vrijdag 30 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE. (8) PIETJE.

 Pietje Fransen is een van de gassies op school met wie ik een bijzondere band heb. Hij kan absoluut niet leren. Is wel goed in sporten en het is een lefgosertje.

Hij springt op school uit het raam van de tweede verdieping.. Zijn hondje staat alleen aan de overkant van de straat. Daar moet ie gelijk op af. ‘Ik kom vanmiddag wel weer terug!’

Boeren en scheten laten in de klas, doet ie gewoon. En als de meester er wat van zegt, antwoordt Pietje dat hij zo’n vreselijk buikpijn heeft. Hij stinkt ook als ie géén scheet had gelaten …  ik weet niet precies wat voor stank … beetje zurig … ranzig. Niemand wil naast hem zitten of zijn jasje over Pietje zijn jas hangen. Ik doe het ook niet. De meester hééft hem wel eens een keer naar huis gestuurd: ‘Je gaat je eerst maar eens lekker wassen, Pietje, schone kleren aantrekken. Dan wil ik je hier weer terugzien.’ Na drie weken is hij er weer … in die zelfde kleren.

Piet zingt ook graag. Dat verwacht je niet van hem. Het klinkt nog aardig ook. Het liefst zingt hij ‘stoute liedjes’ zoals: tiet-en-kont, tiet-en-kont, tiet-en-kont-kont-kont enz. op de melodie van de Radetzky-Mars van Johan Strauss. Ook verzint hij ze zelf; over Elsje bijvoorbeeld, een lelijk,  peenroodharig klasgenootje van ons, zingt hij een zelf bedacht melodietje:

‘….en die Els,

die is zo’n rare,

kromme benen,

dikke billen

rooie haren…….’

Iedereen lachen en ach, die Elsje, ze schaamt zich dood. Zielig, hoor. Moet Pietje voor straf een tijdje op de gang staan van de meester. Vanaf de gang maakt hij ons in de klas aan het lachen door steeds met een andere gek gezicht voor het gangraam te springen.

Op een morgen, komt een grote man de klas in, ‘dat is een ‘stille’’, zegt de meester later. Onze meester en de ‘stille’ smoezen even met elkaar. Als die ‘stille’ weer weg is, zegt de meester, lijkbleek inmiddels, dat Pietje op zijn fietsje is platgereden door een vrachtwagen.

Een paar dagen later zitten we met de hele school in de kerk aan weerskanten van dat kleine witte kistje. Die eerste drie-en-een-halfjaar op school heeft hij  veel lol gemaakt. Ik zal hem niet gauw vergeten met zijn bolle, brutale stekelkop. Pietje Fransen is geen boezemvriend van mij; wel een toffe klasgenoot. Hij slaat Paultje de Jong voor mij in elkaar. Die Paultje loopt me steeds te zieken: ‘lelijke brillenjood’, ‘lelijke brillenjood’. Dat wil Pietje niet horen,  want ik ben zijn vriend. Daarom deelt hij gewoon een paar tikkies uit. ik hoef hem helemaal niks te vragen. Het enige dat ik voor hem terug kan doen is repetities, dictees en allerhande huiswerk maken in Pietjes slonzige handschrift. De laatste tijd ga ik ook gewoon naast hem zitten en hang ik mijn jas over zijn jas op de haak. Dat doe ik ruim een half jaar zo en dan ineens is Pietje  dood.

donderdag 29 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (7) PASCAL.

 Met Pascal ben ik drie jaar geleden  in Avignon, voor het theaterfestival. Enerzijds is die periode een succes anderzijds een tegenvaller. De voorstellingen die we in Avignon zien zijn ronduit enerverend maar er zit iets niet lekker tussen Pascal en mij. Volgens mij ligt het aan de houding van Pascal naar mij. Ik voel rivaliteit, die Pascal aanwakkert. Hij doet opschepperig over zijn kennis van het Frans. Hij laat me duidelijk merken dat mijn Frans niet zo best is. Dat is nogal logisch: ik moet het doen met mijn schoolfrans en vakantiefrans. Pascal daarentegen woont de eerste drie jaren van zijn leven in Frankrijk. Zijn moeder is Française. Hij spreekt vloeiend Frans. Natuurlijk begrijpt hij daardoor die Frans gesproken theaterstukken beter dan ik. Als hij wat aan me uitlegt over een bepaald stuk dat klinkt dat voor mij eerder hautain dan amicaal. Wat hem misschien tegen de borst stuit is dat ik meer weet van theater dan hij. Ik heb tenslotte de toneelschool gedaan. Hij weet bijvoorbeeld het begrip 'mise en scene' niet te onderscheiden van 'décor' en 'akoestiek' niet van 'choreografie'… dat geeft ook helemaal niks. Ik zal de laatste zijn die hem daarom gaat uitlachen. Ik leg hem die begrippen graag en geduldig uit. Geen probleem voor mij. Alleen zit Pascal daar duidelijk niet op te wachten. Hij ergert zich een beetje en dat is niet mijn bedoeling.

Het is niet alleen kommer en kwel. We genieten op de gezellige volle terrassen op de Place d’Horloge volop van de smakelijke  maaltijden en de heerlijke wijn. Wij drinken Saint-Emilion; onze lievelingswijn. Goed aan de prijs en heel lekker. Soms komt er ook een theatergroep langs die een ‘preview’ geeft van hun voorstelling. ‘Vier lange mannen in kanariegele broeken, witte t-shirts. Zwarte bretels en dito  hoedjes. Ze kijken een paar minuten roerloos naar de mensen op het terras.. Dan gaan ze staan zingen. A capella. Bekende Franstalige liedjes. 'Paris s'éveille', ‘Milord’, ‘Bruxelles’. Veel terrasgangers zingen vrolijk mee. Ook Pascal en ik.’

Op een van die schitterende zomerse dagen (28 graden en onbewolkt) in het zwembad van Avignon raak ik een prachtig badlaken en een paar badslippers kwijt. Bij elkaar had ik daar nog zo'n zestig francs voor betaald …. maar dat doet er verder niet toe. Pascal vraagt mij, een paar dagen later, quasi geïnteresseerd: ‘dat badlaken en die slippers heb je zeker niet meer gevonden?’  ‘Nee’, zeg ik, ‘waarschijnlijk heb ik ze in het zwembad vergeten.’  ’Als jouw hoofd niet vast zat ….’lacht hij. Misschien grappig bedoeld. Maar Ik zie daar de grap niet van in. ’t Is hatelijk, waar is dat voor nodig?

Ik heb drie weken echt genoten van het theater. Maar door Pascals opschepperigheid over zijn Frans, zijn lullige opmerking over mijn verloren spullen en zijn desinteresse in theaterzaken, knap ik op hem af. Onze vriendschap loopt door dat gedrag een deuk op en het duurt bij mij gewoonlijk een tijdje eer dat weer is uitgedeukt. Drie jaar duurt dat nu al.

 

woensdag 28 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (6) ROEL

Ja,  met Roel was ik erg goed bevriend. Hij was mijn beste vriend ooit. Was, ja, .....want hij is heel jong gestorven. Hartstilstand. Godverdomme! Roel en ik zijn een paar apart. Elf, twaalf jaar zijn we … we  spijbelen …  en dan toevallig ook nog tegelijkertijd ... zonder dat we het weten van elkaar. Op een fraaie lentedag zien we elkaar opeens bij de hoge duik in Zwembad-Zuid. De rest van onze klas zit op school peentjes te zweten. Daar vinden we het veel te mooi weer voor. Dus zijn we in het zwembad: zwemmen, zonnen en de hoge duik. Heerlijk daar. In het kleedhok van het zwemband komen we tot interessante ontdekkingen: onze piemels (wij noemen ze soms ‘onze knuppels’) zijn bijna even groot. Die van Roel is  in slappe toestand iets langer. Die van mij is als ie stijf staat, drie millimeter groter. Wel is de mijne weer een  beetje minder dik, dan de zijne. Dat dan weer wel.

Behalve het spijbelen, doen we op den duur ook de dames samen. We zijn dan een jaar of veertien. Soms nemen we elkaars vriendinnetje over … eerlijk gezegd moet ik vaker een door hem ‘afgelikte boterham’ over nemen dan hij van mij.

We zijn fanatieke fietsers. Bij goed weer gaan we naar het strandje aan de Oude Maas of we fietsen langs die rivier naar Zwijndrecht en weer terug natuurlijk. Genieten is dat. 

Bij mij thuis, hebben we eens ons sperma opgevangen in een kopje, het als een eitje zonder dooier, in de koekenpan gebakken … en … het nog opgegeten ook. Beetje zout, beetje peper, beetje paprikapoeder erbij. Het gebakken sperma past precies op een kwart stukje van een bruine boterham. Die smaakt naar knoflook … wat wel kan kloppen, want we hebben de dag ervoor patat met knoflooksaus gegeten. Dus … vandáár … óók  … mijn beste vriend, want dat soort dingen, dat  smeedt een band, hè.

Roel en ik zijn fervente fans van de Rolling Stones. Op mijn kamertje hebben we onder andere ‘It’s all over now’ en ‘Satisfaction’ helemaal grijs gedraaid (en meegebruld).

De jaren met Roel Hoffet zijn echt supertof. Alleen zijn ouders willen niet dat we met elkaar omgaan. Ze denken dat ik een flikker ben. Daar hebben ze een bloedhekel aan ...  aan strontneukers, dat koosnaampje gebruiken de Hoffets  voor 'homo’s'. Ze willen ons het liefst zo ver mogelijk bij elkaar vandaan houden.

Voetballen doen we ook, alleen is Roel niet zó enthousiast. Hij heeft astma … gauw buiten adem. Soms doet Theo de Haas, een heuse prof van Sparta, met ons mee. Echt leuk is dat, hoewel hij ons compleet  wegspeelt. Toevallig woont Theo dicht  bij ons in de buurt. 

Wat paps en mams Hoffet nooit te weten zijn gekomen, is dat ik als vijftienjarige (homo!?) met hun dertienjarige dochtertje Tosie  lig te vrijen. Vlak boven de woonkamer, waar paps zijn sjekkie zit te draaien en mams Hoffet, met een zware Van Nelle in haar linker mondhoek, is met een cryptogram bezig: ‘Roel, help me es  effe!?’ roept ma door het huis heen.  ‘Luister: ‘ Zijn vriendin ligt deze maand  alwèèr met haar overhoop?’  Het woord heeft vier letters en de derde letter is een ‘o’. Welk woord moet het zijn?’ Roel reageert meteen vanuit zijn kamer: ‘Opoe.’ ‘Goed zo jongen, komt precies uit.’  

Mijn vriend Roel is helaas niet erg oud geworden.

dinsdag 27 september 2022

Vriendschap? Een Illusie? (5). Thom

 Met Thom ben ik een jaartje  omgegaan.  Hij is dertien; ik elf.

Van zijn kant is ‘het vriendschapsgevoel’ groter dan dat van mij. De ‘liefde’ komt van één kant. Als we naar de haven lopen legt hij vaak zijn arm om mijn schouder, kijkt vriendelijk glimlachend naar me en leunt een beetje op mij. Hij komt me thuis veel  ophalen om buiten te spelen. Ik heb geregeld tegen hem geroepen, dat ik geen zin heb, zelfs  als ik me thuis rot verveel. Waarom?? Ik weet het nog steeds niet precies ….Thom was  wat meisjesachtig … misschien daarom … hij houdt niet van voetbal,  überhaupt niet van sporten, nou ja … wandelen en vissen doet ie wel eens. Als je dat tenminste sporten wil noemen. Hij wil eigenlijk alleen maar praten, zitten, tv kijken (bij hem thuis), snoepen, naar de bioscoop en wat hij vooral graag en veel doet is achter de meiden aan gaan. Mij heeft hij daarbij niet nodig. Ik hoef ook niet zo nodig. Later gaat hij mij erover vertellen. Bijvoorbeeld  hoe lekker tongzoenen is. ‘Moet je toch ook eens een keertje proberen, Jee.’

'Tongen? Wat is dat nou weer?' Het is rustig in het wijkparkje waar we op een bankje zitten. Thom kijkt even vluchtig om zich heen. Er sluipt een kat naar een stel nietsvermoedende duiven; er ligt nogal wat zwerfvuil. Als hij verder geen kip ziet, gaat hij me leren wat tongzoenen is. Hij slaat ruw zijn armen om me heen en in een flits is zijn hoofd heel dicht bij mij … hij zet zijn mond op mijn mond en glipt met zijn tong tussen mijn lippen door … gatver … nou, niet alleen maar gatver, ik moet er zowat van kotsen. Zijn tong glijdt uit mijn mond als ik mijn hoofd naar achteren doe. Goor vind ik het. ‘Vuile viezerik!’ Ik vlieg op, spuug hem in zijn gezicht, schop hem tegen zijn schenen en ren hard weg … naar huis. Zo boos ben ik nog nooit op iemand geweest. Ik loop te janken.  ’t Is voor het eerst dat ik iemand schop of bespuug. Hij komt gelukkig niet achter me aan.

Mijn moeder ziet wat aan me; ze vraagt wat er is. Ik zeg: ‘Niks.’ Daar ga ik niet over praten. Ik ben bang voor Thom’s reactie. Maar die komt niet. Hij negeert me. Misschien weet ie zelf ook wel dat ie iets stoms heeft gedaan. Een paar maanden na mijn woede uitbarsting verhuist hij.

Dat lucht op.  

maandag 26 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (4) BRIAN EN DE ANTILLIAANSE VRIENDEN.

 

Brian is mijn vriend niet. Dat mijn beste vrienden wèl met hem bevriend zijn, zit me niet lekker maar ik maak er geen woorden over vuil.  

Enkel en alleen omdat Brian  toevallig alle mogelijke honkbalspullen heeft, moet iedereen bij het honkballen naar zijn pijpen dansen. Krijgt hij zijn zin niet dan pakt hij al zijn spulletjes bij elkaar en gaat huilend (jawel!) en stampvoetend naar huis. Tientallen malen heb ik dat ventje  zo naar huis zien stampen. Meestal doen we dan toch maar gewoon wat hij wil, zodat we  met die spullen van hem kunnen blijven spelen. Brians onvergetelijke woorden, probeer het ook eens op zijn hazenlips met Amerikaanse tongval te zeggen: 'Als ik niet mag pitchen, doe ik niet meer mee … ga ik gewoon naar huis … neem al mijn spullen mee!'

Sportief gezien is het toch nog goed gekomen met die jongen. Hij speelt enige jaren als pitcher bij de landskampioen Sparta en komt zelfs een paar keer uit voor het Nederlands negental. Maatschappelijk gezien is wat minder gegaan.  In Spangen is hij jarenlang dè postbode. ’t Is geen vetpot maar het werk geeft hem voldoening. Brian kent zelf iedereen in de buurt. Alle wijkbewoners kennen hem ook … vreemd genoeg niet als die ex-tophonkballer.

 

Mannen van de Antillen.

Wij, kwajongens van de Van Lennepstraat in Spangen hebben er van de ene op de andere dag  zomaar een stel  reusachtige, vrolijke, vriendelijke speelkameraden bij.  Zwarte mannen zijn het. Onze vrienden worden ze.  Ze hebben met Brian de Haas gemeen dat ze zowel onverstaanbaar zijn als dol op honkbal. Dat ze onverstaanbaar zijn voor ons  komt omdat ze papiamento spreken. Ze komen van de Nederlandse Antillen. Van welke Antil weet ik niet precies. In het begin van de zestiger jaren komt een aantal heel goede Antilliaanse honkballers naar Nederland, waaronder zij. Ze zullen best wel (zwart) betaald hebben gekregen van hun club maar veel is het vast niet geweest, want ze komen elke trainingsdag met de tram.  Tsjonge, wat hebben wij een fijne tijd met die tophonkballers: Hamilton Richardson, Simon Arindell en Hudson John. Op weg naar het trainingsveld van Sparta in Spangen gaan deze toppers met ons vriendenclubje staan honkballen! Zomaar op de middenweg …  waar dan nog nauwelijks auto’s geparkeerd staan. We speelden ‘putjeshonkbal’: de rioolputten waren dan de honken.  Echt te gek! Ze geven ons echt het idee dat wij, die pestapies van Spangen,  wereldhonkballers zijn. Tegelijk leren ze ons allerlei tactische en technische trucjes.  Vergelijk het maar gerust met  de voetballers Frenkie de Jong en Memphis Depay, die op weg naar hun training, elke dag even een uurtje gaan lopen voetballen met  een stel straatschoffies van een jaar of tien. Onvergetelijk!

Dat die  mannen enkele jaren later BN'ers zouden zijn, konden we toen nog niet weten. Arthur, Cees en ik zijn nog altijd trots op onze Antilliaanse vrienden. Van Brian weet ik dat niet; ik heb al jaren geen contact meer met hem.  

zondag 25 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE (3). KAREL, OOM JOOST, CEES en BRIAN

 

Karel

Karel is niet bepaald een vriend. Integendeel. Hij zit bij mij in de C2 van de voetbalclub Aeolus. Een grote, sterke vent is hij. Een gore schopper en tevens een vervelende  opschepper, die nog niet eens deuk in een pakje boter kan schieten. Ik vertelde dat ik pijn aan mijn grote teen kreeg van schieten met mijn nieuwe kicks (jargon voor voetbalschoenen). Het leer van mijn schoenen is zo  zacht. Karel heeft schoenen met harde neuzen daar krijg je nooit pijn aan je tenen van, zei die. Ik mocht zijn schoenen wel een keertje proberen. En het klopt wel wat hij zei maar ze waren iets te groot voor mij  en … heel erg oud en afgetrapt.

‘Ruilen?’ vraagt hij met een dwingende, dreigende, intimiderende blik in zijn ogen. Ik ben bang voor hem.  Ik doe het … ja, echt ik doe het nog ook…… ik ruil mijn moderne splinternieuwe Puma voetbalschoenen voor Karels  afgetrapte, iets te grote, ouwe sloffen van voor de oorlog.  Ik weet dat ik iets doms doe en toch doe ik het …  Karel lacht minachtend naar me en stopt mijn mooie moderne zachtleren kicks vlug in zijn ouwe voetbaltas.

 

Oom Joost

Van mijn oom Joost, mijn leukste oom, krijg ik ze voor mijn verjaardag, die zachte voetbalschoentjes. Ik dacht hij gek werd, zo razend reageert hij op mijn voetbalschoenenruil. ‘Welke klootzak ruilt er nou zulke mooie nieuwe Puma’s voor van die ouderwetse merkloze klotekisten?’ vroeg oom Joost zich af, wild om zich heen gebarend. In zijn boosheid  slaat hij zijn glas bier van tafel. Het dunne bierglas ligt  in scherven in de plas bier op het zeil …… jammer voor Oom Joost is, dat mijn moeder geen biertjes meer in voorraad heeft. Er is altijd maar één biertje in huis: voor ome Joost.  

Voor het eerst en voor het laatst zie ik hem dan boos. Hij zei ook gelijk dat hij mij nooit meer een kado zou geven … en daar heeft hij zich keurig aangehouden. Ik heb oom Joost trouwens ook niet zo veel meer gezien … nou ja, een keer nog … als hij in kist ligt … dan zie ik hem voor het laatst. Hem heb  ik al die tijd wel  gemist.  Voor zijn woede over die voetbalschoenen voelde hij als een vader voor mij.

 

Cees, Brian, en de vader van Brian.

Arthur is een geweldige voetballer. Cees is anders, want die is, net als ik trouwens, nergens echt héél goed in. Cees zijn buurjongen (en vriend) Brian de Haas, weer wel.  De Haas is niet zijn echte naam; hij wordt de Haas genoemd om zijn hazenlip. Brian is, net als zijn vader, moeder , broer en zus, Amerikaans en heel goed in baseball (in goed Nederlands: honkbal). Zijn vader werkt bij de Shell en is honkbalcoach van de toenmalige landskampioen Sparta..

De Haas is destijds de enige jongen in heel Nederland, die op zevenjarige leeftijd al met een complete honkbal-outfit naar school ging. We honkballen vaak met Brian. Arthur en Cees worden vrienden met hem.  Ik niet … een opscheppertje is het met zijn poenerige honkbalspullen. Ik heb er de pest over in dat Arthur en Cees vrienden met die gast worden. Maar ik heb het nooit met hun over gehad.  

Van alle mensen met een hazenlip in Nederland is Brian de aller, allerbeste en bekendste honkballer geworden. Hij heeft ook een gladde babbel, die jongen. Erg naar, dat als hij praat, die irritant-nasale 'hazenlip-klank’ mee resoneert.  Maar daar kan Brian verder ook niks aan doen. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.

 

zaterdag 24 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? (2). KOOS & GEERTJE; ARTHUR EN KEES.

‘Vrienden? Die heb ik helemaal niet.’ Ik flap het er zomaar ineens uit. Vroeger wel maar die zijn inmiddels allemaal uit beeld. Uit het oog verloren, verhuisd, innig getrouwd, verontwaardigd  of dood. Geen vrienden meer ... en dat op mijn tweeënzeventigste al!

'En Koos en Greetje dan? Of Ahmed, Hans, Peter en Els en Arthur en Cees niet te vergeten?  Koos stelt mij aan al zijn kennissen voor als ‘mijn  vriend Zef’ ….. en het gekke is dat ik me helemaal geen vriend van hem voel….   Oké, ik ga wel eens met hem naar een voetbalwedstrijd kijken ……. maar daarmee  is hij nog niet direct een vriend van me. Ja, kort voor zijn dood worden we visvrienden.

Vanaf 1980 is Koos samen met Greetje, een schoolvriendin van mijn vrouw, Carola. Zij zitten bij elkaar in de klas op de kunstacademie.  De dames kennen elkaar al heel lang.  Na het stuk lopen van Greetjes huwelijk heeft mijn vrouw geen contact meer met Koos. Ik nog wel. Dat beschouwt Greetje als een vorm van verraad. Ze wil alleen met me blijven omgaan als ik breek met Koos. Ze bekijkt het maar. Carola blijft dus wel gewoon met Greetje omgaan. Na de dood van Koos  ben ik óók weer welkom bij haar ... na 12 jaar …  ik sta niet echt te juichen. Tsja, ook bij ons komt ze dan ook gewoon weer over de vloer. Ik blijf het lastig vinden. Greetje noemt me dan geregeld  ‘mijn vriendje’   oké we gaan incidenteel wel eens naar de bios  … meer niet  maar om haar nou gelijk een vriendin van me te noemen … dat gaat me wat te ver. Ik vind het ook niet zo makkelijk om tegen haar te zeggen: ’Ik wil jouw vriendje niet zijn.’   

Misschien verwacht ik wel te veel van een vriend en wel zó veel dat bijna niemand ooit goed genoeg is om mijn vriend te worden? En ikzelf dan? Vind ik mezelf ooit wel goed genoeg om iemands vriend of vriendin te kunnen zijn? Ik denk het niet …. naar Carola ben ik bijvoorbeeld best scheutig met knuffels, complimentjes of een glimlach. Naar andere vrouwen doe ik dat niet zo, uit angst flirterig over te komen. Naar mannen laat ik dat sowieso achterwege …  denken ze misschien dat ik homo ben ....

Als kind gaat het vrienden maken makkelijk. Je ziet elkaar elke dag. Doet allerlei activiteiten met elkaar. Op de lagere school heb ik twee heel goeie vrienden. Arthur en Ceesie. Ik heb veel plezier met ze gehad. Arthur is een getalenteerde voetballer. Op het grasveld voor zijn deur doen we altijd 'metsies'. Als Arthur bij jouw team zit, win je gegarandeerd. Ik ben dan de keeper. Bij  Cees thuis doen we spelletjes (domino, eenendertigen, pesten), spelen met lego of de mecanodoos en bij mij voor de deur honkballen we.

Arthur is in alle sporten goed. Zelfs in turnen, wat Cees en ik een meisjessport vinden. Arthur trekt zich daar niks van aan en doet ook onder gym zijn stinkende best voor het allerhoogste cijfer.  Cees en ik niet, wij houden ook niet van ringen en springen over bok of paard of oefeningen op de ladder. Nee, Cees en ik zijn meer in voor ’apenkooien’ of blokkiesvoetbal.

Ja, Arthur, Cees en ik blijven op de lagere school goeie vrienden.

 

vrijdag 23 september 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE? 1. PASCAL EN CAROLA

Naar Frankrijk. Naar Avignon ga ik jaren achtereen. Voor het jaarlijkse drie weken durende theaterfestival. Pascal en ik gaan daar voor het eerst heen als vrienden. Het woord ‘vriend’ durf ik haast niet meer op te schrijven. Voor mij is het zo’n zwaar beladen woord geworden. Pascal, van de theatergroep, is sinds dertig jaar de eerste, die ik voorzichtig weer eens ‘vriend’ durf te noemen. Al die jaren had ik er geen.

Ja, oké, ik ben vele jaren met mijn echtgenote, Carola, die ik tevens gedurende lange tijd als een vriendin beschouw. De relatie is over. De vriendschap weggeëbt. Ik  schrijf het maar op zoals ik het voel.                                   

                                  

Samen leven als geliefden was van korte duur.

Jaloezie, ontrouw en berouw

gevolgd door langdurige stilte, kilte.

Desondanks komen kinderen.

Voor hen en met hen gaan we nog vele jaren

vrolijk samen door.

Wonen samen … slapen samen

en als dat te veel benauwt,

samen wonen, apart slapen, gezellig

als broer en zus bewaren we

de lieve vrede

voor ons zelf, onze zonen

en de hele wereld.

En dan, na vijfenveertig

nu eens lichte dan weer zware jaren,

een bitter end.

donderdag 22 september 2022

ONHERKENBAAR

Op weg naar huis fiets ik door een straatje waar ik ooit woonde. Op honderd meter afstand zie ik hem al staan Zuhair el Fridissi. Woont al jaren lang in Nederland. Ruim twintig jaar is hij mijn naaste buurman. In zijn grijze overall leunt hij op de rand van de motorkap van zijn auto. Het zal me niet verbazen als de motor heel zachtjes draait. Hij kijkt onder de motorkap zoals ik zou kijken naar een schilderij van Andy Warhol ... hij luistert naar het geluid van de motor zoals ik zou luisteren naar een lieflijke cellosonate. Knutselen aan zijn auto is zijn op één na grootste liefhebberij.

Als ik hem op zo’n tien meter genaderd ben, stap ik van mijn fiets en loop rustig naar hem toe. Zuhair gaat me absoluut niet herkennen. Ik heb tegenwoordig nog een paar grijze haren, een grijze baard en ik heb vandaag een zonnebril op. De laatste paar keer dat hij me ziet, ben ik he-le-maal kaal.

Zijn allergrootste hobby is voetbal. Net als Zuhair kijk ik ook heel veel naar voetbal op de tv. Bij wedstrijden van Feyenoord, Barcelona, het Spaanse voetbalelftal en Oranje, kan ik  gerust het geluid uitzetten. Niet alleen ik overigens. Zuhair weet door een mix van tv-geluid en zijn eigen aanmoedigingen een unieke stadionsfeer op ons binnenterrein te creëren.

‘Mag ik u wat vragen meneer?’, vraag ik, enigszins  hangend over mijn fietsstuur, zodat hij me niet meteen aan  mijn gestalte kan herkennen.

Zonder op te kijken, zegt Zuhair, vriendelijk als altijd: ‘Natuurlijk, mag u wat vragen. Wat wilt u weten?’

‘Kunt u mij misschien zeggen waar de Nieuwe Wolstraat is, meneer?’

‘O, dan hoeft u niet meer zo ver te zoeken, want de Nieuwe Wolstraat is hier. Op welk nummer moet u zijn,’ hij spreekt prima Nederlands!

‘Even kijken, op nummer 97, moet ik zijn ...’

 

Ik kom met mijn gezin naast Zuhair wonen. Hij woont daar al een paar jaar. Zijn vrouw Fatma is nog maar een paar maanden over uit Marokko. Zuhair toont zich een radicale inburgeraar. Fatma, die tot voor kort nog in een wereldvreemd  Marokkaans dorpje woont,  mag van Zuhair beslist geen hoofddoekje dragen. Ook mag ze zich niet hullen in lange gewaden. Met korte rok of jurk moet ze in de buurt en op de markt de boodschappen doen. Als het lekker weer is stuurt Zuhair haar in bikini de tuin in. Daar staat een speciaal zonnemeubel voor haar klaar. Logisch, dat ze zich lang als een kat in een vreemd pakhuis gedraagt. Helemáál went ze er nooit aan. Hoewel ik haar nooit met een hoofddoekje heb gezien. Haar jurken worden wel steeds iets langer. In die 19 jaar daarna heb ik Fatma nooit meer verplicht in bikini in de tuin zien liggen.

 

‘Moet u zijn op nummer 97?’ vraagt Zuhair  ‘Daar woon ik! ...Hééé maar jij bent toch Jee …?'

Dan kan ik mijn lachen niet meer houden, doe mijn zonnebril af: ‘ja Zuhair, je hebt gelijk. Ik ben Jee.’

Zuhair gooit de motorkap dicht: ‘Jee, kom mee naar binnen, dan drinken we een kopje thee. Fatma zal het leuk vinden je weer eens te zien.'

woensdag 21 september 2022

HET GELD, DE FOTO EN DE UITNODIGING.

 Ruud.

Gisteren ving ik iets op over spullen die je kwijt bent en waarvan geen idee waar ze gebleven zijn. Of je weet het wel maar degene aan wie je geld of een boek geleend hebt, houdt bij hoog en bij laag vol nooit iets van jou te geleend te hebben. Hij weet van niks of doet alsof. Dat kan allemaal in momenten van  verwarring. Ik denk nu aan die 25 euro die ik eens leen aan Ruud, een vriendje van mijn dan veertien jarige zoon. Ik kom Ruud op de Jonker Fransstraat tegen, op weg van de markt naar huis  en vraag hem wanneer ik mijn poen terugkrijg. Gaat ie me alleen maar schaapachtig  aan staan kijken.  Ik herhaal mijn vraag, hij begint dom te grinniken en zegt nog steeds niks. Zo staan we een paar minuten tegenover elkaar. Hij kijkt me aan alsof ik onzin sta te verkopen; alsof ik hem nooit iets geleend heb. Deze ‘freeze’ kan net zo makkelijk een uur duren maar daar heb ik geen zin in. Ik heb geen zin in gedreig, gescheld of geweld: ‘Ruud, ik wil dat geld voor zaterdag nog terugzien.’ Ik draai me om en loop naar huis. Dit tafereel vond al weer jaren geleden plaats. Hij heeft me het geld tot op heden niet terug gegeven.

 

Hetty.

Nog steeds denk ik aan Hetty. Mijn Utrechtse lieveling . We zijn op slag verliefd op elkaar. Tot ze de foto van Diana, mijn vriendin in Rotterdam, ziet in mijn studentenkamer. Ze komt bij me op bezoek en het eerste dat ze ziet is die foto.  Ik had Diana nota bene expres voor haar  zo tentoongesteld. Als ik dat niet gedaan had, hadden we lekker kunnen vrijen. Waarom heb ik mezelf dat ontnomen. Waarom heb ik Diana doelbewust aan Hetty laten zien? Hetty studeert fysiotherapie. Kort hiervoor hebben we fijn gedanst in de disco. Ze vindt het leuk om met me mee naar huis te gaan. Maar ik ben nog niet echt klaar voor haar. Ik ben ook nog vol van Diana. Het was nog maar net aan met Diana. Hoe kan ik zo stom zijn om Diana zo prominent in mijn kamer te vertonen? Ik kan mezelf nu wel voor mijn kop slaan. Hetty is lief, mooi, grappig en heeft een vrolijke oogopslag. Ze is duidelijk verliefd op me. ‘Ik heb kriebeltjes,’ zegt ze, terwijl ze haar buik streelt. We zijn na de disco op weg naar mijn kamer.

Hetty maakt het niet laat die avond.

 

Niels

In Utrecht kom ik ook Niels Kordein regelmatig tegen, een maatje van de hbs. Hij studeert hier Duits. Niels is één van de leden het vriendenclubje van school, dat regelmatig naar Feyenoord gaat kijken in de Kuip. Ik ben daar ook altijd bij.

In Utrecht zie ik Niels op een terrasje zitten. Ik begroet hem en wil even een praatje maken. Maar Niels heeft daar geen behoefte aan. Hij is zeer ontstemd en begint gelijk tegen me uit te varen. Hij had me uitgenodigd bij hem thuis spaghetti te komen eten en wat gebeurt er: ik vergeet domweg die afspraak; laat hem met dat eten zitten. Vanaf dat moment wil hij niets meer met mij te maken hebben. Hij heeft zich aan zijn woord gehouden: ik heb Niels nooit meer gezien.

dinsdag 20 september 2022

OOK MOSLIMA'S

 

De actieve Vroesenparkbewoner, die de vleeskwestie van begin af aan heeft meegemaakt, de heer Springer, werpt zich nu met zijn roeptoeter,  in de strijd om ‘wat nu met dat varkensvlees?’ Springer zelf is vegetariër, dus dat vlees zal hem worst wezen. Hij doet de menigte op het grasveld een riskant voorstel: graaf tezamen(!) een grote kuil, zo’n kuil als de Russische oorlogsmisdadigers graven om door hun vermoorde of bijna vermoorde Oekraïners in weg te moffelen. Een massagraf dus.  Springer is live op Radio Rijnmond.

Raymond van de Fun, presentator op Radio Rijnmond, is de leukste op de radio en niet alleen op de radio maar ongetwijfeld ook thuis. Hij oppert het varkensvlees te schenken aan de belendende dierentuin Blijdorp. De leeuwen en tijgers lusten daar wel pap van. Van verre is het gebrul te horen; de dieren hebben het al geroken.

Een van de barbecueërs een dame uit Oekraïne (ze leek zelf net een varken, zo moddervet) roept dat ze heel blij is met de opmerking van Springer over de Russische massagraven. Het gaat precies zo. Zij stelt voor die meneer een kilo extra varkensvlees te geven voor hem persoonlijk. De dame kan niet weten dat Springer vegetariër is.

Vanzelf moet er dan zo nodig  een Rus opstaan. Hij praat wel hard maar niemand verstaat hem. Toch weet iedereen dat hij een Rus is. Hoe? Door die grote Poetinkop op zijn t-shirt.  Zeker dertig mensen stormen op de Rus af, pakken hem beet en smijten hem in het inmiddels gerealiseerde massagraf. Bovenop hem kan iedereen die dat wil zijn varkensvlees gooien.

De heer Springer staat ondertussen gezellig te babbelen met de gezellig dikke Oekraïense. Springer staat haar verlekkerd met zijn ogen uit te kleden. Ze slaan hun armen om elkaar heen … pakken elkaar lekker beet, zoenen en ontdoen zich van hun kleren. Goed voorbeeld doet goed volgen:  ongegeneerd gaat men in het park uit de kleren, ook de moslima’s. Geen barbecue hier maar een orgie.

Als een speer gaat van de Fun richting grasveld om dit feestje voor Rijnmond te verslaan en als het even kan er zelf aan mee te doen. Maar helaas hij is te laat. De aanwezige politie duldt deze orgie niet en vuurt waarschuwingsschoten af. Iedereen gaat weer vliegensvlug in de kleren en juist nu komt van de Fun, in zijn nakie, aangerend, alom hilariteit. De reporter is met stomheid geslagen. Ook op Rijnmond is dat merkbaar.  Zonder presentator gaat de uitzending gewoon door. Heel Rotterdam kan er van meegenieten.  

Voor de bezoekers van het Vroesenpark is de lol er nu wel van af. Het vlees is op, de kleren zijn weer aan. Ze doven de vuurtjes en gaan huiswaarts. De maaier en de vliegeraar sluiten vrede en wat niemand verwacht: ze gaan samen op zoek naar de dichtstbijzijnde homobar.  

De heer Springer hangt inmiddels,  mèt de Oekraïnse dame, beiden warm aangekleed,  in een heteluchtballon boven het Vroesenpark. Tot zijn tevredenheid ziet Springer dat het weer rustig is in zijn park.

maandag 19 september 2022

EEN VERWAARLOOSDE HAZENLIP

Uit de tijd dat Springer in het club- en buurthuiswezen werkte had Springer nog een megafoon oftewel een roeptoeter  thuis liggen. Daarmee gaat hij proberen contact te maken met die lui op het grasveld. Een Volkswagen bestelbusje  van Radio Rijnmond heeft intussen het gras behoorlijk verziekt. Springer doet zijn toeter maar weer even weg. Hij heeft de tv nog aan op het nieuws van de BBC: hij ziet de politie rigoureus twee vreedzaam demonstrerende mensen arresteren. Ze staan  langs de rij wachtenden voor de lijkkist van Elisabeth. De een voert de leuze: ‘Not my king’ en de ander ‘Abolish the monarchie’. ‘Dus zoiets is al te heftig in die democratie,’ denkt Springer. Hij zet de tv uit en Radio Rijnmond aan.

Die omroep is er vaak als de kippen bij om Rotterdamse vliegeraarsflauwekul te verslaan. Nu het is opgehouden met regenen, is de regenboog helaas ook weg. De zon is gelukkig snel weer terug. Dat is het sein voor migranten uit alle Rotterdamse windstreken om hier naar toe te snellen. Gepakt en gezakt met stokbroden, sauzen, houtskool, barbecuespullen en vanzelf het vlees, dat ze wèl mogen eten, denken ze. 

Zowel de vliegeraar als de maaier kunnen nu geen kant meer op. Maar, zo zijn de barbecueërs ook wel weer: zij nodigen deze noeste werkers uit om een vorkje mee te komen prikken. Wijselijk gaan ze niet allebei bij die ene Marokkaan zitten. De vliegeraar gaat naar de Marokkaan en de maaier naar de Turk, die maar liefst 23 jaar in Nederland woont en nauwelijks nog een woordje  Nederlands spreekt of verstaat. De vliegeraar daarentegen verstaat het Nederlands prima maar zijn spreken is allerbelabberdst  en dan is hij nog wel een Hollander. Maar dat heeft weer ergens anders mee te maken. Hij heeft namelijk een spraakgebrek door een in zijn jeugd verwaarloosde hazenlip. Nou, iedereen die dit leest, weet wel hoe iemand met een wèl behandelde hazenlip praat. Laat staan iemand met een verwaarloosde hazenlip. Vandaar ook dat hij niet gestoord wil worden tijdens zijn gevlieger. Voor hem is vliegeren therapeutisch.  Die Turk, probeert bij de Marokkaan, waar de grasmaaier zit te schranzen, een paar kippenpoten los te peuteren.  Hij had er niet op gerekend dat die hazenlip zich zo vol zou zitten vreten.

Er komt opeens toch een politieauto aangereden. Van verbazing zakt Springer zijn broek daar spontaan van af. Ze zijn gealarmeerd door Radio Rijnmond. In die uitzending  wordt gewaarschuwd, dat de slager op de Statenlaan per abuis kilo’s varkensvlees aan barbecueërs heeft meegegeven. En dat mogen deze moslims van geloofswege  beslist niet consumeren. Het is hot-news op onze Radio Rijnmond. Van alle kanten stromen autochtone Rotterdammers naar het Vroesenpark.  Ook van buiten Rotterdam zijn ze in aantocht, meldt Radio Rijnmond: Berkel, Zwijndrecht, Barendrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Abbenbroek en ga zo maar door. Veel Rotterdamse minima haasten zich naar de barbecueërs om het verboden varkensvlees  van hun over te nemen. Tja, het is immers ‘gillende inflatie!’ Vooral voor deze minima, onder wie veel ook verrassend veel gepensioneerde havenarbeiders, is dit een geschenk uit de hemel. Het is immers voor de kleine portemonnee niet meer te betalen. Net zoals trouwens de benzine, de energie en het gas. Daarom zijn deze Rotterdamse inflatieslachtoffers zo en masse, te voet nog wel, deze kant opgekomen: om het varkensvlees bij de moslims op te halen. Maar die willen boter bij het vlees. Deze migranten zijn niet van Lotje getikt. Voor hen zijn het net zo goed barre tijden.

Springer staat hoofdschuddend, met de roeptoeter in zijn hand uit raam te kijken en tegelijk naar Radio Rijnmond te luisteren. Hij is bang dat hij het nu ook even niet meer weet.

zondag 18 september 2022

DE MAAIER, DE VLIEGERAAR EN OOM FRITS.

We zitten in de dierentuin, mijn vriendin, Rina en ik. Het is warm, zeg maar gerust heet en het is hier druk. Baby’s zitten huilend in de maxi cosy of op schoot bij hun paps of mams. Vooral veel vaders slenteren tegen hun zin achter de kinderwagen.

Er zitten nu kleine apen in de vroegere leeuwenkuil. Eigenlijk geen ene reet aan hier. Het is dat ik er met mijn Rotterdampas  voor  vijf euro in mocht. 26 euro ga ik echt niet betalen voor deze saaie boel. Alleen de olifanten zijn leuk, die brengen wat leven in de brouwerij. Ze drummen loeihard met de stokken in hun slurf op grote metalen vaten … ze tetteren ook oorverdovend, vooral die jonge olifanten.

De vissen heb ik onderhand ook wel gezien. Hoeft voor mij niet maar Rina wil persé even griezelen van die gemene haaien die daar over haar heen zwemmen.  Voor mij is het nieuwe van dat superaquarium er onderhand wel van af. Ik loop gedwee met haar mee.

Zo voor een dagje uit is het wel uit te houden met haar. Ik moet er niet aan denken om Rina constant om me heen te hebben.  We drinken nog wat. Zij neemt een apart soort koffie met havermelk of zoiets, alleen van die bestellen geniet ze al. Ik neem een Westmalle Triple, een lekker Belgisch biertje met een iets te hoog alcoholpercentage (12%). Dat heb ik wel nodig na zo’n sullig uurtje Blijdorp.  Zij houdt er helemaal niet van dat ik zo vroeg op de dag, ’t is half twee,  al bier ga zitten drinken. ‘Ze hebben hier ook tonic, hoor schat,’ zegt ze met een licht understatement. Daar ga ik gewoon niet op in. Die Blijdorp-terrasjes hebben stuk voor stuk zo’n armoedige, vunzige uitstraling. Bovendien moet je daar ook nog oppassen, dat als je er wat te eten neemt, dat niet uit je handen wordt geroofd door vraatzuchtige kutmeeuwen. 

Ondanks de hitte wil Rina nog even naar het  Vroesenpark. Ik was net zo lief naar huis gegaan. Het is tegenwoordig bij mij thuis heerlijk koel met de airco. Lekker boekie lezen …. ik ben bezig in het boek ‘Liefde’ van de Noor Karl Ove Knausgard. Grandioos. Maar goed, eerst eventjes naar dat weergaloze barbecue-park.

Ze heeft een oom wonen, hier  langs het  park. Frits Springer, leuke vent. Een actieve buurtbewoner.  Ze stelt voor even bij hem langs te gaan. Maakt mij niet uit … hij zal best wel bier in huis hebben.  

Op het grote grasveld van het park staat een man te vliegeren.  Even verderop komt een grasmaaier aangereden. Precies in de lijn van de vliegeraar. Die blijft gewoon staan. De maaier wil blijkbaar niks forceren. Hij komt rustig zijn grasmaaier uit. Hij lijkt de vliegeraar te vragen om een stapje opzij te doen, want hij moet daar maaien.

‘Kijk, Johan, daar ongeveer halverwege de straat …  achter dat raam op twee hoog … dat staat oom Frits.’ Toevallig kijkt hij uit het raam en slaat het maaier-vliegeraar tafereel gade. Hij belt de politie om assistentie maar de dienstdoende politieagente  zegt  dat hij het zelf maar moet oplossen: ‘Als ik U was,’ zegt ze, ‘zou ik maar opzij gaan met die vlieger en die grasmaaier gewoon zijn werk laten doen’.

‘Maar ik stà helemaal niet te vliegeren mevrouw,’ zegt Springer, ‘daar verderop op het grasveld in het park staat iemand te vliegeren’.  Als dan de deurbel gaat onderbreekt  Springer het gesprek.

Hij beantwoordt de bel: ‘Hallo, wie is daar?’

‘Hallo Oom Frits. Johan en Rina hier.’

zaterdag 17 september 2022

LEKKERE RUMBONEN.

Wat een verrassing hè, mevrouw van Oers, dat uw zoon Jee weer eens op bezoek is bij u?’ Deze bemoedigende woordjes van de tot op de draad versleten zuster Lucrétia, heb ik hard nodig. Bijna twee jaar geleden ben ik hier voor het laatst. Ik kan het niet meer opbrengen … ze laat alles gewoon lopen en ondanks dat ik de verzorging meld, dat ma alles ondergepoept heeft, laten ze haar nog drie uur in haar eigen vuil zitten. Laf om bij haar weg te blijven? Jazeker, enorm laf! Mijn excuus: ik word hier misselijk … en op mijn werk kan ik me niet concentreren. Thuis ben ik zowel chagrijnig als lusteloos. Slapen doe ik nauwelijks.

Nu, na twee jaar , zoek ik haar toch maar weer eens op. Ik heb het gevoel dat ik er nu  wat beter tegen kan. Het gaat wat beter met haar … ze is wat stabieler … het is eigenlijk een wonder, dat het beter gaat met haar, na twee jaar geriatrie. Ze zal me vast niet herkennen, na al die tijd.

Mijn moeder kijkt me wazig glimlachend aan. Zal ze nog weten, dat ik haar oudste ben?? Veel is ze vergeten. Hij is toch getrouwd met Gerda? Ze hebben twee dochtertjes, is het niet? Maar nee, in werkelijkheid is Jee getrouwd met Carola en ze hebben twee zonen.

Naast mijn moeder zit Rob, hij is een vroeg-demente vijftiger, met vrolijke twinkeloogjes en een vlassig baardje. Onder het neuriën van populaire wijsjes zit hij met beide handen , vrolijk, het een of ander in zijn broekzakken te masseren.  Af en toe pikt hij een woordje op uit wat ik tegen mijn moeder zeg”. Als reactie daarop improviseert Rob wat nonsense bij elkaar: ‘Die dames uiten hun ongenoegen, dat komt niet alleen, als er ’s morgen ook maar gelegenheid is om niet te vergeten, dat meer dan genoeg mensen de tegenslagen nergens kunnen ontlopen wan ga tel orveddoo …..’ die laatste woorden zijn nauwelijks te verstaan. Rob is nu weer zonder geluid in zichzelf gekeerd, mompelend, glimlachend en masserend.

'Komt Leen nog wel eens een stukje muziek voor je spelen, ma?' vraag ik. ‘Geen idee, volgens mij is Leen allang dood.’ Ik weet zeker dat Leen, een huisvriend van mijn moeder, hier elke dag even langskomt en dat hij iets speelt voor haar op zijn mondharmonica … meestal haar lievelingsnummer: ‘Bonna sera, signorita.’

Ook mevrouw van de Grient, die links van mijn moeder zit,  mengt zich af en toe in het gesprek.  Als ik het woord ‘muziek’ zeg, verstaat zij: ‘ruzie’: 'Nee, het valt hier om de donder nog niet mee, je hebt zo ruzie, je hoeft maar één verkeerd woord te zeggen…..'

‘Ik zeg helemaal niks over ruzie, mevrouw, ik heb het over muziek.’

‘Ja, want gisteren nog, zeg ik tegen meneer den Hardste: ‘Wilt u niet aan mijn rollator zitten … nou, gelijk ruzie natuurlijk, je weet hoe hij is … maar nou komt het ergste … vreselijk gênant: het is mijn rollator niet eens … het is gewoon de rollator van meneer de Hardste … dat oude ding … die rollator bedoel ik … hahahaha. Ik kan er wel om lachen maar meneer de Hardste niet, dat kan je wel begrijpen zeker. Zo ziet u maar, precies wat u zegt, je hebt zo ruzie hier.’ Met een tevreden glimlach leunt ze achterover in haar stoel, om binnen de kortste keren in slaap te vallen.

Ma en ik nemen een ieder een lekkere rumboon uit het doosje dat ik voor haar heb meegenomen. Rob pakt er brutaal ook een als of het zijn doosje rumbonen is. Ik leg er een apart voor mevrouw van de Grient; voor straks als ze wakker is.

Hé, daar komt Leen de huiskamer binnen. Ma pakt mijn hand. Ze kijkt me aan: ‘Zeg Leen, is dat nu eindelijk die kerel die het riool komt doorspuiten … bij tijd en wijle is de stank hier echt niet meer om te harden.

vrijdag 16 september 2022

ALLE EINDE IS EEN BEGIN

Het hele trappenhuis ruikt naar Karel. Typisch zijn geurtjes, want de meeste andere mannen hier op de trap doen daar niet aan. De dames natuurlijk wèl maar hun geurtjes zijn zoeter, zachter en liever. Die van Karel zijn ‘after-shave-hard’. Niet bepaald vies, zeker niet maar ze komen hard aan. Ook zijn Axe komt ijzig binnen. Het is  duidelijk: Karel wil imponeren. Vandaag komt zijn Indonesische bruid voor het eerst bij hem thuis. Met haar zus. Haar zus, die al jaren in Rotterdam woont, aan wie Karel al de helft van de vijfduizend gulden heeft moeten betalen.

De bel gaat. Daar komt de bruid. Karel hijst zich met moeite uit zijn fauteuil en trekt de deur open. De zus loopt voorop. Ze stelt de bruid aan ons voor: Rina. Eindelijk weten we dan haar naam: Rina. Een kleine vrouw, niet meer zo piepjong:  tussen de 35 en de 45 jaar. Als een angstig, weerloos diertje zit ze roerloos op de bank … 'dus dit is de kooi waarin ik voorlopig gevangen zal zitten,' straalt ze uit. Dan loopt Karel naar haar toe.

’Hallo, Rina, ik ben Karel, eindelijk ben je er, ik ben zo ontzettend blij met je. Ik heb heel erg naar je verlangd. Kom hier meisje. Laat me je eens goed vast houden.’ Zonder op haar toestemming te wachten drukt hij haar zowat plat. Hij zit in trance naast haar, met zijn ogen dicht, droomt een beetje weg. Zij zit stijf van de zenuwen met wijd open ogen en ingehouden adem naar haar zus te kijken. Volgens mij is het haar zus niet maar een gehaaide mensenhandelares. Want als ik mijn zus zo angstig zou zien, zou ik haar hier niet achter laten.

Neen deze 'zus' vraagt binnen vijf minuten al naar de rest van het geld. Awel, daar is Karels zus speciaal voor gekomen. Zij betaalt Rina’s  ‘zus’ de rest van het geld; met tegenzin.’Zus’ verdwijnt als een speer in de taxi, die nog voor de deur staat.

Karel en Rina trouwen precies zes weken na haar aankomst in Nederland.

Met de seks, zo vlak naast mijn slaapkamer, met dat flinterdunne wandje, heeft Karel duidelijk minder moeite dan ik. Zijn bed maakt de meest vreemde geluiden onder Karel en Rina’s bewegingen. Haar hoor ik kreten slaken, die eerder duiden op een verkrachting dan op zinderend genot. Het duurt twee á drie weken en dan merk ik dat Rina niet meer boven komt slapen. Karel wel: ‘Ze vindt het boven te koud, ze slaapt liever beneden, voor de kachel.’

Zijn alcohol gebruik gaat onverminderd voort. Ook hevige buikkrampen en de daarbij behorende ontladingen kunnen hem daar niet van weerhouden. Op een namiddag komt Rina ons tegemoet in het trappenhuis, we verstaan niet wat ze zegt, want ze praat alleen Maleis. Ze klinkt paniekerig en trekt ons bij Karel naar binnen; die ligt daar te kermen van de pijn. Hij kan niet meer op zijn benen staan, niet omdat hij laveloos is, maar ‘gewoon’ omdat hij zo’n vreselijke pijn in zijn buik heeft. Hij moet met spoed opgenomen worden in het ziekenhuis.

Als ik ’s avonds nog even bij hem ga kijken in het ziekenhuis, is hij al dood! Een darmperforatie door zijn onverzadigbare alcoholconsumptie. Karel dood; veel te jong. Nauwelijks anderhalf jaar heeft hij plezier gehad van zijn bruid.

Ik waarschuw zijn zus. Hij ligt nog in zijn ziekenhuisbed, met het laken over zijn hoofd. Zijn zus zit naast zijn  bed.  Met een harde, bittere uitdrukking op haar gezicht zegt ze: ‘De laatste jaren heeft Karel zich doelbewust doodgezopen … Korea is te veel geweest voor hem.'

Rina trouwt binnen drie maanden met een zekere Alex … ook geronseld via die zogenaamde zus van haar. Hoeveel ze deze keer gevangen heeft voor Rina weet ik niet … Alex en Rina slapen gelukkig nooit boven, naast mij. Binnen het jaar baart Rina een kind, een meisje. Ze noemen haar Dewi.  Elk einde is een begin.

donderdag 15 september 2022

SPOORLOOS.

Karel vindt Joep een leuk beest, heeft hem al een paar keer over de trap zien lopen en hem over zijn grote kop geaaid: ‘Als je hem niet meer wil, dan neem ik hem wel,’ bromt hij. Dit fantastische aanbod kan ik niet afslaan: ‘Oké,  Joep is van jou!’ Karel blij, ik blij , Joep blij en vooral ons kleine poesje Hannie is dolblij dat die grote engerd opgehoepeld is.

De eerste week, gaat alles prima tussen Karel en Joep, de tweede en derde week ook. In de vierde week loopt Karel ineens rond met een flinke haal op zijn wang.

‘Hij wil blijkbaar niet onder zijn voorpoten opgepakt worden … ja, dat kan ik toch niet weten … Joep haalt meteen uit … oké … dan heeft hij aan mij ook een goeie: ik geef hem gelijk een knal voor zijn kop terug. Joep smeert hem meteen … het dak op volgens mij. Ik ga daar even kijken.’

‘Joepie, Joep, Joep, Joep, Joepie, pssss,pssss, psss; kom, Joepie, kom … maar Joep geeft geen sjoege, hij is in geen velden of wegen te bekennen.’

Hannie is sinds Joep verhuisd is, een veel aardiger poesje geworden voor mij. Ze spint harder, ze komt vaker op schoot zitten en ze geeft veel meer kopjes dan voorheen. Jammer genoeg maakt ze nog niet zelf haar kattenbak schoon (want die is nu wèl weer helemaal voor haar alleen).

Een doffe knal, voorafgegaan door glasgerinkel en een schreeuw van helse pijn. Dat is Karel; hij ligt bij mij voor deur … door het draadglasdak heen gezakt en de trap afgedonderd. Die zwaargewicht (bijna 150 kilo) is dus op dat draadglasdak gaan staan om Joep te pakken te krijgen. Zijn licht blauwe broek kleurt donker van het bloed … ik schuif zijn broekspijp op en zie een gapende vleeswond bij zijn enkel … een flinke jaap in zijn kuit … misschien wel een slagaderlijke bloeding … Karel zelf is gelukkig wel zo bijdehand om met zijn overhemd meteen zijn been af te binden … boven op dak staat Joep te gluren door het gat waar Karel net doorheen gevallen is. Ik bel 112, In een mum van tijd staat er een ambulance voor de deur.

Zijn linkervoet is gebroken; hij heeft ‘n zwaar gekneusde enkel en een slagaderlijke bloeding. Als Karel hiervan hersteld is staat zijn Indonesische bruidje zowat voor de deur.

Joep is na de aanblik van zijn gewonde baasje vlug terug het dak op gegaan. Sindsdien is hij spoorloos.

Voor Karel zelf is het knap lullig maar ik vind het prima dat hij te geblesseerd is om boven op de derde étage te komen slapen. Zijn bed en het mijne zijn door een flinterdun hardboardwandje van elkaar gescheiden.  Ik val sowieso al moeilijk in slaap maar met Karel zo vlakbij … zo hóórbaar vlakbij: zwaar ademen, hoesten, neus ophalen, snuiten, scheten laten, snurken, woelen in zijn krakende bed … heb ik nogal eens slapeloze nachten.

woensdag 14 september 2022

EEN BRUID EN EEN KATER

Het alleen zijn zat, besluit Karel op zoek te gaan naar een vrouw.  Hij weet ook al wat voor soort vrouw hij wil: een Indonesische. Hij heeft gehoord dat zij lief zijn en gehoorzaam. Via, via kent hij iemand met contacten in Indonesië. Voor vijfduizend euro kan Karel binnen drie maanden een gewillig bruidje thuisbezorgd krijgen. Bij bestelling de helft aanbetalen en bij aflevering de rest. Het valt hem vies tegen dat hij na de bestelling nog drie maanden moet wachten op zijn bruid. Ik probeer bij Karel wat te weten te komen over zijn aanstaande.... hoe ze heet, hoe oud ze is, waar ze nu woont, of ze zelf al kinderen heeft en of hij een foto van haar heeft,....maar hij laat niets los. Voor het eerst sinds ik Karel ken bespeur ik iets van lol bij hem … lol om mijn nieuwsgierigheid naar haar. Hij weet zijn ‘geleerde’ zuster zo gek te krijgen dat ze hem het benodigde geld leent. Ik heb die zus haar wel eens ontmoet op een verjaardag van Karel. Een slimme, keurige dame, altijd in mantelpak, haren in een permanentje. Ze is directeur van een verzorgingshuis. Over de alcoholconsumptie van haar broer is ze bijzonder somber, eigenlijk gelooft ze niet dat hij daar ooit vanaf  zal komen.

Onherkenbaar is hij sinds hij vocht in Korea, vertelt ze me: ‘Een slanke, sportieve, vrolijke vent is hij vóór die tijd. Met een vast vriendengroepje gaat hij naar dansles, hij is aanvoerder van zijn voetbalteam bij de club Ursus. Hij speelt in het hoogste team. Een sociaal figuur is hij, die door mensen in zijn omgeving over allerlei zaken om advies wordt gevraagd. Nu zit hij hier dag in dag uit in zijn eentje voor het raam te verpieteren. Op een dag rijden Karel en zijn maat  in een legerjeep een Koreaans dorpje binnen. Er klinkt een mitrailleurschot, vanuit een dicht begroeid moerassig gebied. Zijn maat, die de jeep bestuurt, is op slag dood. Stuurloos rijdt de jeep een schoolpleintje met spelende kinderen op … drie kleuters worden platgereden,  morsdood. Karel mankeert lichamelijk niks.’

Karel zijn zus ziet dat Indonesische vrouwtje zo’n beetje als het allerlaatste redmiddel. Misschien dat hij minder gaat drinken met een vrouw in de buurt. Misschien dat we de sociale, gezellige Karel dan ook weer eens te zien krijgen. Daarom helpt ze hem hier financieel mee.’

Sinds kort heb ik er een kat bij. Een kater en wat voor een. Kennissen van mij kunnen hem niet aan. Hij is te dominant. Daarom zit hij nu bij mij. Joep heet hij. Nog niet eerder heb ik zo’n grote, zware kater gehad. Hij weegt bijna twaalf kilo en is zo groot als een volwassen pitbull. Ik moet toegeven dat dit nieuwe huisdier me fors tegenvalt. Mijn andere kat, Hanny, een normaal formaat lapjeskat, moet niets van die grote bullebak hebben. Zij blaast uit alle macht naar Joep als hij in haar buurt komt maar het maakt op hem geen enkele indruk … als Hanny niet oppast krijgt ze nog een flinke optater met die tijgerklauw van hem. Uit angst voor zware mishandeling durft mijn kleine Hanny ook niet meer op de kattenbak, die nu immers ook de kattenbak van Joep is geworden. Tsja, ik kan het Hanny dan ook niet kwalijk nemen dat ze nu elders in huis haar behoeften doet.

Karel hoort mij tegen mijn andere huisgenoten mopperen over Joep. Hij vindt Joep een leuk beest, heeft hem al een paar keer over de trap zien lopen en hem over zijn grote kop geaaid: ‘Als je hem niet meer wil, dan wil ik hem wel,’ bromt Karel.

Dit fantastische aanbod kan ik niet afslaan: ‘Oké, Karel, Joep is van jou!’

dinsdag 13 september 2022

KOMMIE EEN PILSIE DRINKEN?

Zijn leven moet in Korea volledig in de war zijn geschopt. Eind 1950 - 1953. Karel is drieëntwintig en dienstplichtig militair als de Korea-oorlog uitbreekt. Hij is een van de 5000 Nederlandse soldaten die naar Korea gestuurd worden. Nederland is bondgenoot van Amerika en Zuid-Korea. Het communistische Noord-Korea, dat hard bezig is Zuid Korea te veroveren, moet worden gestopt en teruggedrongen.

 In oktober 1954 keert Karels détachement terug naar Nederland. Honderddrieëntwintig Nederlandse militairen dood. Ruim duizend soldaten licht tot zwaar gewond. Karel mankeert lichamelijks niks … psychisch? Daar kijken ze in die tijd nog niet naar. Zestien jaar later in 1970, ben ik twintig jaar. Karel is 43. We zijn dan buren. Karel is mijn benedenbuurman. Een rustige, beetje vreemde, morsige vrijgezel, heel veel alleen. Hij is 1.85 m en weegt 145 kilo. Veel te zwaar dus. Niet dat hij zo veel eet … dat valt wel mee …  maar drinken … ongelooflijk, wat een mens toch een dorst kan hebben! Overduidelijk hoopt hij in mij een zuipmaatje als  buurman te hebben getroffen. Er gaat geen dag voorbij of hij nodigt mij uit: ‘Kommie een pilsie drinken?’ Eéns per week zeg ik: ‘ja, graag Karel’, héél soms zeg ik dat wel eens twéé keer per week  maar dan moet ik het wel heel erg slecht naar mijn zin hebben.

Karel woont één hoog vóór; ik twéé hoog vóór. Wat er met Karel in die oorlog en de jaren daarna precies is voorgevallen, weet ik niet. Hij vertelt er ook niks over. Korea is taboe als gespreksonderwerp …  zijn hele historie eigenlijk. Hij is dus veel te zwaar als ik hem leer kennen … en alcoholist. Eenzaam èn alleen staat ie te hijsen tussen de andere gasten van zijn stamkroeg. Vaak zit ie ook thuis zijn pilsies te drinken terwijl hij afwezig uit het raam staart.

Hij kijkt me nooit echt aan als hij me wat vraagt of zegt. Peutert bij elk gesprekje met een nagel tussen zijn tanden; zijn ellenboog wijst dan schuin omhoog. Zolang ik hem ken heeft hij geen vast werk gehad. Zo af en toe gaat hij naar het Centraal Station, een verzamelplek voor werkzoekenden. Daar laat hij zich met een stel anderen door een koppelbaas oppikken. In een personenbusje wordt hij naar dan de Botlek gebracht om daar te classificeren. Zwart werk. Het goorste, ongezondste, gevaarlijkste werk dat er bestaat: het schoonmaken van binnenruimtes  van vrachtschepen. Het betaalt prima. Classificeren is alleen geen vaste inkomstenbron. Mij is niet duidelijk of hij een uitkering heeft. Ik vermoed haast van wel: een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering.  

De laatste vrijdag van de maand gaat hij naar de kapper en gelijk door naar het badhuisen daarna naar huis. Hij neuriet vrolijk klinkende melodietjes. Trekt zijn mooie kleren aan: een hagelwit overhemd, een fraaie stropdas, vaak de rooie, zijn donkerblauwe kostuum en de glimmend gepoetste zwarte schoenen. Hij opent flesjes en potjes met lekkere luchtjes en verwent zijn lijf daarmee. Onze trap ruikt naar ‘Karel gaat op stap’ … de bel gaat. Er staat een taxi voor de deur … nog eens belt de ongeduldige chauffeur … zijn auto houdt het overige verkeer op in de smalle straat. ‘Ja ja, rustig maar, ik kom er al aan.’

Bij hoge uitzondering verklapt Karel me, dat hij een aardige vrouw kent op Zuid … nee, nee, nee, ze is geen hoertje … niet echt dan … en oké, ze doet het ook weer niet voor nop. Ze neemt gewoon de tijd voor me … niet vlug-vlug-vlug. Ze luistert, is lief en nog goedkoop ook.

maandag 12 september 2022

HEBBIE EEN TIENTJE TE LEEN?

 

Het komt bijna maandelijks  voor dat mijn buurman Karel blut is, wat betekent dat hij geen bier meer kan kopen. Een  regelrechte ramp voor hem. Hijgend als een paard loopt hij de trap op, klopt bij me aan, draait zijn ogen zo ver mogelijk achter zijn oogleden en vraagt met z’n bromstem: ‘Hebbie een tientje voor me te leen? Krijgie zaterdag weer vamme terug.’ Ik geef hem het geld; hij betaalt me altijd keurig netjes terug van zijn eerstvolgende bijstandsuitkering.  Voor een tien euro  heeft hij twee kratjes bier. Hij zet zijn kratjes op het overloopje voor zijn voordeur. Zo is voor ons als buren, zijn zuipgedrag goed te volgen. Karel giet de pils in hoog tempo achter in zijn keel … elke dag ligt het tempo weer wat hoger. Zes, acht, tien halve liters  op één dag. Ik zou niet meer op mijn poten kunnen staan. Aan Karel merk je niks … komt waarschijnlijk omdat hij vaak voor de tv zit en nooit zo veel zijn mond open doet … zwalken heb ik hem nooit zien doen en … op dronkenmanspraat heb ik hem ook nooit kunnen betrappen. Hij heeft PTSS (post traumatisch stress syndroom), overgehouden aan zijn ‘werkzaamheden’ in de Korea-oorlog. In een roes kan hij zich staande houden …. die roes heet dronkenschap….zo kan hij het leven aan … anders meestal niet.  

Op de knalgele trap van ons huis, zie ik met enige regelmaat kloddertjes verschijnen, slijmerige spuugjes. Zeker weet ik het niet. Ik ruim het een keer op, met de mop en een emmer sop. Maar elke dag komen er toch weer van die nieuwe klodders bij. Ik ga er van uit dat vrouwen zoiets als dit niet doen. Van mezelf weet ik dat ik zoiets nóóit zal doen. Dus vraag ik het mijn huisgenoten Jan en Rob. Zij voelen zich alleen al zwaar beledigd omdat ik het ze vraag! Karel reageert niet zo heftig. Hij kijkt me een beetje lodderig aan en zegt: ‘Ik zou het echt niet weten. ‘t Zou kunnen.

’ s Avonds tegen twaalf uur, ik lig al op bed, komt Karel naar boven hijgen. Zijn slaapkamer is ook op de derde verdieping naast de mijne. Onze bedden staan in feite pal naast elkaar, alleen van elkaar gescheiden door een flinterdun hardboardwandje. Karels scheten zijn duidelijk hoorbaar en soms zelfs ruikbaar op mijn slaapkamer … maar dit even terzijde. Halverwege de trap krijgt Karel een hoestbui, hij blijft er zowat in. Hij hoest slijm op en flatsjt het eruit op de trap en splasjt er nog wat na. Ik ga mijn bed uit en ik zeg: ‘Karel, je loopt te spugen, dat moet je niet doen, man, dat is zo godvergeten goor … neem dan verdomme een zakdoek mee en spuug je fluim daar in.’ Geen reactie …  alleen wat binnensmonds gemompel. Karel kijkt wazig en loopt de trap verder op, naar zijn slaapkamer.   ‘t Lijkt wel oftie stoned is. Hij mòèt zijn slijm misschien gewoon gelijk kwijt … bedenk ik  … ik weet het niet … misschien spuugt hij het  onbewust uit. Het blijft natuurlijk supergoor.  

Pas als ik Karel zeg dat ik ermee stop hem geld te lenen, zolang hij blijft spugen op de trap, valt bij hem het kwartje.

zondag 11 september 2022

DIT IS DEZE ZONDAG

 

Deze zondag ga ik na mijn ontbijt, muesli, mijn huis schoonmaken.  Stofzuigen, dweilen, toilet, badkamer. Dan koffie en de (veel te dikke) zaterdagkrant lezen. Een opstel van een leerling lezen en corrigeren en mijn boekhouding doen. Dan is het ongeveer één uur en ga ik wat leuks doen:  met de metro naar  Nesselande.

Daar heb ik een colère end gewandeld rondom de Zevenhuizen plas. Minstens tien kilometer met een goeie temperatuur: 20 graden. Veel mensen (veel oude mensen, zoals ik dus) knikken me gedag. Ik blijf knikken; word gek van dat Parkinsonachtige gedoe. In de plas ontelbaar vooral veel waterhoentjes, ook aalscholvers, witte zwanen en een stel grote Canadese ganzen, die met zo’n zwarte hals. Wandelen om die plas valt nog niet mee. Een paar keer loop ik een doodlopend pad op naar een inham in de Plas, dan moet ik weer een heel eind teruglopen. Ik zou ook over kunnen zwemmen maar ik ben vandaag niet in mijn zwembroek.  Een aardige man, hij zit te vissen,  neemt even de tijd voor me. Ik zeg hem dat ik een biertje wil drinken daar aan de overkant. Hij zegt me hoe ik daar moet komen. Opeens voel ik iets kouds en nats aan mijn vingers. Het is de snuffelende snuit van de lieve hond van die visser. Zo’n jongeman als jij, zegt ie tegen me, moet er rekening mee houden dat het nog zeker twee uur lopen is tot de terrasjes.

Geheel per ongeluk loop ik over het ‘naakt recreatie gebiedje’ van de plas. Een naakte, fraai bruingebrande meneer, ligt op zijn rug, naast een mooie blote poepbruine mevrouw; zij  ligt ook op haar rug. De blote meneer hoort  en ziet mij (geheel gekleed) aankomen lopen. In een soort van blinde paniek grist hij het zomerhoedje van zijn kale kop en zet het boven op zijn geslacht, dat geheel in ruste is. Mevrouw blijft relaxed liggen; ze glimlacht naar mij. Grinnikend loop ik verder, een binnenpretje.

Er wordt flink gebouwd in Nesselande. Veel villa’s of bungalows. Wat is eigenlijk het verschil tussen een bungalow en een villa? Even googlen. Een villa heeft twee of drie verdiepingen, een bungalow is een gelijkvloerse villa. Hier in Nesselande word je doodgegooid met villa’s en villa’s in aanbouw.

Ik sterf van de dorst door deze pittige wandeling.  Als de wandeling er bijna op zit, denk Ik er over om straks op een terrasje te gaan zitten en in één keer twee pilsjes te bestellen …die gelijk te betalen en achterover te slaan. Beetje overdreven, dat zeker. Maar dan zie ik een supermarkt. Daar zijn lekkere sapjes te koop daar lust ik ook wel. Ik koop een halve liter aardbei – sinaasappelsap. Kost maar 2.50. Lekker en lekker koud. Kost maar 2,50 euro. Goedkoper dan twee pilsjes op een terras: 6 euro.

Als ik eenmaal thuis ben neem ik die twee pilsjes toch maar. Deze kosten bij de super 45 cent per blikje, totaal 90 cent dus. Beetje zunig, dat wel. Nu eerst even eten maken: Mexicaanse bonenschotel, frites en tartaar. Kwark toe. Bijzonder smakelijk.

Vanavond om 8 uur foebele:de Rotterdamse derby  Feyenoord – Sparta. Ga ik op tv kijken. Sparta, mijn favoriete club, bakt er niks van en verliest met  3 – 0. Een kut einde van deze op zich zo fijne dag. Ik schrijf alleen nog een stukje en dan ga ik leggen.

zaterdag 10 september 2022

DAT KAN NIET SAMEN.

Normaal gesproken moet ik op mijn 18e in militaire dienst.  Ik krijg uitstel omdat ik eerst nog een jaar de clownsopleiding in Zwolle volg en daarna nog een tijdje in Rotterdam een goochelcursus doe. De man van wie ik het goochelen moet leren, noemt zichzelf nu wel illusionist maar hij heeft  er niet veel kaas van gegeten. Op zijn kast met goochelhoeden zitten twee witte duiven vredig naast elkaar … te wachten tot ze op moeten voor de fatale truc met de hoed. Op de vloer van de oefenruimte liggen dode duiven in steeds verdergaande staat van ontbinding. In de ruimte hangt een verstikkende stank,  die niet zo 1,2,3, weg te goochelen is. Ik ben gestopt bij die charlatan.

Ik krijg twee jaar uitstel van militaire dienst. Twintig ben ik als ik voor het eerst opgeroepen word. Bij de marechaussee ben ik ingedeeld. Ik moet me melden in de Koning Barend III kazerne in Apeldoorn. Het Ministerie van Defensie stuurt me een enkeltje voor de trein. Op dat moment zijn er nog twee andere zaken die me bezig houden.

1.        ik wil met het oog op mijn toekomst boekhouden en gitaar gaan studeren.

2.        ik wil ook met het oog op mijn toekomst eindelijk wel eens verkering.

Dat kan natuurlijk niet samen met werken voor de Marechaussee. Ik zie me daar in Apeldoorn al in boekhouding staan met een gitaar en een lekkere meid. Het moet wel een móóie vrouw zijn: zo’n type als Brigitte Bardot wil ik. Voor minder doe ik het niet. Om die cursussen maak ik me geen zorgen, dat is een fluitje van een cent. Maar het scoren van zo’n ‘stoot’ is nog geen makkie, te meer daar ik zelf niet bepaald moeders mooiste ben,  … daar ben ik eerlijk in.

Op een bankje in het park zit een mollige, geheel in het zwart gekleed meissie met gemillimeterde rode haren. Ik ben gek op rode haren. Heeft mijn moeder ook. Ik houd veel van mijn moeder, dus dat is voor deze vrouw al een goed begin. (Mijn moeder was overigens niet mollig.) Die knalrode vrouw wordt geportretteerd door een kleine, sympathiek ogende Chinees: een vriendelijke lach, een vlassige snorretje en dito sik.

Ik ga ik naast haar op het bankje zitten en zeg met een gek  knerpstemmetje: ‘Zo, hé, wat een knalrode haren zeg. Wel een contrast met dat bleke-koppie van je.. .heb je misschien ook een beetje van dat rood voor mij?’

‘Wil jij soms grappig zijn, sproetenkop, met je spleetogies,’ zegt zij tegen mij. Het klopt wel wat ze zegt. Ik heb sproeten en kleine oogjes maar nog niet van die superspleetjes als de Chinees. Wat kan die man tekenen zeg! Magistraal. Met houtskool.  ‘Twee druppels water jij.’ Als ik dat zeg, is het ijs tussen ons gebroken. Ze grabbelt  in haar tas. Geeft me wat van haar rode haarverf: ‘Hiero, zal leuk staan bij je sproeten, schatje.’

Om haar aan het lachen te maken wrijf ik het spul direct in mijn haar. Ze moet er inderdaad hard om lachen. Ze vindt het grappig maar ook stom. Een kliederboel. De Chinees houdt het nu voor gezien: ‘Morgen verder,’ zegt hij.  

‘Ga mee een kopje thee drinken bij mij, sproetenkop!’ zegt ze. Dat zie ik wel zitten. Ook al is ze geen BB. Het wordt toch wel wat tussen ons.

Jammer, maar nu ik haar heb en ook nog die cursussen, kan ik die militaire dienst er echt niet meer bij hebben. Dat schrijf ik ook aan de Minister van Defensie. ‘Doe dan maar een beroep op de Wet Gewetensbezwaren,’ schrijft hij terug. Oké, dat ga ik doen.

vrijdag 9 september 2022

ALS EEN SPEENVARKEN ...

 

Het begint allemaal bij Anja, dat grietje bij Max in groep drie. Ze zit achter hem. ‘Gatverdamme Max je stinkt!’ Ze gilt het uit, net zoals dat ordinaire typetje in Toren-C  dat doet. De hele klas kijkt gelijk om, eerst naar de krijsende Anja, dan naar Max. Hij zakt zo ver mogelijk onderuit op zijn stoeltje, maar helemaal verstoppen kan hij zich niet. Er is wat gelach, gemompel en er wordt naar hem gewezen. Stom, zelf ruikt hij niks.

‘s Morgens, voor het naar school gaan helpt Max zijn moeder nog even met het in bad doen en aankleden van zijn kleine zusjes en broertje. Dat doet hij wel vaker.  Max is de oudste, hun grote broer. Als de jongste eens gepoept heeft verschoont hij hem gewoon. Nog nooit eerder heeft hij gehoord, dat hij stinkt. Dat kan ook eigenlijk niet want Max helpt zijn broertjes en zusjes altijd als hij nog in zijn pyjama is. Daarna gaat hij onder de douche en dan pas trekt  hij zijn schoolkleren aan.

Voor de zekerheid kijkt Max vlug nog even onder zijn schoenen. Hij kan natuurlijk onderweg naar school in de hondenpoep getrapt hebben. Niks te zien. De meester, geschrokken van het gekrijs van Anja, zegt tegen de klas dat ze weer netjes op hun stoel moeten gaan zitten, met hun gezicht naar het bord. ‘Pak allemaal je pen en je taalschrift en schrijf, achter elkaar, de letters van het alfabet, zo mooi als je kan.’ 

‘Anja en Max lopen jullie even met mij mee?’ De meester, Anja en Max lopen naar de gang. Aan de gang grenst een klein kamertje met een tafel en vier stoelen. Wij gaan dat kamertje in.  Het eerste dat de meester doet is aan Max snuffelen. Hij houdt hem bij zijn schouders beet  en gaat met zijn neus van boven naar beneden langs Max zijn lijf en tenslotte kijkt hij onder zijn schoenen. ‘Sorry, hoor Max, ik wil alleen maar even aan je ruiken. Had je daarnet misschien een poepje gelaten?’ Max schudt van nee.

‘Tsja, Anja, ik ruik helemaal niks aan hem, alleen maar zeeppoeder van fris gewassen kleren en ook heeft hij er niet eentje  laten vliegen. Ruik jij nú nog wat, Anja?’ Ze kijkt nog steeds een beetje verwilderd. ‘Hij stinkt meester, hij stinkt naar zure poep. Gatverdamme!’ En weer  gaat ze tekeer als een speenvarken.

‘Nou, dan wil ik jou ook even besnuffelen Anja, misschien draag jij die geur wel bij je.’ ‘Neen, dat wil ik niet’, krijst ze en ze vliegt op van haar stoeltje, rent weg de gang op, pakt haar jasje en stiefelt de school uit. Onder haar stoeltje ziet de meester wat poepresten liggen. Dat ziet hij ook op haar voetafdrukken in het kamertje.

‘Ga maar weer naar de klas, Max, het komt niet van jou. Kijk goed waar je loopt.’

Nog lang na deze dag wordt Max getreiterd door een stel klieren van zijn groep.; ook Anja zit daar bij. Elke dag, op weg van school naar huis wordt hij nageroepen: ‘Maxie is een stinkdier, hi ha ho!! Maxie is een stinkdier, hi ha ho!’

donderdag 8 september 2022

KAN DAT ALLEMAAL MAAR?

Goede Doelen hebben miljarden op verschillende bankrekeningen staan. We kennen ze allemaal wel: de Rabo, ABNAMRO, ING, Triodos. Wat deden die fucking banken:  ze brachten voor miljoenen euro’s negatieve rente in rekening bij de Goede Doelen. Negatieve rente over de miljarden euro’s van gulle gevers, die met hun giften wereldwijd mensen in nood willen helpen. Hoe komen die banken op het asociale idee?! En … waar gaat dat door de banken ingepikte geld nu naar toe? Natuurlijk … naar de (super)vermogenden, de graaiende aandeelhouders, bestuurders, ceo’s van de banken. Onmiddellijk teruggeven aan de Goede Doelen dat geld! Het is van hun! Die miljoenen zijn zo hard nodig.   

Wat anders dan. De Partij van de Arbeid en Groen links willen dat de regering milarden euro’s vrijmaakt om de inflatie te compenseren. Compensatie voor iedereen in  ons land Van stinkend rijk tot op bijstandsniveau krijgt iedereen evenveel geld om de inflatie te compenseren. Belachelijk! Die (super)hoge en middeninkomens lopen al jarenlang binnen en hebben onderhand genoeg apart kunnen leggen om deze dure dagen door te komen. De overheid moet de lààgste inkomens ruimhartig compenseren. Die hebben het ook ’t hardste nodig. De hoge en middeninkomens niet. Voor de bijstandstrekker is de huidige12% inflatie maar liefst 10% van hun inkomen. Voor de middenstander is dat nog geen 5% van hun inkomen. Voor de veelverdieners is het slechts 1 % van hun vermogen.

Nog meer ellende. Ik waarschuw maar. Leuk wordt het niet meer in dit stukje. Het zal je kind of het zullen je kinderen maar wezen, die door de overheid  ‘ontvoerd’  worden naar Jeugdzorginstellingen.  En  waarom? Omdat de Belastingdienst mensen beschuldigt van fraude bij het aanvragen van Toeslagen. Niet terecht ontvangen toeslagen moeten terugbetaald worden. Het gaat om grote bedragen.  Vaak kan niet op tijd terug betaald worden. Gezinnen gaan failliet, ouders krijgen psychische problemen, gaan scheiden. Ouders verzuipen in de ingewikkelde toelage-problematiek. Uiteindelijk worden de kinderen de dupe. Hun ouders kunnen niet goed meer voor ze  zorgen.  Vervolgens  ‘ontvoert’  de Kinderbescherming meer dan 1600 kinderen naar de Jeugdzorginstellingen. Jarenlang loopt dit nu al. Kinderen vervreemden van hun ouders, kunnen vaak ook niet meer naar hen terug. Een jaar geleden vindt Rutte dit allemaal dieptreurig en gaat er gauw wat aan doen, zegt hij. Niks gebeurd tot nu toe.

Het ergste wat nu al ruim een half jaar speelt is de oorlog tussen Oekraïne en Rusland.  Persoonlijk vind ik dat die oorlogsmisdadiger in Moskou, die misselijk makende Russische dictator,  dood moet. In de praktijk is het niet mogelijk, maar ik zou willen dat hij minstens tien keer de doodstraf krijgt.  Wat een onnodig leed heeft die onmenselijke klootzak zowel Russen als Oekraïners al berokkend! Stop Poetin!

woensdag 7 september 2022

ALLES, BEHALVE BANANEN

 In Afrika ben ik nog nooit geweest. Het trekt me ook niet zo de warmte, de droogte, de hongersnood en de daarop onvermijdelijk volgende dood . Veel Afrikanen bevalt het daar logischerwijs ook niet, want ze migreren massaal onze kant op. Hier worden ze, in Ter Apel, met open armen ontvangen. Eerst even met zijn zevenhonderden ’s nachts in de buitenlucht slapen en vervolgens mogen ze binnenkomen …  sfeer proeven.

De warmte en droogte van deze zomer bij ons is nog maar ‘peanuts’ vergeleken met die in Afrika. Persoonlijk heb ik niet zo veel last van de warmte. Ook al is het meer dan dertig graden in huis. Zonder ventilator, zonder koeling. Tegen alle adviezen in houd ik alle deuren en ramen wagenwijd open. Zo blijft de ergste warmte buiten. Ik vind het wel goed zo. Bij dertig graden, doe ik dertig- graden- dingen: schrijven, lezen, dutjes. Ook douchen, zo heet en zo kort mogelijk … hooguit eens per week en niet meer dan vijf minuten. Ik moet wel aan mijn portemonnee denken en ... ik zal er niet omheen draaien: ik ben bang van water.

Er zit een knoert van een spin boven in een hoek van mijn badkamer. Hij (of zij, waar zie je dat aan?) heeft een groot web gespannen. Daarnet na het poepen, spuit ik hem bijna ondersteboven met het lekkere lavendelluchtje. Ik was die spin helemaal vergeten. Het is al het vierde jaar dat deze spin in mijn plee komt buurten. Ik weet natuurlijk niet of dit dezelfde is, zijn nageslacht of gewoon verre familie. Het moet hier fijn zijn, dus kom hij terug bij mij en dan krijgt hij pardoes zo’n lavendelspray in zijn web. Ongemakkelijk wankelt hij in zijn web. Maar hij overleeft het.

Elke dag gebruik ik een pietsie deodorant, een pietsie, want, inflatie, inflatie, deodorant is ook in prijs omhoog geschoten. Een klein rottig spuitbusje: 4 euro. Neem Becel, dat is wel niet voor onder je oksels … maar voor een voordeelpak betaal je vandaag de dag mooi 4,50 euro. Voor een potje jam maar liefst 4 euro. En in de fles siroop zit een paarmaanden geleden nog 80 cc, nu nog maar 60 cc maar je betaalt even veel als voorheen.  Alles wordt duurder behalve de bananen.

Maar de meest waanzinnige van alle prijsstijgingen is natuurlijk die van het gas. Gelukkig heb ik drie jaar geleden een gunstig contract afgesloten met Eneco, de stroomleverancier. Daardoor hoef ik nu niet te ‘boeten’ en heb ik voor het komende jaar een tamelijk lage maandtermijn. Maar in oktober 2023 loopt mijn contract af. Dan moet ik het variabel tarief gaan betalen en dat is niet mis: nù  al 350 euro per maand. Ik moet gaan sparen. Om het gasverbruik te minimaliseren is het misschien wel goedkoper om voor de winter een bungalowtje te boeken in Curacao.

Onze regering is ook lekker bezig. Er is een plan gemaakt om de gedupeerden (iedereen dus) te helpen ja,ja, nu al loopt de schuld bij vele mensen in de honderden euro’s en wees maar gerust lieve burgers: volgende jaar … vandaag over vijf maanden dus, als de schuld 4 à 5 keer zo groot geworden is, komen we jullie te hulp. Dat is dan t.z.t. een druppel op een gloeiende plaat.

De Shell en soortgelijke instanties maken nu met die hoge gasprijzen meer winst als ooit tevoren. Room die winst af overheid en geef het geld aan de mensen met de lage inkomens, die hebben het werkelijk nodig. Wat moeten al die stinkend rijke  bestuurders en aandeelhouders er mee? Die hebben toch al meer dan genoeg poen om de inflatie het hoofd te bieden.

dinsdag 6 september 2022

ZINGEN

Zingen doe ik de laatste tijd niet zo veel meer. ‘Satisfaction’ van de Stones, is de laatste song die ik meebrul … ik  ben dan nog zo stom om keihard zingend, swingend en springend ‘uit mijn dak te gaan’.  Sindsdien loop ik met kapotte knieën in de wereld rond. Uit mijn dak zal ik niet meer zo gauw gaan.

Het buurtkoor waar ik in 2015 op ga doet voornamelijk square liedjes. Samen met mijn helaas kortgeleden overleden koormaat Frans zing ik wekelijks het prachtige zeemanslied:’Jungen komm bald wieder.’ Ik heb het ook op Spottify. Als het lied langskomt krijg ik het te kwaad .. denkend aan Frans, niet zo maar een klein beetje tranen in mijn ogen, nee zij meanderen  over mijn wangen. ‘Jungen komm bald wieder.’

Huilen en zingen dat is een dingetje bij mij. Wanneer ik auto rijd en ik hoor op de radio ‘die Schöne blaue Donau'  van meneer Strauss, oooh, ik barst spontaan in huilen uit. Mijn auto moet aan de kant. Met mijn hoofd op het stuur blijven de tranen stromen. Als ik die schöne blaueDonau luid en duidelijk hoor stromen en meezing dan voel ik me weer die kleine jongen in mijn moeders armen. Mijn moeder die van geluk met mij door de woonkamer zwiert op die zalige muziek. Háár liefde stroomt ook nu weer door me heen. Dat maakt me zo euforisch. Tranen van geluk … die prachtige blauwe Donau doet me herinneren.

Met mijn treurige meest recente latrelatie zing ik. Vrolijke liederen van Cliff Richard, Boudewijn de Groot, Doe Maar, Abba, the Carpenters en nog meer middle of the road-spul . ‘Jij hebt de muziek weer in mijn leven gebracht.’ zegt zij. We zingen  een avond per week, tien liedjes per keer. Als die relatie na vijf jaar verschrompelt, zegt die vriendin met haar chagrijnige kop:  ‘We zingen nooit meer.’ Ik zeg: ‘Oké, dan  gaan we nú gelijk zingen.’  Ik kies: ‘It’s all over now.’ van de Stones. Zij kiest, ook van de Stones, voor: ’The last time.’ Nou veel duidelijker hoeft het toch niet worden. Een slappe zwanenzang. Binnen een week is de latrelatie finito.

Wat hier niet mag ontbreken is het prille begin van mijn variétécarrière. Samen met neef Kabel vorm ik in de zestiger jaren een lollig-sentimenteel  zangduo: ‘de HaJo’s.’ Kabel en ik zijn dan 15 jaar. De HaJo’s:  ‘voor àl uw lach en traan’ is ons motto. Op de gezichten van de bijna uit het leven verdwenen mannen en vrouwen (vooral vrouwen) verzorgen de HaJo’s de noodzakelijke lach en traan. Vrijwel alle verpleeghuisdirecties gaan graag met ons in zee. We doen het  (dan nog) voor niks. Gert Timmermans-liederen zingen we zoals: ‘een moederhart een gouden hart’, ‘ik heb eerbied voor jouw grijze haren’, ‘moeder huil toch niet meer’ en  ‘altijd blijf ik aan je denken’.  Maar hèt grote succesnummer van de HaJo’s is: ‘Van der Steen met zijn derde been.’ Die act gaat, de titel verklapt het eigenlijk al, over een man, met drie benen, waarmee hij kan dansen en turnen op de brug met ongelijke leggers. Sommige   patiënten komen letterlijk niet meer bij van het lachen. Bij de directie geeft dat ook weer blije gezichten, omdat er op deze manier zo wat ruimte op de wachtlijst is ontstaan.