Eens in de drie maanden
moet ik mijn bloed laten controleren. Ik slik namelijk een medicijn, lithium, dat mijn nieren en mijn
schildklier kan aantasten en als dat zo is moet er snel wat aan gedaan worden.
Verder moet bij die controle het lithium-promillage in mijn bloed vastgesteld
worden. Ik slik die pillen omdat ik een bipolaire stoornis heb. Vroeger werd
dat ook wel een manisch-depressieve stoornis genoemd. Die stoornis houdt enerzijds
in dat ik kan doorschieten èn blijven hangen
in overmatige vrolijkheid, brutaliteit, overmoed en daadkracht. Anderzijds kan ik
voor langere tijd diep zinken in somberheid, loomheid, passiviteit en
angst. Die twee stadia gaan doorgaans
geleidelijk in elkaar over. Lithium
moet de pieken en dalen in die fases af te toppen. Als ik lithium
regelmatig inneem blijf ik stabiel. Daarom ben ik meestal zo rustig,
vriendelijk en redelijk opgewekt. Ooit ben
ik wel eens ‘vergeten’ lithium te slikken. Dat was in een periode dat ik mezelf
wat tè rustig, wat tè duf vond worden, ten gevolge van lithium.
Eerst geef ik vandaag van
half elf tot half één de Poolse Gabriela, Nederlandse les. Ze bereidt zich voor
op het examen NT2-2 (Nederlands als tweede taal). Dat examen is eind april. Ik probeer haar zo
goed mogelijk klaar te stomen voor dat examen maar het zal heel moeilijk worden. Dat weet ze ook.
Om half één fiets ik naar
Star, het bloedprikstation. Voor de
ingang staat een nummertjesautomaat. Druk op de knop ‘bloed prikken’ en er komt
een volgnummer uit. Ik trek nummer A 378. Nummer A 376 is aan de beurt. Mazzel, er is er maar één vòòr me.
Terwijl ik op mijn beurt
wacht komt er stel binnen, aan hun tongval te horen komen ze uit
Crooswijk. De man is kaal, met alleen dan
zo’n grijs haarkransje, oud, begin zeventig, breedgeschouderd en welbespraakt. Meneer is waarschijnlijk ook
doof want hij praat onnodig hard. Hij heeft mevrouw veel te vertellen. Mevrouw is veel jonger, achter in de veertig. Ze heeft
een lieve zachte stem en beaamt vrijwel alles wat ‘die ouwe’ zegt, ook moet ze
regelmatig om hem lachen. Misschien heb ik geen gevoel voor humor maar ik heb
geen enkele keer om hem moeten lachen. Ze zitten nu, hand in hand, naast
elkaar, hij is zeker twee koppen groter. Zij is misschien wel blind, want ze
blijft ook hier binnen met een donkere bril op zitten. Opeens komt het idee bij
mij op, dat dit wel eens een pril verliefd stelletje zou kunnen zijn …
Dan gaat de bel … ik ben
aan de beurt.
Een kleine, uitgemergelde
prikster met een grote bril, wenst mij goedemiddag en begint meteen te zeuren
om mijn identiteitsbewijs. Ik ben hier 15 jaar geprikt en nog nooit is mij om mijn
identiteitsbewijs gevraagd. Dat zeg ik dan ook
en zij zegt dat dat komt omdat het bloedprikformulier met de hand is
ingevuld … ook dat is nog nooit anders geweest … maar goed ik doe verder niet
moeilijk en laat haar mijn rijbewijs zien (nog geldig tot 2018).
Ik ontbloot voor de prik
mijn linkerarm. Vraagt ze of ik mijn
rechterarm wil ontbloten.
‘O, neen,’ zeg ik, ‘u prikt maar in die linkerarm, die is er
klaar voor. Ze probeert het nog een keer. Ze zegt stoer: ’ ik bepaal in welke
arm er geprikt wordt.’ Uiteindelijk bindt ze in en prikt ze waar ik wil.
Is mijn bloed oké, dan
hoor ik niks en mocht er iets mis zijn, dan krijg ik dat snel te horen via mijn
psychiater.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten