dinsdag 31 maart 2015

BAARD

Het laten staan van een baard heeft uiteenlopende reacties tot gevolg. Aanvankelijk opperen kennissen, dat de scheermesjes ‘zeker’ op zijn en dat ik  geen geld heb voor nieuwe mesjes. Katja, een vriendin,  maakt me er duidelijk op attent, dat ik me nu echt moet scheren, want het is zó geen gezicht, zó onverzorgd.  Een stuk onvriendelijker klinkt het uit de mond van mijn vrouw:
‘Als je maar niet denkt, dat ik zo naast je ga lopen, zitten, of  staan.’
Mensen die ik een tijdje niet gezien heb, doen net of ze me niet kennen of zeggen achteraf dat ze me niet herkend hebben. Mijn zus Maria, die een kinderopvangbedrijf heeft, denkt gezien het hoge wit/grijsgehalte van mijn baard, dat ik voor hulpsinterklaas studeer. Ze  wil me al gelijk boeken voor het Sinterklaasfeest op 5 december.
Voor mijn  zonen ben ik, met baard  de IGLO Visstick-held. Ze begroeten me dan steevast met:
‘Ha, die Kapitein Iglo?’

Grappig is het te ervaren hoe mensen van houding veranderen naar mij als baarddrager. De reactie van vrijwel alle mannen in mijn omgeving is:  ’Staat je goed maar je lijkt wel een stuk ouder’.

Bij vrouwen maakt het nogal wat uit of ze het gevaar lopen door mij gekust te worden. Veruit de meeste dames geven de voorkeur aan een glad geschoren hoofd met een lekkere after shave. Van de schurende ‘touch’ van een ongeschoren kop ‘van enkele dagen’, willen dames vaak niks weten.
Uit eigen ervaring weet ik: de schurende touch is niet leuk.
Mijn vader dacht grappig te zijn: ‘Zal ik  je een beschuitje geven, jongen?’ Vraagt hij op een jolige toon aan mij. Ik ben dan vier. Hij pakt me op en schuurt met zijn ‘ongeschoren kop’ over mijn zachte kleuterwangetjes. Mijn rechterwangetje voelt de hele dag heet en pijnlijk aan. Natuurlijk moest ik hard huilen. Het deed pijn! Hij deed het veel te hard. Mijn vader zei toen lachend dat ik me niet zo moest aanstellen en dat ik een mietje was. Ja, toen al….en eigenlijk had paps daar wel gelijk in.

Een baard hebben  is toch weer heel anders dan ‘niet goed geschoren’ zijn. Een baard is een  tamelijk volumineus harig omhulsel van wang, kin, hals, onder- en bovenlip. Dominant aanwezig op   het gezicht.

Van mijn buurvrouw Yvette, weet ik via, via, dat ze me ‘iets meer dan aardig’ vindt. Ze grijpt elke kans aan om me te zoenen. Oók nu ik een baard heb! Yvette is echt een voorbeeld van een vrouw die ‘door een baard heen’ kan kijken. Haar gaat het duidelijk om mij, baard of geen baard. Met dat zoenen van Yvette bedoel ik,  gewoon zoenen, op de mond of de wang. Nee, tongen doe ik niet met Yvette, hoewel ik zeker weet dat ze dat graag zou willen.

Petra en ik werken in de kleine uurtjes bij de ‘dierenambulance.’Wij helpen alleen kleine lieve diertjes zoals goudhamsters, cavia’s, parkieten, roodborstjes, dwergkonijntjes, eekhoorntjes en kikkers.
Petra is typisch een vrouw, die  helemaal niks van baarden  moeten hebben. Daarentegen is ze heel lief is voor de  aaibare kleine zachte diertjes als cavia’s en hamstertjes maar een baarddrager aanraken zal ze nooit doen. Ze is gewoon afkerig van ze. Als ze er een ziet lopen zegt ze:
‘Moet je kijken, die griezel, die engerd, die izegrim, die landloper daar.’
Nu ik zelf een baard heb, houdt ze zich een beetje in maar er is duidelijk veel meer afstand tussen ons. Ze is minder amicaal en mijdt angstvallig iedere aanraking.
Op mijn fris geschoren wangen zoende ze me bij elke feestelijke gelegenheid. Sinds de dag dat ik mijn baard liet staan,  ben ik jarig geweest, is mijn vrouw bevallen van een tweeling en  was ik vorige week twaalf en een halfjaar bij de zaak: Petra feliciteert me hartelijk, schudt me de hand en that’s it!. 

Een van mijn nichtjes, het lelijke eendje van de familie,  Toosje 11 jaar oud, ontmoet ik weer eens op een verjaardagsfeestje. Ze begroet me en wil me kussen. Hoorbaar en zichtbaar gruwt ze bij de aanraking van haar puistige wangetje met mijn behaarde wang. Ze probeert de walging te onderdrukken als ze me aankijkt.
‘Oom Jee, ik …. ‘
‘Laat maar, Toosje,’ zeg ik tegen haar, je vindt het zeker een vies gevoel hé, die baard van oom Jee?’
‘Vies ja’, ze knikt en giechelt.

Ik vraag me nu even af, waarom ik Toosje toestond mij te zoenen. Achter haar lelijkheid zag ik haar schoonheid. Daarom. Zij kan dat nog niet.   

maandag 30 maart 2015

BITCH

‘Bijna drie jaar geleden heb ik je al gezegd, dat ik wilde scheiden. Je had toen stiekem je pillen (lithium) tegen je stoornis niet geslikt. Je werd hypomaan en iedereen in je omgeving werd gek van je.  Je maakte mij voor rotte vis uit, je zonen waren niet goed bij hun hoofd en de leden van de toneelvereniging hadden het stuk voor stuk te hoog in de bol. Aan jou … aan jou mankeerde natuurlijk helemaal niets. Ik wilde dit niet nog een keer meemaken.’ Dit zei mijn vrouw vier weken geleden tegen mij.
Mijn reactie toen was dat ik beslist niet wilde scheiden. Ik heb er sowieso al geen geld voor. Niet om helemaal opnieuw te beginnen. Niet voor een huisje en al helemaal niet om het helemaal in te richten. Bovendien vond ik het in en in treurig om al het positieve van ons samenzijn van 1970 tot  nu (45 jaren maar liefst) bij het grof vuil te zetten.

Bijna drie jaar hoor ik haar niet meer over scheiden. Wel koestert zij in die drie jaar haar woede jegens mij. Dat uit zich dikwijls in een grafstemming zolang we met z’n tweetjes thuis zijn. Komt er bezoek dan slaat haar stemming om naar een tot hysterie neigende vrolijkheid. Zelfs tegen mij doet ze dan opgewekt. Drie sombere jaren samen waren dat. Maar het kan nog erger. Ongeveer drie weken geleden, slaat de vlam in de pan.  Ik heb dat al eens eerder beschreven. Zij zet, zonder mij wat te vragen, wat spulletjes, in de net opgeruimde kasten in mijn kamer.  Dat wil ik niet. Ik wil niet dat mijn kast weer volgestouwd wordt. Háár spulletjes zet ik weer terug in háár kasten. Als ze dat ziet springt ze, als door een adder gebeten, op en scheldt mij luid en duidelijk uit voor ‘lul’ en ‘klootzak’.
Mijn vertrek uit háár huis was op slag  weer actueel geworden. Wij wonen hier dan wel acht jaar samen in dit huis, dit is niet òns huis. Het is háár huis. Zij is verliefd op dit huis. Dit huis is haar geliefde. Als mijn vrouw het voor het zeggen krijgt, kan ik bij een scheiding dit huis wel vergeten. Maar daar is nu nog geen sprake van. We blijven gewoon bij elkaar. Ons huwelijk is daar te waardevol voor.
Het enige waar we beiden eigenlijk al die jaren altijd héél slecht in zijn geweest is neuken. Het was echt om te huilen, elke keer weer. Hoewel we uiteindelijk toch twee prachtige zonen bij elkaar hebben geneukt … al zeg ik het zelf.  
Nu ik toch dit tussenstapje bewandel: ik durf er om te wedden dat er op de hele wereld geen echtpaar te vinden is, dat in 45 jaar zo weinig geneukt heeft. Deze extreem lage score wordt,wat in feite heel logisch is, goedgemaakt door het uitermate hoge aantal masturbaties mijnerzijds.
Wie weet halen we het Guinness Book of Records als de exacte cijfers bekend zijn.

Het gebeurt wel eens dat mensen aan mij vragen.
 ’Wat is dat nou voor een type, die vrouw van jou?’ Dan is mijn antwoord tot nu toe, altijd positief. Zelfs al is de sfeer thuis om te snijden. Ik ben trots op haar, zeg ik dan en ik vertel, dat zij een leuke, mooie, gezellige, intelligente, sociale en creatieve vrouw is.
Op een party ontmoeten mijn vrouw en een vriend van mij elkaar. Mijn vriend vertelt haar over mijn positieve bewoordingen aan haar adres.

Als we thuis zijn vraagt mijn vrouw aan mij:
’Waarom ben je toch altijd zo positief over mij? Waarom zeg je niet gewoon dat ik een bitch ben!’

Natuurlijk is ze dat ook, soms. Maar voor mij prevaleren toch nog die positieve eigenschappen. 

zondag 29 maart 2015

MATHÄUS-PASSION

Op deze zondagmorgen ga ik met Daphne, een gezamenlijke vriendin van mij en mijn vrouw ( maar toch vooral van mijn vrouw) naar de Mathäus-Passion in de Laurenskerk. Om half elf gaat het beginnen. Het is teringweer en we moeten een kwartier lopen. Het stortregent en de paraplu die ik bij me heb, heeft het binnen vijf minuten begeven. Zeiknat komen we in de kerk aan. De kerk is stampvol. De passion is op zich gratis maar we hadden wel een stoeltje moeten reserveren of kopen. Nu moeten we plaatsnemen op de ongenummerde stoeltjes, helemaal links achteraan vlak achter een pilaar met een diameter van een meter. We zitten tussen veel grijze, kale gereformeerde koppen, gestoken in een zwart kostuum met daaronder een wit overhemd met zwarte stropdas. De dames, met hun uniforme grijsblauw permanentje, vertonen zich zowaar iets kleurrijker.
Het orkest klinkt goed. Violen, bassen, cello’s, dwarsfluiten en het magnifieke  kerkorgel van de Laurenskerk. Er wordt nogal hard gespeeld, te hard, als je het mij vraagt.  Ze stopten met spelen toen de predikant uit de bijbel ging lezen:
‘Jezus zond twee discipelen uit en zei tegen hen: Ga naar dat dorp ginds en je zal een vastgebonden ezelin vinden, met een veulen. Maak haar los en breng haar bij Mij. En als iemand daar wat van zegt, zeg dan, de Heer heeft ze nodig. Hij zal ze snel weer terugsturen.

Het orkest zet hard en meedogenloos ‘Geduld, Geduld’ in. De bas en bariton hebben de grootst mogelijke moeite om er met hun toch al beperkte capaciteit bovenuit te komen. O ja, want dat ben ik nog vergeten te vermelden, de toegangsprijs is gratis, omdat de Passion uitgevoerd wordt door goedwillende amateurs. Aan het slot van ‘Geduld, Geduld’ neemt het hele koor als het ware wraak op het oorverdovende orkest door zò hard te gaan zingen dat, behalve het orgel, vrijwel geen muziekinstrument er bovenuit kan komen. De dirigent geeft als een wezenloze décrescendo aan naar zijn koor. Maar dat trekt zich er  (terecht) niks van aan en gaat zo crescendo als het maar kan, want die koorzangers willen zich ook wel eens laten horen.
Dan gaat de predikant verder:
‘Uw Koning komt naar u toe, zachtmoedig en rijdend op een ezel en een veulen. De discipelen brachten de ezelin en het veulen naar de Heer, ze legden hun klederen op de ezelin en het veulen en Hij ging daarop zitten. De mensen langs de weg spreidden hun klederen op de weg, braken takken van bomen en wierpen die op de weg.’

Ik moet eerlijk zeggen, dat ik beslist niet zo goed kan zingen als die solisten van het koor. Bij lange na niet zelfs. Maar ….. nu het orkest zich eindelijk een beetje gedraagt en niet meer zo onbeschoft hard speelt lukt het de bas, bariton en sopranen eerlijk gezegd nog steeds niet om een voor mij hoorbaar stukje tekst te zingen. De eerste en de laatste drie, vier woorden van een zin worden krachtig, duidelijk en meestal ook heel zuiver gezongen maar naar de tekst die daar tussen zit moet ik meestal  maar raden. Jammer.
De predikant beëindigt zijn bijbelverhaal.
De mensen langs de weg en zij, die voorop liepen en hem volgden riepen: Hosanna voor Hem, die komt in de naam des Heeren. En toen Hij Jeruzalem binnenging, kwam de hele stad in rep en roer. ‘Wie is dit?’ zeiden zij. ’Dit is de profeet Jezus van Nazareth in Galilea,’ zeiden zij.

De Matthäus-Passion duurt alles bij elkaar zo’n vier uur.  We zitten nu op de helft. Er is nu een uurtje pauze ingepland. Daphne en ik kijken elkaar aan:’Wat zullen we doen? Kappen we of blijven we hier tot half vier zitten? We besluiten om een broodje te kopen, ergens wat te drinken en naar huis te gaan.

Het regent zo mogelijk nog heftiger dan vanmorgen. Bij mij thuis drinken we om warm te worden nog een kop koffie en ondertussen luisteren we naar een professionele versie van de Matthäus-Passion van het Collegium Vocale Gent. Die vond ik op Spotify.  Dit is wel even wat anders dan wat d’oprechte amateur er vanmiddag van bakte. Maar ik mag natuurlijk geen appelen met peren vergelijken.

zaterdag 28 maart 2015

UIT ELKAAR

Ik ben nog steeds geen 11 jaar. Mam doet de laatste tijd zowat niks meer. Daarom geef ik mijn kleine broertje, Léon maar de fles en schone broeken. Zijn poep ruikt niet lekker maar niemand zijn poep ruikt toch lekker?! Léon is heel lief, hij huilt weinig, hij is een echte lachebek. Als alle mongooltjes zo zijn mogen we niet mopperen, vind ik. Mam is duidelijk nog steeds niet de oude. Ze huilt veel, ligt meestal in bed en zegt tegen mij dat ik haar werk maar moet doen. Dat kan ik toch echt niet allemaal in m’n eentje doen. Mijn zusjes en pap kunnen toch ook wel eens wat doen. Maar mijn zusjes weigeren boodschappen te doen en pap valt na zijn werk gelijk in slaap op de bank. Dus ik moet toch alles doen. De allervervelendste taken vind ik  bedden verschonen (die piesbedden elke dag!), stofzuigen en eten klaarmaken.

De grote zoon van onze buren komt steeds bij mam op bezoek. Hij is een grappige man. Heel  groot en dik. Ik weet niet precies hoe oud hij is, misschien wel 25. Als hij bij mam is hoor ik mam soms ineens hard lachen. Soms blijft hij wel van 11 uur  ’s morgens tot vlak voordat pap uit zijn werk komt. Dan gaat hij naar de zaak, zegt hij. Hij is kok in een restaurant. Tegen mij heeft hij wel eens gezegd wat hij  kan maken … allemaal heel moeilijke namen … Franse namen …  binnenkort gaat hij  voor ons eten klaar maken. Dat vind ik een goed idee want dan hoef ik tenminste een keertje niet te koken.

Toevallig hoor ik mam en pap praten. De deur van mams slaapkamer staat op een kier. Pap zit op de rand van haar bed. Mam is aan het praten ‘…… dus zit er niks ander op dan dat we uit elkaar gaan’. Pap, die zijn stinkende werkgoed nog aan heeft, laat zich languit vallen op mam d’r bed en barst in huilen uit. Het is de tweede keer dat ik pap hoor huilen. De eerste keer was bij het voetballen; toen werd er een bal hard op pap zijn zak geschoten …. dat deed erg pijn …..  …… maar nu heeft hij meer verdriet.
Pap loopt nu al zeker drie weken te huilen. Niet de hele dag gelukkig. Hij loopt  gebogen met zijn rug. Met zijn gezicht naar de grond.  Als een zwak, zielig mannetje, zo ziet hij er nu uit. Hij gaat ook al een poos niet naar zijn werk ….pap zegt:’ik kan het niet opbrengen.’ Rare uitdrukking eigenlijk: hij kan zijn werk niet opbrengen … waarop dan? Nou ja,….
Mam wordt gelukkig weer wat vrolijker en actiever. Dan kan ik tenminste weer eens wat voor mezelf doen. Weet je wat ik stom vind? Dat mam vrolijker wordt en pap steeds verdrietiger.
  
Pap zit droef in zijn stoel voor zich uit te kijken. Ik vind het heel zielig voor hem. Hij was af en toe wel bozig en schreeuwerig tegen mij en hij stonk ook meestal wel zuur maar hij werkte wel heel hard op de schoolmelkvrachtwagen, voor centjes voor ons allemaal.
Vandaag woont pap voor de laatste dag bij ons. Ik moet daarom ook huilen. Pap ook. Mam niet. De zoon van de buurman komt vandaag  koken voor ons allemaal. Omdat pap weggaat. Hij maakt Coq au vin; kip in rode wijn, met allerlei groentes en patatjes. (De zoon van de buurman heeft me geleerd hoe je coq au vin moet schrijven want eerst schreef ik helemaal fout ’kok o ven’ .)
Pap heeft duidelijk geen trek. Hij zit alleen maar een beetje met zijn patatjes te spelen.


Na het eten brengt de zoon van de buurman pap naar zijn nieuwe huisje een half uurtje rijden hier vandaan met de auto. Als pap weg is zegt mam tegen mij, mijn zusjes en Léon, dat we voortaan pap mogen zeggen tegen de zoon van de buurman. Hij blijft voortaan ook bij ons slapen. Bij mam in bed.

vrijdag 27 maart 2015

HUMEURIG

Nog steeds ben ik 10 jaar. Als het grote vakantie is, ben ik pas jarig, dat vind ik jammer want ik mag nooit eens in de klas trakteren. Een keer mocht het wel, toen ik negen werd. Van die lekkere karameltoffees en van die rode zuurballen trakteerde ik toen. En wat er overbleef heb ik met mam en pap en mijn zusjes thuis opgepeuzeld.
Met mijn beste vriend, Thom, ging ik alle klassen nog langs.  De meesters kregen een sigaret van mij. ‘Gefeliciteerd’ zeiden die meesters, pakten een sigaret uit mijn pakje, rommelden in hun lessenaars en haalden er een stomme kaart uit. Een kaart met een molen en paar koeien of een kaart met een vrachtauto. Ik houd helemaal niet van koeien, molens en vrachtauto’s. Ik heb al die kaarten gelijk in de prullenbak bij mij in de klas gegooid, op één na: een foto van het hoofd van Abe Lenstra.  Pap zei altijd dat Abe Lenstra de allerbeste voetballer was, dus gaf ik die kaart aan Pap. Ik dacht dat hij er wel blij mee zou zijn.  ‘Wat is dat?’ vroeg hij. Ik zei: ‘Nou, kijk dan pap, Abe Lenstra.’ ‘O,’zei hij en keek verder naar een cowboyfilm op de televisie.
Mam had al een eerder tegen me gezegd dat pap altijd al zo was; hij kon niet zo goed blij zijn. ‘Boos kon hij wel heel goed zijn’ zei mam. Nou dat hoefde ze mij niet te vertellen, dat wist ik heus wel. Hij schreeuwde dan zo hard dat mijn oren er pijn van deden. Pap was eigenlijk alleen maar boos op mam en op mij. Toen ik eens stiekem een gesprek afluisterde tussen mam en tante Lien, toen hoorde ik mam zeggen, dat ik haar oogappel was. Oogappel betekent lievelingetje. Raar, wat heeft dat nou met ‘oog’ en ’appel’ te maken. In ieder geval was pap daarom jaloers op mij, denk ik dan.
Pap is ook een beetje knorrig, omdat mam steeds dikker wordt. ‘Ja,’’zei mam,’ik eet de laatste tijd een beetje te veel pannenkoeken.’ Dat was helemaal niet waar. Dat zei ze de laatste keer ook. Toen kregen we mijn jongste zusje er bij.. Nee, ik weet het haast wel zeker: we krijgen er nu weer een broertje of een zusje bij. Maar ik doe net of ik van niks weet. Want ze kan toch al niet zo veel hebben de laatste tijd. Mijn zusjes trappen natuurlijk wel in dat leugentje van mam, want die zijn nog niet zo slim.
Nu mam steeds dikker wordt, wordt ze ook steeds chagrijniger. Ze is ook altijd maar moe. Toen mijn jongste zusje nog bij mam in d’r buik zat, was mam altijd vrolijk en druk in de weer …(ook raar hè zo’n uitdrukking: ‘in de weer ….’ zit je dan echt in de weer?)

Pap stinkt. Mam kan daar niet tegen nu. Soms houdt ze haar neus dicht als pap uit zijn werk komt.
Pap werkt bij een melkfabriek. Hij is bijrijder op een grote vrachtauto. Kwartliterflesjes schoolmelk brengt hij ’s morgens vroeg naar alle scholen. Er gaan natuurlijk wel eens flesjes kapot en de melk  komt dan op straat terecht en op pap zijn kleren. En als het warm weer is wordt de melk in paps kleren zuur. Mam wordt daar misselijk van.  Moe, misselijk, chagrijnig, het zal ook wel met mijn nieuwe broertje of zusje te maken hebben.
Kort nadat Léon, ons nieuwe broertje geboren is, wordt mam langzaam weer  normaal.

Léon is een leuk ventje, met heel aparte ogen. Mam zegt dat Léon een mongooltje is ……. mongooltjes hebben allemaal zulke ogen.

donderdag 26 maart 2015

NAAR BED

Ik ben nu bijna tien. Ik moet zo naar boven, naar bed. Het is koud. Mam brengt  mijn zusjes naar bed. Ze zal ze wel lekker instoppen. Ze zijn acht, zeven en drie jaar.  Mam leest ze altijd Sneeuwwitje voor.  Dat sprookje hoef ik niet meer zo nodig te horen. Ik heb dat verhaal met die zeven slijmbal-dwergen nu al zo vaak gehoord.
Het is koud en als het koud is mag ik van mamma mijn pyjama op de kolenhaard leggen. Pap wil dat eigenlijk niet hebben maar hij zegt er niks van omdat ie weet dat ie dan ruzie met mam krijgt.
‘Kijk je wel uit dat je pyjama niet in de fik gaat, jongen?!’
‘Ja hoor pap, ik kijk uit.’ Ik weet eigenlijk niet eens wat ‘de fik’ is maar ik vraag het hem maar niet. Pap zit nu net zo lekker zijn krantje te lezen. Ik weet zeker dat wanneer ik hem wat vraag, dat hij een beetje chagrijnig gaat doen. Raar ….soms gaat hij dan ook ineens vloeken. Mam zegt dat dat komt, omdat pap de hele dag hard heeft moeten werken en dat we hem daarom ’s avonds na het avondeten met rust moeten laten.
Ik sta nu helemaal in mijn nakie voor de kolenhaard en doe mijn pyjama aan .  
Mijn vriend Tom heeft een veel mooiere: een Donald Duckpyjama zonder gulp en zonder knoopjes. De mijne heeft knopen en streepjes, blauwe en witte en een veel te grote gulp, waar mijn piemel steeds uitpiept.
Pap heeft zijn grote stinkvoeten naast zijn mok koffie op de bijzettafel geplant. In zijn sokken zitten grote gaten. Als pap zijn schoenen uitgetrokken heeft kom ik liever niet meer bij hem in buurt. Mam zegt ook altijd tegen pap dat hij, als hij uit zijn werk komt,  gelijk zijn voeten moet wassen ….. en ‘trek alsjeblieft ook gelijk een paar schone sokken aan,’ zegt ze dan. Als ze zoiets zegt tegen pap, moet mam altijd heel diep zuchten.
Pap had de krant uit zijn handen laten glijden en hij was een stukje naar opzij weggezakt in zijn stoel …. hij snurkt zachtjes. Ik pak mijn leesboek ‘Arendsoog en de avondmannen’ . Ik loop zachtjes naar boven en  halverwege de trap, roep ik knoerhard: ’Welterusten Pap!!’ Ik hoor pap grommen en brommen, ik hoor het bijzettafeltje omvallen en de koffiemok kapot vallen ………, ‘godgloeiendegodverdomme’ vloekt pap.  Nou, als ik zo’n lelijk woord zou zeggen, dan zou er wel iets voor mij zwaaien. Rare uitdrukking vind ik dat, want zwaaien is  toch iets leuks? Maar als er voor mij iets zwaait dan is dat weer helemaal niet leuk voor mij … nou ja…..
 Mam komt  net de slaapkamer van mijn twee oudste zusjes uit. Mam stinkt nog  naar de kamer van mijn zusjes, naar pies. Dat komt omdat mijn oudste zusjes nog in hun bed piesen … hun hele kamer stinkt daardoor naar pies ….. daar kunnen ze echt niks aan doen, hoor ….. die pies komt gewoon ongemerkt. Ze liggen nog te giechelen, die twee, hoor ik.
Mam buigt zich naar mij en geeft me een lieve zoen op mijn voorhoofd. ‘Welterusten, jongen, lekker slapen.’
Ik vind het heel fijn als mijn moeder me lekker instopt. Zeker met dat koude weer.  En ook dat ze het licht op mijn slaapkamer uit doet. Maar ik vraag het haar maar niet, want ze zal wel moe zijn na zo’n hele dag met drie van die bewerkelijke kinderen als wij;  vooral ik dan. Meestal als ik haar ’s avonds toch eens een keertje  iets vraag (iets voorlezen ofzo), dan zegt ze:

‘Ik dacht het niet, jongen, ik ben onderhand echt wel aan een bakkie koffie toe.’

dinsdag 24 maart 2015

HERSENINFARCT

Zondag heeft mijn schoonzus Betty, 87 jaar is ze alweer, een flinke herseninfarct gehad. Ze is die zondagochtend in haar bed gevonden door haar hulp. Betty ligt nu in het ziekenhuis. Hoe groot de vervolgschade zal zijn is nog niet duidelijk. Gisterenochtend was ze even wakker, maar verder die dag reageerde ze niet. Het voorspelt dus niet veel goeds.
Het is niet de eerste keer dat haar zoiets overkomt; eigenlijk is het een wonder dat ze nog leeft. In de afgelopen vier jaar heeft ze al twee beroertes gehad. Twee keer brak ze haar heup. Met als gevolg dat ze niet veel meer zelf kon. Aan- en uitkleden daar kreeg ze hulp voor. Koken, lukte niet meer. Zij en haar bezoek moesten het voortaan genoegen nemen met kant en  klaar maaltijden in plaats van een Indische rijsttafel. Ze moet met een rollator lopen; het gaat tergend moeizaam. Auto rijden mocht ze niet meer en dat deed ze zo graag. Als 84 jarige maakte ze binnenstad onveilig. Haar kleine rode Datsunnetje moest ze verkopen. Met tranen in haar ogen zag ze haar trouwe karretje de straat uit rijden.
Betty is net als mijn vrouw in Nederlands-Indië geboren. Haar twee kinderen zijn daar ook geboren. Tot 1958 heeft de familie daar gewoond  (in Pankalpinang op het eiland Banka) toen werden ze er door president Soekarno uitgeknikkerd. Sindsdien woont de hele familie in Rotterdam. 
In 1970 deed ik mijn intrede in de familie. De vader van m’n vriendin wilde niks van mij weten. Zo’n langharige met artistieke pretenties, dat is niks voor mijn dochter, dacht vader. Ik kwam de huiskamer niet ik. Wel mocht ik in de slaapkamer van mijn vriendin; op haar bed zitten.
 Daar stelt mijn vriendin me voor aan haar zus Betty. Zij is 42 jaar. Mijn ouders waren nota bene ruim twee jaar jonger dan die Betty. Zo’n intens vreemde ervaring vond ik dat! Het was trouwens een beeldschone vrouw. Slank,  fijn gezichtje, vrolijke lieve ogen en lang donker golvend haar. Verder maakte ze een heel frisse, opgewekte indruk. Ik was zeer onder de indruk van haar en dat  vertelde ook spontaan aan mijn vriendin.  Dat zij toen ernstig jaloers zou worden, was iets dat ik nooit had verwacht. Want mijn vriendin was en bleef natuurlijk nummer een en zij was nog veel en veel mooier!
Een dag of tien geleden, zegt mijn vrouw tegen me:‘Je hebt je regelmatig ‘op Betty’ afgetrokken, ….Jaaaa, dat heb je zelf tegen mij gezegd … .’ Ik sta perplex en stamel, dat ik zelfs nooit op het idee gekomen ben. Wat zou er met m’n vrouw aan de hand zijn??
Zou ze nog steeds van slag zijn van toen ik mijn Lithium pillen een tijdje niet slikte. Ik werd toen hypomaan. Druk, brutaal en vervelend.  Degene die er het meeste last van had was mijn vrouw. Ik maakte haar dan verwijten over van alles: uiterlijk, opvoeding, politiek, koken en niet te vergeten sex en … eerlijk is eerlijk: het gaat er meestal grof aan toe.
Een jaartje terug was ik met mijn vrouw bij Betty op bezoek, Ze revalideerde van een beroerte. Mijn vrouw ging op het balkon een sjekkie roken, toen zei Betty:
 ‘Jee, luister eens, jij moet niet meer zo lelijk doen tegen mijn zusje, hè. Ik wil niet dat je haar nog eens zo’n pijn doet …… jaaaaaa …… want ze is wel mijn zusje,  ze is wel mijn zusje, hè.
Ik wist niet wat me overkwam …. Ik wist niet wat ze bedoelde …wat heeft mijn vrouw allemaal zitten lullen tegen haar grote zus.  Wat mag ik dan verdomme allemaal niet meer doen met dat zusje van jou?
Blijkbaar heeft m’n vrouw bij haar oude zus zitten vuilspuiten over mij.

Dat vermanende vingertje van Betty is tot op heden een vervelende laatste herinnering haar.

maandag 23 maart 2015

HUILEN

Vandaag heb ik heel veel lopen huilen. Niet echt tot snikkens toe en ook niet met smartelijke bijgeluiden ofzo. Het was eigenlijk meer een soort grienen. Vooral onder het eten klaarmaken was het heftig. Ik schaafde de bietjes in plakjes en zolang als ik daarmee bezig was, liepen de tranen over mijn wangen.  Mijn vrouw zei laatst, dat zij op haar blote  knieën had liggen smeken om mij een aanbod voor een zeer goed betaalde full-time baan te laten aannemen. Zij had zelf toentertijd helaas geen energie om te werken. Ik sloeg die baan ondanks haar smeekbeden af. ‘t Was veel te zwaar voor mij. Wat heb ik aan een goed loon als ik binnen een paar maanden in de WW of WAO zit? Dit speelde dertig jaar geleden. Nog steeds is ze daarover heel erg boos op mij.

Aardappelen hoeven niet geschild te worden, want ik heb geschilde aardappelschijfjes om lekker te bakken. Dol ben ik op gebakken aardappelen. Al tijdens het openknippen van het aardappelschijfjespakje vloeien mijn tranen alweer.  
Gisteravond zag ik een film op tv. Een man bedreigde zijn vrouw. Zette een pistool op haar hoofd. Na enige seconden trok hij de revolver terug. De vreselijk geschrokken vrouw schreeuwde:’LUL …. KLOOTZAK!!’ En dat waren nou precies dezelfde woorden, die mijn vrouw tegen mij gebruikte met dezelfde intensiteit. Waarom? Ik had een paar dingen, die ze in mijn kast had gestald, teruggezet in andere kasten. Ik wilde mijn kast graag opgeruimd houden. Dat mocht niet. Ze was er furieus over en schold me grof uit.

De olie in de bakpan is heet. Ik doe de schijfjes er in. Het huilen … ik kan het niet stoppen. Kleine pijntjes …. maar alles bij elkaar….
Ik spreek Firas, mijn Syrische bovenbuurman aan. Keiharde muziek dendert in zijn huis maar zowat net zo hard in het mijne. Ik heb er last van. Natuurlijk. Keiharde Arabische muziek.
‘Dat is geen muziek,’ zegt Firas heel gevat, ‘het zijn religieuze gezangen.’
‘Ja hoor Firas,’ zeg ik, ‘hoe dan ook, die geluidsinstallatie van jou staat veel te hard. Zet hem voortaan zachter of koop een headset!’ Dan zie ik Firas in een flits naar mijn vrouw kijken, die achter mij staat. Hij stapt opeens op zijn fiets en is weg. Even later begrijp ik pas wat daar gebeurde. Mijn vrouw gebaarde naar Firas:’ laat die vent maar lullen, fietsen jij!’ Zo werd ik even mooi door m’n eigen vrouw voor lul gezet.

De geschaafde bietjes gaan in de magnetronschaal en ik geef ze alvast een shotje om een beetje op temperatuur te komen.
Ik sta nu even echt te janken … te schokschouderen … ik sta te snotteren; heb een zakdoek nodig.
 Vijfentwintig jaar geleden was ik eens een paar dagen fietsen, met vrienden. Ik zou eigenlijk vier dagen wegblijven maar het werden er maar drie. Met mijn thuiskomst verraste ik mijn eigen sneaky vrouw en mijn vriend de ultra hypocriet Piet B. Zij hadden dus van mijn afwezigheid gauw gebruik gemaakt elkaar eens nader te onderzoeken.  Mijn vrouw wil nooit wat kwijt over wat ze wel of niet heeft met andere mannen.  Maar bij wijze van uitzondering vertelde ze dat ze samen naar de bioscoop zijn geweest. Daarna hadden ze een goed gesprek gehad. Vandaag, 24 maart 2015 vertelt mijn vrouw mij pas, dat zij in dat gesprek aan de hypocriet Piet B. vertelde, dat ik tegen haar gezegd zou hebben, dat ik eigenlijk nóóit van haar gehouden heb. Een pertinente leugen! Ik houd nu al ruim 45 jaar intens van haar!
Waarom zou  mijn vrouw onder het genot van een wijntje zo’n soort leugen willen vertellen aan mijn ex-vriend de schijnheil Piet B.  Ik dacht dat ze zo de zakkenwasser Piet B. misschien wilde verleiden tot een intiemer samenzijn. Maar neen, dat was het niet. Minkukel Piet B. had haar graag besprongen maar mijn vrouw zegt dat ze hem niet leuk genoeg vond. Tja, het zal wel zo zijn …..

De aardappelenschijfjes moeten hoognodig gehusseld worden: de andere kant moet ook een korstje krijgen.

De worstjes nog bakken. Met boter en olijfolie. En weer brullen …. Het avondeten is nu bijna klaar: simpel dus: bietjes, gebakken aardappelen en saucijsjes. Toe een sinasappel. 

zondag 22 maart 2015

KROLS

De afgelopen nacht heb ik bijzonder slecht geslapen. Om voor mij onduidelijke redenen stond Thijs, onze gecastreerde kater, vanaf ongeveer 01.00 uur tot zeker 04.00 uur luidkeels onpasselijke geluiden te maken, alsof hij dacht dat hij een krolse kat was. Wanneer ik uit mijn bed kwam en hem tot stilte maande, liep hij hard weg, verstopte zich ergens en was eventjes stil. Na tien minuten begon hij weer. Vanuit mijn bed schreeuwde ik een paar keer luidkeels: ‘Houd op!!!’ Dan stopte die van schrik wèèr even. Dáár kon ik toch de hele nacht niet mee bezig blijven. Mijn vrouw schrok zich bij elke schreeuw van mij een ongeluk. Van ellende heb ik om 04.00 uur maar slaappillen ingenomen. Ik was goddank in no time vertrokken. Heb die krolse kater niet meer gehoord.
Om 9.00 uur ben ik alweer wakker. Veel te weinig geslapen. Zoiets kan ik niet iedere nacht hebben. Misschien helpt als ik vanavond, voor dat ik ga slapen, een slaappilletje bij Thijs achter in zijn keel gooi.
Mijn vrouw dacht:’Misschien heeft Thijsje wel pijn.’
Zou kunnen. Ik heb hem op mijn schoot genomen en hem zo’n beetje overal onderzocht. Hij gaf geen krols geluid. Geen pijn dus, denk ik dan. Blazen deed hij wel, ontzettend veel blazen en proberen weg te komen van mijn schoot met zijn gore veel te lange nagels … houwdegens kan ik ze beter noemen. Na mijn onderzoekje zitten er lange, diepe krabbels op mijn handen, onderarmen en eentje op mijn dijbeen. Ik sterf nu van de pijn.
Mijn vrouw komt om 10.00 uur uit bed. Thijs kijkt enigszins gefrustreerd in haar richting en produceert weer dat volslagen achterlijke geluid. Zou het soms iets met haar te maken hebben. Is hij opeens verliefd op haar?
10.00 uur …. Ze is vroeg wakker voor haar doen. Dan zal ze wel wat bijzonders te doen hebben. Ik kijk even in onze agenda. Klopt. Ze gaat met een vriendin, net als mijn vrouw 65 plusser,een dagje reizen met de RET-tram en –bus door de regio Rotterdam. Dat is voor hun gratis! Voor alle Rotterdamse 65 plussers. Om 10.55 belt haar vriendin bij ons aan. ‘Ik kom naar beneden,’ roept mijn vrouw in de intercom. ‘Joehoe!’ roept haar vriendin.  Daar gaan ze op weg naar bus 38. ‘Veel plezier,’ roep ik nog. Thijs gaat weer tekeer. Uit het woonkamerraam zie ik ze lopen, langs de Rotte, de oude dametjes, in de richting van de Action. Ze treffen het met het weer: een strak blauwe lucht. Het had alleen een tikje warmer mogen zijn.
Nu eerst nog even wat kranten, vuilnisbakzakjes naar de vuilcontainer brengen en dan ga ik er ook op uit. Het is veel te mooi weer om binnen te blijven zitten, zei mijn moeder altijd. Dus hup: appeltje, krentenbolletje, mandarijntje, drankje, in de rugzak gestopt en wandelen. Thijs houdt zich opvallend koest.
Ik loop via de Straatweg, de Molenlaan, de Terbregseweg naar het Kralings Bos. Daar stapt een grote, omvangrijke hardloper op me af. Hij wil me een hand geven. Ik aarzel een moment maar dan zie het. Het is Mohammed ‘l Fathi, vijftien jaar lang waren we buren Nu zijn we al weer vijftien jaar géén buren meer. Fathi en zijn vrouw Hasna hebben drie zonen. Wij twee. Zijn en mijn oudste zoon speelden samen bij de landelijke jeugd van Sparta. We informeren elkaar vlug vlug over de gezondheid van de vrouwen en de kinderen. ‘Doe ze de groeten, hé.’ Dan gaan we weer ons weegs. Leuk hem weer eens gezien te hebben.

 Ik wandel het Kralingse Bos uit, naar de Sophiakade, de Goudse Rijweg op en bij de Boezemsingel ben ik zowat thuis. Als ik onze woning binnenstap, staat Thijs me in het halletje onnozel aan te kijken. Even maar. Dan draait hij zich om en loopt rustig van me weg. Nog geen belachelijke geluiden.

zaterdag 21 maart 2015

MOVIES

The Movies is een bioscoop in Dordrecht. In het zelfde pand zit een restaurant.
De bioscoop en dat restaurant werken samen. Op zowel het eten als op de film krijg je korting als je daar uit gaat. Omdat we nu toch elke vrijdagavond in Dordt zijn (we passen daar dan immers op onze kleinzoon) leek het ons leuk die combinatie bios/restaurant eens een keer te doen.

De oppasdag is rustige, vrolijke en snotterig. Bent slaapt veel, is vervolgens heel vrolijk, actief en uitermate snotterig. Waarschijnlijk heeft hij er zoals iedere dreumes een bloedhekel aan dat een ander zijn neus afveegt. Hij heeft er zo’n hekel aan dat hij besloten heeft om het zelf te doen. Hij trekt de tissue uit mijn hand en gaat zelf zitten vegen en snuiten. Met best een goed resultaat.
Bent oefent in deze periode ook veel met ‘lopen’. Als ik hem -letterlijk- een handje help, dan lukt het al heel aardig. Veel lol hebben we met z’n drietjes met het loopspelletje ‘wie komt er in mijn huisje?’ Dan loopt hij ondersteund door oma  tot op twee stapjes van mij: ik zit gehurkt, met open armen en zeg tegen Bent: ’wie komt er in mijn huisje?’ Oma laat Bent los en hij doet de laatste twee stapjes kraaiend van pret, helemaal los, naar mij toe en ik vang hem op.

Het wordt vanmiddag lekker weer, dus gaan we wandelen. Bent vindt er volgens mij nooit niks aan. Hij zit altijd maar te miepen als hij zijn muts,sjaal, en jas aan moet. Wanneer we eenmaal buiten zijn, dan lijkt hij zich het eerste half uur te ergeren aan weet ik wat allemaal. Met een verbeten blik, lippen stijf op elkaar laat hij zich rijden in zijn maxi-cosy.
Het doel van de wandeling door Dordt is kaartjes kopen voor de film van vanavond en het restaurant. We vinden het allebei leuk om dit te doen, na een dagje oppassen. Alleen worden we het niet zo gauw eens over de filmkeuze. Ik koos voor de film: Still Alice. Maar mijn vrouw vond die film wat te heftig. ‘Het komt dan wel erg dichtbij voor haar …’ De film gaat namelijk over een hoogbegaafde vrouw, getrouwd, moeder van drie kinderen, docent aan een universiteit.  Op haar vijftigste krijgt ze de diagnose Alzheimer. De film toont hoe die ziekte haar steeds meer in de greep krijgt. Mijn vrouw ziet dit gegeven niet zo zitten en gaat op zoek naar een wat gezelligere film maar die staat vandaag helaas niet op het programma in The Movies. Met frisse tegenzin gaat ze toch akkoord met de film Still Alice.

Bent vindt het wel mooi in de bios. Hij kan zijn ogen niet afhouden van een draaiende vitrinekast gevuld met kleine kleurrijke sculpturen. We zijn in de bios om kaartjes te kopen voor vanavond. Voor 24,= euro per persoon kunnen we naar de film en eten (alleen een hoofdgerecht). Voorafje, toetje, drankjes en eventueel bijbestelde extra’s, moeten allemaal in het restaurant afgerekend worden. Om half zes worden we verwacht in het restaurant. Dan zijn we zeker op tijd klaar met eten voor de film. Oké, dan gaan we nu Bent even thuis brengen.

Het is tegen vijven als Alf, onze zoon, thuiskomt. Hij is speciaal voor ons wat eerder van zijn werk gegaan. Bent slaapt. Dat is wel even fijn voor Alf. Om kwart over vijf nemen we afscheid en gaan we lopen naar de Movies.

Still Alice is aangrijpende film met een grandioze Julianne Moore als Alice. Mijn vrouw vind de film trouwens meevallen. Zij vindt het alleen jammer dat de andere rollen rondom Alice zo weinig inhoud hebben. Julianne mag als enige schitteren.

Het eten valt wat tegen. De smaak is overwegend goed, behalve dan de bijzonder smakeloze bietblokjes in drie verschillende kleuren. Verder zijn de porties aan de kleine kant. Wanneer ik geen extra patatjes had besteld, dan was mijn maag gaan knorren, halverwege de film. De prijs – kwantiteit verhouding was niet oké.

Volgende keer gaan we maar ergens anders eten en daarna naar de bios.

donderdag 19 maart 2015

Nederlandse les

Ik geef Nederlandse les aan een man uit Iran. Mehrdad heet hij. Hij is al meer dan tien jaar in Nederland. Toch spreekt hij nog niet zo goed Nederlands. ’Ik heb geen talenknobbel,’zegt hij.
Met een grammaticaboekje voor beginners begin ik met hem. Verder praten we elke week zeker een uur over allerlei onderwerpen, zoals theater, literatuur, cinema en politiek. Sinds een week of zes, lezen we samen een boek. Een avonturenroman.
Dat grammaticaboekje blijkt veel te makkelijk. Er moeten invuloefeningen in dat boekje gemaakt worden. Peanuts  voor hem. Waar heeft hij die kennis vandaan, vraag ik me af. Dan vertelt hij me dat hij een paar jaar geleden eens een cursus NT2 (Nederlands als tweede taal) heeft gevolgd en dat hij daar ook voor geslaagd is. Maar wanneer hij Nederlands spreekt, vergeet hij in zijn enthousiasme de grammatica. Zijn leuke verhalen moet ik nogal eens onderbreken voor correcties.
Ik corrigeer niet alles. Dat haalt de vaart maar uit zijn verhaal en het werkt niet bepaald motiverend. Voor mij gaat het er in zo’n geval om, dat ik weet wat hij bedoelt.
Mehrdad is een intelligente man met een veelzijdige culturele belangstelling, uitermate creatief ook.  Hij is lid van de bewonerscommissie in zijn woonbuurt. Op elke bewonersavond is hij present. Bij wijkactiviteiten, zowel voor jeugd als voor volwassenen, speelt hij een coördinerende rol. Vanzelfsprekend is het reilen en zeilen van de bewonerscommissie een van de regelmatig terugkerende gespreksonderwerpen.
Ook het leven in Iran komt ter sprake: ‘Iran gaat langzamerhand kapot aan de luchtverontreiniging. In Teheran bijvoorbeeld kan nauwelijks normaal geademd worden. Bijna alle mooie parken, die er enkele jaren geleden waren, zijn ontdaan van alle groen en veranderd in betonparken.’  
Mehrdad vergeet in zijn betogen consequent de lidwoorden, ‘de’, ‘het’, en ‘een’ te gebruiken. Lidwoorden bestaan niet in Farsi (zo heet de taal van Iran). Ook andere talen komen ook geen lidwoorden voor, zoals bijvoorbeeld in het Pools, Russisch, Fins en Latijn.  In Nederland wordt het gebruik van lidwoorden in de taal sterk teruggedrongen: gingen we vroeger naar ‘de  Aldi’, ‘de Hema’, nu gaan we naar ‘Aldi’ en ‘Hema’.
Nieuwe Nederlanders, die Nederlands spreken, gebruiken vrijwel nooit lidwoorden. Zo beïnvloeden ze, onbewust, anderen met wie zij praten, ook Nederlanders dus: ‘ik ga met bus.’ ‘Ik lees boek,’ ‘ik ga bril kopen,’ ‘Ik ga naar slager,’enz.
Bekend is misschien dat de Zuidafrikaanse taal van origine het Nederlands is. Nederland was daar de kolonisator en ‘schonk’ Zuid Afrika zo rond het jaar 1650,  onze prachtige taal. Er is natuurlijk veel veranderd in het Zuidafrikaans. Het gaat mij hier om de verandering in de lidwoorden: ‘de’ en ‘het’. Deze lidwoorden bestaan daar niet meer en zijn vervangen door ‘die’. Dus krijg je daar: ‘die boek’, ‘die bos’, ‘die gebouw’ en ‘die meisje’.
Samen met Mehrdad lees ik ook een avonturenroman. We lezen om de beurt hardop een bladzijde. Het gaat hier om het leren van de uitspraak. Met name de ‘ui’ en de ‘eu’ zijn razend moeilijk uit te spreken voor Iranezen. Het begrip van de tekst van belang; nieuwe woorden en uitdrukkingen worden geleerd.
Mehrdad is een gedreven leerling. Hij heeft die thriller al uit. Terwijl we samen, in de les, nog niet eens op de helft van ons boek zijn. 

‘Ik ga het boek nog een keer lezen,’ zegt Mehrdad dan.  

woensdag 18 maart 2015

KLUSSEN & KIEZEN

De laatste paar dagen kan ik weer redelijk vroeg mijn bed uitkomen. Het zal wel zijn omdat ik geen slaapmiddelen meer slik. Geen mooi weer, helaas. De Rotterdamse wolkenkrabbers staan voor de helft in de mist en bovendien maakt de noorderwind het verdomd koud. Volgens het weerbericht op het acht uur journaal zou vandaag de warmste dag worden van de week. Die lui vertrouw ik dus nooit meer.
Ik heb vandaag een paar klussen binnenshuis te doen: de ramen zemen en de koelkast ontdooien. En dan moet ik niet vergeten daarna te gaan stemmen.
Ramen zemen is bij ons een arbeidsintensief klusje. Alle vensterbanken staan vol planten en bovendien hebben we bij elk raam één of meerdere hangplanten. Die moeten dus eerst allemaal ergens anders neergezet worden. Die hangplanten komen er met water geven bekaaid af, daarom krijgen die van mij vandaag een lekker bubble badje.
Voor ik met het feitelijke klusje begin, maak ik  het houtwerk om de ramen schoon.
Ik gebruik voor het ramen zemen geen trapleer maar ik sta op tafels en stoelen. Tot nu toe deed ik het altijd met water en wat spiritus, spons, wisser en zeem. Vandaag gebruik ik voor het eerst het schoonmaakmiddel Rosty. Dat spul zit in een spuitfles en  moet op de ramen gespoten worden. (Ik dacht al zoiets.) Vervolgens moet het raam met een droge doek òf met een stuk papier droog gewreven worden. Ik kies voor de droge doek. Alleen …… de droge doek is héél gauw een natte doek. Ik heb maar liefst zestien theedoeken nodig gehad. Wel erg veel! Ja, maar we hebben ook wel erg veel ramen in ons huis.  Ik ben tevreden: de ramen zien er echt goed uit. Dan nog even alle planten terugzetten en -hangen, de troep  (verdorde blaadjes, takjes enzovoorts) opstofzuigen en klaar is Kees.
Toen ik schreef dat ik de koelkast moest ontdooien bedoelde ik eigenlijk de vriezer, want onze koelkast ontdooit zichzelf op gezette tijden. In de gebruiksaanwijzing staat dat ik al 4 uur eerder had moeten beginnen met het ontdooiingproces, om de vriezer een ‘supertemperatuur ‘ te laten bereiken, zodat de ingevroren producten in de ontdooitijd ‘superkoud’ zouden blijven. Dat heb ik dus niet gedaan. Op het balkon is het ook superkoud vandaag. Daar zet ik dus de drie vriesladen neer.
Er is veel ‘aangekoekt’ ijs in de vriezer. Om dat sneller te laten ontdooien zet ik twee grote pannen met kokend heet water in de vriezer. Vòòr de vriezer zet ik een bakje waar het smeltwater in kan lopen.
Het gaat sneller dan verwacht. De drie vriesbakken kunnen weer van het balkon gehaald worden. Alles is nog diep gevroren. Binnen een half uurtje is deze klus geklaard.
Vandaag 18 maart mogen we stemmen. Voor het bestuur van de provincie, (de eerste kamer) en het waterschap. Ik geloof heilig in de democratie, al moet ik toegeven dat niet altijd democratisch gehandeld wordt door gekozen politici. Gelukkig zijn die in de minderheid.
In het stembureau wordt ik enthousiast begroet door een stembusman: ‘U heeft in ieder geval een goeie voetbalclub gekozen.’(Ik heb mijn Sparta - sjaal om.)
 De man die mijn stembiljetten inneemt, wil ook dat ik mijn identiteitsbewijs laat zien. Hij krijgt zijn zin. Dan krijg ik pas de stembiljetten van de Sparta Piet). Voor de provincie kies ik SP voor het waterschap kies ik (bij gebrek aan SP) PVDA. 

dinsdag 17 maart 2015

REPAIR CAFÉ

Maandelijks verspreid ik de Tribune, het blad voor leden van de Socialistische Partij; zelf ben ik ook lid. Een kennis van me, Rob,  maakt, met een stel S.P.-vrijwilligers, de Tribune verzendklaar op het ‘hoofdkantoor’ van de S.P. - Rotterdam.
Maandag jl. haalde ik mijn stapeltje Tribunes op (25 stuks). Ik bezorg ze in de Agniesebuurt. Altijd krijg ik er een bezorglijstje bij en deze keer was die lijst heel matig, zeg maar slecht geprint. Zo’n beet je als mijn eigen printer print op het moment. Vooral het zwart geprinte is abominabel en 9 van de 10 keer wil ik een print in zwart.  Rob zegt dat hij sinds kort een Brother printer heeft. Hij heeft daar goede ervaringen mee en voor de inktcartridges heeft hij een goedkoop adresje. Toen ik dat hoorde zei ik:’Nou, Rob, dan ga ik ook zo’n Brother kopen en zet ik mijn Epson Stylus bij het grof vuil.’

‘Neen, niet bij het grof vuil zetten,’ zei Rob, ‘misschien is er maar een kleinigheidje kapot aan en is het in een handomdraai  verholpen. Ja, ik zeg dat zo nadrukkelijk, omdat ik nu ongeveer een jaar bij het Repair Café zit. Dat is een organisatie, waar handige vrijwilligers werken om kapotte spulletjes van mensen te repareren. Ik had nog nooit gehoord van die club. Rob stak gelijk een soort reclameriedel af:’Wat doe je met een stoel waarvan een poot los zit? Met een broodrooster dat niet meer werkt? Of met een wollen trui waar mottengaatjes in zitten? Weggooien? Mooi niet! Breng het naar Repair Café.’
Meestal is een reparatie gratis. Heel af en toe moeten er kosten worden gemaakt wanneer bijvoorbeeld onderdelen moeten worden vervangen. O ja, er staat wel bij de uitgang een soort fooienpot. 

Ik moest dus maar eens langskomen op de Banierstraat in Rotterdam Noord. Daar zit Repair Café op vrijdag van 14.00 uur tot 18.00 uur en Rob zal daar dan ook werken. Zo gezegd zo gedaan. Rond 17.00 uur was ik daar met mijn printer, die ik met veel moeite in een grote Bas van de Heijden - tas had geperst.

Het was propvol. Alle spullen en alle mensen zaten in de gymnastiekzaal van de voormalige Lagere school. Ik werd verwelkomd door een man met een iets te hoge stem en nerveuze bewegingen. Hij vroeg waar ik voor kwam en ik zei dat ik voor de deur mijn auto had geparkeerd. Ik krijg die kar niet meer op gang dus ik wou dat er hier even iemand naar keek. ‘Neen, aan auto’s repareren kunnen we hier echt niet beginnen!’ zei hij.
‘Dat was maar een grapje’, zei ik, ‘ Ik kom voor mijn printer die hier zo braaf in die rooie tas zit. Ik was een beetje melig geworden.’
‘Sorry, hoor,’ zei de man,’er zijn nog zó veel wachtenden voor  u. U kunt beter volgende week vrijdag terugkomen; en ik maak nu géén grapje.’ Die slag was zijn.
Ondertussen zie ik Rob staan klussen en ik probeer zijn aandacht te trekken door te zwaaien. Maar hij ziet me niet.

Vanuit mijn linkerooghoek zie ik Sjaan, een buurvrouw van me,  zitten. Zij is hier gekomen met haar fiets. Die heeft een lekke band. Vanaf 14.00 uur zit ze al te wachten. Het huilen staat haar nader dan het lachen.
Ik zwaai nog en keertje naar Rob, nu ziet hij me wel en komt gelijk naar me toe. Dankzij hem ben ik meteen aan de beurt. Ik hoor Sjaan bij de nerveus bewegende man klagen dat ik net binnenkom en nu al gelijk geholpen wordt. Pech voor Sjaan.

Helaas kan Rob deze middag niks doen met mijn printer. In de Banierstraat is geen pc beschikbaar om de printer op aan te sluiten. Ik ben dus gewoon voor lul gekomen met mijn printertje in mijn Bas - tas. Rob vindt dat wel vervelend en biedt me aan om de printer bij mij thuis te komen repareren. Ik zorg er dan voor dat de printer op mijn pc is aangesloten.

zondag 15 maart 2015

O.V.

Vandaag, het is zondag,  heb ik weer eens met het openbaar vervoer gereisd. Zo om de vier weken reis ik naar Middelharnis om mijn verstandelijk gehandicapte broer Tinus op te zoeken. Ik stal mijn fiets bij Metrostation Stadhuis. En daar stap ik om 11.30 op de metro in de richting van Zuidplein. Op dit tijdstip reizen vind ik heerlijk. Er zijn bijna geen andere reizigers in de metro. Volop plaats dus om breeduit te zitten. Een enkele keer is het wat drukker als er bijvoorbeeld een evenement is in Ahoy. Maar propvol is het dan eigenlijk ook niet.
Op Zuidplein moet ik overstappen op de bus naar Middelharnis. Dat is bus 163 die als eindbestemming Ouddorp heeft. De bus vertrekt van Zuidplein om 11.52 uur en ik ben er al om 11.38 uur. Veel te vroeg dus. Ik maak dit reisje nu al bijna drie jaar en steeds ben ik te vroeg. Steeds opnieuw ben ik weer bang om te laat te zijn voor bus 138. Ik kàn gewoon een kwartier later van huis gaan maar dat  durf ik niet. Wie weet, krijg ik wel een lekke band of heeft de metro vertraging dan mis ik bus 138 en zie ik vanmiddag mijn broertje niet. De bus vertrekt precies om 11.52 uur  en zit half vol. De reis duurt bijna een uur. Ik ga een boekje lezen. Want het uitzicht is al drie jaar lang hetzelfde: lege weilanden, weilanden met schapen of koeien, landbouwgrond, waterpartijen (slootjes en het Haringvliet) en de brug over het Haringvliet.
Na ruim een half uur lezen word ik een beetje misselijk. Ik heb er lange tijd geen last van gehad. Toen ik als tiener met de bus naar school ging, deed ik vaak mijn huiswerk in tram of bus; vooral het leeswerk.  Regelmatig werd ik stront- en  stront-misselijk. Ik kotste dan meestal mijn boterhammetjes uit, daar waar ik zat of stond. Bij de eerstvolgende halte stapte ik uit zo vlug als ik kon en het vreemde was: in de zelfde minuut dat ik uitstapte was mijn misselijkheid verdwenen.  Kort nadat ik de tram of bus had verlaten zou de tramconducteur een grote schep zand over de kots gooien. Dan hadden de andere passagiers er niet zo’n hinder van.
Ik was dus op weg naar Middelharnis, zat lekker te lezen en werd een beetje misselijk. Onmiddellijk stopte ik met lezen. Gelukkig verdween dat nare gevoel snel en monter liep ik naar de woning van Tinus, mijn broertje.
Om 12.45 uur stapte ik bij hem binnen. Tinus was weer blij verrast met mijn komst. Alleen is hij teleurgesteld als hij merkt dat ik onze broer Marco, die een mongool is, niet heb meegenomen. Ik beloofde Tinus dat ik over vier weken Marco mee neem.  
We lopen een rondje bos; Tinus, vrolijk kirrend  in zijn rolstoel. Ik, duwend en kleumend daarachter. We zingen meestal wat duetten onderweg zoals: ‘o se wie se wo’; ‘advocaatje ging op reis’ en ‘papegaaitje leef je nog’. Nu begon ik voor de verandering eens dat lied van Toon Hermans te zingen: ‘Mien waar is mijn feestneus etc’ en tot mijn stomme verbazing zong hij dat lied ook uit volle borst mee. 14.50 uur: het was alweer tijd om te vertrekken; huggen; zoenen.
Om 15.10 uur vertrekt bus 136 weer naar Rotterdam. Stampvol is de bus. Niet iedereen heeft een zitplaats.  Sommige busreizigers, nemen twee zitplaatsen in beslag. Zij zijn asociaal bezig. Op de plaats bij het raam zetten ze hun bagage neer en zelf nemen ze plaats aan het gangpad. Vaak gaan ze dan met een iPad of 1Pod op hun schoot, interessant zitten doen. De muziek tettert hard in hun oren, ze horen of zogenaamd niets. Dus als je naast ze wil zitten moet je ze even flink door elkaar schudden; dat ze hun bagage van die zitplaats afhalen.

Ik zat op de grote bank achterin de bus rechts bij het raam met mijn rugzak tussen mijn benen. Om 16.30 uur ben ik weer thuis.

zaterdag 14 maart 2015

COMMISSIE

In de  KNVB-commissie ‘Promotie & Degradatie’ Betaald Voetbal Organisaties in  Nederland wordt al vanaf begin januari 2015 gesproken over wijziging van de bestaande Promotie- en Degradatieregeling. Ik vernam dit nieuws uit een zeer betrouwbare bron. Let wel: de commissie heeft de uitdrukkelijke opdracht zich verre te houden van iets als ‘match-fixing’. Wie er precies zitting hebben in die commissie, wordt nadrukkelijk geheim gehouden. Desalniettemin worden toch al de namen gefluisterd van Glenn Helder (namens de voetbaltoto), de broer van Johan Cruijff, de tweede vrouw van Willem van Hanegem, de buurmannen van Willy en René van de Kerkhof en (onder voorbehoud) Leo Beenhakker (74 al weer).
Er bestaat al geruime tijd grote onvrede over de bestaande promotie- en degradatieregeling. Want wat zie we keer op keer gebeuren? De gepromoveerde clubs degraderen in negen van de tien gevallen het jaar daarop weer en de gedegradeerde clubs promoveren bijna altijd weer in het jaar daarop. In feite is daar weinig tot niks aan te beleven. Het is zo voorspelbaar als de pest!
Daarom is aan de commissie de opdracht gegeven andere criteria te formuleren die moeten leiden tot promotie of degradatie.  Hoewel officieel pas volgende week woensdag de conclusies naar buiten zullen worden gebracht, kan onze betrouwbare bron al vertellen waar de commissieleden het met elkaar over hebben.
De kampioenen van de eredivisie en de Jupiler-League, alsmede alle deelnemers aan play offs, spelen zoals gewoonlijk hun wedstrijden en worden daarvoor als gebruikelijk beloond.
De nieuwe regeling is een proef en geldt in principe voor één jaar. Deelgenomen kan worden door alle teams die geen kampioen geworden zijn en die niet zullen meedoen aan welke play off dan ook.
De commissie heeft een aantal criteria opgesteld die uiteindelijk de promovendus en degradant moeten aanwijzen:
-          het aantal kale voetballers in de selectie
-          het aantal getatoeëerd voetballers
-          het aantal Hollandse jongens in de selectie
-          het aantal uitgedeelde elleboogstoten
-          de hoogte van het gras
-          de mate van beweeglijkheid van de trainer, langs de zijlijn
-          een langs de lijn, meevoetballende trainer
-          de hardheid van de harde supporterskern
-          de hoeveelheid supporters die gemiddeld het speelveld betreedt
-          De mogelijkheid voor toeschouwers, om bij mooi weer, te zonnen op het speelveld.
-          Het clubtenue doet pijn aan de ogen.
-          Catering met vers fruit
-          Toeschouwers kunnen uit de kleren gaan.
-          Diervriendelijkheid van het stadion.
-          Een steward op 5 toeschouwers.
-          De akoestiek in het stadion: is de fluit van de scheids overal in het stadion goed te horen
-          De zichtbaarheid: is vanaf elke plek op de tribunes de vlag van de grensrechter goed te zien.
-          De aanwezigheid van een grappige mascotte (Mickey Mouse, Pluto of zoiets)
-          Een fijn clublied.
-          Optredens van zangers of zangeressen; drumbands; majorettekorpsen.

Bovenstaande criteria worden dus volgens onze bron door commissieleden besproken. In feite kan daaruit nog niet geconcludeerd worden welke kant de commissie exact op wil. Het lijkt er op dat clubs die meer dan alleen voetbal brengen een grotere kans maken op promotie. Logischerwijze ligt het in de lijn der verwachtingen dat clubs die zich uitsluitend op het voetbal richten een grote kans op degradatie maken. Maar voor het zelfde geld is het net andersom. Toch? Promoveert Sparta (ik hoop het)? Vliegt Go Ahead Eagles er uit (van mij mag het)?
We zullen het volgende week woensdag horen!


   

donderdag 12 maart 2015

PRIK

Het is vandaag de tweede keer deze week dat we met de trein gaan en verdomd als het niet waar is: er is wederom een ‘fucking’ aanrijding met een persoon. Deze keer in Lage Zwaluwe. De treinen ten gevolge van die zelfmoord gaan niet verder dan Dordrecht. Wat een geluk bij een ongeluk dat we daar nu toevallig net moesten zijn: oppassen op onze kleinzoon.
Eerst nog even over die zelfmoorden: uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat zoiets drie keer per week voorkomt. Drie keer per week wordt door die suïcidalen het leven van het NS-personeel en vele honderden reizigers  in de war geschopt. Misschien is het wat, om ergens, op een afgelegen terrein tien keer per dag een suïcidetrein, met automatische besturing, een traject van vijf kilometer te laten afleggen. Wie ervoor wil springen gaat maar lekker zijn gang.  Alleen vraag ik me nog af: ‘wie gaat die  rotzooi opruimen?

Als we bij het huis van ons kleinkind aankomen, zijn hij en zijn moeder net terug van het consultatiebureau. Bent, vijftien maanden oud, is ingeënt tegen BMR: bof, mazelen en rode hond. En dat vond hij helemaal niet leuk, hij zette, volgens zijn moeder, een behoorlijke keel op. Bent is er echt helemaal van slag van. Normaal speelt hij tot een uur of tien uur en nu valt hij om negen uur gelijk in slaap als hij in zijn bedje wordt gelegd.
Rond half twaalf wordt hij wakker maar anders dan anders. Hij blijft liggen in zijn bedje en kreunt een beetje. Wanneer ik hem uit bed til huilt hij. Zijn armpjes trillen. Ik verschoon hem en kleed hem aan. Oma heeft ondertussen zijn boterhammetjes klaargemaakt. Met jam en stroop. Zijn lievelingsbeleg. Bent kijkt er vanuit zijn kinderstoel naar alsof hem een broodje poep is voorgezet. Hij eet met tegenzin toch zo af en toe een stukje brood, niet veel;  hij drinkt des te meer. Twee bekers yogidrink maar liefst. Onder het eten heeft Bent soms geen controle over zijn nek- en flankspieren. Dat is even schrikken.  We bellen er over met zijn ouders; volgens zijn moeder is het niks om ons zorgen over te maken. Het zijn de gebruikelijke troubles na een injectie. Zij kan het weten want zij zit in de verpleging.
Gelukkig heeft Bent wel zin in een wandeling (in de maxi-cozy); het is prachtig weer, beetje fris, dat wel maar toch: heerlijk.  We wandelen in een half uurtje  naar het Weizigtpark en de Weizigt Stadsboerderij. Bent is nu zelfs zo bij de tijd, dat hij in de Stadsboerderij de kakkaks (eenden) en de boeoe (koe) herkent. Daarna valt hij als een blok in slaap.

Bent zijn moeder vertelde dat ze gisteren op die Stadsboerderij Weizigt was en dat er toen een dierenverzorgster van een koe is afgevallen. Onder begeleiding van twee dierverzorgers van de Stadsboerderij maakte de koe Robijn woensdagmiddag een wandeling door het zonnige Weizigtpark. 
Hierbij zat een van de dierverzorgers op de rug van de koe. Plotseling besloot de koe Robijn dat de rit lang genoeg geduurd had en zette haar ruiter zonder pardon weer op de grond.
 
Voor de zekerheid werd de dierverzorgster nog even nagekeken door de toegesnelde ambulance maar deze bleek voor niets uitgerukt te zijn.
 
Zij hield enkel een blauw achterwerk over aan het ritje op de koe.
Op het laatst werd het nog wel spannend. De koe ging wild lopen doen: rennen, met zijn kop slaan en hard loeien. De moeder van Bent is toen serieus op de loop gegaan voor de koe Robijn.


Bent wordt pas wakker als we twee uur later thuiskomen. Maar uitgeslapen is hij niet: hij jengelt en is erg passief. Drinken wil hij niet maar een mandarijntje gaat er grif in. Godzijdank hebben we van die slapte in zijn spieren niets meer gemerkt.



woensdag 11 maart 2015

ROME

In de Volkskrant van vanochtend las ik dat de politie 15 van de meer dan honderd relschoppers (Feyenoord supporters) in Rome heeft herkend. Ze moeten zich snel melden bij de politie. Als ze dat niet doen worden ze met hun gezicht op de televisie vertoond bij ‘Opsporing Verzocht’. Eén 26-jarige man heeft zich al gemeld.
Op mijn sportschool zit er ook zo een: Tom, de veel te zware dertiger. Hij, is naar Rome geweest en zit aan de koffietafel, tegen dames, die al bijna de zestig zijn gepasseerd, op zijn onbeholpen manier te vertellen over zijn heldendaden in Rome. Tom toont zijn opgelopen verwondingen: schrammen, schaafwonden en blauwe plekken. Erg leuk vond hij het om lege bierblikjes vol te zeiken en ze dan hard tegen dat beeld in ‘die achterlijke fontein’ te knallen. Ik ken Tom al die tijd al, dat ik daar sport, ruim zes jaar, maar dàt had ik nooit van hem verwacht. Eigenlijk is Tom een zielige, simpele ziel. Uit zijn verhalen maak ik op dat hij bij de sociale werkplaats werkt. Hij maakt een erg domme indruk. Tom is niet in staat om twee zinnen achter elkaar behoorlijk Nederlands te praten. Ik wil hiermee overigens niet alle werkers in de sociale werkplaatsen over één kam scheren. Tom is waarschijnlijk een negatieve uitzondering. Hij is trouwens ook een van die gasten met een stadionverbod voor heel Nederland en hij is er nog trots op ook.

Vanmiddag ga ik wat kleding opruimen. Van sommige kleren heb ik te veel en andere kleding is verschoten of ik vind het niet leuk meer. Ik heb wel twintig zwarte T-shirts met lange mouwen en aangezien ik meestal alleen de bovenste vijf van de stapel draag besluit ik de bovenste tien van de stapel weg te doen. Het zelfde doe ik met stapel zwarte T-shirts met korte mouwen. Ik dank ook een paar gekleurde T-shirts met lange mouwen af. Ik kan me nu, met de beste wil van de wereld, niet meer voor stellen, waarom ik ooit shirts met die kleuren gekocht heb. Er zitten trouwens ook een paar T-shirts bij met een col. Ik heb ze pakweg 7 jaar geleden gekocht en ze hooguit 1 keer gedragen. Er zitten heel strakke, hoge cols in die shirts. Wanneer ik me, met die shirts aan, in de spiegel zie, lijk ik precies op Bert, je weet wel, die van Sesamstraat.
Uit de nalatenschap van mijn vader had ik, zes jaar geleden, nog wat witte overhemden geplukt. Had ik net zo goed niet kunnen doen. Ik had voordien eigenlijk nauwelijks witte overhemden gedragen en ook deze hebben al die jaren in de kast gehangen.
Alles bij elkaar is het een aardige hoeveelheid, die ik naar de kledingcontainer van het Leger des Heils kan brengen: vier propvolle Bas van der Heijdentassen. Ik heb wel eens horen zeggen  dat die kledingcontainers leeg gevist zouden worden door Roemenen, die dan die kleding weer voor een leuk prijsje in hun eigen land gingen verkopen.  Maar in zo’n kledingcontainer als waar ik mijn kleding in gegooid heb, kan een Roemeen of wat voor mens dan ook, alleen maar klem komen te zitten. Vissen kan niet meer.


De container staat vlakbij het huis van mijn vriend Derck. Een Engelsman. Ik mis hem al een tijdje op de sportschool. Dus ik denk: ik ga een kopje thee bij hem drinken. Dan hoor ik gelijk wel wat er loos is. Hij blijkt inderdaad geblesseerd te zijn: knieën en voeten. Gaat nog een week of drie duren. We hebben even lekker met elkaar gekletst over onze favoriete voetbalclubs Liverpool en Sparta en over het in onze ogen vreemde gedrag van sommige sportschoolleden. Zoals bijvoorbeeld een tijdschrift lezen terwijl je aan het fietsen bent of  in een ruimte met keiharde discomuziek, een koptelefoon opzetten met je eigen muziek. Raar!

dinsdag 10 maart 2015

BLOED

Eens in de drie maanden moet ik mijn bloed laten controleren. Ik slik namelijk een  medicijn, lithium, dat mijn nieren en mijn schildklier kan aantasten en als dat zo is moet er snel wat aan gedaan worden. Verder moet bij die controle het lithium-promillage in mijn bloed vastgesteld worden. Ik slik die pillen omdat ik een bipolaire stoornis heb. Vroeger werd dat ook wel een manisch-depressieve stoornis genoemd. Die stoornis houdt enerzijds in dat ik kan doorschieten èn blijven hangen  in overmatige vrolijkheid, brutaliteit, overmoed en daadkracht. Anderzijds  kan ik  voor langere tijd diep zinken in somberheid, loomheid, passiviteit en angst. Die twee stadia gaan doorgaans  geleidelijk in elkaar over.  Lithium moet de pieken en dalen in die fases af te toppen.  Als ik  lithium regelmatig inneem blijf ik stabiel. Daarom ben ik meestal zo rustig, vriendelijk en redelijk opgewekt. Ooit  ben ik wel eens ‘vergeten’ lithium te slikken. Dat was in een periode dat ik mezelf wat tè rustig, wat tè duf vond worden, ten gevolge van lithium.  

Eerst geef ik vandaag van half elf tot half één de Poolse Gabriela, Nederlandse les. Ze bereidt zich voor op het examen NT2-2 (Nederlands als tweede taal).  Dat examen is eind april. Ik probeer haar zo goed mogelijk klaar te stomen voor dat examen maar het zal heel moeilijk worden.  Dat weet ze ook.

Om half één fiets ik naar Star, het bloedprikstation.  Voor de ingang staat een nummertjesautomaat. Druk op de knop ‘bloed prikken’ en er komt een volgnummer uit. Ik trek nummer A 378. Nummer A 376 is aan de beurt.  Mazzel,  er is er maar één  vòòr me.
Terwijl ik op mijn beurt wacht komt er stel binnen, aan hun tongval te horen komen ze uit Crooswijk.  De man is kaal, met alleen dan zo’n grijs haarkransje, oud, begin zeventig, breedgeschouderd en  welbespraakt. Meneer is waarschijnlijk ook doof want hij praat onnodig hard. Hij heeft mevrouw veel te vertellen. Mevrouw  is veel jonger, achter in de veertig. Ze heeft een lieve zachte stem en beaamt vrijwel alles wat ‘die ouwe’ zegt, ook moet ze regelmatig om hem lachen. Misschien heb ik geen gevoel voor humor maar ik heb geen enkele keer om hem moeten lachen. Ze zitten nu, hand in hand, naast elkaar, hij is zeker twee koppen groter. Zij is misschien wel blind, want ze blijft ook hier binnen met een donkere bril op zitten. Opeens komt het idee bij mij op, dat dit wel eens een pril verliefd stelletje zou kunnen zijn …
Dan gaat de bel … ik ben aan de beurt.
Een kleine, uitgemergelde prikster met een grote bril, wenst mij goedemiddag en begint meteen te zeuren om mijn identiteitsbewijs. Ik ben hier 15 jaar geprikt en nog nooit is mij om mijn identiteitsbewijs gevraagd. Dat zeg ik dan ook  en zij zegt dat dat komt omdat het bloedprikformulier met de hand is ingevuld … ook dat is nog nooit anders geweest … maar goed ik doe verder niet moeilijk en laat haar mijn rijbewijs zien (nog geldig tot 2018).  
Ik ontbloot voor de prik mijn linkerarm.  Vraagt ze of ik mijn rechterarm wil ontbloten.
‘O, neen,’ zeg ik,  ‘u prikt maar in die linkerarm, die is er klaar voor. Ze probeert het nog een keer. Ze zegt stoer: ’ ik bepaal in welke arm er geprikt wordt.’ Uiteindelijk bindt ze in en prikt ze waar ik wil.

Is mijn bloed oké, dan hoor ik niks en mocht er iets mis zijn, dan krijg ik dat snel te horen via mijn psychiater.  

maandag 9 maart 2015

TUIN

We hebben nog steeds een volkstuin en vanmiddag is een lekker temperatuurtje om daar weer eens wat te doen. Krokussen  staan al volop in bloei, maagdenpalm bloeit zo hier en daar al en de hyacinten komen er aan. Ik vraag me alleen af waar de blauwe druifjes blijven. Normaal staan ze in deze tijd van het jaar met honderden tegelijk te bloeien in onze tuin.
We hoeven ons niet te vervelen. De winter heeft flink huis gehouden. De tuin ligt bezaaid met takken; grote en kleine. De grootste takken snoeien we tot op een lengte van maximaal 1.20 m. zodat ze  geschikt zijn voor in de takkenwal. De iets minder grote takken gebruiken we  in de borderrand. De kleine takken knippen we in kleinere stukken zodat ze in de vuilnisbak passen.
De regenwaterafvoer moet hoognodig weer eens schoongemaakt worden. Hij ligt vol met blaadjes alsof we net de herfst achter de rug hebben. Ik gooi de blaadjes  uit de afvoer in de tuin. Het regenwater is gelukkig wel door blijven lopen, want de afvoer is droog. Ook de regentonnen zijn leeg; dat betekent dat het regenwater goed is doorgelopen naar de vijver. Hoewel: de vijver is niet erg vol maar dat komt omdat het de laatste dagen niet geregend heeft.
Mijn vrouw was ondertussen bezig met de jaarlijks terugkerende klus om de tuin te ontdoen van de honderden stengels en stelen van allerlei planten, die vorig jaar bloeiden. Ik vraag haar of ik ergens mee kan helpen (want zij is eigenlijk de baas hier). ‘Kom mij hier maar helpen met die stengels en ruim ook gelijk al die dennenappels op,’ antwoordt ze.
‘Oké,’ zeg ik, ‘maar dan ga ik eerst even de stengels van de aardperen achter het huisje klein maken en in een vuilnisbakzak doen. Is dat goed?’ Ja, ze vindt het goed.
 ‘Zullen we eerst even een boterhammetje eten voor we verder werken?’ zeg ik.
‘Ja,’ zegt zij,’goed idee,’ en we gaan lekker op de bank in het zonnetje onze boterhammetjes zitten oppeuzelen. Vreemd gezicht moet dat zijn: zit ik daar met mijn ijsmuts op  in het zonnetje. Gelukkig zijn er nog niet zo veel tuinders actief op dit moment. Dus zo erg voor schut zit ik ook weer niet.
Toevallig komt, net terwijl wij zitten te eten, onze altijd iets te luidruchtige maar zeer  vrolijke en nog tamelijk jonge tuinbuurman Arend aangelopen: ‘Goedemiddag!! ……. Lekker aan het genieten?!’
Hij weet natuurlijk niet dat we al een paar uurtjes flink hebben lopen zwoegen. We laten hem maar in de waan en met pijn in de rug en de benen bevestigen we: ’Ja Arend, het is echt weer genieten geblazen.’
Arend zegt, dat hij van Irene van een tuin verderop hoorde, dat we hier gaan stoppen met tuinieren.
Het leuke is dat ik dat zelf aan Arend verteld heb, afgelopen herfst.  Hij dacht dat ik het toen nog niet zeker wist. Met niemand had hij het er nog over gesproken. Dat is wel netjes van hem; als het waar is. Hij vindt het wel vervelend dat we weggaan:
’’Misschien komen er wel zeikerds voor jullie in de plaats,’zegt hij. Ik troostte hem: het kan nog best wel even duren, voordat er een koper is, want het is alles bij elkaar niet goedkoop. De taxatiecommissie van de tuinvereniging  heeft onze tuin en ons tuinhuis inmiddels getaxeerd.
’Op hoeveel is het getaxeerd, ’ zegt Arend, ’als ik vragen mag?’
Ik vraag Arend wat hij denkt. Tienduizend, denkt hij.
‘Doe er maar drieduizend vanaf, Arend,’ zeg ik,’voor zevenduizend euro is tie van jou’




zondag 8 maart 2015

PET

De hele zondagochtend lees ik voor het keukenraam de krant. Het wordt daar op een gegeven moment zo heet, dat ik in de woonkamer, in de schaduw ga zitten. Het is vandaag geen weer om binnen te blijven plakken. De omstandigheden lijken mij ideaal voor een fietstochtje. Het is westenwind dus fiets ik naar het westen, want dan heb ik op de heenweg de wind tegen en op de terugweg de wind lekker mee. Om mijn hoofd te beschermen tegen de zon neem ik een petje mee. Ik begin dus een uurtje in westelijke richting te fietsen en zie wel hoe ver ik kom.
Ik loop naar de berging, waar mijn fiets staat en zie licht branden in de berging van buurvrouw Tilly. Ze springt plotseling tevoorschijn uit haar berging met een supergrote heggenschaar in de aanslag. Lachend zegt ze:
’Ja, altijd even voorzichtig zijn hier, hè! Je weet maar nooit.’
‘Ja, inderdaad,’ zeg ik. Mijn hart klopt in mijn keel.
Tilly heeft wel reden om een beetje voorzichtig te zijn, want ze heeft een rare buurvrouw. We zien hier allebei haar bergingdeur, die ze zowat tot gort heeft geslagen. Tilly heeft haar hier als een waanzinnige bezig gezien met een klauwhamer. Ze heeft het hele middenstuk van de deur eruit geslagen. Die dame is een drugsklantje en niet alleen van haar heeft Tilly last, ook van haar junkbroer. Die komt  midden in de nacht heibel staan maken en als zijn zus niet snel genoeg reageert gooit hij haar ruiten in. Tilly zegt me dat ze morgen naar de huisbaas gaat met foto’s van de tuin van haar buurvrouw. Die heeft de laatste paar maanden haar afval in de achtertuin gedumpt in plaats van in de vuilcontainer. Tilly vindt dat de huisbaas er snel iets aan moet doen. Die tuin verspreidt een verstikkende stank, is onhygiënisch en trekt ongedierte aan.
Ik ben het helemaal met haar eens en wens haar veel succes morgen.

Tijdens de eerste honderd meter van mijn fietstocht, merk ik, dat ik de weersomstandigheden niet helemaal juist heb ingeschat. Okee, het is zonnig, dat wel maar het windje, waar ik vanmorgen achter glas geen last van had is venijnig koud en nog krachtig ook. Mijn petje waait dan ook onmiddellijk van mijn hoofd en het blijft alleen op mijn hoofd staan als ik het achterstevoren op mijn hoofd zet. Het vervelende daarvan is dat dat petje niet mijn hele voorhoofd bedekt: er blijft een randje van één centimeter boven mijn wenkbrauwen onbedekt. Dat is lastig, want ik heb een soort zonneallergie op mijn voorhoofd en op die ene centimeter boven mijn wenkbrauwen heeft de zon nu vrij spel. Het lukt me gelukkig wel om het petje een centimeter naar beneden te sjorren maar binnen tien minuten is ie weer een centimeter omhoog geschoven. Dit is geen leuke fietstocht. Tot in Maassluis voel ik me niet op mijn gemak. De zon is me aan het beet nemen. Dat stukje voorhoofd van één centimeter wordt steeds heter.
Maassluis is het keerpunt. Ook voor het petje. Vanaf nu fiets ik terug naar Rotterdam-Noord. Met de wind mee en zonder last van de zon. In drie kwartier ben ik weer thuis.

In de spiegel zie ik een stuk verbrand voorhoofd van een streep. After sun smeren!

zaterdag 7 maart 2015

AANRIJDING MET EEN PERSOON

Vanmiddag waren mijn vrouw en ik wederom  de dupe van een aanrijding met een persoon. Deze keer stonden we in Rotterdam Centraal op perron 9  te wachten op de trein van 13.22 uur naar Leiden Centraal. We waren op weg naar een verjaardag. De vriendelijke damesstem van Rotterdam Centraal meldde om 13.15 uur eerst de aanrijding, de uitval van treinen en adviseerde vervolgens hoe we het beste onze reis konden vervolgen. De mededeling werd uitsluitend in het Nederland gedaan. Een flink aantal mensen bleef op het perron staan. Die konden waarschijnlijk geen Nederlands en verwachtten, dat de trein van 13.22 uur nog zou komen.  Vlakbij ons stond een man. Ik had  geen idee van wat voor nationaliteit. Bij elke mededeling van de vriendelijk damesstem, keek hij iets argwanender. Hij deed een stap in onze richting en vroeg: ’Leiden ….. trein…  yes?’
‘No,’ zei ik en ik ging maar door in het Engels want dat ‘yes’ kwam er veel zelfverzekerder bij hem uit dan dat ‘Leiden’ en ‘trein’.
‘No,’no train to Leiden, because there was a suicide on the railway.’ Hij keek me vrij wazig aan dus ik herhaalde:’there was a suicide on the railway, between here and Leiden. That’s why trains can’t ride there for the time being.’
Het was mijn vrouw en mij in ieder geval duidelijk, dat we naar een ander perron moesten. Onze reis ging nu via Gouda en Alphen aan de Rijn naar Leiden Centraal. Ik zei beleefdheidshalve nog even tegen die buitenlandse meneer dat wij naar perron 16 gingen voor de omweg naar Leiden via Gouda. Verder zei ik hem nog dat naar alle waarschijnlijkheid de eerstvolgende trein pas om 16.00 uur zou gaan. Dat ’16.00 uur’ begreep hij wonderlijk genoeg meteen, want hij stak gelijk 4 vingers omhoog en vroeg: ‘Four?’
‘Yes,’ zei ik. Maar mijn goede bedoelingen sorteerden geen effect want hij bleef, zolang ik dat kon zien in ieder geval, ietwat treurig op het perron achter. En er stonden nòg tientallen op perron 9 te wachten, die allemaal van niks wisten. Het zou een beetje ver voeren als ik al die lui zou gaan inlichten. Daar was natuurlijk helemaal geen tijd voor. Ik heb nog wel een weinig tijdrovende poging gedaan: ik floot op mijn vingers en maakte zo’n gebaar met mijn armen als een scheidsrechter maakt als een wedstrijd is afgelopen. Flink wat van de reizigers zagen me dat gebaar maken, een enkeling vond het niet belangrijk, het merendeel dacht vast: ‘die man is gek’ en sommigen wisten meteen: ‘hier is iets loos’. Ze kwamen naar me toe en in no-time had ik ze duidelijk gemaakt  dat Leiden vanmiddag alleen via Gouda bereikt kon worden. Als kinderen zo blij waren ze, dat ik ze gewaarschuwd had.
Op het perronnetje van Gouda, voor de trein naar Alphen aan de Rijn, was het schreeuwend druk; logisch wel, want zowel de richting Amsterdam (Leiden) vanuit Rotterdam was voor de reizigers geblokkeerd, als andersom.
Op het laatste stukje van de reis kwam een, ik dacht Somalische, vrouw met haar kinderen verhaal halen bij mij. Ze moesten helemaal niet naar Leiden; maar naar Maassluis, zei ze verwijtend. Domweg waren ze achter dat groepje op het perron in Rotterdam aangelopen.
Hartstikke lullig. Maar wat kon ik anders doen dan haar uitleggen hoe ze weer in Rotterdam moesten komen.

Doordat één persoon door een trein tussen Rotterdam en Leiden  aangereden werd, zijn wij zijn ruim een uur later dan gepland  op verjaardagsvisite en zijn de Somalische en haar kinderen hoogstwaarschijnlijk vandaag niet aangekomen in  Maassluis. Voor honderden andere reizigers met het spoor zullen de gevolgen van de aanrijding, nu eens ernstiger dan weer minder ernstig zijn. In ieder geval wordt de persoon, die zich heeft laten aanrijden, al dan niet postuum, ‘hartelijk’ bedankt.