woensdag 11 maart 2015

ROME

In de Volkskrant van vanochtend las ik dat de politie 15 van de meer dan honderd relschoppers (Feyenoord supporters) in Rome heeft herkend. Ze moeten zich snel melden bij de politie. Als ze dat niet doen worden ze met hun gezicht op de televisie vertoond bij ‘Opsporing Verzocht’. Eén 26-jarige man heeft zich al gemeld.
Op mijn sportschool zit er ook zo een: Tom, de veel te zware dertiger. Hij, is naar Rome geweest en zit aan de koffietafel, tegen dames, die al bijna de zestig zijn gepasseerd, op zijn onbeholpen manier te vertellen over zijn heldendaden in Rome. Tom toont zijn opgelopen verwondingen: schrammen, schaafwonden en blauwe plekken. Erg leuk vond hij het om lege bierblikjes vol te zeiken en ze dan hard tegen dat beeld in ‘die achterlijke fontein’ te knallen. Ik ken Tom al die tijd al, dat ik daar sport, ruim zes jaar, maar dàt had ik nooit van hem verwacht. Eigenlijk is Tom een zielige, simpele ziel. Uit zijn verhalen maak ik op dat hij bij de sociale werkplaats werkt. Hij maakt een erg domme indruk. Tom is niet in staat om twee zinnen achter elkaar behoorlijk Nederlands te praten. Ik wil hiermee overigens niet alle werkers in de sociale werkplaatsen over één kam scheren. Tom is waarschijnlijk een negatieve uitzondering. Hij is trouwens ook een van die gasten met een stadionverbod voor heel Nederland en hij is er nog trots op ook.

Vanmiddag ga ik wat kleding opruimen. Van sommige kleren heb ik te veel en andere kleding is verschoten of ik vind het niet leuk meer. Ik heb wel twintig zwarte T-shirts met lange mouwen en aangezien ik meestal alleen de bovenste vijf van de stapel draag besluit ik de bovenste tien van de stapel weg te doen. Het zelfde doe ik met stapel zwarte T-shirts met korte mouwen. Ik dank ook een paar gekleurde T-shirts met lange mouwen af. Ik kan me nu, met de beste wil van de wereld, niet meer voor stellen, waarom ik ooit shirts met die kleuren gekocht heb. Er zitten trouwens ook een paar T-shirts bij met een col. Ik heb ze pakweg 7 jaar geleden gekocht en ze hooguit 1 keer gedragen. Er zitten heel strakke, hoge cols in die shirts. Wanneer ik me, met die shirts aan, in de spiegel zie, lijk ik precies op Bert, je weet wel, die van Sesamstraat.
Uit de nalatenschap van mijn vader had ik, zes jaar geleden, nog wat witte overhemden geplukt. Had ik net zo goed niet kunnen doen. Ik had voordien eigenlijk nauwelijks witte overhemden gedragen en ook deze hebben al die jaren in de kast gehangen.
Alles bij elkaar is het een aardige hoeveelheid, die ik naar de kledingcontainer van het Leger des Heils kan brengen: vier propvolle Bas van der Heijdentassen. Ik heb wel eens horen zeggen  dat die kledingcontainers leeg gevist zouden worden door Roemenen, die dan die kleding weer voor een leuk prijsje in hun eigen land gingen verkopen.  Maar in zo’n kledingcontainer als waar ik mijn kleding in gegooid heb, kan een Roemeen of wat voor mens dan ook, alleen maar klem komen te zitten. Vissen kan niet meer.


De container staat vlakbij het huis van mijn vriend Derck. Een Engelsman. Ik mis hem al een tijdje op de sportschool. Dus ik denk: ik ga een kopje thee bij hem drinken. Dan hoor ik gelijk wel wat er loos is. Hij blijkt inderdaad geblesseerd te zijn: knieën en voeten. Gaat nog een week of drie duren. We hebben even lekker met elkaar gekletst over onze favoriete voetbalclubs Liverpool en Sparta en over het in onze ogen vreemde gedrag van sommige sportschoolleden. Zoals bijvoorbeeld een tijdschrift lezen terwijl je aan het fietsen bent of  in een ruimte met keiharde discomuziek, een koptelefoon opzetten met je eigen muziek. Raar!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten