Posts tonen met het label veroveren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label veroveren. Alle posts tonen

dinsdag 13 september 2022

KOMMIE EEN PILSIE DRINKEN?

Zijn leven moet in Korea volledig in de war zijn geschopt. Eind 1950 - 1953. Karel is drieëntwintig en dienstplichtig militair als de Korea-oorlog uitbreekt. Hij is een van de 5000 Nederlandse soldaten die naar Korea gestuurd worden. Nederland is bondgenoot van Amerika en Zuid-Korea. Het communistische Noord-Korea, dat hard bezig is Zuid Korea te veroveren, moet worden gestopt en teruggedrongen.

 In oktober 1954 keert Karels détachement terug naar Nederland. Honderddrieëntwintig Nederlandse militairen dood. Ruim duizend soldaten licht tot zwaar gewond. Karel mankeert lichamelijks niks … psychisch? Daar kijken ze in die tijd nog niet naar. Zestien jaar later in 1970, ben ik twintig jaar. Karel is 43. We zijn dan buren. Karel is mijn benedenbuurman. Een rustige, beetje vreemde, morsige vrijgezel, heel veel alleen. Hij is 1.85 m en weegt 145 kilo. Veel te zwaar dus. Niet dat hij zo veel eet … dat valt wel mee …  maar drinken … ongelooflijk, wat een mens toch een dorst kan hebben! Overduidelijk hoopt hij in mij een zuipmaatje als  buurman te hebben getroffen. Er gaat geen dag voorbij of hij nodigt mij uit: ‘Kommie een pilsie drinken?’ Eéns per week zeg ik: ‘ja, graag Karel’, héél soms zeg ik dat wel eens twéé keer per week  maar dan moet ik het wel heel erg slecht naar mijn zin hebben.

Karel woont één hoog vóór; ik twéé hoog vóór. Wat er met Karel in die oorlog en de jaren daarna precies is voorgevallen, weet ik niet. Hij vertelt er ook niks over. Korea is taboe als gespreksonderwerp …  zijn hele historie eigenlijk. Hij is dus veel te zwaar als ik hem leer kennen … en alcoholist. Eenzaam èn alleen staat ie te hijsen tussen de andere gasten van zijn stamkroeg. Vaak zit ie ook thuis zijn pilsies te drinken terwijl hij afwezig uit het raam staart.

Hij kijkt me nooit echt aan als hij me wat vraagt of zegt. Peutert bij elk gesprekje met een nagel tussen zijn tanden; zijn ellenboog wijst dan schuin omhoog. Zolang ik hem ken heeft hij geen vast werk gehad. Zo af en toe gaat hij naar het Centraal Station, een verzamelplek voor werkzoekenden. Daar laat hij zich met een stel anderen door een koppelbaas oppikken. In een personenbusje wordt hij naar dan de Botlek gebracht om daar te classificeren. Zwart werk. Het goorste, ongezondste, gevaarlijkste werk dat er bestaat: het schoonmaken van binnenruimtes  van vrachtschepen. Het betaalt prima. Classificeren is alleen geen vaste inkomstenbron. Mij is niet duidelijk of hij een uitkering heeft. Ik vermoed haast van wel: een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering.  

De laatste vrijdag van de maand gaat hij naar de kapper en gelijk door naar het badhuisen daarna naar huis. Hij neuriet vrolijk klinkende melodietjes. Trekt zijn mooie kleren aan: een hagelwit overhemd, een fraaie stropdas, vaak de rooie, zijn donkerblauwe kostuum en de glimmend gepoetste zwarte schoenen. Hij opent flesjes en potjes met lekkere luchtjes en verwent zijn lijf daarmee. Onze trap ruikt naar ‘Karel gaat op stap’ … de bel gaat. Er staat een taxi voor de deur … nog eens belt de ongeduldige chauffeur … zijn auto houdt het overige verkeer op in de smalle straat. ‘Ja ja, rustig maar, ik kom er al aan.’

Bij hoge uitzondering verklapt Karel me, dat hij een aardige vrouw kent op Zuid … nee, nee, nee, ze is geen hoertje … niet echt dan … en oké, ze doet het ook weer niet voor nop. Ze neemt gewoon de tijd voor me … niet vlug-vlug-vlug. Ze luistert, is lief en nog goedkoop ook.