Posts tonen met het label euforisch. Alle posts tonen
Posts tonen met het label euforisch. Alle posts tonen

maandag 15 januari 2024

BENG!!

Tenslotte slaag ik er nog net in om te blijven staan. Ik houd me stevig vast aan de lantaarnpaal waar ik zojuist hard tegenaan geknald ben. Dat heb ik soms, dat ik de hele wereld om me heen vergeet. Zoals nu dus. Ik loop gewoon te denken of ik die mooie bos rode rozen zou kopen voor mijn vriendin of dat ik haar een net zo leuke maar veel kolossalere bos witte gladiolen zou geven. Zo maar, ze was niet jarig of zo. Ik vind dat je niet perse alléén bij verjaardagen bloemen moet geven. Zo geef ik haar ook bloemen op de dag dat we elkaar hebben leren kennen. Dat is bij ons 6 juni. Dus elke 6e van de maand geef ik haar een bloemetje. Maar daar zijn we na zeventien keer mee gestopt. Ja, je moet met zoiets niet eindeloos doorgaan. 

Zou ik alleen aan bloemen hebben gedacht, dan zou ik niet tegen die paal zijn gekleund. Er is nog iets ... en daardoor ben ik de laatste tijd een beetje euforisch .. dat is Sparta. Mijn favoriete voetbalclub doet het dit jaar (weer) heel goed in de eredivisie van het Nederlandse voetbal en laat dàt me nou net het tweede zetje tegen die lantaarnpaal aan geven. Het rood van de rozen, het  wit van de gladiolen, het rood en wit, de kleuren van Sparta ... ik loop met mijn hoofd in de wolken. Ik telde als het ware de sterren, herhaalde de goals, de mooie saves en  toen BENG! Ik weet zeker dat ik een paar seconden buiten westen ben. Er staan gelijk een paar behulpzame mensen om me heen. ‘Gaat het meneer?’  ‘U liep met uw stevige pas recht op  die paal af, ik denk, dat kan niet goed gaan, met zo’n snelheid.’( En dat allemaal met een zachte ‘g’. Wat lief.)  ‘Ik bel 112 voor u’.  ‘Neen,’ zeg ik ’dat is niet nodig.’ Dan zie ik pas dat er bloed van mijn hoofd op mijn witte coltrui sijpelt. Gutsen doet het niet. Met een paar papieren zakdoekjes is het ergste weg. Ik maak aanstalten om de paal los te laten. De omstanders ondersteunen me nog even, vragen of het wel weer gaat en als ik dat beaam, gaat ieder weer zijns weegs.

Zondag aanstaande speelt Sparta om 14.30 uur op het Kasteel tegen Go Ahead Eagles. De huidige nummer zes tegen de huidige nummer zeven. Ik heb er een goed gevoel over. Zondagavond staan we er nòg beter voor. Het moet niet veel gekker worden, toch? Straks gaan we Europa in?  Jaren terug, in 1959, ik ben dan acht, wordt Sparta voor het laatst kampioen van Nederland. Gek werd ik, dat straatschoffie uit Spangen.

Mijn bloemetje voor de 6e juni is definitief passé, maar dat landskampioenschap pakken we heus nog een keer mee.

Tsja, daar loop ik dan over te mijmeren, met mijn kop in de wolken: BENG!

 

vrijdag 3 november 2023

ONVERMIJDELIJK DOET HET LEVEN SOMS PIJN.


Beste lezer,

Op 5 november start ik met de serie:  ‘Oma en Opa’. De serie speelt zich af tussen 1920 en 1980 voornamelijk in het (jenever)stadje Schiedam. Je leert mijn oma (Maria) kennen en leest hoe zij verkering krijgt met mijn opa. Niet zo’n beste kerel trouwens. Die opa. Hij werkt zich  nogal eens in de nesten. Mijn opa en oma hebben vijf kinderen: één jongen en vier meisjes (een van de meisjes is dus mijn moeder). Je kunt lezen over hoe het hun vergaat. De serie bevat 50 delen. Dagelijks, vanaf zondag 6 november, is een nieuwe aflevering te lezen.

===================================

Tot het begin van de serie nog enkele verhalen.

===================================

Euforisch ben ik, als het weer gelukt is. Jaren heb ik niemand. Geen meissie, bedoel ik. Vriendjes heb ik wel. Een enkele keer denk ik wel eens: ‘Nou, dat lijkt me een leuk grietje om ‘mee te lópen’ maar meestal is ze toch niet helemààl ‘je dàt’ of bezet … dan laat ik het  maar weer zo.  Als ik bijna 15 ben woont Ineke van 14 bij mij om de hoek. Italiaanse vader, Nederlandse moeder. Ze is een kop kleiner dan ik. Heeft zo te zien lekkere tietjes, halflang blond haar. Daar hou ik dàn ook al van maar … ze heeft bijna alle buurjongens al eens gehad. ‘Een afgelikte boterham,’ noemen we dat. Èn … ze is zo half en half bevriend met mijn oudste zus. Ik zou Ineke wel  willen vragen maar dan wordt alles gelijk weer doorgeluld thuis.

 Maar goed,  het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ineke en ik lopen op een zondagochtend na de mis naar huis. Zij loopt als maar te kakelen over haar poes (huisdier), de door mij verafschuwde BeeGees en haar jongste broertje Jacco, een baby van drie maanden. Het gaat bij mij allemaal het ene oor in, het andere oor uit … ik loop me alsmaar voor te stellen dat ik haar de kleren van het lijf ruk, mezelf uitkleed en we dan samen het grote bed van mijn ouders induiken.

 Ik kan me niet meer inhouden en knal bruut door haar langdradige woordenbrij heen: ‘Laten we neuken!?’ (ik noem haar naam niet eens, zo gretig ben ik.) ‘NEEEEEEN!!!’ Vol weerzin klinkt haar eerder zo poeslieve stemmetje. En dan denk ik: ‘Ineke, wat deed je dan  met al die andere jongens uit de buurt? Ben ik soms niet goed genoeg?’ Verontwaardigd loopt snel door naar huis. Ze verdwijnt uit mijn leven.

Aan mijn zus merk ik niks. Een vriend van mij heeft gehoord dat ik bij de meiden ‘over de tong ga’: ‘voor Jos moet je oppassen, hoor, hij wil alleen maar neuken.’ Twee weken blijf ik ‘ziek’ thuis uit angst voor répresailles van de buurtmoeders. Bij mij thuis heeft nooit iemand het er over gehad.

Het leven doet onvermijdelijk soms pijn.

 

Als alleenstaande oude man heb ik al enige tijd een oogje op Anneke, een leuke, mooie, actieve, grappige,  al wat oudere vrouw. Ook zij is alleen. Vriendschap met haar, zo denk ik nu al bijna een jaar, zou ons leven leuker, spannender, levendiger kunnen maken. Met díé gedachte wil ik niet nog eens maanden, jaren, blijven lopen: ik schrijf haar in een mailtje dat ik vrienden wil worden met haar.

‘Nee’ heb ik, ’ja’ kan ik krijgen’.

Na twee dagen, mailt Anneke me terug dat ze zich ‘vereerd’ voelt. Ze vindt me ‘moedig’ omdat ik me zo ‘kwetsbaar’ durf op te stellen. Maar ze gaat niet in op mijn verzoek.  ‘Vriendschap heeft voor jou, Jos, een andere betekenis dan voor mij’ . Eerlijk, haar reactie. Lief ook wel ...

Ik krijg dus ‘neen’ …  kan wel janken ... maar bedenk, dat ik (ooit) best haar nummer twee zou willen zijn.   

Tsja, onvermijdelijk doet het leven soms pijn.        

dinsdag 6 september 2022

ZINGEN

Zingen doe ik de laatste tijd niet zo veel meer. ‘Satisfaction’ van de Stones, is de laatste song die ik meebrul … ik  ben dan nog zo stom om keihard zingend, swingend en springend ‘uit mijn dak te gaan’.  Sindsdien loop ik met kapotte knieën in de wereld rond. Uit mijn dak zal ik niet meer zo gauw gaan.

Het buurtkoor waar ik in 2015 op ga doet voornamelijk square liedjes. Samen met mijn helaas kortgeleden overleden koormaat Frans zing ik wekelijks het prachtige zeemanslied:’Jungen komm bald wieder.’ Ik heb het ook op Spottify. Als het lied langskomt krijg ik het te kwaad .. denkend aan Frans, niet zo maar een klein beetje tranen in mijn ogen, nee zij meanderen  over mijn wangen. ‘Jungen komm bald wieder.’

Huilen en zingen dat is een dingetje bij mij. Wanneer ik auto rijd en ik hoor op de radio ‘die Schöne blaue Donau'  van meneer Strauss, oooh, ik barst spontaan in huilen uit. Mijn auto moet aan de kant. Met mijn hoofd op het stuur blijven de tranen stromen. Als ik die schöne blaueDonau luid en duidelijk hoor stromen en meezing dan voel ik me weer die kleine jongen in mijn moeders armen. Mijn moeder die van geluk met mij door de woonkamer zwiert op die zalige muziek. Háár liefde stroomt ook nu weer door me heen. Dat maakt me zo euforisch. Tranen van geluk … die prachtige blauwe Donau doet me herinneren.

Met mijn treurige meest recente latrelatie zing ik. Vrolijke liederen van Cliff Richard, Boudewijn de Groot, Doe Maar, Abba, the Carpenters en nog meer middle of the road-spul . ‘Jij hebt de muziek weer in mijn leven gebracht.’ zegt zij. We zingen  een avond per week, tien liedjes per keer. Als die relatie na vijf jaar verschrompelt, zegt die vriendin met haar chagrijnige kop:  ‘We zingen nooit meer.’ Ik zeg: ‘Oké, dan  gaan we nú gelijk zingen.’  Ik kies: ‘It’s all over now.’ van de Stones. Zij kiest, ook van de Stones, voor: ’The last time.’ Nou veel duidelijker hoeft het toch niet worden. Een slappe zwanenzang. Binnen een week is de latrelatie finito.

Wat hier niet mag ontbreken is het prille begin van mijn variétécarrière. Samen met neef Kabel vorm ik in de zestiger jaren een lollig-sentimenteel  zangduo: ‘de HaJo’s.’ Kabel en ik zijn dan 15 jaar. De HaJo’s:  ‘voor àl uw lach en traan’ is ons motto. Op de gezichten van de bijna uit het leven verdwenen mannen en vrouwen (vooral vrouwen) verzorgen de HaJo’s de noodzakelijke lach en traan. Vrijwel alle verpleeghuisdirecties gaan graag met ons in zee. We doen het  (dan nog) voor niks. Gert Timmermans-liederen zingen we zoals: ‘een moederhart een gouden hart’, ‘ik heb eerbied voor jouw grijze haren’, ‘moeder huil toch niet meer’ en  ‘altijd blijf ik aan je denken’.  Maar hèt grote succesnummer van de HaJo’s is: ‘Van der Steen met zijn derde been.’ Die act gaat, de titel verklapt het eigenlijk al, over een man, met drie benen, waarmee hij kan dansen en turnen op de brug met ongelijke leggers. Sommige   patiënten komen letterlijk niet meer bij van het lachen. Bij de directie geeft dat ook weer blije gezichten, omdat er op deze manier zo wat ruimte op de wachtlijst is ontstaan.

zaterdag 3 september 2022

De koning te rijk.

Van zijn leeftijden herinnert Nico zich scherper de gevoelens, dan de gebeurtenissen.  Blij, opgewekt en zorgzaam kenmerken de eerste dertien jaren van zijn leven.  Van zijn veertiende tot zijn  zevenentwintigste is hij nu eens euforisch dan weer depressief. Levendig, frivool, vrolijk en dieptreurig is hij in de periode van zevenentwintig tot vijfenzestig. De tijd vòòr zijn 14e is eigenlijk de enige stabiele geweest in zijn leven. Daarna is zijn leven  gekenmerkt geweest door grote gevoelsschommelingen.

Zijn eerste dertien jaren woont Nico in Crooswijk, de Rotterdamse volksbuurt bij uitstek. Hij gaat er naar school. Heeft veel vriendjes. De meesten zitten bij hem op school. Meestal zijn ze te vinden op het Schuttersveld, hét voetbalterrein bij uitstek. Als ze tien jaar worden gaan ze op HOV, de voetbalclub van de buurt. Hij ook. Vriendinnetjes doet hij niet aan. Nooit eigenlijk. Hij is erg verlegen. Sommige jongens duiken wel eens met meisjes de bossies  in. Dan gaat hij maar naar huis. De Donald Duck lezen of een blad uit de Leesmap. Zijn moeder vraagt hem soms wel eens boodschappen te doen. Dat vindt hij geen probleem.  Het allermooiste in die periode zijn de momenten dat de rapporten worden uitgedeeld op school. Nico heeft de mooiste rapporten. Gemiddeld een acht. Hij is de beste van de klas. Daar is hij heel trots op. Mijn moeder ook, dat ziet hij wel. Zij heeft dan blije ogen. Hij krijgt dan zoenen van haar. Ze is helemaal gelukkig dat hij zo goed zijn best doet.  Ja, die eerste dertien jaren van zijn leven zijn gelukkig door zijn vriendjes, zijn goede schoolprestaties en zijn moeder. En ook de wijk waarin hij woont maakt hem blij.

Op zijn veertiende verhuist Nico naar een andere buurt. Lombardijen, een nieuwbouwbuurt. Het huis in Crooswijk is te klein geworden. Hij gaat kapot in die buurt. Hij kent er helemaal niemand. Hoe hij vrienden moet maken weet hij ook niet. Veel anders dan naar school gaan, thuis zitten, televisie kijken en huiswerk maken, doet hij niet. Sinds hij hier woont kan hij ook niet meer leren. Rapporten met veel onvoldoendes krijgt hij. Hij blijft zitten gelijk al in het eerste jaar dat hij in die nieuwe buurt woont. Dat hele eerste jaar heeft hij geen vrienden. In het tweede jaar wel. Eén vriend. Dat wordt tot zijn negentiende een goede vriend. Nico wordt smoorverliefd op een vriendinnetje van zijn enige vriend. Zij ook op hem.  Hals over kop trouwen ze. Hij gaat werken in het onderwijs. Dat is niks voor Nico. Te mensenschuw is hij daarvoor. Hij en zijn vrouw zijn  niet lang gelukkig met elkaar, want hij gaat al binnen zestien maanden vreemd met een (veel te) jonge  leerling van hem. Toch blijven zij nog tientallen jaren bij elkaar.

Op haar dertigste, hij is dan achtentwintig, beginnen ze aan kinderen. Twee mooie, intelligente meisjes krijgen ze. Dolblij is Nico met hen. Het is de beste tijd van zijn leven ze te zien opgroeien tot mooie volwassen vrouwen. Hij krijgt geweldige schoonzonen …  en wordt opa van twee prachtige kleinzonen.

Op zijn vijfenzestigste gaat hij met pensioen en maakt zijn vrouw het uit met hem. Kort daarna ontmoet Nico een vrouw met wie hij gedurende vijf jaren een diep-treurige latrelatie heeft. Sinds twee jaar, heeft Nico Rotterdam de rug toe gekeerd. Hij heeft een klein prijsje gewonnen in de Vriendenloterij. Dat is net voldoende om een klein buitenhuisje in Raalte (Overijsssel) te kopen. Hij is daar de koning te rijk.