‘Bijna drie jaar geleden
heb ik je al gezegd, dat ik wilde scheiden. Je had toen stiekem je pillen
(lithium) tegen je stoornis niet geslikt. Je werd hypomaan en iedereen in je omgeving
werd gek van je. Je maakte mij voor
rotte vis uit, je zonen waren niet goed bij hun hoofd en de leden van de
toneelvereniging hadden het stuk voor stuk te hoog in de bol. Aan jou … aan jou
mankeerde natuurlijk helemaal niets. Ik wilde dit niet nog een keer meemaken.’ Dit
zei mijn vrouw vier weken geleden tegen mij.
Mijn reactie toen was dat
ik beslist niet wilde scheiden. Ik heb er sowieso al geen geld voor. Niet om
helemaal opnieuw te beginnen. Niet voor een huisje en al helemaal niet om het
helemaal in te richten. Bovendien vond ik het in en in treurig om al het
positieve van ons samenzijn van 1970 tot
nu (45 jaren maar liefst) bij het grof vuil te zetten.
Bijna drie jaar hoor ik
haar niet meer over scheiden. Wel koestert zij in die drie jaar haar woede
jegens mij. Dat uit zich dikwijls in een grafstemming zolang we met z’n
tweetjes thuis zijn. Komt er bezoek dan slaat haar stemming om naar een tot
hysterie neigende vrolijkheid. Zelfs tegen mij doet ze dan opgewekt. Drie
sombere jaren samen waren dat. Maar het kan nog erger. Ongeveer drie weken
geleden, slaat de vlam in de pan. Ik heb
dat al eens eerder beschreven. Zij zet, zonder mij wat te vragen, wat spulletjes,
in de net opgeruimde kasten in mijn kamer. Dat wil ik niet. Ik wil niet dat mijn kast
weer volgestouwd wordt. Háár spulletjes zet ik weer terug in háár kasten. Als
ze dat ziet springt ze, als door een adder gebeten, op en scheldt mij luid en
duidelijk uit voor ‘lul’ en ‘klootzak’.
Mijn vertrek uit háár huis
was op slag weer actueel geworden. Wij
wonen hier dan wel acht jaar samen in dit huis, dit is niet òns huis. Het is háár
huis. Zij is verliefd op dit huis. Dit huis is haar geliefde. Als mijn vrouw
het voor het zeggen krijgt, kan ik bij een scheiding dit huis wel vergeten.
Maar daar is nu nog geen sprake van. We blijven gewoon bij elkaar. Ons huwelijk
is daar te waardevol voor.
Het enige waar we beiden eigenlijk
al die jaren altijd héél slecht in zijn geweest is neuken. Het was echt om te
huilen, elke keer weer. Hoewel we uiteindelijk toch twee prachtige zonen bij
elkaar hebben geneukt … al zeg ik het zelf.
Nu ik toch dit
tussenstapje bewandel: ik durf er om te wedden dat er op de hele wereld geen
echtpaar te vinden is, dat in 45 jaar zo weinig geneukt heeft. Deze extreem lage
score wordt,wat in feite heel logisch is, goedgemaakt door het uitermate hoge
aantal masturbaties mijnerzijds.
Wie weet halen we het Guinness
Book of Records als de exacte cijfers bekend zijn.
Het gebeurt wel eens dat
mensen aan mij vragen.
’Wat is dat nou voor een type, die vrouw van
jou?’ Dan is mijn antwoord tot nu toe, altijd positief. Zelfs al is de sfeer thuis
om te snijden. Ik ben trots op haar, zeg ik dan en ik vertel, dat zij een leuke,
mooie, gezellige, intelligente, sociale en creatieve vrouw is.
Op een party ontmoeten
mijn vrouw en een vriend van mij elkaar. Mijn vriend vertelt haar over mijn positieve
bewoordingen aan haar adres.
Als we thuis zijn vraagt
mijn vrouw aan mij:
’Waarom ben je toch altijd
zo positief over mij? Waarom zeg je niet gewoon dat ik een bitch ben!’
Natuurlijk is ze dat ook,
soms. Maar voor mij prevaleren toch nog die positieve eigenschappen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten