Beste lezer,
In november start ik met de serie: ‘Oma en Opa’. De serie speelt zich af tussen
1920 en 1980 voornamelijk in het (jenever)stadje Schiedam. Je leert mijn oma (Maria)
kennen en leest hoe zij verkering krijgt met mijn opa. Niet zo’n beste kerel trouwens.
Die opa. Hij werkt zich nogal eens in de
nesten. Mijn opa en oma hebben vijf kinderen: één jongen en vier meisjes (een
van de meisjes is dus mijn moeder). Je kunt lezen over hoe het hun vergaat. De
serie bevat 50 delen. Dagelijks, vanaf zondag 5 november, is een nieuwe
aflevering te lezen.
=================================================================
Tot het begin van de serie nog wat verhaaltjes.
=================================================================
Wit corduroy jasje.
Het is woensdag 10 juni, half elf in de avond. Ik ben naar
de bioscoop geweest. Een film van Alex
van Warmerdam. De film duurt bijna drie uur. Op het Metrostation Beurs kijkt
een vrouw op haar smartphone. Leuke vrouw wel, zo te zien. Grappig wit corduroy
jasje.
Ik hang tegen de wand. Kijk verveeld om me heen. Het perron
loopt vol. Jong, oud, getint, wit. De metro dendert het station binnen. De vrouw met het witte
corduroy jasje racet voor me langs naar de eerste metrowagon. Ik wacht met
instappen tot iedereen is uitgestapt.
Er is nog één zitplaats. Met rugzak erop. ‘Ik wil hier
zitten,’ zeg ik. Met een diepe zucht en vuur spugende ogen zet ze die rugzak op
haar schoot. Ik check mijn smartphone.
Niks bijzonders. Bij Capelsebrug
zijn we nu. Die vrouw naast me: ‘Mag ik er effe langs?’
Bij Prinsenlaan moet ik er uit. Ook dat witte corduroy jasje
zat er blijkbaar nog in. Als ze uitcheckt loopt ik een paar stappen achter
haar. Wat later staan we samen te wachten voor rood. In de wijde omtrek is geen
verkeer te bekennen. ‘Kom op,’ zeg ik tegen haar, ‘oversteken … er komt toch
niks aan.’ Ze loopt buurtkoormee. Het is inmiddels over elven. We praten
spontaan, zo maar even over wat we doen in de buurt. Zij zumba t. Ik zing in
het buurtkoor ‘de vrolijke noot.‘ ‘O, leuk!’.
Ze heeft nog een tijdje in een wisselwoning gezeten in de
flat waar ik woon. Met een van mijn buurvrouwen is ze nog steeds bevriend. We
gaan ieder ons weegs. ’Tot ziens …. ik heet Ron … en jij?’ ‘Mona.’
‘Oké, Mona, als je es zin hebt in koffie of thee: ik woon op
nummer 222 daar in die flat. Bye.’
Een paar weken later zingt Mona mee in het buurtkoor ‘De
vrolijke noot’. In de pauze vertelt ze de andere koorleden over de avond dat ze
mij ontmoet. Met Mona in de buurt hoeft dat zingen voor mij dan niet meer zo
nodig. Hoe dat zo?
(Lees morgen over deze gebeurtenis verder)