigers. De jongedame pakt haar fietsje, stopt de doos en de overvolle Jumbotas in haar fietstassen en fietst kalm weg.

 

De slang (2)

Schuin tegenover mij zat een jongedame, gekleed in een witte blouse, een zwart mini rokje, een witte maillot en rode pumps. Ze las een krantje. Naast haar op de bank stond een rode hoedendoos. Ze legde het krantje weg en pakte een blokfluit uit haar Jumbo - tasje. Ze begon te fluiten. Een oosters deuntje. Ze haalde de deksel van de doos. Uit de doos verrees  een kolossale slang. Een adder? Een cobra? Een python? Wie het wist mocht het zeggen. De slang was zeker twee meter lang. Een heer, hij zou zo maar een afgekeurde herenkapper kunnen wezen, zat ontspannen in de Libelle te  bladeren. Naast zich hoorde hij venijnig gesis maar hij kon het geluid niet direct thuisbrengen. Geheel argeloos bladerde hij verder in het tijdschrift. Nogmaals klinkt er gesis, dichtbij zijn oor.  

‘Is die slang soms van u?!’ vraagt hij.

‘Ja en wat dan nog?!’ Ze was niet bang van hem, ook al was hij herenkapper.

‘Stop die slang, ogenblikkelijk terug in die doos. En gauw een beetje, anders draai ik hem hoogstpersoonlijk zijn nek om.’

Vrijwel alle gealarmeerde medepassagiers, hebben inmiddels een veilig heenkomen gezocht.

‘Dat durf je toch niet. Je hebt nou wel een grote bek maar als puntje bij paaltje komt, durf je dat niet,’ zei zij. Hij zei niks, stond op en draaide zonder blikken of blozen, de slang zijn nek om, alsof hij een grote dweil uitwrong. Het gedode dier stopte hij weer terug in zijn doos. Als door een adder gebeten, verlamde de jongedame bijna. In Zwijndrecht aangekomen,  leverde de herenkapper de licht - getraumatiseerde jongedame en haar slang af bij de gereedstaande Chevrolet politiewagen.  

 

vrijdag 25 augustus 2023

EEN FOTO

 Het eerste uur van onze wandeling hebben we niet zo veel tegen elkaar gezegd. Nu eens lopen we gearmd naast elkaar dan weer vlak achter elkaar. Zij is nu een beetje bij hem achterop geraakt … een metertje of tien.

‘Hé Wim, wacht eens even, je gaat een beetje te hard, schat,’ zegt zijn vriendin Ina. We lopen over het strandje van de Kralingse Plas. Het is geen lekker weer. Bewolkt. Af en toe miezert het.  

‘Mijn vader leerde me hier zwemmen, Ina ... op z’n hondjes, zal ik maar zeggen ... het rook hier trouwens nooit echt lekker, hè?’

‘Zeg maar gerust dat het hier stonk, Wim, walgelijk, een poeperig, smerig moddergeurtje. Mijn ouders kwamen hier nooit. Althans niet om te zwemmen.  Ze vonden het water smerig; er dreven dooie vissen in. Met mijn vader ging ik hier af en toe wel wandelen …  heerlijk. ’

 ‘O neen, wij beven altijd op hetzelfde plekkie zitten, Ina, op onze handdoeken. Soms namen we een oud tafelkleed mee. Met mijn vader ging ik dan zwemmen en als het niet te druk was gingen we een balletje trappen.

Mijn vader ging werken op een passagiersschip. Hij was haast nooit meer thuis.  

Ik moest dan bij mooi weer hierheen met mijn twee zusjes. Dat vond ik zo waardeloos! Ik moest van mijn moeder nog goed op ze letten ook … die twee deden niks anders dan ruzie maken  ... om de kleur handdoek, om de appel, de duikbril, het schepnetje, en de boterham met jam … om alles, grrrr.’

We lopen nu in de richting van het naaktstrandje. We zien daar de kale, door de zon gebruinde jongeman zitten. Het sportschooltype. Stevige borstkast en armen. Op zijn bovenbenen kleurrijke tatoeages . Eigenlijk snappen we niet goed wat die vent daar doet: het is vandaag helemaal geen weer voor ‘ongeklede dagrecreatie’.   

We kijken nu uit over de Kralingse Plas. Daar, aan de overkant, zien we het terrein waar in 1970 het fameuze popfestival was. Ruim drieënvijftig jaar later is het alweer ... met onder andere Pink Floyd, the Byrds, Santana. Wat hebben we daar van genoten.

Hoewel het al tientallen jaren geleden is, bekruipt Wim toch telkens weer een rotgevoel als hij die foto ziet. Die foto, die de hele wereld over is gegaan: Ina, met haar lange, steile, blonde haar, zit met ontbloot bovenlijf, breed lachend, met haar armen omhoog op de schouders van een mooie gespierde jongen met lange donkere krullen ...  en … die jongen was Wim dus niet!

Ze maken er nu geen woorden meer aan vuil. Ze hebben het fijn met elkaar, dus …

Bovendien, àls Wim iets vraagt over die jongen, is haar standaard antwoord: ’Ach, houd toch op man, dat stelde helemaal niks voor. Een fotograaf  vroeg me of ik, alleen voor die foto, even op de schouders van die krullenbol wilde gaan zitten. Dat deed ik. Meer niet. Daarna ben ik doorgelopen naar het podium waar Jefferson Airplane ging optreden en daar zag ik jou dus weer, schat.’

donderdag 24 augustus 2023

KWIJLNEEF.

 

Ik ben vandaag, 25 augustus 1959, jarig, negen jaar oud! Ik heb zojuist een prachtig cadeau gekregen: vijftig meerkleurenknikkers. Van mijn lievelingstante Lea. O, dit is beslist niet het mooiste kado, dat ik ooit kreeg. Met de meccanodoos, de hijskraan en de auto met afstandsbediening was ik ook heel blij. Die kreeg ik niet van mijn ouders. Die hadden daar geen geld voor.

Vijftig kleurenknikkers! Het liefst ga ik nu gelijk naar buiten. 1 op, 2 op, 3 op, 10 op of ketsertje, ook leuk …. maar helaas, ik moet binnen blijven.

Nog meer bezoek: twee ooms en hun twee tantes. Saai!! Tante Fiet en tante Pien, twee oudere zussen van mijn vader. Die ooms, heten ome Pim en ome Sam. Dat zijn broers. Zij zijn getrouwd met de zussen van mijn vader. Zodra ze bij ons binnen komen, trekken de omes al een vies gezicht. Alsof het bij ons in huis stinkt. Vooral ome Sam doet dat. Oom Pim  trekt meestal zo’n gezicht van:  ‘het stinkt hier wel maar ik doe net of ik niks ruik.’

De tantes hebben het niet zo op mijn moeder. Zij heeft hun jongste broer (mijn vader) met veel te veel kinderen opgezadeld. Ik ben de oudste en heb nog twee zusjes en een broertje. Die is niet helemaal, zeg maar gerust: gek. Hij woont niet meer thuis. Ik weet niet eens waar hij die woont. Geen flauw idee. Ook niet hoe die er uit ziet.

Tante Fiet en oom Pim hebben neefje Kees bij zich. Hij zit onderuitgezakt, met zijn mond wagenwijd open, tegen tante Fiet aangeplakt. Voortdurend  kwijlend.

Mijn moeder vraagt wie wat wil drinken. De grote mensen willen koffie. Keesje en ik krijgen siroop  ... en ‘wat willen jullie bij het drinken: een krakeling of een kletskop? Precies, precies  op dat moment stopt Keesje met kwijlen en roept als eerste van de visite:  ‘een krakeling,  tante Nanda’. Kwijlen gaat hij pas weer, als hij de laatste krakelingkruimels heeft doorgeslikt.

Deze visite vind ik niks. Ik ga liever buiten spelen. Maar ze komen wel speciaal voor mij. Ze geven wat voor mijn verjaardag. Niet aan mij maar aan mijn vader. Vier kwartjes meestal. Mijn vader laat het mij nog wel zien, voordat hij het in zijn eigen portemonnee laat glijden.  Ik laat hem maar. Later zal ik het nog wel eens van hem terug krijgen. Of hij geeft me misschien eens een ijsje. Maar niks daarvan.

Mijn moeder ziet dat ik me rot verveel. Ik mag naar buiten. Kwijlneef Kees wil met me mee. Mijn moeder voelt goed aan dat ik hem niet mee wil hebben. Als hij achter me aan wil komen, gaat mijn moeder met haar hak op zijn voetje staan. De tranen springen hem in de ogen. Zij kijkt hem aan, met haar dwingende blik en bijt hem zachtjes toe: ’Blijf jij hier maar even zitten Keesje!’

‘Ja, tante Nanda,’ kreunt hij zacht en gedwee.

 Ja, dat soort dingen kon je wel aan mijn moeder overlaten.

woensdag 23 augustus 2023

ACHTERUIT

 Achteruit.

Bijna acht jaar woon ik hier nu en ik moet helaas zeggen: het gaat flink achteruit. En dat heeft he-le-maal niks te maken met het toenemende aantal allochtonen. Allochtoon of autochtoon, dat maakt me geen reet uit. Als mensen maar een beetje normaal doen. Een beetje sociaal zijn, rekening houden met een ander. Dan is het voor mij oké. De laatste paar jaar verhuurt de huisbaas vrijwel elke leegkomende woning aan psychiatrische patiënten of andere probleemgevallen. Van de meeste psychiatrisch patiënten heb je geen centje last. Van sommigen wèl. En áls je last van ze hebt: hou je dan maar vast!

Henry is een junk, dat zie je op tien meter afstand aan zijn ingevallen doodskop, Heroïne en wiet verkoopt hij, jat alles wat los en vast zit met een voorkeur voor damestasjes. Hij gaat daarvoor niet de buurt uit. Hier is niemand veilig voor Henry. Als je hem wat ziet jatten en je zegt er wat van, waarschuwt hij je: ‘Ga niet naar de kit, ik weet je te vinden’.

Cindy krijgt een benedenhuis toegewezen. Sinds ze daar woont is het volop ellende. Je kan het zo gek niet bedenken of ze is er aan verslaafd. Ze weet soms van voren niet dat ze van achteren leeft. In de afgelopen zomer is een paar keer ‘s nachts, alleen gekleed in een slipje en een beha door de politie van straat geplukt.

Verder verkeert ze in de waan, dat het halletje van haar portiek een vuilnisbelt is. Ze kiepert haar vuilnisbakzakken daar leeg. Alle denkbare soorten troep, inclusief gebruikte maandverbandjes, ligt daar op die portiekvloer. De huisbaas heeft al verschillende keren een schoonmaakbedrijf langs gestuurd om de boel te reinigen. Er wonen zes gezinnen in dat portiek. Die moeten door Cindy’s teringzooi heen banjeren.

Dan is er ook nog Cindy’s broer: een agressieve junk. Een onversneden lul die voor Cindy’s raam gaat staan schreeuwen. Ook midden in de nacht. Ze moet hem geld geven voor zijn verslaving. Als ze niet snel genoeg opendoet gooit hij een steen door haar ruit. De glaszetter plaatst daar gisteren een nieuwe ruit. Uitgerekend diezelfde dag kwam haar boze broer weer langs en kinkelde de splinternieuwe ruit wederom in.

De huisbaas gooit meteen de premie voor de glasverzekering omhoog.

Dan is daar nog Iwan. Een vriendelijke man. Doet geen vlieg kwaad. Doet alleen raar. Irritant raar. Gaat hij op stap, dan belt hij bij mij aan:

‘Ik ga er vandoor.’ Meestal vertelt hij ook wat hij gaat doen. Een rondje door de wijk lopen. Poolen. Naar de kroeg of de hoeren. Hij meldt zich ook bij mij als hij weer terug is. Ik heb hem al een paar keer gezegd dat ik daar niet op zit te wachten. Maar dat gaat het ene oor in en het andere oor uit.

Half juli is buurvrouw Aal overleden. Ik bid God op mijn blote knieën dat Aals huis toegewezen wordt aan een normale, enigszins sociale huurder, die ook rekening kan en wil houden met anderen.

dinsdag 22 augustus 2023

Meneer X.

Nu meen ik toch dat ik in Nederland woon, dat beschaafde, democratische, gastvrije(!!),  landje aan de Noordzee. Ik denk nog steeds, dat zoiets als wat meneer X aangedaan wordt, alleen uitgevoerd wordt, door gewetenloze lieden, die daarvoor ingehuurd worden door vileine militaire dictaturen.

Maar neen … in ons land krijgen we ook al dit soort kwalijke praktijken … al wordt door de gezagsdragers bij hoog en laag beweerd dat ‘alles rondom X geheel volgens het geldende protocol is verlopen …’

Misschien wel, maar dan waarschijnlijk geheel volgens het geldende protocol ’vermorzelen uitgeprocedeerde asielzoekers’!

Het gaat hier dus om meneer X,  een inmiddels uitgeprocedeerde asielzoeker. Hij zit vast in een detentiecentrum. Is gevlucht uit een ver land … wordt daar, als politiek activist, door de machtshebbers bedreigd  ... was zijn leven niet meer zeker. Politiek asiel wordt hem geweigerd. Officiële reden: betrokkenheid bij familiekwesties in thuisland niet relevant. Hij zit nu een detentiecentrum.

Gefluisterd wordt onze overheid beducht is voor hem als gedreven politiek activist. Zo snel mogelijk moet hij terug naar zijn thuisland. 

Meneer X is nu een paar dagen bezig met een protestactie  tegen zijn  detentie: hij doet, net als een aantal andere asielzoekers, mee aan een hongerstaking. Een aantal van hen drinkt ook niet. Meneer X drinkt óók niet.  Hij is volgens zijn advocaat intelligent, hij weet precies waar hij wel of geen recht op heeft.

‘Hij is zwaar mishandeld’, volgens zijn vertrouwensarts.

Meneer X: ‘Ik krijg een ontbijt voorgeschoteld, maar als ik dat weiger slaat de bewaker me in mijn gezicht, schreeuwt tegen me en schopt me tegen mijn hoofd.’

De arts: ‘Hij heeft een dikke buil op zijn hoofd, een snee in zijn wang en een gat in zijn hoofd, veroorzaakt door een dienstdoende bewaker.’

Meneer X: ‘Andere bewakers moeten hem van me aftrekken.’

‘X wordt zelf agressief  tegen bewakers,’ beweert het ministerie, maar volgens zijn arts is hij nauwelijks meer in staat om te lopen, laat staan om te vechten. Drie dagen eet en drinkt hij nu al niet meer, zonder medische zorg.

In de cel van X hangt een camera; alles wordt geregistreerd. De camera staat aan volgens  X maar de directeur van het detentiecentrum ontkent dat.

De vertrouwensarts van X gaat aangifte doen van mishandeling en van het onthouden van noodzakelijke medische zorg. X heeft bij haar bezoek zware verwondingen aan zijn hoofd. De vertrouwensarts vreest dat X in levensgevaar is.

X zal binnenkort, gezien zijn erbarmelijke toestand, worden overgebracht naar het Justitieel Medisch Centrum.  X blijft eten en drinken weigeren.

Het ministerie beweert stellig, dat X altijd ‘met grote zorgvuldigheid’ behandeld is. X is op juiste gronden in een isoleercel geplaatst, alle procedures zijn correct doorlopen en er is nimmer sprake geweest was van disproportioneel geweld’.

Gesuggereerd wordt nu dat er sprake is automutilatie. Zijn advocaat heeft overtuigende bewijzen in handen van mishandeling en onthouding van zorg. X sterft. Als officiële doodsoorzaak wordt ‘hartstilstand’ opgegeven.

Er volgt een proces tegen de staat der Nederlanden.  De rechtszaak wordt met glans gewonnen door (de advocaat van)meneer X.    

maandag 21 augustus 2023

MOET IK ALWEER!

 

Wat ik nooit heb kunnen geloven, overkomt me nu. Niet elke dag. Er gaan weken voorbij dat er niks aan de hand is maar dàn opeens loop ik er weer mee te worstelen. Het is volslagen onvoorspelbaar. Vandaag bijvoorbeeld een kleine wandeling van huis naar het station: hooguit  tien minuten.  Wij, mijn vriendin Carola en ik, zijn nog geen vijf minuten onderweg of het is weer zo ver.

‘Verdomme, moet ik alweer!’ Ja, want dit is niet de eerste keer vandaag. Dit moet toch minstens de vijfde keer zijn … en allemaal van die kleine piemelbeetjes, soms moet ik maar liefst twee keer in een half uur.

Ik ga er nu toch echt eens naar laten kijken. Want dit zijn duidelijk symptomen van een niet goed werkende prostaat.  Ik zie er alleen tegenop. Logisch, ik ben een kleinzerig mannetje, zie altijd op tegen medische onderzoeken en ingrepen. Tegen dit onderzoek zeker, want in dit onderzoek propt de arts een camera door mijn plasser naar de prostaat om te zien wat daar aan de hand is. Daar zit ik niet op te wachten. Desalniettemin móét er echt iets gebeuren. Ik kan natuurlijk niet in mijn broek blijven piesen.

We lopen dus naar het station.  De trein staat al klaar. Het vervelende is dat in stilstaande treinen, het toilet niet gebruikt mag worden. Over vijf minuten mag ik pas. Ik probeer wat te ontspannen door de krant lezen. Bij elk woord dat ik lees wordt de aandrang sterker totdat ik uiteindelijk begin te druppelen. Zover komt het nu gelukkig nog net niet. Het is tien voor zeven. De trein zet zich in beweging. Eindelijk … nu kan ik gebruik maken van het NS-toilet, vlakbij. Hooguit tien stappen. Vanaf mijn zitplaats is de toilet al heel goed ruikbaar.  Ik haast me er naar toe maar shit (!)  het toilet is bezet. Carola zegt dat ze kort geleden wel iemand naar binnen heeft zien glippen. Ik klap zowat! Ik word er gek van. Moet op zoek naar een andere plee in de trein. De toilet in de eerste klas is ook bezet. Weer verder. Ik hou het niet meer. Eindelijk vind ik een niet bezette wc. Ik moet inmiddels zo vreselijk, dat ik meer dan de helft langs mijn been moet laten lopen. Het huilen staat me nader dan het lachen.  In mijn eenzijdig natte spijkerbroek ga ik terug naar mijn zitplaats.

Carola vindt het blijkbaar nog grappig ook om me zo te zien aankomen in mijn ‘wet jeans’. Ze moet er tenminste om lachen. 

De hele reis, tot nu toe, had mijn vriendin niemand uit die nabije toilet zien komen.

Pas als we op onze bestemming aankomen gaat de toiletdeur plotseling van ´BEZET´ op ´VRIJ´ en stapt er een studentikoos type met een attachékoffertje naar buiten. Een typisch geval van zwart rijden. Wat een lul! Ik voelde me zó afgezeken!

zondag 20 augustus 2023

OP EEN STOEPJE.

Het is goed warm. Wel 25 graden. De lucht strak blauw. Zondagmiddag, één uur. De zon staat hoog aan de hemel. Zijn moeder heeft hem netjes aangekleed. Een wit overhemd met korte mouwen; een korte lichtblauwe broek; bruine sandalen en witte sokken (Een petje zou niet misstaan op een dag als deze).Theo moet van zijn moeder de eendjes gaan voeren. Daar baalt hij van. Te ver lopen. Er is hier geen kip te zien. Niet in de Wolkersstraat, niet in de Unicumstraat.  Ook geen honden, katten, vogels. Er valt niet eens een duif dood van het dak. Theo gaat zich op een stoepje  zitten vervelen.

Zijn vrienden mogen van hun ouders niet buiten spelen op zondag.  Dat komt omdat ze streng gelovig zijn. De meeste mensen hier zijn van de Zwarte Kousen Kerk. Die ouders willen dat hun kinderen ook streng gelovig worden. Ze mogen niet buiten spelen op zondag en … bìnnen mogen ze ook niks doen. Neen, dat is niet juist: binnen mogen ze van àlles doen, als het maar met de Here Jezus, zijn moeder en de bijbel te maken heeft. Dus een Jezusje   kneden, een kruis knutselen om daar het Kindeke Jezus aan vast te nagelen.

Mijn vader is niet gelovig. Mijn moeder is Rooms Katholiek. Niet streng. Ze gaat nooit naar de kerk. Daar heeft ze geen tijd voor. Ze heeft veel kinderen. Misschien zou ze naar de kerk gaan, als mijn vader zou helpen in het huishouden. Maar dat doet ie nu eenmaal niet. Hij zit altijd voor de tv … dat is zijn kerk.

Theo trekt het boterhamzakje kapot. Alle door zijn moeder klein gesneden stukken brood vallen op zijn blote bovenbenen. Er zit leverpastei op de ene boterham en appelstroop op de andere. De stukken met appelstroop blijven op zijn bovenbenen plakken. Die stukken brood blijven ook aan Theo’s vingers plakken. Het zweet breekt hem uit. Hij loopt naar de rioolput. Daar probeert hij de stukjes brood van zijn benen te schrapen.  Aan zijn handen kleeft nu de onsmakelijke combinatie van leverpastei en appelstroop. Water is hier niet. Dus zit er niks anders op dan zijn handen af te likken.  Op dat stoepje gaat hij door met zich stierlijk vervelen.

Dan duiken schieten ze opeens uit alle gaten van de rioolput tevoorschijn. Een grijszwarte vacht hebben ze. Zo groot als ratten zijn ze maar die zijn meestal bruin. Het zijn er zeker wel tien, misschien wel dertien en blijkbaar zijn ze dol op brood met leverpastei en appelstroop.  In een mum van tijd vreten ze alle stukjes brood bij die rioolput op. Nog sneller dan ze kwamen, verdwijnen ze weer in die rioolput.

Theo maakt aanstalten om naar huis te gaan. ’t Wordt te warm.  Hij werpt nog een terloopse blik naar de rioolput. Tot zijn stomme verbazing, ziet hij, dat is al het brood weg. Waar is het gebleven? Zich vervelend op dat stoepje heeft hij daar niks van mee gekregen.

zaterdag 19 augustus 2023

Dammen.

 Normaal gesproken dammen we op de woensdagmiddag, Peter en ik. Dan eens bij hem, dan eens bij mij thuis. Vandaag zouden we bij mij spelen maar het is zalig weer. We kunnen beter samen een eindje fietsen. Wat fruit en drinken mee. Dat lijkt me prima. Ook de damspullengaan mee. Misschien kunnen we op een schaduwrijkplekje een potje dammen. (Dammen doe je in ‘potjes’).

Tegen de middag belt Peter. Meestal krijgen zijn vissen de schuld als hij geen zin heeft om te dammen.

‘ Jee, moet je eens luisteren, ik vind het veel te warm om bij jou binnen te gaan zitten schuiven. Laten we gewoon eens een keertje over slaan …  het is bovendien al weer veel te lang geleden dat ik het aquarium schoongemaakt heb. Sorry, Jee, volgende week gaan we weer dammen!

‘Peter,‘ zeg ik, ‘groot gelijk, … en dan vertel ik hem mijn idee voor deze middag. Hij is gelijk om.

‘Goed plan, ik ga gelijk wat spullen bij elkaar zoeken … neem jij je damspel mee?’

Over vissen geen woord meer.

‘Nee, neem jij je damspel maar mee, da’s steviger. Dan zien we elkaar bij jou om één uur.

‘Okido, Jee, vergeet je pet niet, met die kale knar van je, ha ha. Zonder gekheid, de zon is scherp , je kop is in een mum van tijd verbrand. Nou, tot één uur dan.’

Het is nog ruim voor één uur. Peter is druk aan het sleutelen aan zijn mountain bike. Nu eens zit hij op zijn knieën, dan weer op zijn hurken of loopt hij om zijn fiets heen. Het lijkt alsof die fiets jaren niet gebruikt is. Hij controleert banden, remmen, stuur, zadel en bel.

Naast zijn mountain bike, op de stoep, ligt allerlei ‘troep’ voor onderweg: een bidon, bandenplakspullen, eten, drinken en zijn fototoestel. Vóór Jee zich meldt zit alles in zijn fietstassen.

‘Prima idee van jou, echt top, Jee! Moet me alleen nog even omkleden. Tot zo..’

 

Niet veel later is Peter weer terug, gekleed in een veel te strak kanariegeel wielrenshirt (rugnummer 1) en dito wielrennersbroek; zo een met een zeemleren kruis. Verder behoort tot zijn outfit: een grijze helm, waar z’n kleine grijze paardenstaart eigenwijs onderuit wappert.

Jee kan zijn mond niet houden: ‘Kijk nou toch eens aan, uitslover die je d’r bent! Kan dat nou echt niet een tandje minder, Peter? We gaan toch zeker vanmiddag de Mont Ventoux niet bedwingen!’

Peter grinnikt om de woorden van Jee. Nu, zo naast Peter staand, voelt  Jee zich opeens wat onzeker met  zijn opoefiets, de kaki driekwartbroek en zijn grote, blote voeten in Jezussandalen.

‘Hé Peter, we kunnen toch net zo goed, hier op straat, in de schaduw een lekker potje dammen?

vrijdag 18 augustus 2023

RON EN LOES GETROUWD.

 

Donderdag 17 augustus trouwen mijn broer Ron en Loes. Ze kennen elkaar al twintig jaar. Loes had al lang willen trouwen maar Ron vraagt haar twee jaar terug pas: ’Zullen we nu toch maar eindelijk eens gaan trouwen, schat?’ zegt hij terwijl hij de keuken in komt lopen, waar Loes op het aanrecht en op haar hurken, de keukenramen zit te zemen.

Half vier is trouwen ze. Meer dan honderd familieleden vrienden en kennissen zijn gekomen. Het hele gebeuren vindt plaats in Breezze, een locatie in het dorpje Vierpolders bij Brielle.

Het wordt vandaag lekker weer, dus ik besluit die veertig kilometer te gaan fietsen. Ik ben al er al om twee uur. Anderhalf half uur te vroeg. Er is zijn nog geen bruiloftsgasten. Ik kan mijn tas met waardevolle spullen (enveloppe met inhoud, speech, leesbril) al bij Breezze binnenzetten. Ik krijg daar ook een Spaatje  Rood.

Ik wandel een uurtje in de groene omgeving en langs de Brielse Maas. Samen met Ron, Loes en de fotograaf kom ik terug bij Breezze. Ze hebben een fotoreportage gemaakt. Loes draagt een fraaie witte (echte) trouwjurk, met machtig décolleté. Mijn broer heeft een fraai trouwpak. Kennelijk heeft hij tussen de aanschaf van dat pak en vandaag, iets te veel gedronken en/of gegeten want het jasje had niet helemaal meer de juiste pasvorm.

Zo warm als het weer in de ochtend was, zo kil wordt het in de middag. De weinig verhullende kleding van vele opvallend mooie dames moet gecompenseerd worden met dekentjes om te veel afkoelen te voorkomen. Het huwelijk tussen Ron en Loes wordt op informele wijze voltrokken op een schiereilandje, dat ligt op het terrein van Breezze. De dag is helemaal top. Heerlijk eten, snoepen en drinken.

Het is nog steeds kil als  het muzikale deel  van de avond begint.  Maar nu kan iedereen zich warm dansen, zingen en springen op de technobeats van de dejays.  De hoofdrol van dit swinggedeelte is weggelegd voor mijn jongste broer Marco, de downie, ster en ‘troeteldier’ van de avond. Ik vind het nogal bedenkelijk, dat juist hij hier die rol kan spelen. Persoonlijk had ik liever Loes en Ron die hoofdrol gezien.

Voor mij dreigt de avond op een zeperd uit te lopen, omdat het is gaan regenen. Veertig kilometer ’s nachts fietsen in de regen, zonder regenkleding  is rampzalig. Gelukkig biedt mijn broer John aan om mijn fiets en mij met zijn auto thuis te brengen. Niet zo rampzalig maar wel jammer is dat de speech  die ik heb voorbereid in de feestvreugde in de vergetelheid is geraakt. Na dit stukje schrijf ik nog wat zinnen uit mijn speech op.

Ron en Loes: het was een geweldige dag. Bedankt hiervoor en veel geluk ‘for now and ever’.

 

 

 

 

Een paar zinnen uit mijn ‘speech’:

Zelf heb ik twee kinderen,  veertigers zijn dat al. Ook jullie hebben al grote kinderen, hè? … ik vroeg hen of ze d’r nog  een leuk broertje of zusje bij wilden hebben?  Nou en of! Super enthousiast zijn ze … en …. hoe denken jullie daar zelf over … want op zich is het voor Ron totaal geen probleem, zelfs al wordt hij honderd maar Loes is pas 45 …. helemaal geen probleem voor haar toch? ……… maar wat ook kan: adoptie van een lief klein Chinesie… nietwaar, Ron?.

Kijk ze daar staan: het echtpaar Mastwijk – Jansen! Jaren geleden hebben jullie elkaar gevonden. Hoeveel jaar? 20 jaar geleden? Jullie hebben elkaar niet gezocht maar gevonden. Dat is het grote geheim van superstellen: die zoeken niet  maar vinden.

Ron en Loes: Luister goed naar mijn advies : als er eens slaande ruzie dreigt tussen jullie begin dan allebei met het uittrekken van je kleren en gaat naakt worstelen, dan komt het gegarandeerd snel helemaal in orde , geloof mij nou?! 

Zo, Loes wat was jij blij!  Zóhéél blij. Kennen jullie facebook? Ik ben op facebook, Loes ook. Ik heb nog nóóit, nog nóóit, iemand op facebook zo waanzinnig zien stralen als  Loes, nadat Ron haar ten huwelijk had gevraagd. Het is net, nee, eerlijk,  het is net of ze voor het eerst sinds hele lange tijd  weer es lekker……. Oh, neen, sorry hoor Ron, daar mocht ik het niet over hebben. Die knip ik er uit.

O, helemaal vergeten: ’Loes en Ron: wat zien jullie er prachtig uit …. Loes: Je bent In één woord betoverend! En …. houd dat heerlijke gevoel vast, want besef, dat je ná vandaag nóóit meer in een trouwjurk hoeft te passen. Ik hoorde van ons broer John, dat jullie bij hem Hilversum geslaagd zijn voor jullie trouwpakkies …. John,die is daar filiaalchef bij dat grote tweedehands warenhuis ….. daar ken je goed slagen, hoor. Kijk maar es naar mij:… eh … hoe vinden jullie dat ik er bij loop? ….Piekfijn,hè?  Ja, ik moet ook op de kleintjes letten… tussen twee haakjes: ik hoop dat Ron en Loes heel veel huwelijkscadeaus krijgt van jullie allemaal, dan merken ze niet dat dat van mij er niet bij zit.

Kijk Loes nou eens: wat een leuke meid is ze toch! Leuke verschijning, toffe jurk, gedurfd haar … prachtig die look …. zeg eens eerlijk Loes:…..’zelf geknipt?’ 

Toen Ron nog een baby’tje was  dachten we dat er iets niet in orde was met hem, omdat ie in zijn wiegje zo raar lag te spartelen, later bleek dat hij tóén al met die balletjes in zijn bedje aan het oefenen was op de:

 ‘v-beweging,

het balletje onder je voet terughalen en de andere kant op dribbelen,

de bal achter zijn standbeen terughalen,

de kapbeweging met binnen- en buitenkant voet,

de overstap en

de Cruijffbeweging. 

Wie verwacht dat nou van een zuigelingetje?

Ron is de Ronaldo van de Mastwijk-Brothers geworden. Zelfs met blaasfoebele is hij veruit de beste.

Nog een dingetje wil ik van je weten Loes: wat vind jij nou het op één na leukste van je kersverse mannetje… jahaa….het op één na leukste: ‘hij is een leuke opa’ …  okee een leuke opa is tie…… tsja, ik mocht Loes niet vragen naar het àllerleukste van Ron. Das mijn geheim, zei ze. Nou, dan weet ik wel genoeg.

Tot slot geacht bruidspaar: van harte: jullie hebben allebei  iemand gevonden, die je voor de rest van je leven zal irriteren.

woensdag 16 augustus 2023

RIJDEN OP DE MARKT.

 Gelukkig is het vandaag niet zo druk op de markt. Meestal is het hoe warmer hoe drukker. Ik schrijf ‘gelukkig’ omdat het er weer wemelt van de voertuigen en hulpmiddelen op wieltjes en als het dan mooi weer is,  is er voor de normale marktklant zowat geen plaats meer.

Het is nooit leuk als mensen van een scootmobiel gebruik moeten maken. Wat ik echter bespottelijk vind, is dat ze zich tussen de andere marktklanten inwringen en zonder blikken of blozen tegen hielen botsen en over tenen rijden. De scootmobiel, vind ik, zou op de markt verboden moeten worden.

Ook rollators zijn zo’n bron van ergernis. Van een scootmobilist kan ik me nog voorstellen dat ie per ongeluk tegen enkels aan botst. Marktgangers met een rollator zetten hun ‘steuntje’ vaak als wapen in, in de strijd om de koopwaar: niks zeggen en stevig met de rollator duwen. Sta de rollator op de markt uitsluitend toe in de daluren ‘s ochtends en  ‘s middags.

Het zou overdreven zijn om de rollator gelijk helemáál uit de markt te verbannen.

Geconstateerd is , dat een aanmerkelijk deel van de rollatoreadors, ongebruikelijk veel ruimte in beslag neemt. Eigenlijk mag dat geen reden zijn om die groep als geheel van de markt uit te sluiten. Eigenlijk niet ….

Kinderwagens horen ook thuis in de categorie rollator. O, sorry, tegenwoordig worden  kinderwagens, maxi cosi’s genoemd. Die maxi cosi voor één kindje veroorzaakt qua ruimte een vergelijkbare irritatie-overlast als de  rollator. Deze zou dus uitsluitend op daluren de markt op mogen. De dubbele maxi cosi’s voor tweelingen zijn ook erg , als verzachtende omstandigheid geldt dat ze ook vaak, een baby en een kleuter bevatten, geduwd door ongehuwde moeders of moeders met mannen, die niet op de kinderen  willen passen.

Trouwens (en dit helemaal terzijde): er worden de laatste jaren veel tweelingen geboren,  vooral allochtone tweelingen… rijzen de pan uit, …. ik heb eens gelezen: ‘de tweeling’ is een degeneratieverschijnsel’ …  ‘t schijnt iets te maken te hebben met incest: met name huwelijken tussen neven en nichten.)

Boodschappenwagens op kleine wielen bezorgen nauwelijks overlast. De marktklant trekt het met één arm achter zich aan. Ze zijn duidelijk zichtbaar.

Ronduit onbeschoft vind ik de steeds vaker voorkomende, arrogante rotgewoonte van voornamelijk jonge mensen,  studentikoze types vaak, om, met hun fiets aan de hand, laadbak voorop, grote fietstassen achterop, de drukbezochte markt op te lopen … van vroeg tot laat  lopen ze te shoppen  met hun fietsen; van aftandse roestige brikken tot gloednieuwe hybrides. Met de ùìtstekende fietssturen botsen ze tegen ruggen, armen en borsten aan van kopers op de markt. Van deze aso-categorie marktbezoekers moet meteen de fiets geconfisqueerd worden.

Vanmiddag liep er, op de markt, zo’n aso tegen me aan met als resultaat een gekneusde rib.

dinsdag 15 augustus 2023

MEELOPERTJE.

 Ik ken Jan van het gymnasium. Jaren zestig. De triomfdagen van Stones en Beatles. Van Feijenoord ook. Een stille jongen. Bleek, mager. Grote bril, klein koppie, achterovergekamd,  vet  haar met slagen … neen,  niet bepaald moeders mooiste.

Hij komt bij ons in de tweede … een middelmatige leerling … goed in economie. Hij blokkeert als hij een mondelinge beurt krijgt ….  zijn hoofd wordt zo rood als een kreeft.

Het duurt even voordat hij aansluiting krijgt bij ons; jongens van klas: 2B. Hij laat zijn haar groeien en doet zijn bril af, zo lijkt hij op Keith Richards van de Stones. Echt geaccepteerd wordt hij door het groepje Stonesfans niet maar als hij het bevel van de schooldirecteur negeert om naar de kapper te gaan en in nette kleren naar school te komen, stijgt zijn populariteit wat. Maar … echt een prominent lid van die groep wordt hij nooit. Eens een meelopertje; altijd een meelopertje.

Zijn sport is voetbal … héél goed zijn we geen van allen, ook Jan niet. In de loop van de derde komt een stel Feyenoordfans op het idee om bij thuiswedstrijden van Feyenoord naar de Kuip te gaan.  Het is de tijd waarin Coen Moulijn als dertiger excelleert, al noemen wij hem toen al ‘liefkozend ‘die ouwe lul. Jan is er altijd; maar ook hier heeft hij nooit het hoogste woord, zelfs juichen bij een doelpunt doet hij ingetogen ….hij lacht …  steekt een vuist omhoog: ‘yeah!’

Ik ben een keer bij hem thuis geweest. Veel broertjes en zusjes heeft ie … zes tel ik er al … later komt er nog meer. Jan is daar de oudste. Wat me is bijgebleven is dat armoedige meubilair en die versleten vloerbedekking. Ook die penetrante zeiklucht ...geen huisdier te zien  …. van die broertjes dus.

Onze economiedocent wil eens bewijzen dat arbeiderskinderen het gymnasium nooit halen. Hij doet bij ons in de klas een onderzoekje naar het beroep van de vaders. Hij krijgt gelijk, want er zit bij ons géén arbeiderskind in de klas.

Mijn vader zit in de directie van C&A Nederland. Maar ik weet zeker, dat Jan zijn vader in een fabriek werkt, ….. gezien het armoedige zooitje daar thuis. Maar Jan antwoordt doodleuk dat zijn vader onderdirecteur is bij Bolletje … van die beschuit. Hij schaamt zich er volgens mij voor dat zijn vader arbeider is.

Dat is dàn …. later pas komt trots … trots, op een vader,  die hem laat doorleren, terwijl het thuis armoe troef is. Later, kort na het eindexamen, verklapt Jan me dat zijn vader al jaren rollen eierbeschuit in dozen verpakt en naar het magazijn vervoert.

Na de middelbare school verlies ik hem uit het oog en dan, wie had dat ooit kunnen denken , dan  groeit  Jan, dat schuchtere meelopertje, uit tot een van de meest gelezen schrijvers van Nederland. Leuk hem heel anders gekend te hebben en … eerlijk is eerlijk: Ik zou willen dat ik maar een heel klein beetje van zijn talent had.

        

maandag 14 augustus 2023

WAAR KOMT U VOOR? (2)

Ruud staat op en pakt zijn rollator. Ik schrik van hem: hij is zó dik geworden … achteraf had ik beter fruit mee kunnen nemen in plaats van stroopwafels … en wat loopt ie slecht, zeg ... ook achter die rollator waggelt hij. We gaan naar Ruud’s kamer. Zijn deur staat open. Vreemd.  Ik weet niet beter of hij sluit zijn kamer af, ook al gaat hij heel even weg.

Ik hang mijn doorweekte jas over een stoel en loop naar de badkamer om mijn haar wat te fatsoeneren.

‘Waar wil je zitten, Trees?’

Veel keus is er niet: het is òf op zijn bed òf in de makkelijke stoel  nààst zijn bed.

‘Kies jij maar, hoor, Ruud, jij moet er met je rollator goed bij kunnen.’

Hij gaat op zijn bed zitten.

Op het kozijn bij het grote raam, staat een vaas met een ‘bos’ verlepte gelig-witte kunstrozen; verder zie ik foto’s van zijn familie: zijn overleden vrouw Riek, zijn dochter Trees (51) en zijn twee kleinzonen.  Van zijn tweede dochter  Frederique (48) staat hier geen foto. Met haar mag hij geen contact meer hebben … er is iets niet goed gegaan in het verleden …  wat precies weet ik niet … zij woont nu in een zorgcentrum ergens in de provincie Utrecht.

Alleen Trees en ik komen af en toe bij hem op bezoek.

Ik heb kippenvel … zit met een natte bloes.

Op het ongebruikte keukenblok staat Ruud zijn trots en glorie: zijn pick-up, met twee koffers langspeelplaten … en zijn bandrecorder. Hij is dol op muziek, vooral Nederlandstalig, uit de vijftiger en zestiger jaren. Ik heb Ruud leren kennen in een koor. Samen zingen we als duo op partys. We hebben succes met liedjes als ‘Marina’ en ‘Mexico’

‘Luister je nog wel eens naar je muziek,? vraag ik Ruud.

‘Neen, nog niet … ’

Héél moeizaam komt hij overeind: ’plassen.’ Hij waggelt naar de badkamer annex toilet. De deur van de badkamer laat hij open staan. Hij laat een enorme scheet, gevolgd door het geluid van een drol, die in het wc-water plonst …. een duidelijk geval van decorumverlies.

‘Sorry hoor’, roept Ruud, ‘ik kom zo …mijn kont even afvegen.’

Of ik wat wil drinken.

‘Wat heb je?’

Hij schenkt sinas in een aangekoekt glas en legt een stroopwafel op het morsige schoteltje ernaast. O god, zou Ruud zijn handen wel gewassen hebben. Ik heb er niet op gelet. ‘Dank je Ruud, die stroopwafel neem ik mee. Ik zit nog vol.’  

Hij zakt een beetje weg … dan veert hij op:

‘Hoe oud ben je eigenlijk.

‘Eenenzeventig’.

‘O ja? Zo oud alweer? … ik ben moe, Trees … moet gaan liggen. Ga maar weg  … Ik roep de zuster wel om je  uit te laten.

De stroopwafel prop ik in mijn tas. Van het kopje sinas blijf ik wijselijk af.

De zuster wacht in de deuropening.

‘Dag Ruud, tot zaterdag,’ zeg ik.

De zuster loopt met me mee.

Godzijdank is het droog.

       

zondag 13 augustus 2023

WAAR KOMT U VOOR?

Van mijn huis is het een kwartiertje lopen. Nog geen vijf minuten ben ik onderweg als het alweer begint te stortregenen. Lekkere augustus dit jaar. Geen paraplu bij me. Jas niet waterdicht. Als een verzopen kat kom ik aan bij ‘Huize Zorgelijk ‘. Mijn vriend Ruud zit daar. Vierentachtig is hij; bijna tien jaar ouder dan ik. Hij zit hier net. Ruud is al een tijdje aan het dementeren maar er is nu pas plek voor hem hier.  Het is zaterdag. Weekend dus. Dan zit er niemand bij de receptie. De toegangsdeur zit dicht. Ik moet aanbellen. Het blijft maar zeiken. Een mannenstem klinkt uit een luidsprekertje:

‘Jaaaa, waar komt u voor’ (‘waar’ , ‘waar’, ‘waar’,’ resoneert het in mijn hoofd …  ik kom gvd niet voor íéts … ik kom voor iemand!) ‘ik kom op bezoek bij Ruud Veenweg,’ zeg ik geïrriteerd.

‘Geduld alstublieft, mevrouw.’ 

Als na drie minuten nog steeds niet open gedaan is, bel ik nog eens.

‘Jaaaa, waar komt u voor?’

‘Ik heb vijf minuten geleden ook al gebeld  en de deur hier is nog steeds dicht ..en ik ben kleddernat ... ik kom voor Ruud Veenweg.’

‘Oh, neem me niet kwalijk mevrouw, er was hier net een bijna noodsituatie op de afdeling, één van de bewoners moest hals-over-kop naar de wc .. ‘

‘Meneer, ik  ben doorweekt, doe die deur open!’

‘ … daardoor was Ik u even helemaal vergeten.  Ik ga nu gelijk voor u open doen, hoor. Waar komt u ook alweer voor?’

‘Voor mijn buurman, Ruud Veenweg!’

‘Op welke kamer zit hij?’

‘Op de vijfde verdieping, kamer 56.

‘Ja, dat is correct, ik zie hem hier staan. U kunt nu naar binnenkomen, hoor mevrouw.’

Het is erg warm in de entreehal van het verpleeghuis.  Ik zie gelijk zowat niks meer door die beslagen brillenglazen.  Heb  ook niks om die wasem mee weg te poetsen.  Alles is nat. Op de tast begeef ik me naar de lift. Als ik op de vijfde ben, zie ik dat ik wederom moet bellen om op de afdeling van Ruud te komen … eigenlijk wel logisch, want hij zit op een gesloten afdeling.  Onder de bel is een briefje geplakt: ‘Het kan zijn dat u even moet wachten voordat er iemand komt om de deur te openen. Een momentje geduld alstublieft.’ Dit keer gaat het vlot. Een zuster doet open. ‘Ik kom op bezoek bij Ruud Veenweg,’ zeg ik maar gelijk uit mezelf.

‘Regent het nou zo?’ De zuster kijkt me verbaasd aan … maar zonder mijn antwoord af te wachten zegt ze: ‘Kijk eens, Ruud wie hier is …’ Ze is duidelijk blij voor hem.  Ruud zit aan een grote tafel samen met een paar medebewoners Lingo te kijken. Ruud kijkt om en begroet me hartelijk: ’Hallo, Trees! Ik dacht dat je zaterdag pas zou komen.

‘Het ìs vandaag zaterdag Ruud.’

‘O ja? Wonderlijk, hè Trees, hier lijken alle dagen op elkaar.’

Tsja, Ruud, dat hoor ik wel vaker … Ik laat hem maar in de waan dat ik zijn dochter Trees ben.  

Hij is zich er niet meer van bewust dat ik zijn buurvrouw  Mieke ben.

zaterdag 12 augustus 2023

MONGOOLTJE.

 

Het regent deze ochtend pijpenstelen. Onwillekeurig schiet ik in de lach, als ik mijn buurvrouw Lia op rode laarzen, in haar lange rode regenjas, de capuchon al op, zie staan hannesen met haar kapotte eveneens rode paraplu. Net als ik móét ze  er blijkbaar ècht even uit.

‘Je lacht me toch niet uit, hè?’ vraagt ze.

Een beetje wel eigenlijk. Ik moet lachen, omdat ze er nu net zo uitziet als het mongoolse vrouwtje, dat ik, op weg naar de gym, vaak tegenkom. Uitsluitend qua kleding bedoel ik dan hè, ook altijd alles in het rood … want verder is Lia knap en slim.

Het mongooltje, dat ik bedoel is ongeveer veertig jaar. Samen met haar hoog bejaarde moeder is ze op weg  naar de dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten hier in de buurt.

Vrijwel altijd zijn ze samen en hebben ze mot met elkaar. Moeder kan het niet gauw goed doen. Met haar lage stem werpt ze haar moeder voor mij onverstaanbare verwijten naar het hoofd. Soms loopt ze, met een gezicht als een oorwurm, haar moeder stampvoetend een paar passen  vooruit. Een andere keer loopt ze juist weer tergend langzaam een paar passen achter moeder aan. Zo dwingt ze moeder achterom te kijken en óók haar pas in te houden.

Een heel enkele keer gaat ze alleen. Ook dan heeft ze die boze uitstraling, die  waarschijnlijk gewoon bij haar hoort. Met grote stappen loopt ze me tegemoet; zonder op of om te kijken vervolgt ze haar weg.

Ik heb wel eens medelijden met die oude vrouw, die het nooit goed doet in de ogen van haar dochter. Wanhoop straalt uit moeders ogen. Het valt niet mee als je een end in de tachtig bent en je zit opgescheept met zo’n recalcitrante dochter.

Mijn jongste broer M. is ook een mongool. Drieënvijftig is hij nu. Mijn moeder is negenendertig als ze van hem bevalt.  M. is diametraal het tegenovergestelde van die nukkige dame, die ik hiervoor beschreef. M. is erg rustig, vriendelijk en meegaand.  Wat dat betreft is het natuurlijk net zo als bij ‘normale’ mensen: elke mongooltje is weer anders.

Hoewel mijn broer M. dus allesbehalve een moeilijk persoon is, heeft mijn moeder er verstandig aan gedaan om hem, toen hij nog jong was, uit huis te plaatsen. Naar een begeleide woonvorm.  Het viel haar toen beslist niet mee om dat besluit te nemen. Ze heeft er menig traantje om gelaten. Maar de beslissing was een goede. Een verstandelijk gehandicapte in huis, blijft tot in lengte van dagen een zware zorg. Dat geldt ook voor M. ook al is hij nog zo rustig en vriendelijk.

Mijn moeder heeft zodoende een redelijk rustige ‘oude dag’ gehad en M. heeft het in zijn eigen huisje met zijn begeleiders en andere gelijkgestemde bewoners  ogenschijnlijk goed naar zijn zin … zowel voor mijn moeder als voor M. was het altijd een klein feestje als ze elkaar weer zagen bij hem of bij haar thuis … of op een verjaardag … want dán was het dubbel feest.

vrijdag 11 augustus 2023

BARBIE.

‘Loop maar even mee naar mijn slaapkamer,’ zeg ik tegen buurman Kees. Mijn pc staat op de

slaapkamer. Ik ga hem uitleggen hoe hij zorgtoeslag moet aanvragen.

Terwijl ik de pc opstart hoor ik Kees ontzet zeggen: ‘Wat heb jij daar nou in die kast staan, man?’

‘Mijn pc, dat zie je toch’

‘Neen, die seksbom daar bedoel ik.’ Met open mond staat hij Aria aan te staren.

Aria is een sexy barbiepop. Deze pop is superslank, heeft lang blond haar, pronte borstjes, lange

benen, zwarte pumps en een mini jurkje met een goudkleurige ceintuur. Verder zijn haar ogen zwaar

opgemaakt en heeft ze volle, rood gestifte lippen.

‘Wat bedoel je, Kees?’

‘Wat moet jij met die seksbom in je kast?’

‘Oh dat,’ zeg ik gekscherend, ‘de een heeft pin-ups hangen in zijn slaapkamer, een ander, zoals ik,

heeft een sexy barbiepoppetje in zijn kast zitten, ieder zijn meug, nietwaar?’

Aria zit daar nu drie jaar. Op een van mijn fietstochten zie ik iets liggen op het fietspad … lijkt een

poppetje. Ik besteed er verder geen aandacht aan. Als ik, ruim een uur later weer langs die plek fiets

ligt die pop er nog steeds. Eerst rijd ik door maar ik besluit even later toch terug te gaan het beter te

bekijken. Blijkt het dus dit gave ‘schatje’ te zijn. Omdat het daar al minstens anderhalf uur als ‘klein

vuil’ gelegen heeft, besluit ik om het mee naar huis te nemen.

‘Ik kan er vast nog eens iemand blij mee maken, is het niet vandaag dan is het morgen. Maar tot nu

toe heb ik nog niemand kunnen vinden en in afwachting daarvan, zit Aria jou hier liefdevol aan te

staren.’

‘Ja, Kees, je kan me nou wel zo smalend aan staan te kijken, het is echt zo gegaan … en het valt nu

niet eens mee om van haar af te komen … ja, in de vuilniscontainer … maar dat vind ik zonde van zo’n

gave pop.

‘Iets voor jou, Kees of ken je iemand die je daar een plezier mee zou kunnen doen?’

‘Ja, ik heb een nichtje van zes, die heeft barbiepoppen maar ik vind Aria te seksueel getint voor zo’n

jong meisje. Daar wacht ik liever nog even mee. Je zou er mee op een rommelmarkt kunnen gaan

staan; dan ben je haar in een mum van tijd kwijt. Vijf euro vang je op zijn minst voor Aria.’

‘Ja, zou best kunnen …… ‘t zal alleen wel even duren voordat ik voldoende spulletjes bij elkaar heb

om op zo’n markt te gaan staan … tsja, dat doe ik dan alleen voor Aria, hoor, want zelf hou ik er

helemaal niet van . Weet je wat ik wou, Kees, dat ik die pop destijds gewoon had laten liggen.’

‘Moet je nou nog zien, hoe dat zit met die zorgtoeslag zit, Kees, want daar kwam je dacht ik toch

voor, hè?’

‘Ja, natuurlijk.’


‘Nou laat die pop nu even rusten en kijk maar es hier!’

donderdag 10 augustus 2023

AANDACHT.

De weekboodschappen doe ik zo vroeg mogelijk op  zaterdag. Het liefst om acht uur al of iets later.  

Het is dan rustig. Er zit echter een addertje onder het gras:  Toos slaat rond die tijd ook toe. Haar e-bike staat tegen de winkelruit. Ze is dus al binnen. Ik moet haar zien te ontlopen.  Haar grote boodschappentas heeft ze onder haar winkelwagen geschoven. Veel te groot die tas. Ze koopt zowat niks: mandarijnen, een pakje boter. Meer niet.  Voor de boodschappen komt ze hier niet. Aandacht moet ze hebben.  Maakt niet uit van wie. Ze loert constant op mogelijke slachtoffers. Berg je maar als ze je beet heeft.

Zodra ik de super binnenloop, spot ik Toos. Bij de toiletrollen staat ze nu. Ze bekijkt zogenaamd de koopjes: vandaag veertien wc-rollen voor twee euro tachtig.  Ze ziet een slachtoffer naderen en  slaat efficiënt toe. Ze toont een voordeelpak chocoladespritsen aan de wat wazige, ongeschoren en sjofel geklede Surinamer.

‘Dat is toch een kòpie, meneer? Negenenzeventig eurocent,  die spritsjes. Waar kunnen ze dat van doen? Ik heb ze vorige week zèlf gekocht.’ De man maakt een afwerend gebaar.

‘U zult er beslist geen spijt van krijgen. Maar ja, jullie Indo’s eten natuurlijk veel liever spekkoek enzo , hè?' De man zegt hoofdschuddend, dat hij geen Indo is maar Congolees en loopt naar het biervak, wurmt een blikje uit een sixpack, opent het, drinkt een paar slokken en gaat ermee naar de kassa.

Nu heeft ze mij toch nog te pakken: ‘Hallo meneer. Ook weer lekker vroeg op de been? Ze kakelt nog wat. Ik reageer niet , want als ik wat terug ga zeggen, ben ik verkocht. Ik wijs naar mijn oordopjes: ‘Ik  versta je niet’. Ik wil verder lopen. Ze wappert voor mijn neus met pleisters uit de bak voordeelaanbiedingen. ‘Vijf pakken bétadinepleisters voor twee euro vijftig. Een kòpie. Hoe kan het  voor die prijs?  Ik heb maar gelijk tien pakken gekocht. Pleisters, daar kan je beter niet om verlegen zitten. Een ongeluk zit immers in ……. ‘  Het is Toos ontgaan dat ik inmiddels bij de vrieskist sta om daar een zak zalmmoten te scoren. Het deert haar niet. Naadloos zet ze haar gezever over die pleisters voort tegen haar volgende slachtoffer.

Wat staat er nog op mijn lijstje? Drie flessen Spa Rood. Een sixpack bier, het huismerk van deze super, een goedkoop en desondanks lekker biertje. Als ik mijn zonen dit bier voorzet, kijken ze me hoofdschuddend aan: ‘Waarom koop je nou  altijd dit zwerversbier, ouwe gek?’

Als ik heb afgerekend, zitten er nog tien statiegeldflessen in mijn tas. Vergeten! Nu ga ik echt niet meer terug. Niet weer langs die lijpe Toos. Oh nee. Volgende week dan maar. Natuurlijk, daarom haat ik die vrouw. Ze maakt me in de war met haar gezeur. Ik ga maar eens bij een andere super shoppen.  Of zal er in elke super zo’n ‘weirdo’ rondlopen? 

woensdag 9 augustus 2023

HAAR (3)

Klaar ben ik nog niet met deze ‘haar’-stukjes.  Wenkbrauwen, hoofdhaar, het haar in m’n bilnaad, allemaal mag het blijven zitten. Op dat piepkleine beetje hoofdhaar dat ik nog heb, ben ik erg zuinig. Het epileren van mijn wenkbrauwen en de bilnaad is me te veel gedoe.

Ik zit op de rand van mijn bed. Op de vloer voor me wemelt het van de haren. Als ik klaar ben ruim ik alles wel op. Mijn borstharen moeten er nu aan geloven. Heel soepel laten die zachte breekbare haartjes daar, zich verwijderen. In een moment van onoplettendheid raak ik met de shaver mijn kleine linker tepeltje. Ik schreeuw het uit. Gooi direct de shaver uit mijn handen. Mijn tepeltje bloedt heftig; ‘t doet pijn. Gevoelig plekje, hoor! Er zit een sneetje in. Vloekend, stampend, verbijt ik de pijn. Altijd als ik veel pijn heb, vraag ik me af of ik overdrijf, want ik schijn me nogal eens aan te stellen. Maar goed, ik moet het wondje tòch ontsmetten: betadine smeren dus en omdat de tepel nog steeds bloedt, plak ik er een pleister op. Normaal een moeilijke plek voor pleisters maar op deze onthaarde huid geen probleem. Nadat ik mijn shaver heb teruggevonden onder de hometrainer gaat het ontharen van de rest van mijn borst, zonder probleem.

Van de borst zak ik met de shaver af naar mijn buik. De weinige haartjes die daar zitten zijn in een mum van foetsie. Dan zijn nu de schaamharen de lul. De (grijze) haren van de schaamstreek zijn te lang voor de shaver. Ik moet de schaamharen eerst kortwieken met een gewone schaar. Een secuur werkje; één moment van onachtzaamheid of er zit een knip in mijn zak.   Het gaat het goed. Althans het knipgedeelte. Met de shaver wil ik die huid glad maken maar dat stuit op problemen.  De shaver snijdt sommige haartjes niet net boven de huid af maar hij trekt ze er genadeloos uit, wat enkele licht bloedende wondjes tot gevolg heeft. Dit doet een beetje pijn. Tsja, wie mooi wil zijn …

Aan de haren op mijn zak doe ik nu verder. Laat maar lekker zitten. De langste haren heb ik al heel voorzichtig weggeknipt en daar laat ik het bij. Mijn zak is tè kwetsbaar om er met een shaver overheen te gaan rauzen. Dank je de koekkoek. Ik vind het zo wel mooi zat.

Zo, nu nog wat Nivea bodylotion smeren op de onthaarde plekken. Prikt wel een beetje. Zelfs Nivea kan dus prikken. Héél eventjes maar. De stofzuiger mag het laatste restje van deze klus doen: de zooi opzuigen voor m’n bed.

Ik kan het niet laten om mezelf even in de spiegel te bewonderen. Ziet er zo toch weer heel anders uit. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand … Jezus Christus … wat stom! Ben ik die zwaar behaarde armen helemaal vergeten te doen; geen gezicht zeg. Kan ik potverdikkeme  wèèr gaan beginnen!

dinsdag 8 augustus 2023

HAAR (2)

Twee keer per jaar krijg ik de kriebels: dan moet al het haar van  mijn lijf. Voor zover ik erbij kan althans. Ik verwijder die haren altijd in m’n eentje; wil er beslist niet bij geholpen worden. (Ik kan er niet zo goed tegen om uitgelachen te worden).

Mijn vriendin heeft er echter niks op tegen als ik háár een handje help. Zij duwt haar tondeuse in mijn hand en vraagt me, zonder dralen, om haar bikinilijn even bij te werken.

Ik krijg de ‘kaalscheerkriebels’  in de prille lente èn zo om en nabij de aanvang van het Internationale Filmfestival van Rotterdam (IFFR). In januari dus meestal. ’

Ik begin altijd met mijn benen. Het zwarte haar op mijn witte benen heeft een hoge groeidichtheid en als ik daar nooit wat aan zou doen, zouden die haren alsmaar doorgroeien en misschien wel zo lang worden als bij een chimpansee. Voor het verwijderen van de haren gebruik ik de Panasonic bodyshaver. Zo een die ook onder de douche bruikbaar is. Dat heb ik één keer geprobeerd. Geen succes.  De eerste scheerbeweging is gelijk al schurend. Ik zie het absoluut niet zitten om mijn schaamhaar en wat daar verder allemaal in de buurt zit nat te scheren.  Buiten de badkamer, met wat beter licht, zie ik pas goed wat voor schade ik heb aangericht: mijn rechterbeen ziet er uit alsof het door een stevige kater als krabpaal gebruikt is. Vele lange halen op dat been, waarvan sommige tot bloedens toe. Voor dié dag heb ik er genoeg van. Met één behaard en één bekrast been ga ik naar mijn werk. Ik werk dan nog. Gelukkig heb ik werk waarbij ik niet in korte broek hoe te komen. (Wie wel eigenlijk? )

Maar goed … niet meer nat scheren dus.  Droog, met die Panasonic, duurt het wel wat langer maar is het pijnloos. Mijn linkerbeen is nu mooi glad. Ik smeer er wat Nivea, op waardoor dat been ook nog een vrolijke glans krijgt.  Op dat andere been heb ik bétadine gesmeerd; fraai ziet dat er niet bepaald uit met die bruine vlekken. Maar desinfecteren is echt nodig.

Met de oksels heb ik geen enkel probleem. Het okselhaar scheer ik zó weg … een makkie.

Scheren doe ik altijd  op het randje van mijn bed. Flink wat haren liggen nu al voor mijn bed op de vloer: de peper- en zoutkleurige haren van m’n oksels en de harde donkere haren van mijn benen. En dan moet nog het borst- en schaamhaar gedaan worden maar daar zal ik hier niet over uitwijden.

maandag 7 augustus 2023

HAAR (1)

Haar. Veel mannen, vooral vijftig plussers, hebben er veel te veel van. Behalve dan op hun hoofd, hetgeen wel heel makkelijk wordt afgedaan met de platitude: ‘Op hersens groeit geen haar. ‘

Mijn oorharen groeien bijvoorbeeld zo snel als bamboe. Dagelijks moet ik er met de oortrimmer doorheen cirkelen  om te voorkomen, dat de oorwurm toeslaat. De oorwurm die zo goed gedijt in warme ruimbehaarde gehoorgangen.

Het is niet eens zo simpel, dit ontharen. Je ziet niet goed wat je doet en het gevaar dreigt, dat je te veel oorhaar wegtrimt, hetgeen tot oorsuizingen, evenwichtsstoornissen en op den duur tot algehele doofheid kan leiden. Vandaar dat ik mijn gehoorgangen nooit echt gròndig durf aan te pakken. Ik  vind het ook weer geen karweitje om aan mijn vriendin over te laten. Misschien zou ze het wel voor me willen doen, als tegenprestatie voor het driemaandelijks ritueel van het epileren van haar bilnaad. Maar ik wil haar gewoon niet lastig vallen met mijn oorharen. Zij heeft wel wat anders aan haar hoofd.

Tot een jaar terug vroeg ik haar nog wel eens, nadat ik mijn oren had gedaan: ‘Ziet het er netjes uit, schat?’  Steevast antwoordde ze, dat het er niet uit zag, dus……

Eén keer heb ik m’n oorharen laten verwijderen door een Turkse kapper: die brandt met de grote vlam van zijn aansteker alle haartjes rigoureus uit mijn oren. Mijn vriendin is razend enthousiast: ‘Geweldig, jongen! Eindelijk heb je de slag van het trimmen te pakken!’.

Mijn neus is bijna het zelfde verhaal. Alleen groeit dat haar daar niet zo snel. Een keer per week moet ik mijn neus een trimbeurt geven met de neustrimmer, dat is precies het zelfde apparaat als de oortrimmer maar omdat ik die nu  voor de neus gebruik noem ik hem domweg neustrimmer. Ik houd die neushaargroei netjes bij. 

Als vrouwen het over de lange neusharen van een man  hebben, zie ik ze niet alleen een vies gezicht trekken  maar ook hoor ik nogal eens de woorden ‘onsmakelijk’ en ‘misselijkmakend’ vallen. En eerlijk is eerlijk: het is toch niet om aan te zien. Het is alsof er talloze vliegenpootjes uit hun neusgaten bungelen. Vandaar dat ik het verschijnsel zo rigoureus aanpak.

Het trimmen van de neus moet met beleid gebeuren. Godzijdank zit de neus op een geheel andere plek dan het oor. Daar is veel beter te zien wat je aan het doen bent.

In de vorige eeuw schreef een dichter eens:

‘Ik ben zo blij, zo blij,

dat mijn neus van voren zit

en niet opzij’

Deze schrijver mòèt wel  toegewijde neustrimmer geweest zijn. Het allerleukste daarvan is het kietelgevoel, dat de trimmer in de eigen neus teweeg brengt. Het is een extreem hoge en scherpe sensatie, die net niet de pijngrens overschrijdt. Heel apart en toch aangenaam.

(Dit verhaal werd eerder gepubliceerd in augustus 2022) (morgen meer over ‘haar’).