De weekboodschappen doe ik zo vroeg mogelijk op zaterdag. Het liefst om acht uur al of iets
later.
Het is dan rustig. Er zit echter een addertje onder het gras: Toos slaat rond die tijd ook toe. Haar e-bike
staat tegen de winkelruit. Ze is dus al binnen. Ik moet haar zien te ontlopen. Haar grote boodschappentas heeft ze onder haar
winkelwagen geschoven. Veel te groot die tas. Ze koopt zowat niks: mandarijnen,
een pakje boter. Meer niet. Voor de
boodschappen komt ze hier niet. Aandacht moet ze hebben. Maakt niet uit van wie. Ze loert constant op mogelijke
slachtoffers. Berg je maar als ze je beet heeft.
Zodra ik de super binnenloop, spot ik Toos. Bij de
toiletrollen staat ze nu. Ze bekijkt zogenaamd de koopjes: vandaag veertien wc-rollen
voor twee euro tachtig. Ze ziet een
slachtoffer naderen en slaat efficiënt
toe. Ze toont een voordeelpak chocoladespritsen aan de wat wazige, ongeschoren
en sjofel geklede Surinamer.
‘Dat is toch een kòpie, meneer? Negenenzeventig eurocent, die spritsjes. Waar kunnen ze dat van doen? Ik
heb ze vorige week zèlf gekocht.’ De man maakt een afwerend gebaar.
‘U zult er beslist geen spijt van krijgen. Maar ja, jullie
Indo’s eten natuurlijk veel liever spekkoek enzo , hè?' De man zegt
hoofdschuddend, dat hij geen Indo is maar Congolees en loopt naar het biervak,
wurmt een blikje uit een sixpack, opent het, drinkt een paar slokken en gaat
ermee naar de kassa.
Nu heeft ze mij toch nog te pakken: ‘Hallo meneer. Ook weer lekker
vroeg op de been? Ze kakelt nog wat. Ik reageer niet , want als ik wat terug ga
zeggen, ben ik verkocht. Ik wijs naar mijn oordopjes: ‘Ik versta je niet’. Ik wil verder lopen. Ze
wappert voor mijn neus met pleisters uit de bak voordeelaanbiedingen. ‘Vijf
pakken bétadinepleisters voor twee euro vijftig. Een kòpie. Hoe kan het voor die prijs? Ik heb maar gelijk tien pakken gekocht.
Pleisters, daar kan je beter niet om verlegen zitten. Een ongeluk zit immers in
……. ‘ Het is Toos ontgaan dat ik
inmiddels bij de vrieskist sta om daar een zak zalmmoten te scoren. Het deert
haar niet. Naadloos zet ze haar gezever over die pleisters voort tegen haar
volgende slachtoffer.
Wat staat er nog op mijn lijstje? Drie flessen Spa Rood. Een
sixpack bier, het huismerk van deze super, een goedkoop en desondanks lekker
biertje. Als ik mijn zonen dit bier voorzet, kijken ze me hoofdschuddend aan: ‘Waarom
koop je nou altijd dit zwerversbier,
ouwe gek?’
Als ik heb afgerekend, zitten er nog tien statiegeldflessen in mijn tas. Vergeten! Nu ga ik echt niet meer terug. Niet weer langs die lijpe Toos. Oh nee. Volgende week dan maar. Natuurlijk, daarom haat ik die vrouw. Ze maakt me in de war met haar gezeur. Ik ga maar eens bij een andere super shoppen. Of zal er in elke super zo’n ‘weirdo’ rondlopen?