zondag 15 maart 2015

O.V.

Vandaag, het is zondag,  heb ik weer eens met het openbaar vervoer gereisd. Zo om de vier weken reis ik naar Middelharnis om mijn verstandelijk gehandicapte broer Tinus op te zoeken. Ik stal mijn fiets bij Metrostation Stadhuis. En daar stap ik om 11.30 op de metro in de richting van Zuidplein. Op dit tijdstip reizen vind ik heerlijk. Er zijn bijna geen andere reizigers in de metro. Volop plaats dus om breeduit te zitten. Een enkele keer is het wat drukker als er bijvoorbeeld een evenement is in Ahoy. Maar propvol is het dan eigenlijk ook niet.
Op Zuidplein moet ik overstappen op de bus naar Middelharnis. Dat is bus 163 die als eindbestemming Ouddorp heeft. De bus vertrekt van Zuidplein om 11.52 uur en ik ben er al om 11.38 uur. Veel te vroeg dus. Ik maak dit reisje nu al bijna drie jaar en steeds ben ik te vroeg. Steeds opnieuw ben ik weer bang om te laat te zijn voor bus 138. Ik kàn gewoon een kwartier later van huis gaan maar dat  durf ik niet. Wie weet, krijg ik wel een lekke band of heeft de metro vertraging dan mis ik bus 138 en zie ik vanmiddag mijn broertje niet. De bus vertrekt precies om 11.52 uur  en zit half vol. De reis duurt bijna een uur. Ik ga een boekje lezen. Want het uitzicht is al drie jaar lang hetzelfde: lege weilanden, weilanden met schapen of koeien, landbouwgrond, waterpartijen (slootjes en het Haringvliet) en de brug over het Haringvliet.
Na ruim een half uur lezen word ik een beetje misselijk. Ik heb er lange tijd geen last van gehad. Toen ik als tiener met de bus naar school ging, deed ik vaak mijn huiswerk in tram of bus; vooral het leeswerk.  Regelmatig werd ik stront- en  stront-misselijk. Ik kotste dan meestal mijn boterhammetjes uit, daar waar ik zat of stond. Bij de eerstvolgende halte stapte ik uit zo vlug als ik kon en het vreemde was: in de zelfde minuut dat ik uitstapte was mijn misselijkheid verdwenen.  Kort nadat ik de tram of bus had verlaten zou de tramconducteur een grote schep zand over de kots gooien. Dan hadden de andere passagiers er niet zo’n hinder van.
Ik was dus op weg naar Middelharnis, zat lekker te lezen en werd een beetje misselijk. Onmiddellijk stopte ik met lezen. Gelukkig verdween dat nare gevoel snel en monter liep ik naar de woning van Tinus, mijn broertje.
Om 12.45 uur stapte ik bij hem binnen. Tinus was weer blij verrast met mijn komst. Alleen is hij teleurgesteld als hij merkt dat ik onze broer Marco, die een mongool is, niet heb meegenomen. Ik beloofde Tinus dat ik over vier weken Marco mee neem.  
We lopen een rondje bos; Tinus, vrolijk kirrend  in zijn rolstoel. Ik, duwend en kleumend daarachter. We zingen meestal wat duetten onderweg zoals: ‘o se wie se wo’; ‘advocaatje ging op reis’ en ‘papegaaitje leef je nog’. Nu begon ik voor de verandering eens dat lied van Toon Hermans te zingen: ‘Mien waar is mijn feestneus etc’ en tot mijn stomme verbazing zong hij dat lied ook uit volle borst mee. 14.50 uur: het was alweer tijd om te vertrekken; huggen; zoenen.
Om 15.10 uur vertrekt bus 136 weer naar Rotterdam. Stampvol is de bus. Niet iedereen heeft een zitplaats.  Sommige busreizigers, nemen twee zitplaatsen in beslag. Zij zijn asociaal bezig. Op de plaats bij het raam zetten ze hun bagage neer en zelf nemen ze plaats aan het gangpad. Vaak gaan ze dan met een iPad of 1Pod op hun schoot, interessant zitten doen. De muziek tettert hard in hun oren, ze horen of zogenaamd niets. Dus als je naast ze wil zitten moet je ze even flink door elkaar schudden; dat ze hun bagage van die zitplaats afhalen.

Ik zat op de grote bank achterin de bus rechts bij het raam met mijn rugzak tussen mijn benen. Om 16.30 uur ben ik weer thuis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten